21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1537 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2015

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Algemene Zaken van 17 november 2015 en, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, de Raad Algemene Zaken (Cohesie) van 18 november 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 17 NOVEMBER 2015 EN RAAD ALGEMENE ZAKEN (COHESIE) VAN 18 NOVEMBER 2015

Raad Algemene Zaken

Voorbereiding van de Europese Raad van 17 en 18 december 2015

De Raad Algemene Zaken (RAZ) zal de Europese Raad (ER) van 17–18 december 2015 voorbereiden. Voor die ER zijn de volgende onderwerpen geagendeerd.

Migratie

De migratiecrisis blijft bovenaan de Europese agenda staan. Het onderwerp wordt besproken in verschillende Europese fora zoals de JBZ-Raad van 9 november (CM 4354/15), de RBZ-Raad van 16 november (CM 4421/15), alsmede de informele ER in de marge van de Valletta top op 11–12 november (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1049). Dit agendapunt wordt nader uitgewerkt tijdens de RAZ van 15 december.

Het kabinet informeerde uw Kamer reeds over zijn standpunt ten aanzien van de Europese asielproblematiek middels de brief van 8 september jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2030). Ook heeft het kabinet uw Kamer geïnformeerd over zijn eerste appreciatie van de Commissievoorstellen op het gebied van migratie met de brief van 9 september jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 321) en de Nadere Kabinetsappreciatie EU-migratiepakket september 2015 van 5 oktober jl. (Kamerstuk 32 317, nr. 2004), alsmede zijn inzet voor de Valletta top (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1049). Het kabinet acht het van belang dat de Europese Raad voortgang blijft boeken in de aanpak van de Europese asielproblematiek.

Voor het Europese krachtenveld op het gebied van migratie verwijs ik uw Kamer naar de verslagen van de ER van 15 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1026), de bijeenkomst van het Gemengd Comité en de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van 8 en 9 oktober te Luxemburg (Kamerstuk 32 317, nr. 352), en de informele ER van 23 september jl. (Kamerstuk 21 501-22, nr. 1005).

Verenigd Koninkrijk

In het licht van het aangekondigde Britse referendum over het EU-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk, zal de ER van december naar verwachting spreken over de Britse wensen. De Britse regering heeft nog geen besluit genomen over de datum van het referendum. Op dit moment is ook niet duidelijk wat de Britse hervormingswensen ten aanzien van de EU exact behelzen. Hierover wordt de komende weken meer informatie verwacht.

Het kabinet is van mening dat het EU-lidmaatschap van het VK in het belang van de EU, Nederland en het Verenigd Koninkrijk zelf is. Het kabinet participeert actief in discussies om de EU beter te laten functioneren, bijvoorbeeld door een versterkte rol van nationale parlementen, vervolmaking van de interne markt, betere regelgeving (waaronder vermindering van regeldruk) en effectieve samenwerking op terreinen als energie, klimaat en buitenlands beleid. Het kabinet heeft daarbij nadrukkelijk het belang van alle 28 lidstaten en de EU-instellingen op het oog. Het kabinet is geen voorstander van verdragswijziging. De Nederlandse inzet ten aanzien van de Europese samenwerking, zoals onder meer uiteengezet in de Staat van de Unie (Kamerstuk 34 166, nr. 1), is in deze discussie voor het kabinet leidend. Het kabinet vindt het daarbij van belang dat alle lidstaten tijdig bij deze discussie worden betrokken. Immers, de belangen van alle lidstaten zijn er mee gemoeid.

Europese Economische en Monetaire Unie (EMU) / Vijf presidentenrapport

De RAZ zal ook spreken over de mededeling die de Commissie op 21 oktober jl. presenteerde en voorstellen in het kader van het vijf presidentenrapport. De mededeling behelst stappen met betrekking tot de voltooiing van de EMU. Tegelijkertijd met de mededeling publiceerde de Commissie voorstellen om de verschillende elementen uit de mededeling verder uit te werken: consistente externe representatie van de eurozone in internationale fora, een verenigde representatie van de eurozone in het IMF, een Raadsaanbeveling voor de opzet van nationale raden voor concurrentievermogen, en een Commissiebesluit tot opzet van een adviserende Europese Budgettaire Raad.

Het kabinet stuurt de Kamer op korte termijn een appreciatie van de verschillende publicaties. Een eerste gedachtewisseling zal tijdens de Ecofinraad van 10 november plaatsvinden. Dan zal het krachtenveld met betrekking tot de verschillende voorstellen duidelijk worden.

Jaarlijkse programmering – Commissie Werkprogramma 2016

Tijdens de RAZ zal de Commissie het Commissie Werkprogramma (CWP) 2016 presenteren. Voor het kabinet is dit CWP van bijzonder belang aangezien dit ook de agenda voor het Nederlandse EU voorzitterschap zal bepalen.

Het kabinet verwelkomt het CWP 2016. De genoemde initiatieven sluiten aan bij de kabinetsprioriteiten en de Strategische Agenda van de Europese Raad. Het CWP laat zien dat de EU zich focust op hoofdzaken. De Commissie maakt helder op welke terreinen wetgeving kan worden ingetrokken en op welke terreinen wetgeving wordt gewijzigd in Regulatory fitness and preformance programme (REFIT)-kader. In de Staat van de Unie, die uw Kamer later dit jaar toegaat, zal het kabinet specifiek ingaan op de voorstellen in het CWP 2016.

In Raadsverband is het CWP 2016 nog niet aan de orde gekomen. Op basis van de bespreking van de Letter of Intent tijdens de RAZ van 13 oktober jl., kan worden gesteld dat het CWP de prioriteiten binnen de Raad weerspiegelt. In dat kader moet ook gewezen worden op de brede steun voor de prioriteitstelling die de Commissie in het CWP kiest.

Interinstitutioneel akkoord (IIA)

Het Luxemburgse voorzitterschap zal tijdens de RAZ terugkoppelen over de onderhandelingen met het Europees parlement en de Commissie over het IIA. In de afgelopen periode zijn het instrumentarium voor betere regelgeving (te weten effectbeoordelingen, raadpleging van belanghebbenden en feedback en ex-postevaluatie van bestaande wetgeving) wetgevingsinstrumenten, en coördinatie van het wetgevingsproces aan de orde gekomen. De kabinetsinzet is in het BNC-fiche over het IIA vastgelegd (Kamerstuk 22 112, nr. 1984).

Binnen de Raad wordt de aanpak van het Luxemburgse voorzitterschap tot dusverre gesteund. Veel lidstaten wijzen bij de behandeling van het IIA op de noodzaak om nog voor het eind van dit jaar voortgang te boeken. Specifieke punten waarop de drie instellingen voorlopig akkoord hebben bereikt, zijn in de Raad nog niet aan de orde gekomen.

Rechtsstatelijkheid

Onder Luxemburgs voorzitterschap zal de eerste rechtsstatelijkheidsdialoog worden georganiseerd in de RAZ. Deze dialoog vloeit voort uit de conclusies van de Raad en de lidstaten van december 2014, die mede op initiatief van Nederland tot stand zijn gekomen.1 Deze eerste rechtsstatelijkheidsdialoog staat in het teken van «fundamentele rechten in een tijdperk van digitalisering». De lidstaten zijn gevraagd om een nationale «best practice» op het terrein van de rechtsstaat ter presenteren. Ten slotte zal de Commissie een korte terugkoppeling geven van het Colloquium met de titel «Tolerantie en respect: het voorkomen en bestrijden van antisemitisme en moslimhaat in Europa», dat op 1 en 2 oktober jl. plaatsvond.2 Dit laatste onderdeel betreft een informatiepunt, waarover geen discussie wordt verwacht.

Binnen de Raad tonen enkele lidstaten, i.t.t. Nederland, zich nog altijd terughoudend ten aanzien van een rol voor de Raad op het terrein van rechtsstatelijkheid. Geen van de lidstaten heeft specifieke bezwaren geuit over de door het Luxemburgse voorzitterschap voorgestelde thematische invulling van de eerste dialoog. Er is geen rol voorzien voor het Europees parlement in de rechtsstatelijkheidsdialoog binnen de Raad.

Het kabinet verwacht op korte termijn meer specifieke informatie te ontvangen van het voorzitterschap over de nadere uitwerking van de thematische dialoog en de best practices uitwisseling, waarna het kabinet zijn exacte inbreng kan bepalen. Gezien de inzet van het kabinet op het versterken van de rechtsstaat binnen de EU en het bevorderen van een cultuur van dialoog op dit terrein, stelt Nederland zich proactief op in de eerste rechtsstatelijkheidsdialoog.

Europees Semester

Tijdens de Raad zal de Commissie de jaarlijkse analyse van prioriteiten voor economische groei (Annual Growth Survey) toelichten. Dit vormt het startschot van het Europees Semester.

Daarnaast presenteren het Luxemburgse EU-voorzitterschap en het inkomend Nederlandse EU-voorzitterschap een «roadmap» voor het Europees Semester 2016. De «roadmap» zet de bespreking van het Europees Semester in de relevante vakraden uiteen, zoals de jaarlijkse bespreking van de EU groeiprioriteiten tussen december en maart en de bespreking van de landenspecifieke aanbevelingen in de relevante Raden in juni. Ook wordt met de «roadmap» invulling gegeven aan de voorstellen van de Commissie van 21 oktober jl. voor het verder verbeteren van het Europees Semester (mededeling COM (2015) 600). In de raden ECOFIN, EPSCO en Raad van Concurrentievermogen, zullen debatten geagendeerd worden over de prestaties van lidstaten en de implementatie van aanbevelingen. Daarbij zal er nadrukkelijk gelegenheid zijn voor het uitwisselen van best practices. Dit initiatief past in de algemene Nederlandse inzet op implementatie van structurele hervormingen en het stimuleren van beter bestuur in de lidstaten (Better Governance). Het idee om meer aandacht te besteden aan de implementatie van hervormingen kan rekenen op brede steun van EU lidstaten.

In de «roadmap» is ook opgenomen wanneer de «parlementaire week» plaatsvindt waarin het Europees parlement en nationale parlementen elkaar ontmoeten om te spreken over het Europees Semester. Ook wordt het parlement op regelmatige basis geïnformeerd door middel van kamerbrieven over alle mijlpalen in het Europees Semester. Tevens is er mogelijkheid voor debat tijdens de AO’s voorafgaand aan de Raden en vindt er in de regel in april een Kamerdebat plaats over het Nationaal Hervormingsprogramma. Daarnaast is er de mogelijkheid voor parlementen om de Eurocommissaris uit te nodigen om de Commissiebesluiten in het kader van het Europees Semester toe te lichten.

Raad Algemene Zaken Cohesie

Transitie naar koolstofarme economie en bijdrage van cohesie- en investeringsfondsen

In de huidige programmaperiode wordt een deel van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESI) ingezet op de thematische doelstelling «steun aan de transitie naar een koolstofarme economie». Het Luxemburgse voorzitterschap wil daarbij het belang van de investeringen van de ESI-fondsen voor de transitie benadrukken. Op basis van de eerste cijfers blijkt dat de EU lidstaten, met in totaal 45 miljard euro aan ESI-middelen, meer gaan investeren in dit belangrijke thema dan minimaal was vereist in de verordening (39 miljard euro). Daar komt de nationale cofinanciering nog bij. Bij de totstandkoming van ESI-fondsverordeningen zijn voor de verschillende thematische doelstellingen ex ante voorwaarden vastgesteld. Voor meer informatie over deze ex ante voorwaarden verwijs ik naar de brief die de Staatssecretaris van Economische Zaken eerder aan uw Kamer stuurde (Kamerstuk 22 112, nr. 1246). Het Luxemburgse voorzitterschap roept de EU lidstaten op tot een snelle implementatie van de nog niet ingevulde ex ante voorwaarden ten behoeve van dit thema.

