21 501-08 Milieuraad

Nr. 564 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 mei 2015

In deze brief treft u de geannoteerde agenda aan van de informele bijeenkomst voor ministers verantwoordelijk voor cohesiebeleid op 9 juni a.s. in Riga, Letland.

Het Letse voorzitterschap heeft de ministers verantwoordelijk voor cohesiebeleid uitgenodigd om op 9 juni a.s. informeel te spreken over twee onderwerpen, te weten financieringsinstrumenten en administratieve capaciteit. Daar het een informele bijeenkomst betreft, zal er geen besluitvorming plaats vinden.

Financieringsinstrumenten

Het Letse voorzitterschap roept op ervaringen tot nu toe en best practices uit te wisselen met betrekking tot financieringsinstrumenten. Financieringsinstrumenten (of FI’s) zijn instrumenten die zich richten op leningen en garanties, in tegenstelling tot de meer traditionele subsidies. Voor de periode 2014–2020 is een vergrote inzet op financieringsinstrumenten voorzien. In het investeringsplan van de voorzitter van de Europese Commissie, de heer Juncker, wordt eveneens de oproep gedaan deze inzet te verdubbelen.

Inzet Nederland

Het kabinet ondersteunt het streven van het verhogen van het gebruik van financieringsinstrumenten binnen het cohesiebeleid. Wel moeten bij deze inzet een tweetal kanttekeningen worden geplaatst. Ten eerste moet er een duidelijke toets plaatvinden of er sprake is van markt falen. De overheidsmiddelen moeten immers de private middelen die hier al voor beschikbaar zijn niet verdringen. Hiervoor vindt reeds een verplicht onderzoek plaats voordat het instrument ingesteld kan worden, waarmee aan deze eis wordt voldaan. Ten tweede moet het instrument wel aansluiten bij de fase (van de innovatieketen) waarin het project verkeert. Voor projecten met geen of zeer beperkt (direct) economisch oogpunt of projecten die verder van de markt af zitten zijn financieringsinstrumenten mogelijk minder geschikt en ligt een subsidie meer voor de hand. In dit licht past ook het streven in Nederland naar een optimale mix van innovatie-instrumenten voor het MKB. Het Rijk en de regio’s werken hiertoe intensief samen.

Daarnaast is regelgeving rondom de structuurfondsen in het algemeen, maar specifiek rondom deze instrumenten, complex. Het is daarom van belang kennis uit te wisselen. Ik ben daarom blij met het kennisplatform FI-Compass, dat door de Europese Commissie en de EIB in het leven is geroepen om lidstaten te ondersteunen en in deze kennisuitwisseling te faciliteren. Wel moet dit platform, inclusief website, in de komende maanden nog verder te ontwikkelen en uit te bouwen.

Administratieve capaciteit

Het Letse voorzitterschap onderstreept het belang van versterking van de administratieve capaciteit als voorwaarde voor tijdige en effectieve implementatie van het beleid. Bij cohesiebeleid en de uitvoering ervan zijn diverse bestuurslagen en autoriteiten betrokken («multilevel governance»). Uitgangspunt is nauwe samenwerking van de lidstaten met de Europese Commissie. De beleidsdoelen die met cohesiebeleid gerealiseerd moeten worden zijn ambitieus. Voor de periode 2014–2020 is een aantal nieuwe elementen geïntroduceerd zoals het voldoen aan voorwaarden vooraf (ex ante conditionaliteiten), een sterke link met de doelen van Europa2020, de landenspecifieke aanbevelingen en een focus op het behalen van resultaten via strakke sturing op indicatoren. Nu we aan het begin van de periode 2014–2020 staan, wil het Letse voorzitterschap scherp krijgen welke obstakels er zijn met betrekking tot de implementatie van het beleid en de daarvoor benodigde administratieve capaciteit. De nadruk ligt op het belang van versterking van de administratieve capaciteit met het oog op goede en tijdige implementatie van de regelgeving.

Inzet Nederland

Ik hecht waarde aan politiek commitment inzake het cohesiebeleid op nationaal en regionaal niveau, als voorwaarde voor een effectieve uitvoering van het cohesiebeleid en daarnaast ook aan verdere versimpeling van regelgeving en de verlaging van administratieve lasten voor begunstigden. Daarnaast speelt proportionaliteit ook een rol. Er moet een balans gevonden worden tussen de vraag om informatie en de omvang van de programma’s en projecten, zonder dat dit gevolgen heeft voor de doelmatig- en rechtmatigheid. Ook op dit onderdeel is uitwisseling van kennis en best practices belangrijk en moet dit mogelijk worden gemaakt. Hier wordt deels aan tegemoet gekomen via nieuwe instrumenten zoals TAIEX (Technical Assistance and Information Exchange; platform van Europese Commissie), maar dit kan nog sterker worden aangezet. Tot slot is het kabinet van mening dat moet worden ingezet op het verbeteren van de algemene coördinatie, zowel binnen lidstaten als binnen de Europese Commissie.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven