3 Vreemdelingen- en asielbeleid

Vreemdelingen- en asielbeleid

Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid (CD d.d. 05/02).

De voorzitter:

We beginnen deze ochtend met een tweeminutendebat over vreemdelingen- en asielbeleid, naar aanleiding van een commissiedebat dat op 5 februari is gehouden. Ik heet de minister van Asiel en Migratie, minister Faber, welkom. Ik heet ook alle leden die deelnemen aan dit debat en uiteraard iedereen die vanaf de tribune of op afstand meekijkt welkom. De heer Eerdmans heeft het debat aangevraagd, dus ik geef hem ook het woord als eerste spreker.

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb enkele moties en een vraag. De vraag is: hoe kijkt de minister naar de kritiek van de SGP, JA21 en het CDA op de uitvoering van de nieuwe wetgeving die voorligt? Ik denk dat dat relevant is, omdat dat partijen zijn die aan de overkant van dit huis een bepalende rol spelen bij het goedkeuren van die wetten. Hoe kijkt zij daarnaar? Dan doel ik met name op de uitvoering van de nieuwe wetten, oftewel de IND en de rechtspraak, als daar niet wordt opgeplust. Daar gaat mijn eerste motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad van State voornamelijk kritiek heeft geuit op de uitvoerbaarheid van de Asielnoodmaatregelenwet en de Wet invoering tweestatusstelsel;

verzoekt het kabinet uiterlijk bij de Voorjaarsnota een voorstel te doen waarin er extra wordt geïnvesteerd in de IND en de rechtspraak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eerdmans en Diederik van Dijk.

Zij krijgt nr. 3350 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):

De tweede motie is de volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er drie radicale buitenlandse haatpredikers op 22 en 23 februari zijn uitgenodigd bij de Ramadan Expo in Utrecht door de Dawah-Groep;

constaterende dat deze predikers pedofilie verheerlijken, homoseksualiteit vergelijken met anaalkanker en de gruwelijkheden van 7 oktober door Hamas "een leugen" vinden;

verzoekt het kabinet deze drie haatpredikers de toegang tot Nederland te ontzeggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Eerdmans en Rajkowski.

Zij krijgt nr. 3351 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):

Merci.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er plannen zijn om het aantal plekken van de vtl-locatie in Budel te verdubbelen;

overwegende dat Budel al jarenlang gebukt gaat onder zware overlast van asielzoekers en de situatie in het dorp hierdoor steeds verder escaleert;

verzoekt het kabinet af te zien van de uitbreiding van het aantal plekken van de vtl-locatie in azc Budel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3352 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diverse gemeenten, zoals Ridderkerk en Wassenaar, verplicht worden om méér asielopvang te realiseren dan het bod dat zij gedaan hebben aan de provinciale regietafels;

verzoekt het kabinet te garanderen dat geen enkele gemeente gedwongen wordt tot méér opvang dan het initiële bod,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Eerdmans.

Zij krijgt nr. 3353 (19637).

De heer Eerdmans (JA21):

Voorzitter, dat was 't.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans, maar voor u weggaat, geef ik meneer Van Nispen de gelegenheid voor een interruptie.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb een verhelderende vraag over de motie die gaat over Budel. Ik begrijp goed dat de heer Eerdmans zegt: niet daar. Maar is dat ook wat hij bedoelt en moet het dan op een andere plek? Of zegt de heer Eerdmans dat die vtl er sowieso niet moet komen?

De heer Eerdmans (JA21):

Daar ga ik morgen in het Ter Apeldebat een aantal dingen over zeggen. Ik heb grote moeite met hoe het nu wordt georganiseerd. Ik denk dan aan de onveiligheid voor de bewoners en ondernemers. Dit wil ik dus in ieder geval afremmen, want hierdoor dreigt er escalatie te ontstaan in het dorp Budel. Dit moet daar dus niet komen. Morgen wil ik verder uit de doeken doen hoe ik kijk naar het opvangen van onveilige derdelanders, want die moeten in ieder geval niet op deze manier ergens worden neergezet.

De voorzitter:

Mevrouw Podt heeft ook een interruptie.

Mevrouw Podt (D66):

Ik heb een vraag over de tweede motie. Ik ben het namelijk ergens wel met de heer Eerdmans eens dat als je naar de verdeelbesluiten kijkt, er best wel wat rare dingen zijn. Is de heer Eerdmans het dus met mij eens dat het goed zou zijn als deze minister niet alleen zou kijken naar de locaties die meer plekken hebben gekregen maar misschien ook wel naar de locaties die minder plekken hebben gekregen dan dat ze hadden gevraagd? Die komen daardoor ook in de problemen, omdat ze daar bijvoorbeeld al gesprekken over hebben gehad met de buurt of omdat ze daar al een heel plaatje op hebben rondgerekend. Dan komen ze er nu misschien niet meer uit. En dat zou misschien ook wel weer ten gunste kunnen komen van de plekken die wat minder willen doen.

De heer Eerdmans (JA21):

Ja. Kijk, als er gemeentes zijn — ik noemde er twee — die te veel moeten pakken, dan ben ik heel blij als die asielzoekers kunnen worden opgevangen in gemeenten waar men erop zit te wachten. We weten inmiddels dat diverse gemeentes al helemaal niet zitten te wachten op asielopvang, ook niet extra dan hun bod, maar helemaal niet. Dat heeft ook in de krant gestaan. Ik ben dus heel erg voor vrijwilligheid zolang we de poort niet gesloten hebben met nieuwe wetgeving. Dan zijn we het daar wat sneller over eens.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Eerdmans. Dan geef ik de gelegenheid aan mevrouw Podt om haar inbreng te doen namens de D66-fractie.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter, goedemorgen. Het debat ging afgelopen week logischerwijs veel over de bezuiniging op VluchtelingenWerk. Het ging veel over de manier waarop en het ging veel over de consequenties. En helaas moet ik constateren dat dat best tekenend is voor de manier waarop deze minister opereert: ondoordacht, met vergroting van de chaos. Problemen worden erger, zonder een normaal gesprek te voeren met de partijen die erbij betrokken zijn. Dus mijn oproep is: Kamer, laten we daar wat aan doen. Daarom deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister heeft besloten per direct de financiering van VluchtelingenWerk sterk te beperken, zonder duidelijk te maken hoe de taak die zij uitvoeren, zal worden opgevangen;

overwegende dat dit niet alleen zal leiden tot verminderde rechtsbescherming van mensen in de asielprocedure, maar ook tot extra werk voor IND en COA, die al sterk overbelast zijn;

verzoekt het kabinet om het besluit op te schorten tot een oplossing is gevonden voor de uitvoering van deze taak en om, in welk scenario ook, te zorgen voor fatsoenlijk overleg en afbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Podt en Ceder.

Zij krijgt nr. 3354 (19637).

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP-fractie.

De heer Van Nispen (SP):

Goedemorgen, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister de motie van het lid Van Nispen (36600-XX, nr. 29), over uiterlijk 1 december met een plan komen om uitvoering te geven aan het uitgangspunt dat kinderen worden opgevangen op locaties met de juiste voorzieningen, niet heeft uitgevoerd;

overwegende dat ook andere moties die de minister oproepen de situatie voor kinderen in de noodopvang snel te verbeteren, zoals de motie-Boomsma/Rajkowski (19637, nr. 3334) en de motie-Ceder/Boomsma (36600-XX, nr. 41), niet zijn uitgevoerd, en ook de rapportage over de motie-Podt (19637, nr. 3089) over de opvang van alleenstaande minderjarige vreemdelingen;

spreekt uit dat het niet uitvoeren van moties niet acceptabel is en dat de belangen van kinderen gerespecteerd moeten worden;

verzoekt de regering, in lijn met de eerder aangenomen moties, de goede opvang van kinderen in de asielopvang met de juiste voorzieningen volle prioriteit te geven, dit zo snel als mogelijk in orde te maken, de Kamer uiterlijk 1 maart hierover te informeren en vervolgens iedere maand over de voortgang te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen, Podt, Ceder en Piri.

Zij krijgt nr. 3355 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bezuiniging op VluchtelingenWerk Nederland abrupt en ongemotiveerd is, maar ook prematuur, omdat er juist forse wijzigingen in de asielwetten aan zitten te komen;

constaterende dat juist ook de IND en het COA zich uitspreken tegen deze bezuiniging omdat deze organisaties, die zelf al gebukt gaan onder forse bezuinigingen, de komende jaren dit meerwerk er zelf niet bij kunnen hebben;

verzoekt de regering de subsidie voor VluchtelingenWerk Nederland vooralsnog te continueren, zoals verzocht, en een eventuele bezuiniging opnieuw te bezien, in afstemming met de IND en het COA, na de beoogde wijzigingen in de regels en procedures,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 3356 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland op het punt staat de Apeldoornse Igor en Galina naar Oekraïne terug te sturen;

overwegende dat Igor en Galina vanwege hun staatloosheid al vanaf 2007 geen uitzicht hebben op een menselijk bestaan;

constaterende dat zij nu de oorlog in Oekraïne in gestuurd dreigen te worden, een land waar ze niet vandaan komen, en wat overigens ook niet conform het beleid is voor mensen die wél uit Oekraïne komen maar momenteel beschermd worden in Nederland;

verzoekt de regering een einde te maken aan de schrijnende situatie voor Igor en Galina en na jaren van staatloosheid tot een humane oplossing te komen door het jarenlang verblijf in Nederland, buiten hun schuld, om te zetten in perspectief op een toekomst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nispen.

Zij krijgt nr. 3357 (19637).

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan is het woord nu aan mevrouw Rajkowski namens de VVD-fractie.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Dank, voorzitter. Ons asielsysteem en onze vrijheid zijn bedoeld voor mensen die veiligheid nodig hebben, voor mensen die onze democratie respecteren en die vrijheid ademen. Die mensen zijn wat de VVD betreft welkom in Nederland, maar mensen die deze vrijheden misbruiken niet. Onze vrijheid van meningsuiting is daar dus ook niet voor bedoeld. Geen visa voor haatzaaiers, zei ik al in het commissiedebat. Gelukkig gaf de minister ook aan deze mensen de toegang tot Nederland te willen ontzeggen, maar ze weet nog niet of dit kan. Dank in ieder geval voor de inzet hierop. Ik heb toch een motie ingediend samen met de heer Eerdmans om het nog wat kracht bij te zetten.

Als laatste wil ik twee toezeggingen herhalen die voor mijn fractie van belang zijn. Dat is de toezegging om met de collega van IenW in gesprek te gaan over de situatie rondom het station Maarheeze en die om te onderzoeken of de maatregelen die België en Duitsland nemen ook in Nederland kunnen.

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Rajkowski. Dan is het woord aan mevrouw Piri van de fractie van GroenLinks-PvdA.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Assad-regime in Syrië ten val is gekomen en dat het nog onduidelijk is wat deze machtswisseling betekent voor de veiligheid in Syrië;

constaterende dat Turkije werkt met een "go and see"-regeling, waarbij één volwassene per Syrisch gezin terug kan keren naar Syrië met behoud van verblijfsstatus en dat Duitsland een soortgelijke regeling overweegt;

constaterende dat de Internationale Organisatie voor Migratie tevens haar steun uitspreekt voor een "go and see"-regeling;

overwegende dat met deze regeling in het buitenland verblijvende Syriërs in staat worden gesteld om de levensomstandigheden in Syrië zelf te beoordelen en een weloverwogen beslissing te nemen over hun vrijwillige terugkeer;

verzoekt de regering om te komen met een "go and see"-regeling, waarbij Syriërs in Nederland in staat worden gesteld om op eigen gelegenheid kortdurende reizen in een beperkte periode naar Syrië af te leggen zonder dat dit effect heeft op de asielprocedure of de verblijfsvergunning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Piri en Bontenbal.

Zij krijgt nr. 3358 (19637).

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Een aantal collega's hebben al gesproken over de voorgenomen subsidiestop voor VluchtelingenWerk. De minister had toegezegd met een onderbouwing te komen, maar wat we hebben gekregen is één pagina met een omschrijving van de situatie, zonder onderbouwing, behalve het woordje "bezuinigingen". Het is niet duidelijk welke andere organisatie op welke termijn deze taken zal moeten overnemen, het is niet duidelijk wat de gevolgen zijn voor de IND en het COA en het is niet duidelijk of we kunnen voldoen aan de eisen van het Migratiepact. Dat zijn allemaal verzoeken die we hebben gedaan in het debat. Het is onbegrijpelijk dat de minister wel van de ene op de andere dag het besluit neemt om de subsidie zonder overgangsrecht af te bouwen, maar nu in de brief stelt dat ze zelf meer tijd nodig heeft. Mijn concrete vraag: wij worden zo spoedig mogelijk geïnformeerd, maar wanneer is "zo spoedig mogelijk"? Kan de minister aangeven welke organisatie deze wettelijke taak in het vervolg moet uitvoeren, of die daar voldoende bekostiging voor krijgt en of we daarmee voldoen aan het Asiel- en Migratiepact?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Baarle van de fractie van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het gedwongen terugsturen van vluchtelingen naar Syrië onverantwoord is, gezien de schrijnende humanitaire situatie in Syrië en de onveiligheid;

overwegende dat het reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken naar Syrië op dit moment zeer negatief is;

overwegende dat het nieuwe ambtsbericht over Syrië nog niet gepubliceerd is;

overwegende dat de minister van Asiel en Migratie wel in publieke uitingen paniek zaait door voor te sorteren op mogelijke gedwongen terugkeer en dat dit diep ingrijpt in de Syrische gemeenschap in Nederland;

verzoekt de minister van Asiel en Migratie om te stoppen met het zaaien van angst door het in de openbaarheid speculeren over het gedwongen terugsturen van Syrische vluchtelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 3359 (19637).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat huidige en toekomstige Europese richtlijnen voorschrijven dat een vluchteling recht heeft op voorlichting en juridische ondersteuning;

overwegende dat voor het verzorgen van voorlichting en juridische ondersteuning voor asielzoekers en statushouders als het gaat om hun rechtspositie, asielprocedure, gezinshereniging of toekomstoriëntatie VluchtelingenWerk Nederland een subsidie ontvangt;

overwegende dat de regering de subsidie aan VluchtelingenWerk Nederland heeft verlaagd, waardoor er taken niet meer of slechts gedeeltelijk door VluchtelingenWerk Nederland kunnen worden uitgevoerd;

verzoekt de regering te waarborgen dat voldaan wordt aan het recht van vluchtelingen op voorlichting en juridische ondersteuning, zoals Europese richtlijnen dat van ons vragen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 3360 (19637).

De heer Van Baarle (DENK):

Tot slot, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat minister Faber aangaf "misschien een punt of een komma, maar niet meer dan dat" in reactie op de vraag of haar wetsvoorstellen aangepast worden naar aanleiding van het advies van de Raad van State;

constaterende dat Geert Wilders over de Raad van State stelt "die ongekozen bureaucraten van de Raad van State" en "dat dit Hoge College van Staat de Nederlander niet op 1 zet";

keurt de neerbuigende en respectloze uitingen van PVV'ers over de Raad van State af,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 3361 (19637).

Dank u wel, meneer Van Baarle. Dan is het woord aan de heer Van Dijk van de SGP.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Complimenten voor het mooie gedicht. Dat was een mooie start van de dag.

Voorzitter. Ik heb één motie. Die dien ik in mede namens mijn collega Podt. De motie heeft betrekking op kleinschalige opvang.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat COA andere uitgangspunten hanteert voor kleinschalige opvanglocaties en gemeenten daardoor tegen knelpunten aanlopen, zoals het organiseren van zorg;

overwegende dat kleinschalige opvang vele malen goedkoper is dan peperdure crisisnoodopvang, op meer draagvlak en draagkracht bij gemeenten kan rekenen en de integratie van nieuwkomers bevordert;

verzoekt de regering in overleg met COA en VNG een plan uit te werken voor het duurzaam en actief stimuleren van kleinschalige opvangvoorzieningen en het wegnemen van obstakels hiervoor, en de uitwerking toe te sturen aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diederik van Dijk en Podt.

Zij krijgt nr. 3362 (19637).

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dat brengt ons bij de bijdrage van meneer Bontenbal namens het CDA, maar hij ziet af van zijn spreektijd. Dan gaan we naar de heer Boomsma van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Boomsma (NSC):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. En dank aan de minister voor de discussie in de commissie. Wij hebben daar onder andere gesproken over de korting op het budget van VluchtelingenWerk. Ik heb de brief van de minister gezien, maar die roept best veel vragen bij ons op. Onze zorg zit er vooral in dat dit gaat leiden tot extra taken bij de IND en bij COA, die al zwaar overbelast zijn. Dus ik hoor graag nog van de minister wanneer zij ons nader kan informeren over hoe daarmee wordt omgegaan. Dan zullen wij besluiten hoe we daarop reageren.

De financiering van de lvv is stopgezet, conform het hoofdlijnenakkoord. Dat is ook goed, maar het blijft van groot belang om gegevens te kunnen uitwisselen tussen alle betrokken organisaties. Dat is in het belang van alle betrokkenen, ook van de minister, bijvoorbeeld om mensen effectief te kunnen terugsturen. Ik ben bij meerdere lvv-locaties geweest. Zij geven aan dat zij daar in de praktijk tegen aanlopen. Zij zeggen: dat kan nu niet. Ook de AVIM bijvoorbeeld, moet de gegevens kunnen delen van mensen die verward zijn. Daarom de volgende motie.

De voorzitter:

Voordat u die gaat oplezen en indienen, geef ik meneer Van Nispen de gelegenheid voor een interruptie, want die gaat denk ik over uw eerste bijdrage.

De heer Van Nispen (SP):

Ja, voorzitter. Terecht stelt de heer Boomsma weer een vraag over de subsidie voor VluchtelingenWerk, die door de minister abrupt en ongemotiveerd flink wordt gekort. Het is een grote bezuiniging. Maar het zijn dezelfde vragen die in het commissiedebat ook niet beantwoord zijn door de minister. Nu zijn er diverse moties ingediend. Het wordt nu wel tijd om kleur te bekennen. Is NSC nu wel of niet overtuigd van de noodzaak van deze bezuiniging op VluchtelingenWerk? Met andere woorden, gaat de heer Boomsma een van de hierover ingediende moties steunen?

De heer Boomsma (NSC):

Ik ben er op dit moment nog niet van overtuigd, maar ik wil de minister wel de kans geven om daar uitvoerig op te reageren. Na de eerste brief bleven er inderdaad nog heel veel vragen openstaan. Dus ik heb die zorgen nog. Maar zij heeft aangegeven dat zij ons nog nader gaat informeren, ook na de rechtszaak. Ik wil dan de discussie voeren. Dan gaan we besluiten hoe we daarmee verdergaan.

De voorzitter:

Meneer Van Baarle heeft ook een interruptie.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja. Dat mantra van goed bestuur van NSC wordt inmiddels wel flinterdun als de heer Boomsma deze minister toestaat om op deze manier te blijven handelen, namelijk de subsidie verlagen zonder enig plan aan de voorkant of een overweging aan de voorkant voor hoe je het verlagen van subsidie en het uitvoeren van de taken door VluchtelingenWerk Nederland gaat opvangen. Daar heeft deze minister nog niet eens het begin van een plan voor. Hoe kan de heer Boomsma nou akkoord gaan met deze bezuiniging van de minister, als deze minister niet eens met een idee, met een plan, gaat komen voor de consequenties van deze bezuiniging en de impact daarvan? Dat hoor je toch te doen voordat je dat besluit neemt? Dit is toch gewoon bestuurlijk gezien weer de incompetentie van minister Faber, met toestemming van de fractie van NSC?

De heer Boomsma (NSC):

Nee, er is 13 miljoen opgenomen voor VluchtelingenWerk. Dat staat en dat zal ook worden uitgegeven. Daar staan we natuurlijk helemaal achter. Over het aanvullende bedrag wil ik nader in gesprek. Dus het lijkt me inderdaad onverstandig om het zomaar stop te zetten als er geen goede alternatieven voor bestaan. Dat heb ik ook aangegeven, maar het is ook niet verstandig om dat besluit meteen weer terug te draaien zonder dat we überhaupt de kans hebben gehad om daarover nader in discussie te gaan. Dus dat wil ik afwachten en dan zullen wij ons besluit daarover nemen.

Mevrouw Podt (D66):

Het klinkt allemaal zo redelijk, hè? We duwen het een beetje voor ons uit en dan gaan we nog een keer het debat erover aan. Dat debat hebben we vorige week gehad; vrij uitgebreid zelfs. Het probleem is natuurlijk wel dat VluchtelingenWerk weliswaar inderdaad 13 miljoen krijgt, maar nu al bezig is met brieven sturen naar mensen die straks moeten stoppen. Er zijn heel veel medewerkers van VluchtelingenWerk die niet door kunnen met hun werk, omdat dit besluit door deze minister is genomen. Nu stapt VluchtelingenWerk naar de rechter. Ik vind het een zwaktebod dat wij het op de rechter laten aankomen en ik denk eerlijk gezegd dat NSC dat ook zou moeten vinden. Volgens mij moeten wij hier, als Kamer, een lijn in het zand zetten. En volgens mij zou uw partij daarin voorop moeten lopen.

De heer Boomsma (NSC):

Mevrouw Podt zegt dat het een zwaktebod is dat we dit aan de rechter laten. Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik vind dat niet de rechter moet besturen in Nederland, maar de Tweede Kamer. Ze zei ook dat we er in de commissie uitgebreid over gesproken hebben. Daar ben ik het niet mee eens. In de commissie hebben we namelijk nog nauwelijks informatie gekregen en in de brief die we hebben ontvangen ook nog onvoldoende. Ik wil daarom eerst meer informatie. Ik wil nader horen van de minister hoe het zit: welke impact dit heeft, hoe die bezuinigingen worden opgevangen en door welke organisaties het wordt overgenomen. Als we dat gesprek hebben gehad, zullen wij onze afweging maken. Ik ben het wel met haar eens dat dit haast heeft.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik heb bij het behandelen van de begroting van Asiel en Migratie al aangegeven dat dit een parlementaire enquête wordt, ook wat betreft het gedrag van Kamerleden rondom de begroting. De vragen die u nu stelt, zijn drie maanden te laat. Er is iets ingeboekt. De vraag is hoe je ervoor kunt zorgen dat de wettelijke taken geborgd blijven. Drie maanden na het vaststellen van de begroting heeft NSC nog steeds geen flauw idee. U blijft het vooruitschuiven. Ik neem het de minister kwalijk dat zij haar taken onvoldoende uitvoert in deze fase. Maar ik neem het NSC nog kwalijker dat die het laat voortduren. U kunt vanuit uw controlerende taak geen antwoord geven op de vraag hoe dit bedrag ervoor zorgt dat de wettelijke taken die Nederland heeft en die via VluchtelingenWerk worden uitgevoerd, geborgd zijn. U weet het niet, terwijl u wel met de begroting heeft ingestemd. Dat neem ik u kwalijk. Of meneer Boomsma, zeg ik via de voorzitter.

De voorzitter:

Graag.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Mijn vraag is: hoe rijmt u dat u deze vragen nog durft te stellen, terwijl u al heeft ingestemd met de begroting die dit heeft ingeboekt? U ziet nu dat u eigenlijk geen flauw idee heeft of de wettelijke borging inderdaad nog geregeld is. Hoe kunt u deze vraag nog stellen, drie maanden na het vaststellen van de begroting?

De heer Boomsma (NSC):

De heer Ceder begint over parlementaire enquêtes en alles, maar daar ben ik niet zo van onder de indruk, want hij heeft volgens mij niet zo goed begrepen hoe dit in de begroting werkt. Het is bij VluchtelingenWerk namelijk anders. Het gaat er niet om dat dit drie maanden geleden besloten had moeten worden bij de begroting, want in de begroting staat 13 miljoen en die is gewoon opgenomen. Daarmee hebben we op dat moment met volle overtuiging ingestemd. In de praktijk werkt het zo dat het lopende het jaar wordt bijgeplust. Toegegeven, dat is wat ongebruikelijk, maar dat is al jaren het geval. Daar heb ik de heer Ceder ook eerder niet over gehoord. Hij had ook eerder kunnen vragen: moeten we niet veel meer geld uittrekken voor VluchtelingenWerk? Dat heeft hij op dat moment niet gedaan. De minister heeft nu gezegd dat ze niet wil bijplussen. Ik heb daar zeker vragen over. Ik maak me daar zorgen over en daarom stel ik deze vragen. Daar wil ik antwoorden op en op dat moment gaan wij besluiten of we ermee instemmen of niet.

De voorzitter:

Heel kort, want het is een tweeminutendebat. Eén of twee zinnen, meer niet.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Wij hebben ook tegen de begroting gestemd, omdat alles daaronder valt. De reden daarvoor was dat niet onderbouwd kon worden hoe de begroting leidde tot goed bestuur. NSC heeft er wel mee ingestemd, terwijl de fractie dezelfde vragen had als die ik heb. Dat neem ik u kwalijk. U heeft gisteren een brief gehad en u heeft nog steeds de onderbouwing niet gehad. Wanneer is het voor u genoeg? Dat is mijn vraag. Wanneer kunnen wij u als controleur erop aanspreken? Wanneer gaat NSC zeggen: er is geen of onvoldoende onderbouwing, dus wij trekken een streep? Ik zou dat graag van mijn collega en medecontroleur willen weten.

De heer Boomsma (NSC):

De ChristenUnie heeft inderdaad tegen de begroting gestemd. Als het aan de ChristenUnie had gelegen, was er ook geen 13 miljoen naar VluchtelingenWerk gegaan. Zo werkt het immers ook. Natuurlijk werkt het zo: als je geen geld beschikbaar stelt, dan is het er niet ...

De voorzitter:

Rustig. De heer Boomsma is aan het woord.

De heer Boomsma (NSC):

Dus dat. Nee, terecht. Wij hebben vragen gesteld en daar wil ik antwoorden op. Ik wil dat de minister zo snel mogelijk met de antwoorden komt en dan gaan we er verder over in gesprek.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ja, even feitelijk: als een begroting wordt weggestemd, dan blijft gewoon de begroting van het afgelopen jaar gelden. Dat gezegd hebbend, ik ben het eens met de heer Boomsma over de uitleg van de systematiek. Dat klopt. Dat is helaas het gebruik bij zowel de IND en het COA als bij VluchtelingenWerk. Men kijkt gewoon hoeveel mensen ze moeten opvangen en daar wordt de financiering op afgestemd. Nu hebben we een debat gevoerd, waarbij we geen antwoord kregen, ook de heer Boomsma niet, op alle vragen die er werden gesteld. De minister is gevraagd om een brief. Ook in die brief worden al die cruciale vragen nog steeds niet beantwoord. Dat ziet de heer Boomsma, net als mijn fractie. De bezuiniging is gewoon ingeboekt vanaf maart, dus we kunnen niet wachten tot de Voorjaarsnota met acties, vandaar dat collega's nu ook komen met moties. Wat is dus eigenlijk de deadline van de heer Boomsma om een concreet antwoord te krijgen van deze minister, voordat zijn fractie besluit of hij dergelijke moties wel of niet gaat steunen?

De heer Boomsma (NSC):

Ik val een beetje in herhaling, want ik heb aangegeven dat ik vragen heb, en dat ik daar zo snel mogelijk antwoord wil. Ik hoor dus graag van de minister op welke termijn ze die nadere informatie kan geven, in een brief. Ik hoop dat dat zo snel mogelijk is, want ik zie ook wel dat er haast achter zit, en dat wij daar dan hopelijk op een zo kort mogelijke termijn een besluit over kunnen nemen.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Ik val ook in herhaling, want ik stel gewoon nog een keer mijn vraag: wat is voor de heer Boomsma de deadline? Per 1 maart gaat die bezuiniging in. Dat is vóór de Voorjaarsnota. Wat vraagt u dus aan de minister? Voor wanneer moet zij met die concrete antwoorden komen? Het ligt niet aan de minister. U bent de controleur.

De heer Boomsma (NSC):

Ja, maar ik kies mijn eigen woorden en ik kies zelf hoe ik controleer. Dat is op dit moment de vraag voorleggen: wanneer kan de minister met die informatie komen? En ik zeg erbij: wat mij betreft zo snel mogelijk.

De voorzitter:

Meneer Bontenbal heeft ook een interruptie voor u.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik vind de stellingname van collega Boomsma op zich niet onredelijk. Hij vraagt om die extra informatie. Dat vind ik ook niet gek, dus ik verwacht dat de minister die geeft. De kernvraag voor mij is dan nu: vindt NSC wel dat de kerntaken die worden uitgevoerd door VluchtelingenWerk in ieder geval doorgang moeten vinden? Als dat zo is, moet dat op de een of andere manier gefinancierd worden. Als die financiering meer is dan er nu in de boeken staat, dan moet dat inderdaad bijgeplust worden. Maar de principiële vraag is: vindt u dat die taken, in welke vorm dan ook, wel doorgang moeten vinden, en dat daar dus, in de loop van de tijd, hoe dan ook financiering voor moet komen?

De heer Boomsma (NSC):

Ja. Er zijn een aantal wettelijke taken die op dit moment worden uitgevoerd door VluchtelingenWerk. Dat kan ook een andere organisatie zijn, wettelijk gezien. Dat kan dus bijvoorbeeld ook door de IND, het COA of een andere organisatie worden uitgevoerd. Het gaat om de begeleiding van asielzoekers. Dat moet natuurlijk worden gedaan. Daarom mijn vraag: wie gaat dat opvangen? Daar wil ik duidelijkheid over hebben. Maar ik ben het helemaal eens met de heer Bontenbal: die taken zullen moeten worden uitgevoerd. En daar moet dus duidelijkheid over komen.

De heer Bontenbal (CDA):

Dank voor dit heldere antwoord. Ik ben blij dat u zo'n duidelijk antwoord geeft hierop.

De voorzitter:

Dat was geen vraag, maar daar mag u uiteraard nog op reageren.

De heer Boomsma (NSC):

Nee, hoor. Dank. Ik had nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de samenwerking tussen gemeenten, opvanglocaties, de IND, COA, de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en de politie essentieel is voor een effectief toezicht op en terugkeer van (uitgeprocedeerde) vreemdelingen;

constaterende dat de gegevensuitwisseling tussen deze organisaties veel moeilijker of onmogelijk is geworden omdat de juridische grondslag voor de samenwerking in de vorm van het convenant voor de lvv is opgezegd;

overwegende dat een snelle gegevensuitwisseling ook van belang is nu de rijksbijdrage voor die opvangvoorzieningen is stopgezet;

verzoekt de regering om op korte termijn en in ieder geval binnen drie weken een convenant op te stellen dat een gedegen juridische basis biedt voor de samenwerking en gegevensuitwisseling tussen de betrokken partijen zolang dat nodig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Boomsma en Podt.

Zij krijgt nr. 3363 (19637).

De heer Boomsma (NSC):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat brengt ons bij de bijdrage van mevrouw Van der Plas namens de BBB-fractie.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Ik sta hier ter vervanging van ons Kamerlid Claudia van Zanten, die helaas ziek is deze week. Maar het is toch belangrijk genoeg oom hier wel te staan.

Voorzitter. Vorige week is er uitgebreid gedebatteerd over het vreemdelingen- en asielbeleid. Namens mevrouw Van Zanten wil ik nog even terugkomen op het punt dat BBB maakte tijdens het commissiedebat over het intrekken van vergunningen of het stopzetten van procedures wanneer een statushouder of asielzoeker naar het land van herkomst reist. Dat gaat bijvoorbeeld om het op vakantie gaan naar het land waar je uit gevlucht bent. Tijdens dat debat heeft mevrouw Van Zanten duidelijk gemaakt dat de huidige situatie inmiddels bekend is: er wordt veel gepraat, maar er wordt weinig ingetrokken. Door deze situatie worden mensen die terugreizen niet altijd geconfronteerd met de gevolgen van hun keuze. Dit is iets waar BBB niet mee akkoord gaat. Wat mij betreft moeten we als land duidelijk zijn in onze boodschap: als je zonder goede redenen terugkeert naar je land van herkomst, geef je daarmee aan dat je geen gevaar loopt, en dus geen recht meer hebt op bescherming in Nederland. Daarom vroeg mevrouw Van Zanten tijdens het commissiedebat aan de minister of zij de geluiden van de Dienst Terugkeer en Vertrek in Ter Apel wilde aanhoren en daarna wilde terugkomen op de uitvoering van de motie. Mijn vraag aan de minister is: is zij na haar bezoek aan Ter Apel nu ervan overtuigd dat we op dit moment alleen maar een goed gesprek voeren met deze mensen in plaats van actie ondernemen? Zo ja, op welke termijn gaat de minister de motie uitvoeren door standaard vergunningen in te trekken of procedures stop te zetten wanneer de statushouder of asielzoeker zonder goede reden naar het land van herkomst reist?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Voor u weggaat, is er nog een interruptie van meneer Bontenbal.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik heb eigenlijk dezelfde vraag als collega Boomsma. Vindt de BBB dat de wettelijke taken van VluchtelingenWerk, in welke vorm en door wie ze dan ook precies worden uitgevoerd, gedaan moeten blijven worden en dat daar dus ook financiering voor gezocht moet worden?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik heb even gekeken naar de cijfers van VluchtelingenWerk. Hier ontstaat een beetje het beeld dat dat het enige is wat ze krijgen aan subsidie, maar in 2023 had VluchtelingenWerk 117 miljoen aan baten. Dat was 26 miljoen euro meer dan in 2022. Dat kwam met name door meer subsidies van overheden. Bij de Postcodeloterij vangt VluchtelingenWerk gemiddeld 10 miljoen euro per jaar. Ik vind het dus een beetje lastig dat hier wordt gezegd: als die subsidie wordt afgebouwd, dan kunnen ze helemaal niks meer. Volgens mij zijn er genoeg baten. Ik denk dat de minister duidelijk heeft aangegeven te gaan kijken naar de afbouw en daar ook nog over in gesprek te gaan. Laten we hier dus niet doen — want dat beeld ontstaat wel een beetje — dat als de subsidie wordt afgebouwd, het einde verhaal is voor VluchtelingenWerk en dat er geen vluchteling in Nederland meer geholpen kan worden. Nu ze 117 miljoen aan baten per jaar hebben plus de laatste vijf jaar ook nog eens keer miljoenen hebben ontvangen van de Postcodeloterij, denk ik dat het gesprek goed aan te gaan is.

De heer Bontenbal (CDA):

Ja, dat was een antwoord, maar niet een antwoord op mijn vraag. Ik had het over de wettelijke taken. Die moeten door iemand of iets uitgevoerd worden. Dat kan VluchtelingenWerk zijn; het kan ook iets anders zijn. Mijn vraag was: vindt u dat de financiering daarvoor gewoon geregeld moet worden? En of het nou 13 miljoen, 25 miljoen of 100 miljoen is, het zijn wettelijke taken, dus die moeten gewoon uitgevoerd worden en die moet het Rijk ook financieren. U zegt: er zijn ook andere baten. Ik denk niet dat u bedoelt te zeggen dat de wettelijke taken die moeten worden uitgevoerd, uit baten moeten worden gefinancierd die van buiten het Rijk komen. Dan zeg je eigenlijk tegen een organisatie "ga maar bij de Postcodeloterij vragen om geld", zodat ze de wettelijke taken kunnen uitvoeren. Mijn vraag is vrij simpel: vindt u dat die wettelijke taken uitgevoerd moeten kunnen blijven worden en dat daar adequate financiering voor moet zijn, in welke vorm aan welke organisatie dan ook?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Kijk, ik sta achter de lijn die nu gekozen is voor de afbouw van de subsidie. Ik ben het ermee eens dat die wettelijke taak uitgevoerd moet kunnen worden, maar volgens mij is de minister nog in gesprek en wordt er jaarlijks gekeken of de subsidie die gegeven wordt, nog wel voldoet aan de voorwaarden, en wordt er ook nog gekeken per project waar VluchtelingenWerk subsidie voor krijgt.

De heer Bontenbal (CDA):

Nou heb ik nog steeds geen antwoord op mijn vraag. Vindt u …

De voorzitter:

Het is een tweeminutendebat, hè.

De heer Bontenbal (CDA):

… dat er adequate financiering moet zijn voor de taken die uitgevoerd moeten worden? Volgens mij kan het antwoord namelijk alleen maar ja zijn, want als de overheid wettelijke taken heeft en die ergens worden belegd, dan moeten die gewoon gefinancierd worden. Je kunt ook niet zeggen: "Het COA moet bepaalde taken uitvoeren. O ja, we gaan op een gegeven moment op het COA bezuinigen en ze zoeken het maar uit. Ze gaan het geld maar bij de Postcodeloterij halen." Volgens mij kan er maar één antwoord zijn. Vindt u dat die wettelijke taken — die worden nu voor een deel door VluchtelingenWerk gedaan, maar die zouden ook door een andere organisatie gedaan kunnen worden — gewoon netjes gefinancierd moeten worden door deze minister?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja, en nogmaals, de minister is daarover nog in gesprek. Dat heb ik volgens mij drie keer gezegd.

Mevrouw Podt (D66):

Maar vindt mevrouw Van der Plas dat dan ook niet een hele rare volgorde? Want dan zou je toch moeten zeggen: we gaan eerst in gesprek en dan gaan we kijken of we dat ergens anders kunnen beleggen, of dat logisch is, hoeveel geld dat kost en hoeveel geld er dan bij die andere organisaties eventueel bij moet. Dán ga je naar VluchtelingenWerk en zeg je: jongens, het was hartstikke gezellig al die jaren, maar we gaan het anders doen. Dan heb je daar een fatsoenlijk gesprek over met elkaar. Maar deze minister heeft VluchtelingenWerk aan het begin van het jaar plotsklaps laten weten dat het extra geld dat VluchtelingenWerk hoort te krijgen om extra mensen te helpen — dat is de wettelijke taak waar collega Bontenbal het zojuist over had — er niet komt. Het klopt toch niet om het in die volgorde te doen?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Volgens mij zijn de gesprekken nog gaande. Dus ja, de gesprekken zijn gaande. Wat betreft de volgorde, de minister neemt een besluit over de afbouw van het geld. Daar wordt nog een gesprek over gevoerd. Ik heb begrepen dat VluchtelingenWerk overweegt om naar de rechter te gaan. Misschien is dat verzoek al bij de rechter ingediend. Die lijn volgen wij.

Mevrouw Podt (D66):

Nogmaals, dat is toch niet de juiste volgorde? Het is toch heel raar om eerst te zeggen "wij willen dat het geld voor VluchtelingenWerk naar beneden gaat" en dan pas die gesprekken te gaan voeren? VluchtelingenWerk moet nu al mensen de wacht aanzeggen en moet dus mensen gaan ontslaan die de wettelijke taak uitvoeren. Ondertussen is deze minister nog bezig om te kijken wie het dan kan gaan doen. Dat klopt volgens mij niet. Ik hoop toch ook dat partijen hier in de Kamer het met mij eens zijn dat dit niet echt … Je kan wel zeggen "ik heb liever niet dat VluchtelingenWerk het doet", maar dit zou toch niet de manier moeten zijn waarop we omgaan met organisaties die dat tientallen jaren hebben gedaan? Dat is toch niet oké?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat vindt mevrouw Podt. Nogmaals, ik sta achter de lijn die gekozen is. De gesprekken zijn nog gaande. In reactie op wat er buiten de microfoon wordt gezegd: ja, daar kunt u boos over worden en u mag dat niet snappen. Maar de gesprekken zijn nog gaande, zoals ik heb begrepen. Er wordt gesproken met VluchtelingenWerk. Nogmaals, het beeld dat VluchtelingenWerk nu helemaal leeggeknepen wordt en niks meer heeft en mensen moet ontslaan … Dat is de keuze van VluchtelingenWerk. Ik sta achter de lijn van de minister, die heeft aangekondigd om het geld af te bouwen. Nogmaals, de gesprekken zijn er nog. Wij wachten dat af. Als er voor ons aan de bel getrokken moet worden of de nood aan de man komt, zullen we dat vanzelf doen. Als dat niet nodig is, doen we dat niet.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Omdat mevrouw Van der Plas toch weer begint over allerlei bedragen en zegt dat VluchtelingenWerk niet arm is maar zo veel geld heeft, merk ik voor de duidelijkheid op dat we het hier hebben over het deel subsidie dat VluchtelingenWerk krijgt van de overheid voor het uitvoeren van de wettelijke taak. Die wettelijke taak is het leveren van juridische bijstand aan vluchtelingen. Daar hebben we het over. Elk jaar wordt dat aangepast op basis van hoeveel mensen er in de opvang zitten. Kijk hoeveel mensen er nu in de opvang zitten. Het is gewoon heel duidelijk dat met het besluit van deze minister, met 13 miljoen, geen onafhankelijke juridische bijstand kan worden geleverd aan vluchtelingen. De vraag blijft: wat is dan de oplossing van de BBB? Als VluchtelingenWerk het niet meer kan doen, terwijl er wel een wettelijke taak ligt en het ook afgesproken is in het EU-migratiepact dat een onafhankelijke organisatie dat moet doen, wat is dan het voorstel van de BBB?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Zoals ik al zei, ik ga VluchtelingenWerk niet vertellen wat ze wel en niet moeten doen. Ik constateer alleen dat er vorig jaar vanuit de overheid aan subsidies ik meen ongeveer 94 miljoen is binnengekomen. Misschien moet VluchtelingenWerk dan de taken anders inrichten, zodat zij met het geld dat er besteed wordt wel die juridische bijstand kunnen leveren.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Het werkt toch zo bij een overheid dat als je een wettelijke taak hebt, je dat geld niet gaat ophalen via bijvoorbeeld fondsenwerving voor ngo's of bij de Postcode Loterij? Als er een wettelijke taak ligt voor de overheid, kan je besluiten dat een ngo die kan uitvoeren. Het kan ook een andere organisatie zijn. Ik bedoel, het hoeft niet VluchtelingenWerk te zijn. Maar die taak ligt toch niet bij een organisatie, maar bij een overheid? Nederland heeft een wettelijke taak, dus deze minister moet besluiten aan wie zij subsidie geeft om die wettelijke taak uit te voeren. Is mevrouw Van der Plas dat met mij eens?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Zeker. Ja?

De voorzitter:

Ja, ik zie meneer Van Baarle ...

Mevrouw Van der Plas (BBB):

… nog even twijfelen.

De voorzitter:

… weifelen en twijfelen, maar toch naar de interruptiemicrofoon lopen.

De heer Van Baarle (DENK):

Ja, voorzitter. Waaruit blijkt volgens mevrouw Van der Plas dat deze minister aannemelijk heeft gemaakt dat VluchtelingenWerk Nederland met het bedrag dat bezuinigd wordt op VluchtelingenWerk Nederland voldoende kan voldoen aan het uitvoeren van de wettelijke taak? Waar blijkt dat uit?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Zoals ik al zei: er zijn volgens mij nog gesprekken gaande. Als die gesprekken gaande zijn, neem ik aan dat er intensief contact is met VluchtelingenWerk en dat de minister daarmee spreekt. VluchtelingenWerk heeft aangekondigd naar de rechter te gaan. Ik denk persoonlijk, maar ik ben geen minister, dat ngo's in het algemeen er misschien aan zullen moeten wennen dat subsidies of toelages van de overheid om taken uit te voeren anders worden verdeeld en dat er op een andere manier gekeken moet worden naar de financiële bedrijfsvoering, ook bij ngo's. Ik zie dat het de laatste decennia een soort van gewoon is geworden dat ngo's echt van alle kanten miljoenen krijgen. Dat zie ik niet alleen bij VluchtelingenWerk, dat ik op zich een warm hart toedraag, hoor; laat daar geen misverstand over bestaan. Kijk even naar de Postcode Loterij om te zien hoeveel miljarden er besteed worden aan ngo's. Dat is op zich helemaal niet erg. Mensen die lid zijn van de Postcode Loterij betalen daaraan mee. Maar ik denk dat de lijn de komende jaren wel een beetje zal worden dat we onze financiën op een andere manier inrichten, mochten wij hier dan nog bij leven en welzijn zitten.

De heer Van Baarle (DENK):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was: waaruit blijkt dat aannemelijk is gemaakt dat VluchtelingenWerk Nederland met het lagere budget dat het krijgt nog steeds zijn wettelijke taak kan uitvoeren? Mevrouw Van der Plas zegt dan: er zijn gesprekken gaande. Die zijn blijkbaar niet zo productief en harmonieus, want anders zou VluchtelingenWerk Nederland niet gedwongen zijn om naar de rechter te stappen. Kan mevrouw Van der Plas aangeven dat deze minister aantoonbaar heeft gemaakt dat VluchtelingenWerk Nederland nog steeds de wettelijke taak kan uitvoeren? Als mevrouw Van der Plas dat niet kan aangeven, dan is hier gewoon sprake van slecht bestuur, want als je de consequenties van je besluit niet overziet of weegt, dan bestuur je slecht.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

We zullen zien of VluchtelingenWerk wel of niet aan die taak kan voldoen. Daar moet de heer Van Baarle het mee doen. Anders zal de rechter zich daar misschien over gaan uitspreken.

De voorzitter:

Ik dacht: we gaan naar de volgende spreker. Dit is een tweeminutendebat.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Nogmaals, ik volg de lijn van de minister als het gaat om de afbouw. Ik volg de lijn zoals ik die heb begrepen. Ik ga ervan uit dat als dat wordt gezegd, dat ook gebeurt en dat daar dus nog gesprekken over gaande zijn. Dan moeten we kijken of de wettelijke taak wel of niet goed uitgevoerd kan worden. Ik denk van wel.

De voorzitter:

Dit roept toch nog een vraag op bij de heer Bontenbal. Kort, kort, kort.

De heer Bontenbal (CDA):

Kort. Je kunt toch niet zeggen: we gaan dan maar zien of ze genoeg geld hebben om die taken uit te voeren? Het is een wettelijke taak. Die moet uitgevoerd worden. Die wordt ergens belegd. Dus moet er op basis van de wet gewoon genoeg geld zijn om die taak uit te voeren. We worden toch geen land waar de Postcode Loterij overheidstaken aan het uitvoeren is? Dat is eigenlijk wat u nu voorstelt. Het enige antwoord kan zijn: de overheid financiert adequaat de taken die ze bij andere partijen belegt. Dat antwoord is volgens mij heel simpel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat heeft u meerdere keren aangegeven. Ik ga ervan uit dat dat op een goede manier gebeurt. Nogmaals, met "we zullen zien" bedoel ik niet "ah joh, we zullen wel zien". Maar het zal nog moeten blijken, zeg ik via de voorzitter tegen de heer Bontenbal. Ik snap dat de reuring daarover groot is, maar het is mij niet gezegd dat ze de wettelijke taken niet kunnen uitvoeren. Dat staat voor mij nog helemaal niet vast.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja.

De voorzitter:

We gaan naar de bijdrage van mevrouw De Vos namens Forum voor Democratie.

Mevrouw De Vos (FVD):

Dank, voorzitter. Eén motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat op 31 januari jongstleden 160 aanvragen voor vrijwillige remigratie van Syriërs in behandeling waren bij de Dienst Terugkeer en Vertrek;

constaterende dat vrijwillige remigratie een bestaande mogelijkheid is binnen het Nederlandse remigratie- en terugkeerbeleid;

overwegende dat een goed functionerend remigratiebeleid kan bijdragen aan een evenwichtiger asiel- en migratiestelsel;

verzoekt de regering:

  • -te onderzoeken welke factoren bijdragen aan vrijwillige remigratie van Syriërs;

  • -te onderzoeken hoe deze factoren gebruikt kunnen worden om vrijwillige remigratie naar Syrië te bevorderen;

  • -de Kamer over dit onderzoek zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Vos.

Zij krijgt nr. 3365 (19637).

Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Ceder namens de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik sta hier en moet wel aangeven dat ik me enigszins bedonderd voel. Tijdens het commissiedebat hebben wij gevraagd om de onderbouwing die tot de 13 miljoen heeft geleid rond de begroting, dus de stukken, op te sturen. Die hebben we niet gehad, terwijl die er wel zouden zijn. Je komt niet zomaar tot een bedrag; dat onderbouw je. We hebben gevraagd om alle stukken naar de Kamer te sturen, en de brief van gisteren voldoet daar gewoon niet aan. Dat kan twee dingen betekenen: of die informatie is er niet, en dan klopt mijn conclusie dat die begrotingsbehandeling nooit goedgekeurd had mogen worden, of die is er wel en de minister weigert die naar de Kamer te sturen. Het is een van de twee, wat ik ook ernstig vind. Ik wil graag van de minister horen of het klopt dat dit de enige informatie is die beschikbaar is als het gaat om de onderbouwing van waarom die 13 miljoen in de begroting is geplaatst.

Voorzitter. Dan speelt hier ook iets opmerkelijks: Kamerleden, controleurs, die weten dat er een wettelijke taak is en die al een paar maanden de minister laten lopen, zonder dat zij weten dat er een onderbouwing ligt en aan die wettelijke borging voldaan wordt. Ik vind dat kwalijk, omdat we hier een paar weken geleden een parlementaire-enquêterapport besproken hebben dat juist de rol van de Tweede Kamer in de afgelopen decennia heeft omschreven. Dat de Tweede Kamer dat heeft laten lopen ... Ik maak mij ernstige zorgen dat we hier niets van geleerd hebben. Ik spreek hier ook de coalitiepartijen op aan. Er is geen wettelijke borging; er is geen onderbouwing van de wettelijke borging.

Concluderend. Ik spreek de minister aan, voorzitter. Het is wel belangrijk dat we dat blijven doen, anders maak ik me zorgen over Nederland in de komende jaren. Nu gaat het over asielzoekers, het zal in de toekomst misschien ook over andere thema's gaan. Dit doet afbreuk aan de rechtsstaat. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland verplicht is om aan de Procedurerichtlijn te voldoen;

overwegende dat de minister met de bezuiniging niet aannemelijk heeft gemaakt hoe deze taak geborgd blijft en daarmee waarschijnlijk in gebreke is om aan de wettelijke verplichtingen te voldoen;

spreekt uit dat een bezuiniging er niet toe kan leiden dat het kabinet niet meer aan wettelijke verplichtingen kan voldoen;

verzoekt het kabinet in ieder geval een financiering te garanderen die de wettelijke verplichting op aannemelijke wijze mogelijk maakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ceder.

Zij krijgt nr. 3366 (19637).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de termijn van de Kamer in dit tweeminutendebat. Ik schors de vergadering tot 11.20 uur. Dan zal de minister vragen beantwoorden en de moties, zestien stuks, appreciëren. Tot zo.

De vergadering wordt van 11.02 uur tot 11.25 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik hervat de vergadering met het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid. Het woord is aan de minister van Asiel en Migratie om een aantal vragen te beantwoorden en de zestien ingediende moties te appreciëren. Het woord is aan minister Faber.

Minister Faber:

Dank u wel, voorzitter. Ik begin eerst met de vraag van meneer Eerdmans: hoe kijkt de minister naar de kritiek van de uitvoering van de nieuwe wetgeving als het gaat om de uitvoeringsproblemen bij de IND en de Raad voor de rechtspraak? Weet u, ik ga dat gewoon allemaal betrekken in het nadere rapport dat ik zo snel mogelijk naar de ministerraad ga sturen. Daar ga ik nu nog geen verdere uitspraken over doen.

Goed, dan kom ik bij de motie op stuk nr. 3350.

De voorzitter:

Dit roept wel een vraag op bij meneer Diederik van Dijk, dus ik geef hem de gelegenheid voor een korte vraag. Ik ga iets strenger zijn op de lengte van jullie interrupties.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Dit raakt natuurlijk meteen een klein beetje aan de motie die de heer Eerdmans samen met mij heeft ingediend. De minister zegt nu heel kort: ik ga nergens op vooruitlopen. Toch even de vraag: erkent de minister dat er met de vragen van Eerdmans en onze gezamenlijke motie misschien ook wel sprake is van een zekere handreiking vanuit het conservatieve deel van deze Kamer, dat gewoon serieus wil meekijken met de minister om de plannen van de minister rond asiel beter uitvoerbaar en effectiever te maken? Is dat haar houding?

Minister Faber:

Ik vind het altijd heel prettig als Kamerleden zich constructief opstellen. Ik ken de SGP ook als een constructieve partij. Dat staat helemaal buiten discussie. We beantwoorden al gelijk de vraag van meneer Eerdmans, maar misschien wilt u nog even wachten totdat ik ook kom met mijn appreciatie. Dan moet ik u wel zeggen dat ik de motie op stuk nr. 3350 ontijdig vind. In de motie wordt het kabinet namelijk verzocht om uiterlijk bij de Voorjaarsnota een voorstel te doen waarin er extra wordt geïnvesteerd in de IND en de rechtspraak. Ik vind het ontijdig, omdat ik het advies van de Raad van State bestudeer. Ik ga heel snel een nader rapport opstellen, dat ik heel snel bij de ministerraad wil neerleggen. De motie loopt daarop vooruit.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

De laatste keer. Ik begrijp de reactie dat het ontijdig is. Het gaat mij ook veel meer om de houding van de minister. Staat zij open voor voorstellen vanuit de Kamer? Hoe kunnen we de instroom beperken? Hoe kunnen we de plannen effectiever en beter uitvoerbaar maken? Het gaat erom dat we daar serieus, ook in samenspel met de Kamer, mee aan de gang kunnen.

Minister Faber:

Helaas loop ik nog niet vooruit op het nadere rapport.

Mevrouw Podt (D66):

Wat de minister hier doet, is eigenlijk heel netjes. Ze zegt dat ze eerst naar de kritiek gaat kijken, dan het nadere rapport gaat schrijven en daarmee naar de ministerraad gaat, en er vervolgens mee naar de Kamer komt. Volgens mij is dat de volgorde waarin het zou moeten, dus dat vind ik fantastisch. Vindt de minister dan zelf niet dat haar opmerking toen ze afgelopen vrijdag bij de ministerraad tegen een camera aanliep, namelijk dat ze alleen nog maar punten en komma's wilde veranderen, een beetje "ontijdig" was, om maar even bij deze woorden te blijven?

Minister Faber:

Als vakminister zal ik u nu duidelijk zeggen dat het eerlijke verhaal is dat ik naar de ministerraad toe moet. Maar als vakminister ga ik niets veranderen aan mijn wetsvoorstellen.

De voorzitter:

Mevrouw Podt in tweede en laatste instantie op dit punt.

Mevrouw Podt (D66):

Ik denk dat mijn reactie is: huh? Hier snap ik helemaal niets van. Heeft de minister dan twee verschillende petjes? Hier in de Kamer zegt ze dat ze er niks over gaat zeggen, maar voor de camera zegt ze het dan wel, of als vakminister zegt ze het wel? Ik snap er helemaal niks van. Kan ze dat nog eens uitleggen?

De voorzitter:

De minister, kort.

Minister Faber:

Ik ga dat verder niet uitleggen. Ik denk dat ik duidelijk genoeg ben. Ik kan het niet duidelijker maken dan ik het net heb gezegd.

De heer Eerdmans (JA21):

Ik denk dat ik de minister wel begrijp. JA21, en ik denk ook de SGP, is voorstander van strenge asielwetgeving. Dat moet heel duidelijk zijn. Daar is JA21 voor. Maar je kunt niet het strengste asielbeleid ooit presenteren zonder te investeren in de IND en de rechtspraak. Dat is voor JA21 wel een feit. Dat betekent dat we op andere fronten iets moeten gaan doen. Dan denk ik maar even aan de Voorjaarsnota. Dan moeten we niet 500 miljoen bezuinigen op de IND. Dat is denk ik het signaal dat Van Dijk hier net ook afgaf: wat is de houding van de minister naar de Eerste Kamer, waar wij zitten en nogal bepalend zijn voor de vraag of die strenge asielwetten erdoorheen gaan komen? Ik wil inderdaad de houding van de minister even testen. Blijft die houding zo van: ik loop tegen de muur op zoals collega Bruins dat deed bij de OCW-begroting? Hij kon dat dan uiteindelijk een dag voor de deadline nog repareren. Of gaat het dit keer iets beter?

Minister Faber:

De gesprekken over ...

De voorzitter:

Wacht even. Ik ben even aan het zoeken. Ik vind het goed om in een tweeminutendebat wat actualiteit neer te leggen, en er is hierover een motie ingediend die al geapprecieerd werd. Maar ik vind het eigenlijk niet zo heel erg handig om nu een wet die er nog niet is, al helemaal te bespreken. Ik doe dus ook een beroep op u om even scherp bij dit debat te blijven, want zo meteen hebben we nog weer een andere wet te bespreken en we lopen al achter. Ik geef de gelegenheid aan de minister om een korte reactie te geven op de vraag van meneer Eerdmans.

Minister Faber:

We zijn nog bezig. Er lopen nu gesprekken betreffende de Voorjaarsnota.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Een hele korte vraag. Fijn dat de minister nu ook een keer in de Kamer zegt wat ze voor de camera zei, namelijk: als vakminister ga ik niks veranderen aan mijn asielwetten. Dat is een duidelijke quote. Mijn vraag is dus: ligt de wet dan morgen voor in de ministerraad?

Minister Faber:

Nee, dat duurt nog enige weken.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Daar krijg ik graag uitleg over. Als de vakminister zegt dat ze het eerst nog aan het bestuderen is — of ze het nou wel of niet gelezen heeft, ze heeft een hele duidelijke stelling: ik ga niks veranderen — dan kan het toch gewoon morgen naar de ministerraad? Waarom moet dat dan een aantal weken duren? Waar zit de vaart van deze minister?

Minister Faber:

Ze kunnen me er nooit van betichten dat ik er geen vaart in heb, maar er wordt een nader rapport geschreven en daar hebben we enige weken voor nodig.

De heer Van Baarle (DENK):

Het rondreizend circus Faber introduceert een nieuw bestuurlijk fenomeen, namelijk dat het kabinet een mening van een vakminister heeft en een mening als kabinet. Dat is een hele rare stijlfiguur. De heer Wilders en deze minister spelen dit op. Deze minister zegt dat ze niks gaat aanpassen. Betekent dit nou dat als het kabinet deze minister overruled en in de ministerraad besluit wel aanpassingen in haar wetten door te voeren, deze minister aangeeft: ik ga dat niet meemaken, ik stap dan op?

Minister Faber:

Ik wacht eerst het nader rapport en de discussie in de ministerraad af.

De voorzitter:

Meneer Van Baarle, heel kort, in laatste instantie.

De heer Van Baarle (DENK):

Het is weer gewirwar. Het zijn van die harde termen, van: er gaat niks aangepast worden. Maar nu moet er gewacht worden op het nader rapport, omdat deze minister het wel gaat bestuderen. Als ik vraag of ze haar woorden gaat waarmaken als het kabinet besluit het toch aan te passen, zegt deze minister niet dat ze dan opstapt. Het zijn allemaal woorden voor de bühne van een minister die geen kaas gegeten heeft van de bestuurlijke verhoudingen in Nederland. Het is circus Faber; het ziet er niet uit.

Minister Faber:

Ik laat alle kwalificaties maar aan meneer Van Baarle. Dat ben ik zo langzamerhand wel gewend, dus daar trek ik mij niet zo veel van aan.

De heer Van Nispen (SP):

Afgelopen vrijdag zei de minister, nog voordat zij de adviezen van de Raad van State gelezen had: ik ga er niets aan veranderen, hooguit punten en komma's. Inmiddels heeft zij de adviezen van de Raad van State wel gelezen, en nu herhaalt ze dit: ik ga er niets aan veranderen. Daarmee loopt de minister inderdaad vooruit op de bespreking in de ministerraad. Zij heeft nu dus besloten dat er niets aan gaat veranderen. Erkent de minister dat een wet beter kan worden door ook te kijken naar kritiek en die serieus te nemen? En erkent zij dat een wet ook beter kan worden door het debat in de Kamer, bijvoorbeeld met partijen die wel degelijk mee willen denken maar misschien iets meer willen veranderen dan punten en komma's, en dat een oplossing daardoor ook dichterbij kan komen?

