Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 juli 2015
Bijgaand treft u het verslag aan van de informele ministeriële bijeenkomst voor cohesiebeleid,
gehouden op 9 juni jl. te Riga.
Het Letse voorzitterschap had twee onderwerpen geagendeerd, te weten het gebruik van
financieringsinstrumenten en de administratieve capaciteit. Over de inzet van het
kabinet is uw Kamer middels de geannoteerde agenda van 22 mei jl. (Kamerstuk 21 501-08, nr. 564) geïnformeerd. Naast deze twee onderwerpen kwam de implementatie van programma’s
in de nieuwe periode aan bod.
Financieringsinstrumenten
De Europese Commissie bij monde van EU-commissaris Cretu, verantwoordelijk voor het
Regionaal beleid, benadrukte het belang van het cohesiebeleid voor de Europese economie.
Daarbij gaf zij aan dat meer gebruik van financieringsinstrumenten kan zorgen voor
een grotere impact van het cohesiebeleid op de Europese economie. De aanwezige delegaties
bevestigden dat een breder gebruik van innovatieve financieringsinstrumenten een belangrijke
rol kan spelen bij projecten die moeite hebben bij het aantrekken van private investeringen.
In dat licht is het een positieve ontwikkeling dat het geplande gebruik van financieringsinstrumenten
in de programmaperiode 2014–2020 vrijwel is verdubbeld. EU-commissaris Cretu merkte
wel op dat hierop nog meer inzet van lidstaten mogelijk is, hetgeen door enkele lidstaten,
waaronder Nederland, werd onderschreven. Daarbij tekende Nederland wel aan, gesteund
door onder meer Oostenrijk, dat gekeken moet worden naar de toegevoegde waarde van
eventuele financieringsinstrumenten bij specifieke investeringen. Tijdens het opstellen
van de programma’s worden knelpunten geïdentificeerd waar het programma zich op moet
richten. Vervolgens moet voor deze knelpunten de beste vorm van steun (subsidie, lening,
garantie, etc.) worden geselecteerd.
Administratieve capaciteit
De aanwezigen benadrukten het belang van een goede administratieve capaciteit. Daarbij
brachten diverse lidstaten in herinnering dat het cohesiebeleid een gedeelde verantwoordelijkheid
is van lidstaten en Europese Commissie. Een enkele lidstaat voegde daar aan toe dat
partijen elkaar ook moet vertrouwen. EU-commissaris Cretu kondigde een taskforce aan
voor het versterken van de administratieve capaciteit in diverse lidstaten, wat door
de aanwezige delegaties positief werd ontvangen. Dit moet leiden tot betere implementatie
en absorptie in deze lidstaten. EU-commissaris Cretu kondigde tijdens de Raad ook
formeel de high level group voor vereenvoudiging aan, welke is gericht op begunstigden. Deze werkgroep wordt
voorgezeten door oud-EU-commissaris (en tevens vicevoorzitter) Siim Kallas en zal
verder bestaan uit experts uit de lidstaten. Rond de zomer zal een EU-brede uitvraag
naar experts worden gedaan. De werkgroep wordt in eerste instantie voor 3 jaar ingericht.
Deze aankondiging werd eveneens positief ontvangen. Wel riepen diverse lidstaten,
waaronder Nederland, de Europese Commissie op om te kijken naar mogelijkheden om de
werkgroep een breder bereik mee te geven dan enkel de begunstigden. Het vereenvoudigen
van het systeem heeft indirect ook positieve gevolgen voor de begunstigden, maar valt
met de huidige inzet buiten de reikwijdte van de werkgroep.
Tijdens de bijeenkomst reflecteerden vele lidstaten kort op enkele nieuwe onderdelen
van het cohesiebeleid. Zo werden de ex ante conditionaliteiten veelvuldig aangehaald,
in het bijzonder de Smart Specialisation Strategies (S3). Lidstaten ervaren een duidelijke meerwaarde van deze randvoorwaarden, ondanks een
steile leercurve. Nederland voegde hier aan toe dat het opstellen van deze S3 hielp
bij het op-lijnen van middelen uit het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling
met Horizon 2020. Nederland benadrukte, met steun van onder andere Slovenië, het belang
van de koppeling van het cohesiebeleid met het Europees Semester, in het bijzonder
met de landenspecifieke aanbevelingen. Andere lidstaten benadrukten daarentegen juist
de flexibiliteit van het Europese Semester, in het bijzonder het stabiliteits- en
groeipact. Daarnaast werd door enkele lidstaten de roep om proportionaliteit herhaald,
vooral voor lidstaten met kleine budgeten. EU-Commissaris Cretu gaf aan dat de regels
voor iedereen hetzelfde zijn, maar zegde desondanks toe hier naar te kijken.
Tot slot beklaagden diverse lidstaten zich over het laat beschikbaar komen van richtsnoeren
over de interpretatie van regelgeving. Dit gold in het bijzonder voor richtsnoeren
rondom de complexe regelgeving van financieringsinstrumenten. EU-commissaris Cretu
trok zich deze kritiek aan en beloofde voor het einde van het jaar alle vereiste richtsnoeren
te publiceren.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma