21 109 Uitvoering EG-Richtlijnen

Nr. 236 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 oktober 2018

Hierbij bied ik u het periodieke overzicht aan van de stand van zaken bij de implementatie van EU-richtlijnen in de Nederlandse wet- en regelgeving aan het einde van het derde kwartaal van 20181.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de implementatieachterstand zoals die op 30 september 2018 gold (Kamerstuk 21 109, nr. 235). Daarna worden de oorzaken van deze achterstand behandeld en worden, indien van toepassing, tevens dreigende implementatieachterstanden genoemd. Vervolgens volgt een opsomming van de ingebrekestellingprocedures die de Europese Commissie tegen Nederland is gestart als gevolg van niet-tijdige implementatie. Mede op verzoek van uw Kamer zijn ook de lopende infracties wegens (vermeende) onjuiste implementatie in het overzicht ingebrekestellingen per departement opgenomen.

Jaarverslag over de toepassing van het EU-recht 2017

Uit het recentelijk door de Commissie uitgebrachte rapport over de toepassing van het EU-recht in 20172 blijkt dat de Commissie in dat jaar 9 ingebrekestellingen heeft uitgebracht tegen Nederland wegens te late implementatie. Dat is na Italië (7 ingebrekestellingen) het beste resultaat van de 28 lidstaten.

Huidige achterstand

De achterstand per 1 oktober 2018 bedraagt 9 richtlijnen tegenover 9 in het vorige kwartaal. In het derde kwartaal van 2018 zijn er 4 achterstallige richtlijnen geïmplementeerd. Tegelijkertijd zijn er dit kwartaal 4 nieuwe richtlijnen in overschrijding bijgekomen.

De 9 achterstallige richtlijnen zijn aan de volgende ministeries toegedeeld: EZK (1), FIN (1), I&W (1), J&V (5), LNV (1). De implementatie van de twee LNV richtlijnen is te laat genotificeerd vanwege een administratief misverstand.

De overschrijding van de implementatiedatum varieert sterk, van 16 tot 498 dagen. Een exacte aanduiding van de overschrijding per richtlijn is te vinden op de laatste pagina van bijgevoegd kwartaaloverzicht3.

Achterstanden en hun oorzaken

Wat betreft de oorzaken voor de implementatieachterstand ultimo derde kwartaal 2018 speelt een aantal factoren een rol. Deze factoren worden hieronder per ministerie toegelicht.

EZK

RICHTLIJN (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan. Uiterste implementatiedatum 9 juni 2018.

Richtlijn 2016/943/EU stelt regels over de bescherming van bedrijfsgeheimen tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan. De implementatie van de richtlijn geschiedt deels door de Wet bescherming bedrijfsgeheimen en door wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (wetsvoorstel). Het wetsvoorstel tot implementatie is op 17 april 2018 aangenomen door de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstuk 34 821; Handelingen II 2017/18, nr. 74, item 15), waarna het in behandeling is genomen door de Eerste Kamer der Staten-Generaal. De Eerste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) heeft naar aanleiding van door haar gestelde vragen op 7 september 2018 de nadere memorie van antwoord ontvangen en bespreekt op 9 oktober 2018 de nadere procedure. (zie tevens: https://www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/34821_wet_bescherming?zoekrol=vgh5mt4dsdk1). De implementatie kan naar verwachting dit najaar worden voltooid.

FIN

RICHTLIJN (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG. Uiterste implementatiedatum 13 januari 2018.

Richtlijn 2015/2366/EU stelt regels over vergunningverlening aan betaalinstellingen en introduceert onder meer twee nieuwe betaaldiensten, te weten de betaalinitiatiedienst en de rekeninginformatiedienst. De implementatie van de richtlijn geschiedt deels door wijziging van onder meer de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het Burgerlijk Wetboek (BW), en deels door wijzigingen in lagere regelgeving. De implementatietermijn van deze richtlijn is op 13 januari 2018 verstreken. Er wordt gewerkt aan een voortvarend vervolg van de wetgevingstrajecten die reeds zijn ingezet. Op 11 september 2018 is het implementatiewetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer (Kamerstuk 34 813; Handelingen II 2017/18, nr. 107, item 10). Ook is er een amendement aangenomen dat voorziet in een voorhangprocedure bij beide Kamers voor het implementatiebesluit (Kamerstuk 34 813, nr. 9). Het besluit is op 17 september naar de Kamers verzonden (Kamerstuk 34 813, nr. 26). De termijn voor de voorhangprocedure is vier weken. Na beantwoording van de vragen van Kamerleden zal het verdere implementatieproces zo snel mogelijk worden voortgezet. Op 22 maart 2018 is de Nederlandse regering door de Europese Commissie in gebreke gesteld wegens het overschrijden van de implementatietermijn.

I&W

RICHTLIJN 2014/45/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de periodieke technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens en tot intrekking van Richtlijn 2009/40/EG. Uiterste implementatiedatum 20 mei 2017.

Richtlijn 2014/45/EU is bijna volledig geïmplementeerd. Dit geldt nog niet voor de APK-plicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers met een maximumconstructiesnelheid van meer dan 40 km/u. Door de verwerping van het wetsvoorstel kentekening landbouwvoertuigen door de Tweede Kamer is de APK-plicht voor tractoren met een constructiesnelheid van meer dan 40 km/u vertraagd. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat werkt aan een wetsvoorstel waarin dit alsnog wordt geregeld. Als deze wet in werking is getreden, is richtlijn 2014/45/EU volledig geïmplementeerd. De Europese Commissie heeft Nederland op 17 juli 2017 in gebreke gesteld wegens niet tijdige implementatie van richtlijn 2014/45/EU.

J&V

RICHTLIJN (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad. Uiterste implementatiedatum 6 mei 2018.

De richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging vormt onderdeel van het EU-pakket op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens. Dit pakket omvat tevens de Algemene verordening gegevensbescherming, die op 25 mei 2018 in werking is getreden.

De implementatie heeft langer geduurd dan wenselijk vanwege de noodzaak de precieze gevolgen van het onderhandelingsresultaat voor de nationale wetgeving op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens te inventariseren, in overleg met de betrokken uitvoeringsinstanties een wetsvoorstel ter implementatie voor te bereiden – inclusief het in kaart brengen van de gevolgen van het wetsvoorstel voor de werklasten van die instanties –, een wetsvoorstel op te stellen waarmee de verschillende nationale wetten worden gewijzigd en in procedure te brengen. De richtlijn voorziet in een aantal nieuwe verplichtingen voor de verwerkingsverantwoordelijke. Dit betreft bijvoorbeeld de verplichting tot melding van datalekken, de informatieplichten jegens de betrokkene, de beveiliging van de gegevens, de automatische vastlegging van gegevens over de gegevensverwerkingen (logging) en het aanwijzen van een functionaris voor gegevensbescherming. De richtlijn heeft ook consequenties voor een groot aantal gegevensverwerkingen op het gebied van opsporing en vervolging. Dit betreft niet alleen de verwerking van persoonsgegevens door politie en openbaar ministerie, maar ook de verwerking door de Koninklijke marechaussee (Kmar), de bijzondere opsporingsdiensten, de buitengewoon opsporingsambtenaren, het Centraal Justitieel Incassobureau, de dienst Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid en de strafkamers van de gerechten. Met deze instanties is intensief overleg gevoerd over de implicaties van de richtlijn op de gegevensverwerking, en de afgrenzing tussen de richtlijn en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Tijdens deze periode vond er ook periodiek overleg plaats met de Commissie en de andere lidstaten in een zogenaamde «expertgroup» om de implementatie af te stemmen.

Het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging (Kamerstuk 34 889) is thans in behandeling bij de Eerste Kamer. De vaste commissie voor justitie en veiligheid heeft op 18 juli 2018 voorlopig verslag uitgebracht (Kamerstuk 34 889, B). De memorie van antwoord zal binnenkort aan de Eerste Kamer worden aangeboden.

RICHTLIJN (EU) 2016/1148 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie. Uiterste implementatiedatum deels 9 mei 2018, deels 9 november 2018.

Deze richtlijn verplicht de lidstaten om een hoog niveau van de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen tot stand te brengen en te handhaven. Elke lidstaat moet voor de beveiliging van netwerk- en informatiesystemen een nationale strategie vaststellen waarin de strategische doelstellingen en concrete beleidsmaatregelen worden bepaald voor in elk geval de sectoren en diensten van bijlage II en III van de richtlijn (aanbieders van een essentiële dienst, digitale dienstverleners). Verder moeten lidstaten aanbieders van een essentiële dienst (AED’s) en digitaledienstverleners verplichten om:

  • 1. maatregelen te nemen om de risico’s voor de beveiliging van hun netwerk- en informatiesystemen te beheersen en om ICT-incidenten betreffende hun systemen te voorkomen en de gevolgen van dergelijke incidenten zo veel mogelijk te beperken;

  • 2. ernstige ICT-incidenten te melden aan de nationale bevoegde autoriteit of het CSIRT (computer security incident response team).

Voor zover het AED’s aangaat eindigt de implementatietermijn materieel een half jaar na 9 mei 2018. De termijn voor het aanwijzen van AED’s verloopt namelijk op 9 november 2018. Zolang de AED’s nog niet zijn aangewezen, kunnen de voor hen geldende bepalingen uiteraard nog niet in werking treden. Voor de overige onderdelen van de richtlijn geldt dat de implementatietermijn op 9 mei 2018 is verlopen.

De Nederlandse regering heeft de Europese Commissie bij brief van 6 juli 2018 meegedeeld dat Nederland de artikelen 5 (deels), 6, 7, 9 en 14 (deels) van de richtlijn heeft geïmplementeerd. Artikel 7 (nationale strategie) is in april 2018 geïmplementeerd door de vaststelling van de Nederlandse cybersecurityagenda (NCSA). De overige genoemde bepalingen van de richtlijn (aanwijzing CSIRT voor AED’s en verplichting om ernstige ICT-incidenten te melden bij dat CSIRT) zijn voor de meeste aanbieders ten aanzien waarvan de Nederlandse regering voornemens is om ze aan te wijzen als aanbieders van een essentiële dienst, sinds 1 oktober 2017 respectievelijk 1 januari 2018 geïmplementeerd door middel van de Wet gegevensverwerking en meldplicht cybersecurity (Wgmc) en het Besluit meldplicht cybersecurity (Bmc, meldplicht voor aangewezen vitale aanbieders).

Het wetsvoorstel dat de grondslag biedt voor een volledige implementatie van de richtlijn is sinds 29 mei 2018 aanhangig bij de Eerste Kamer (Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni, Kamerstuk 34 883). De Eerste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid heeft op 9 oktober 2018 het eindverslag uitgebracht. Als de Eerste Kamer het wetsvoorstel tijdig aanvaardt, dan treedt het grootste deel van de Wbni in werking op 9 november 2018. Met één uitzondering: de bepalingen die betrekking hebben op het CSIRT voor digitaledienstverleners (DSP’s), inclusief de verplichting voor DSP’s om ernstige ICT-incidenten te melden bij dat CSIRT (zie artikel 13, eerste lid, onder a, Wbni), zullen dan in werking treden op 1 januari 2019. De reden van die uitzondering is dat de inrichting van dat CSIRT wat meer tijd vraagt.

RICHTLIJN (EU) 2016/681 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit. Uiterste implementatiedatum 25 mei 2018.

Het implementatiewetsvoorstel (wetsvoorstel gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven) voorziet in de oprichting van de passagiersinformatie-eenheid (Pi-NL). De Pi-NL heeft tot taak passagiersgegevens van luchtvaartmaatschappijen te beoordelen voor de geplande aankomst van passagiers in of vertrek uit Nederland. De Pi-NL vergelijkt de door de luchtvaartmaatschappijen aangeleverde PNR-gegevens met gegevens in databanken van gesignaleerde personen of toetst de PNR-gegevens aan vooraf vastgestelde risico-criteria. De positieve resultaten van de analyse kunnen worden doorgegeven aan de bevoegde instanties (zoals politie of OM) of Europol, en aan de PIU’s (Passenger Information Units) van andere lidstaten, omdat deze personen betrokken zouden kunnen zijn bij een terroristisch misdrijf of ernstige criminaliteit. De implementatietermijn van deze richtlijn is op 25 mei 2018 verstreken. Het implementatiewetsvoorstel is op 8 januari 2018 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstuk 34 861). Op 22 februari 2018 heeft de Tweede Kamer het verslag vastgesteld (Kamerstuk 34 861, nr. 5). De nota naar aanleiding van het verslag volgde op 11 april 2018 (Kamerstuk 34 861, nr. 6). Op 17 mei 2018 heeft de Tweede Kamer een nader verslag uitgebracht (Kamerstuk 34 861, nr. 11). De nota naar aanleiding van het nader verslag bevindt zich in een afrondende fase en zal naar verwachting op korte termijn aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Mede naar aanleiding daarvan wordt er voortvarend gewerkt aan enkele complexe uitvoeringsaspecten, dit met het oog op het verzekeren van de goede aansluiting van de Pi-NL op de opsporingspraktijk. De Pi-NL is al geheel volgens de voorschriften van de PNR-richtlijn ingericht en kan haar werkzaamheden aanvangen onmiddellijk nadat de implementatiewet in werking is getreden.

RICHTLIJN (EU) 2017/853 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 17 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn 91/477/EEG van de Raad inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens. Uiterste implementatiedatum 14 september 2018.

Belangrijkste doelstelling van Richtlijn (EU) 2017/853 is de traceerbaarheid van vuurwapens binnen de EU te verbeteren. De richtlijn verbreedt de plicht tot het markeren van vuurwapens en de essentiële onderdelen hiervan en stelt scherpere eisen dan tot nu toe aan de registratie (door de bevoegde autoriteiten) van vuurwapens. De lidstaten worden verplicht zorg te dragen voor een deugdelijk registratiesysteem van vuurwapens dat het mogelijk maakt geautomatiseerd gegevens uit te wisselen tussen enerzijds wapenhandelaren en de bevoegde autoriteiten binnen de lidstaat en anderzijds de autoriteiten in andere lidstaten.

Het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn is op 29 juni 2018 ingediend (Kamerstuk 34 984, nr. 2). De Tweede Kamer heeft op 17 september jongsteleden verslag uitgebracht (Kamerstuk 34 984, nr. 5). De nota naar aanleiding van het verslag is in voorbereiding. Het ontwerpbesluit ter uitwerking van een aantal grondslagen in het wetsvoorstel bij algemene maatregel van bestuur is in voorbereiding en zal zo spoedig mogelijk na aanvaarding van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer aan de Afdeling advisering van de Raad van State worden voorgelegd.

Dreigende overschrijding

FIN

RICHTLIJN (EU) 2017/2399 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 12 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2014/59/EU wat betreft de rang van ongedekte schuldinstrumenten in de insolventierangorde. Uiterste implementatiedatum 29 december 2018.

Richtlijn 2017/2399 verlangt dat de lidstaten, kort gezegd, aan de rangorde waarin vorderingen in het faillissement van een bank op de boedel kunnen worden verhaald (faillissementsladder) een specifieke categorie vorderingen toevoegen. Deze vorderingen worden uit de boedel van een failliete bank voldaan onmiddellijk na de gewone concurrente vorderingen en voor de achtergestelde vorderingen. De implementatie van deze richtlijn geschiedt door aanpassing van de Faillissementswet. Een wetsvoorstel (Kamerstuk 34 909) is thans aanhangig bij de Eerste Kamer. Inwerkingtreding is voorzien uiterlijk 29 december 2018.

IenW

RICHTLIJN (EU) 2016/2370 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 14 december 2016 tot wijziging van Richtlijn 2012/34/EU, met betrekking tot de openstelling van de markt voor het binnenlands passagiersvervoer per spoor en het beheer van de spoorweginfrastructuur. Uiterste implementatiedatum 25 december 2018.

Het wetsvoorstel ter implementatie van onder meer deze richtlijn is op 19 maart 2018 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstuk 34 914). Het verslag is op 24 mei 2018 vastgesteld (Kamerstuk 34 914, nr. 5) en de nota naar aanleiding van het verslag is op 3 juli 2018 ingediend (Kamerstuk 34 914, nr. 6). Op 5 september is het wetsvoorstel voor plenaire behandeling aangemeld. Die heeft op 3 oktober plaatsgevonden (Handelingen II 2018/19, nr. 8, item 9). De Tweede Kamer zal op 9 oktober 2018 over het wetsvoorstel stemmen (Handelingen II 2018/19, nr. 10, Stemmingen Interoperabiliteit spoorwegsysteem in EU (34 914)). Daarna volgt behandeling door de Eerste Kamer. Naar verwachting wordt deze richtlijn tijdig geïmplementeerd.

LNV

Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2018/100 [....]. Uiterste implementatiedatum 31 augustus 2018.

Door een administratief misverstand is de implementatie van deze richtlijn niet tijdig genotificeerd. Dit is inmiddels gebeurd.

Uitvoeringsrichtlijn (EU) 2018/484 [...]. Uiterste implementatiedatum 30 september 2018.

Door een administratief misverstand is de implementatie van deze richtlijn niet tijdig genotificeerd. Dit is inmiddels gebeurd.

VWS

RICHTLIJN (EU) 2017/774 VAN DE COMMISSIE van 3 mei 2017 tot wijziging, met het oog op de vaststelling van specifieke grenswaarden voor chemische stoffen die worden gebruikt in speelgoed, van aanhangsel C van bijlage II bij Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de veiligheid van speelgoed, wat betreft fenol. Uiterste implementatiedatum 4 november 2018.

Het betreft een aanpassing van maximale waarden voor fenol, die in speelgoed zijn toegestaan. Deze waarden worden geïmplementeerd in Nederlandse regelgeving door middel van een zogeheten dynamische verwijzing in bestaande wetgeving. Hiervan is op 16 maart 2018 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2018, nr. 14591). Daarmee is aan de implementatieverplichting voldaan. Op korte termijn wordt de Europese Commissie geïnformeerd, waarmee de richtlijn voor de uiterste implementatiedatum zal zijn geïmplementeerd.

Ingebrekestellingen wegens te late implementatie

In het derde kwartaal van 2018 zijn er zes ingebrekestelling wegens te late implementatie van richtlijnen van de Europese Commissie ontvangen, te weten:

  • Van SZW, zaak 2018/0206 mbt RL 2014/50 (minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten)

  • Van JenV, zaak 2018/0207 mbt RL 2016/680 (bescherming persoonsgegevens mhoo de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen)

  • Van JenV, zaak 2018/0208 mbt RL 2016/681 (gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit)

  • Van EZK, zaak 2018/0209 mbt RL 2016/943 (bescherming bedrijfsgeheimen)

  • Van JenV, zaak 2018/0210 mbt RL 2016/1148 (beveiliging van netwerk- en informatiesystemen)

  • Van LNV, zaak 2018/0272 mbt RL 2018/100 (kenmerken/minimumeisen onderzoek van bepaalde rassen van landbouw- en groentegewassen)

De Europese Commissie heeft in het derde kwartaal van 2018 één zaak wegens te late implementatie geseponeerd:

  • Van EZK, zaak 2016/0218 mbt RL 2014/61 (elektronische communicatienetwerken met hoge snelheid)

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

Naar boven