Minister Faber:

Ik neem aan dat meneer Van Nispen een oplossing wil voor Nederland. Daar mag ik toch van uitgaan. Er moet haast gemaakt worden. We hebben een probleem in Nederland. De mensen zijn er helemaal klaar mee. De mensen zijn er klaar mee dat in er elk dorp en in elke stad een azc verrijst. De grenzen moeten dus dicht. Die instroom moet naar beneden. En wat zie ik hier? Continu worden hier beren op de weg gegooid met allerlei fratsen en allerlei verzinsels. Er wordt van alles verzonnen om de boel maar te traineren. Daar ben ik gewoon klaar mee.

Ik wilde een noodwet naar voren brengen, maar dat werd afgeschoten, want de Kamer zou dan zogenaamd buitenspel worden gezet. Nou, de democratische legitimiteit zat in de Vreemdelingenwet zelf, in artikelen 110 en 111. Maar dat was hier in deze Kamer blijkbaar niet neergedaald.

Maar er moet nu gewoon een oplossing komen. Ik laat me daarbij niet van het pad brengen door allerlei praatjes en ik-weet-niet-wat hier in de Kamer. Ik ben er klaar mee. Ik heb mijn wetsvoorstellen neergelegd. Die worden besproken in de ministerraad. En als vakminister ga ik daar niets aan veranderen, want ik heb haast. Nederland is er klaar mee. Ik ben er klaar mee. Ik laat me door niemand — door niemand — van de weg afleiden die ik ben ingeslagen.

De voorzitter:

Dat was wel een lang antwoord op een redelijk korte vraag. Meneer Van Nispen, wilt u nog een keer?

De heer Van Nispen (SP):

Heel graag, voorzitter, want kennelijk wilde de minister dit nog een keer vertellen. Het was in de verste verte geen reactie op wat ik had ingebracht. De minister weet nog helemaal niet wat ik van die wetten vind. Ik ook niet, want ik heb ze nog niet gezien. Ik heb wel de adviezen van de Raad van State gelezen, dus ik ben erg benieuwd. Ik ga er open in, want er is een probleem. Ik heb al heel vaak gezegd dat het aantal migranten in Nederland in de volle breedte naar beneden moet. Het is niet houdbaar, maar de minister lijkt met peperdure wetten te komen die de problemen niet oplossen. Dan neem ik toch een voorschot op wat ik er waarschijnlijk van ga vinden, op basis van wat ik er nu van weet.

Er moet dus iets gebeuren. Maar dat was natuurlijk helemaal geen antwoord op de vraag. Ik stelde hier namelijk een hele normale vraag. Ik werp geen beren op. Ik vroeg alleen maar: erkent de minister dat wetten bedoeld zijn om problemen op te lossen en dat die er beter van kunnen worden als je kijkt naar de kritieken van deskundigen, van uitvoeringsorganisaties en van partijen hier in de Kamer, omdat dan oplossingen wel dichterbij kunnen komen? Dat is een hele normale, eigenlijk hele algemene vraag. Erkent de minister dat wetten er ook beter van kunnen worden?

Minister Faber:

Ik heb de vraag al uitvoerig beantwoord.

De heer Van Nispen (SP):

Dat heeft de minister niet. De minister heeft, zoals ze vaker doet, de vraag aangegrepen om mensen woorden in de mond te leggen, een bepaalde veronderstelling te uiten: die zal wel weer beren op de weg gaan werpen, de boel willen traineren. Dat sta ik hier helemaal niet te doen. Ik stel hier alleen de vraag of de minister erkent dat een wet er beter van kan worden door kritieken serieus te nemen, door open te staan voor mogelijke verbeteringen vanuit de Kamer, vanuit de uitvoeringsorganisaties, ook misschien vanuit de Afdeling advisering van de Raad van State. Erkent de minister dat?

Minister Faber:

Meneer Van Nispen kan deze vraag nog tien keer herhalen. Ik heb hem beantwoord en ik ga hem niet nog een keer beantwoorden.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik krijg steeds meer het gevoel dat de minister dat wat wij als Kamer doen, niet leuk vindt. Maar dan moet ze een andere functie zoeken, want de minister is hier bij de gratie van het vertrouwen van de Kamer. Ik kan me voorstellen dat zij vragen niet leuk vindt, omdat het misschien niet past bij de manier waarop de minister haar werk zou willen uitvoeren, maar dat past niet bij haar rol als minister. Wij vragen en controleren. U dient daarop antwoord te geven. U dient ook mijn collega's van een fatsoenlijk antwoord te voorzien. Als u dat niet kunt of niet wil, dan moet u een andere functie zoeken. Dus dat laat ik bij u.

De vraag is een hele relevante. Er zijn meerdere vragen over geweest. De minister stelt dat zij haast heeft. Dan zou het logisch zijn, ook omdat de minister vandaag aangeeft dat zij er niets aan gaat veranderen, om het zo snel mogelijk in de ministerraad neer te leggen, maar de minister zegt dat ze dat niet doet en dat dat nog even duurt. Als gevraagd wordt waarom er een vertraging op zit, komt daar geen antwoord op. De Kamer vertraagt niet, de minister vertraagt. Het is dus niet logisch. Of de minister spreekt niet de waarheid over het feit dat ze het zo snel mogelijk wil doen of ze spreekt niet de waarheid over het feit dat ze er niets aan gaat veranderen. Anders is er geen enkele reden waarom het niet vrijdag in de ministerraad ligt en u uw conclusies daar trekt en de discussie daar voert. Ik wil dus graag een fatsoenlijk antwoord op mijn vraag. U zegt dat u niets gaat veranderen. Waar wacht u dan nog op om dit voorstel, waarvan u zegt dat heel Nederland erop wacht, zo snel mogelijk door de ministerraad te krijgen zodat we het hier kunnen bespreken?

Minister Faber:

Ik zal toch echt een nader rapport moeten opstellen. Daar heb ik gewoon tijd voor nodig. Dat nader rapport komt vlak na het krokusreces. Misschien heeft u daar iets aan. Dat is heel snel. Dat is binnen een maand. Binnen een maand kan het opgeleverd worden. Dat is heel snel. Dat lijkt me dus duidelijk. Duidelijker kan ik niet zijn in dezen.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 3351.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3350 is dus ontijdig, had u gezegd. Klopt dat?

Minister Faber:

Ja, ja, ontijdig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3350: ontijdig.

Minister Faber:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 3351. Die is ontraden. Die gaat over de haatpredikers. Ik ben ook tegen elke vorm van haatprediken. Ik snap dat meneer Van Baarle daar wat moeite mee heeft, want hij heeft een andere view, zal ik maar zeggen. Maar goed, natuurlijk ben ik ook tegen haatpredikers. Ik ben nu al bezig met een beoordeling. Daar kan ik nu niet op vooruitlopen. In algemene zin ben ik het ermee eens. Er is geen ruimte voor haatpredikers.

Mevrouw Podt (D66):

We hebben allemaal onze meningen over de moties en over elkaar, maar ik neem er wel een beetje aanstoot aan dat de minister in een soort bijzin een van de collega's in de Kamer wegzet. Dat is niet de bedoeling. Dat vind ik ook niet betamelijk voor een minister. Doe dat gewoon even niet.

Minister Faber:

Daar wil ik wel even op reageren. Kijk, als er allerlei opmerkingen vanuit de bankjes worden gemaakt, waarom zou ik dan niet iets terug mogen zeggen? Ik bedoel, dan moet men dergelijke opmerkingen ook niet maken.

De voorzitter:

Laten we elkaar niet gaan uitlokken tot een soort discussiespel. Mevrouw Podt heeft een punt van orde gemaakt. Daar ben ik het wel mee eens. Laten we gewoon het debat voeren op een fatsoenlijke en inhoudelijke manier en inderdaad niet vanuit de bankjes van alles roepen.

We gaan gewoon verder. Mevrouw Rajkowski heeft een interruptie over de appreciatie van de motie op stuk nr. 3351, denk ik.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Ik begrijp eerlijk gezegd het oordeel "ontraden" niet. Als de minister zich ervoor wil inspannen om deze haatpredikers de toegang tot Nederland te ontzeggen, kan ons verzoek toch positief beoordeeld worden?

Minister Faber:

Ik begrijp wat u bedoelt. Ik ben er ook niet op tegen. Ik wil ook dat haatpredikers niet welkom zijn in Nederland, maar dit zijn individuele zaken. Die ben ik al aan het beoordelen; daar zijn we al mee bezig; daar is de IND al mee bezig. Maar ik moet het natuurlijk rond hebben voordat ik hierover een uitspraak kan doen. Ik ben het ermee eens. Als ik een grond heb om deze mensen de toegang tot Nederland te ontzeggen, zal ik de laatste zijn om dat niet te doen. Dan ga ik dat juist doen en ook zo snel mogelijk. Daarop vinden we elkaar dus zeker. Maar ik wil zeggen: we zijn ermee bezig en als ik er een grond voor heb om deze haatpredikers de toegang tot Nederland te ontzeggen, dan doe ik dat.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Die motie is natuurlijk zo bedoeld. Als hun de toegang niet ontzegd kán worden, dan willen wij dat ook niet, maar wij zien deze motie als een inspanningsverplichting, als een oproep aan de minister om alles op alles te zetten om het wel te gaan doen, uiteraard met inachtneming van de ruimte die er is. Als het niet mogelijk is door rechtsstatelijke regels, begrijpen we dat. Deze motie is echt als inspanningsverplichting bedoeld.

Minister Faber:

Oké, dus dan moet ik de motie zo zien dat … Zoals ik al zei: ik moet wel een grond hebben. Als ik de motie zo mag interpreteren, dan kan ik 'm sowieso overnemen, maar als u 'm in stemming wilt brengen, krijgt de motie oordeel Kamer; wat u zelf wilt, want u gaat over uw motie.

De voorzitter:

Ik kijk even naar mevrouw Rajkowski, maar de eerste indiener is meneer Eerdmans.

Mevrouw Rajkowski (VVD):

Ik kom later even terug op de mogelijkheid om de motie in te trekken.

Minister Faber:

Oké.

De voorzitter:

Goed. Dan is de motie ontraden. Wellicht horen we daar straks nog iets anders over.

Minister Faber:

Nee, de motie is niet ontraden. Ze krijgt oordeel Kamer, maar ik kan 'm ook overnemen.

De voorzitter:

Ja, met de interpretatie van zo-even is het oordeel Kamer. Sorry, ik zei het net verkeerd. Dan gaan we naar de derde motie.