Het kabinet heeft zich tijdens de onderhandelingen over de verordeningen sterk gemaakt voor het oormerken van 20% van het budget van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het cohesiefonds voor investeringen in het thematische doel «transitie naar een koolstofarme economie» (Kamerstuk 22 112, nr. 1246). Dit streefdoel van 20% is ook opgenomen in de verordening. Het kabinet is verheugd om te zien dat het daadwerkelijke percentage op EU-niveau bijna 25% is en daarmee uitkomt op in totaal 45 miljard euro aan investeringen in de periode 2014–2020. Deze middelen worden nog aangevuld met de nationale cofinanciering, waardoor de totale investeringen nog hoger uitvallen. Nederland zet circa 30% in van de EFRO-middelen voor dit thematische doel (Kamerstuk 21 501-08, nr. 525). In Nederland worden de middelen voornamelijk ingezet op projecten gericht op duurzame energie en energie-efficiëntie (Kamerstuk 21 501-08, nr. 525). Hier zijn op basis van de EFRO-programma’s in het hele land subsidieregelingen voor opengesteld.

Het kabinet benadrukt het belang van snelle en volledige implementatie van de ex ante voorwaarden zoals in de verordeningen is afgesproken. Nederland voldoet reeds aan deze voorwaarden. Mogelijk zijn de onderhandelingen van de COP21 in Parijs in december nog relevant voor dit onderdeel van het cohesiebeleid. Het merendeel van de lidstaten, waaronder Nederland, wil graag eerst de conclusies afwachten alvorens de gevolgen voor ESI te verkennen.

25 jaar INTERREG

Aanleiding voor de bespreking van dit onderwerp in de RAZ Cohesie van 18 november a.s. is het 25 jarig bestaan van de Europese Territoriale Samenwerking (ETS), ook bekend onder de naam INTERREG. Het Luxemburgse voorzitterschap kijkt tijdens de Raad terug op 25 jaar INTERREG en onderstreept het belang van INTERREG voor de Europese economie en samenwerking. INTERREG is in 1990 geïntroduceerd om lokale en regionale overheden de mogelijkheid te bieden om in te spelen op de verdiepende interne markt en de introductie van de EMU. Het instrument is sindsdien aangepast aan de veranderende situaties en dynamiek, met onder andere doelgerichtere programma’s en meer focus op resultaten. Daarnaast zal het voorzitterschap alvast vooruit kijken naar de periode na 2020, door aandacht te vragen voor een grotere rol van INTERREG binnen het Meerjarig Financieel Kader na 2014–2020. Verder ziet het voorzitterschap graag dat het programmagebied van grensoverschrijdende programma’s niet verder toeneemt. Tot slot vraagt het voorzitterschap aandacht voor de actuele vluchtelingen- en migratiesituatie en doet suggesties voor het aanpassen van INTERREG-programma’s, in het bijzonder over het aanpassen van programma’s en het oormerken van INTERREG middelen voor projecten gerelateerd aan het vluchtelingenvraagstuk.

Het kabinet onderstreept het belang van 25 jaar INTERREG voor de Europese samenwerking en economie. Via vier INTERREG A-programma’s investeren de EU, het Ministerie van Economische Zaken, de provincies en de overheden in onze buurlanden gezamenlijk één miljard euro in grensoverschrijdende economie in de periode 2014–2020 (Kamerstuk 32 851, nr. 27). De grensoverschrijdende projecten richten zich o.a. op innovatie, ondernemerschap, efficiënt omgaan met grondstoffen en energie en op arbeidsmarkt en mobiliteit.

Het kabinet is traditioneel een voorstander van grensoverschrijdende samenwerking, al vindt zij het nog te vroeg om zich uit te spreken over de toekomstige inzet op ETS en haar onderdelen. Het kabinet wil bovendien eerst de resultaten van de programma’s in de huidige programmaperiode (2014–2020) afwachten. De inzet voor een toekomstig ETS zal dan ook op een later tijdstip moeten worden bezien, in samenhang met de discussie over het toekomstig Meerjarig Financieel Kader. Het kabinet houdt vooralsnog vast aan de ambitie om regio’s toe te voegen aan de programmagebieden van grensoverschrijdende programma’s wanneer dit ten goede komt aan de programma’s en de gesignaleerde problematiek (Kamerstuk 21 501-08, nr. 497).

Aangezien de INTERREG-programma’s zich richten op de uitdagingen en kansen van een grensoverschrijdend gebied of aaneengesloten gebied van landen of landsdelen, biedt INTERREG volgens het kabinet een mogelijkheid om de vluchtelingen- en migratieproblematiek te adresseren. De betrokken landen en regio’s kunnen een afweging maken of de opvang en integratie van vluchtelingen een relevante uitdaging is voor het INTERREG-programma en of het betreffende grensoverschrijdende c.q. transnationale INTERREG-programma hier een waardevolle bijdrage kan leveren. Het kabinet is van mening dat dit geen verplichting is, maar een afweging die per gebied en programma gemaakt dient te worden.

Naar verwachting is de weerstand bij de EU lidstaten vooralsnog te groot om conclusies aan te nemen die verder kijken dan de huidige periode. Ook het kabinet is van mening dat eerst de resultaten van de huidige programmaperiode moeten worden afgewacht.

Vereenvoudiging

Vereenvoudiging is al langere tijd een belangrijk onderwerp in het cohesiebeleid en wordt breed ondersteunt door de lidstaten. Ook het behoud van rechtmatigheden kan op breed draagvlak rekenen. Tijdens de Informele Bijeenkomst voor Ministers verantwoordelijk voor cohesiebeleid in Riga op 9 juni jl. heeft de Europese Commissie de High Level Group voor vereenvoudiging binnen het cohesiebeleid aangekondigd (Kamerstuk 21 501-08, nr. 582). Eind oktober is deze werkgroep van experts voor het eerst bijeengekomen. Deze werkgroep richt zich, zoals in het verslag van de bijeenkomst in Riga is vermeld, met name op vereenvoudiging voor begunstigden. De verwachting is dat deze groep de komende periode vaker bijeen zal komen en in het voorjaar van 2016 zal rapporteren over de eerste bevindingen. Dit traject moet ook bezien worden in het licht van de Commissie-initiatieven inzake «Better Regulation» en «Budget for Results».

Ook voor het kabinet is vereenvoudiging een belangrijk aandachtspunt bij cohesiebeleid. Het kabinet blijft inzetten op vereenvoudiging in de hele keten (Kamerstuk 21 501-08, nr. 564) en niet enkel op de begunstigden, aangezien dit enkel een deel in de keten betreft. Vereenvoudigingen die elders in de keten worden gerealiseerd, kunnen indirect namelijk een positief effect hebben op de begunstigden, bijvoorbeeld omdat er meer capaciteit beschikbaar komt voor de begeleiding van projecten. Daarnaast is het belangrijk dat de complexiteit afneemt, waardoor begunstigden meer juridische zekerheid hebben over bijvoorbeeld de gedeclareerde kosten. Dit moet leiden tot een hogere participatie van het bedrijfsleven. Ook wil het kabinet kijken naar mogelijkheden voor synergie tussen het Horizon 2020-programma en de EFRO-programma’s, bijvoorbeeld om het voor indieners eenvoudiger te maken om van beide programma’s gebruik te maken. Dit alles mag echter niet ten koste gaan van de rechtmatigheid van de uitgaven van de kosten.

Binnenkort zal de Staatssecretaris van Economische Zaken samen met vertegenwoordigers van de uitvoerende managementautoriteiten van EFRO in Nederland in gesprek gaan met de Europese Commissie over vereenvoudiging van het cohesiebeleid. Ter voorbereiding is een non-paper opgesteld door de uitvoerende managementautoriteiten in overleg met het Ministerie van Financiën en Economische Zaken. In dit non-paper worden onderdelen van het cohesiebeleid geïdentificeerd die kunnen worden vereenvoudigd, waaronder de controledruk en controlelasten, de omvang van aanvullende eisen in lagere regelgeving en de regelgeving omtrent communicatie. Tijdens het Nederlandse EU voorzitterschap is dit belangrijke onderwerp onderdeel van de lopende agenda. De Staatssecretaris van Economische Zaken zal deze helpen faciliteren en ondersteunen.

Naar boven