Minister Faber:

Ja. De derde motie, op stuk nr. 3352, is van de heer Eerdmans en gaat over escalatie in Budel. Ik moet deze motie ontraden. Het doel van de vtl-locatie is juist om de overlast aan te pakken. Maar ik begrijp de strekking van de motie heel goed. Ik weet dat daar zware overlast is en dat is me een doorn in het oog. Ik ga heel binnenkort in gesprek met de burgemeester van Cranendonck om te kijken hoe we dat gaan oplossen. Eigenlijk vind ik de motie te vroeg en daarom wil ik 'm ontraden. Het is natuurlijk aan meneer Eerdmans zelf om te kijken wat hij er verder mee wil doen, maar het heeft zeker mijn aandacht. Ik ga naar Budel om dat nader te bespreken met de burgemeester.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3352 is ontraden. We gaan naar de volgende motie.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3353 gaat over geen extra dwang tot meer asielopvang dan het initiële bod. Deze motie is ontijdig. Ik wil helemaal geen dwang en drang betreffende die Spreidingswet. We proberen er in goed overleg uit te komen met de lokale gemeenten en het Rijk. Deze motie loopt vooruit op zaken die nu nog niet aan de orde zijn, dus deze motie is ontijdig.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3353 is ontijdig. De volgende motie.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3354 is van mevrouw Podt en meneer Ceder en gaat over het opschorten van de financiering van VluchtelingenWerk. Die moet ik ontraden. Het vraagstuk van afbouw en overleg over de taken is onderdeel van een lopende rechtszaak. Dat vraagstuk kan ook verder gebracht worden zonder het besluit te schorsen, dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3354 is ontraden.

Minister Faber:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 3355 van meneer Van Nispen, mevrouw Podt, meneer Ceder en mevrouw Piri. Die gaat over de opvang van kinderen. Deze motie geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3355 krijgt oordeel Kamer. De volgende motie.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3356 is van meneer Van Nispen en gaat ook over VluchtelingenWerk. Deze motie ontraad ik om dezelfde reden als bij de motie op stuk nr. 3354 van mevrouw Podt.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3356 is ontraden.

Minister Faber:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 3357 van meneer Van Nispen. Die gaat over de Oekraïners Igor en Galina. Ik ontraad deze motie, al was het maar omdat ik niet kan ingaan op individuele zaken. De IND heeft dit beoordeeld onder bestaand beleid. Ik kan daar dus een uitzondering voor maken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3357 is … O, er is een interruptie van meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Nou, voorzitter, ik heb geen interruptie. Ik heb gewoon een feitelijke correctie. Dit zijn geen Oekraïners. Dat is nou net het hele punt in het verhaal.

Maar ik kwam eigenlijk om te zeggen dat ik mijn motie op stuk nr. 3356 over de subsidie voor VluchtelingenWerk Nederland wil aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (19637, nr. 3356) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

En de motie op stuk nr. 3357 is ontraden.

Mevrouw Podt (D66):

Ik heb een informatieverzoek. Op zich heb ik begrip voor het feit dat de minister niet in kan gaan op individuele cases, maar wij moeten via de krant vernemen dat mensen worden teruggestuurd naar Oekraïne. Dat lijkt mij een hele rare move en dat lijkt mij totaal haaks staan op het non-refoulementbeginsel. Zou de minister dus in zijn algemeenheid een brief kunnen sturen aan de Kamer over hoe hiermee wordt omgegaan? Dat gaat dus niet om deze specifieke casus, maar het terugsturen van mensen naar Oekraïne lijkt me op dit moment niet aan de hand.

Minister Faber:

Dat kan ik toezeggen.

De voorzitter:

Het informatieverzoek is toegezegd en de motie op stuk nr. 3357 is ontraden. We gaan naar de motie op stuk nr. 3358.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3358 is van mevrouw Piri en meneer Bontenbal. O, dat betreft de "go and see"-regeling voor Syriërs, zodat ze naar Syrië kunnen gaan om te kijken hoe het daar is. Zoals ik al eerder in het debat heb aangegeven, ben ik heel terughoudend als het gaat om een regeling om Syrische asielzoekers en statushouders Syrië te laten bezoeken zonder gevolgen voor de asielprocedure of het verblijfrecht. Het asielrecht gaat in de kern om de vraag over veiligheid bij terugkeer naar het land van herkomst. Als Syrische asielzoekers of houders van een vergunning voor bepaalde tijd terugkeren naar Syrië, daar geen grote onveiligheid ervaren en vervolgens weer veilig kunnen terugkeren, is dat een indicator dat van asielgerelateerde vrees geen sprake is. Daar zullen dan ook vreemdelingrechtelijke consequenties aan verbonden moeten worden. Indien tijdens een bezoek zou blijken dat het huis van bijvoorbeeld een vreemdeling verwoest is of de infrastructuur in het land slecht is, zou dat namelijk geen grond zijn om asiel te verlenen of te behouden. Het past ook niet in het stelsel van de wet om daaroverheen te gaan stappen. Op het moment dat het moratorium eindigt en we tot een ander beleid komen, zal ik zeker kijken hoe we nog iets extra's kunnen doen om terugkeer maximaal te bevorderen, maar op dit moment ben ik daar heel terughoudend in. Ik ontraad deze motie.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Jammer, want volgens mij lobbyen alle organisaties die zich bezighouden met vrijwillige terugkeer bij alle regeringen om dit te doen. Mijn vraag aan de minister is dus of zij beseft dat, zolang er een moratorium geldt en er alleen sprake kan zijn van vrijwillige terugkeer, het ontraden en niet komen met een "go and see"-regeling er per definitie toe leidt dat er minder Syriërs vrijwillig zullen terugkeren. Erkent zij dat dat het gevolg is van het niet hebben van een "go and see"-regeling?

Minister Faber:

Dat valt helemaal niet te bewijzen. Dan moeten we eerst maar eens kijken hoe dat gaat. Er zijn nu aanmeldingen van mensen die vrijwillig terug willen naar Syrië. Wij faciliteren dat ook. Dat begint nu op gang te komen. Ik ga dus eerst kijken hoe dat allemaal loopt. Wat betreft een "go and see"-regeling zeg ik het volgende. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat mensen naar Syrië gaan, dat ze gaan kijken hoe de boel ervoor staat, en dat ze blijven als het bevalt en terugkomen wanneer het niet bevalt. Zo werkt dat natuurlijk niet. Dan gaat iedereen zelf beslissen hoe of wat. Men kan natuurlijk zelf beslissen om vrijwillig terug te gaan. Daar hebben we ook een regeling voor. Maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat mensen zelf gaan kijken en zeggen: nou, het valt allemaal wel mee; ik blijf, want ik vind het allemaal wel prima. Zo gaat dat niet. Dan ga je zaken die je normaal objectief beoordeelt, subjectief beoordelen. Dat is gewoon niet handig.

De voorzitter:

Mevrouw Piri in tweede en laatste instantie.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

De minister maakt hier een beetje een sketch van. Dat is wel grappig, want de vorige keer gaf ze zelf aan toen nog geen enkele keer met een Syriër gesproken te hebben. Ik zou haar toch aanraden om dat te gaan doen.

Minister Faber:

O, maar die heb ik …

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

O, die heeft u inmiddels wel gesproken. Heel fijn. Heel fijn. Misschien hoort u dan ook dat er van de tienduizenden Syriërs die hier zijn dat er heel veel twijfel is over terugkeer. Daarom hebben we ook het moratorium dat de minister heeft ingevoerd. De situatie is te onzeker. Sommige mensen denken er toch over na om het te doen, maar ze durven die stap niet te wagen zonder dat ze na jaren terug kunnen naar Syrië om te kijken of hun huis er nog staat. De minister kan toch niet ontkennen dat door niet te komen met een "go and see"-regeling de drempel voor de mensen die überhaupt willen kijken naar vrijwillige terugkeer zo hoog is dat het gewoon nu niet gaat gebeuren? Behalve voor de 160 mensen die zich bij de minister hebben gemeld, van de tienduizenden Syriërs die hier zijn.

Minister Faber:

Het wel of niet in goede staat zijn van je huis in het thuisland is natuurlijk geen voorwaarde voor asiel. Ik heb dat nog niet gezien in het beleid bij de IND. Het is geen staand beleid.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3358 is ontraden. Dan de motie op stuk nr. 3359.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3359 is van de heer Van Baarle. Die motie gaat over het zaaien van angst en het in het openbaar speculeren over gedwongen terugsturen naar Syrië enzovoort. Ik ontraad deze motie, omdat ik mij hierin niet herken.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3359 is ontraden.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3360 is van meneer Van Baarle. Hij verzoekt de regering te waarborgen dat voldaan wordt aan het recht van vluchtelingen op voorlichting en juridische ondersteuning, zoals Europese richtlijnen dat van ons vragen. Ik kan deze motie gewoon oordeel Kamer geven, want ik houd mij gewoon aan de wet. Natuurlijk zijn er wettelijke taken die uitgevoerd moeten worden, maar dat wil niet zeggen dat een partij als VluchtelingenWerk deze moet doen. Dus ik geef deze motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3360: oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 3361.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3361.

De voorzitter:

O, mevrouw Piri.

Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):

Het is best belachelijk dat we een hele discussie hebben over VluchtelingenWerk en dat de minister eigenlijk zegt: ik houd me aan de wet. In de wet staat dat een onafhankelijke organisatie deze taak moet uitvoeren. Mijn vraag aan de minister is dan toch: welke onafhankelijke organisatie, die niet onder ministeriële verantwoordlelijkheid valt, gaat dit dan uitvoeren, als het niet VluchtelingenWerk is? Dat is nou precies het antwoord waar eigenlijk de hele Kamer op wacht.

Minister Faber:

Volgens mij ben ik helemaal niet verplicht om dat door VluchtelingenWerk te laten doen. Je hebt ook andere onafhankelijke organisaties. Het hoeft niet per se VluchtelingenWerk te zijn. Dat is niet de enige onafhankelijke organisatie.

De voorzitter:

Meneer Van Baarle, kort.

De heer Van Baarle (DENK):

Over de eerste motie die ik heb ingediend, over het speculeren dat de minister doet op mogelijk gedwongen terugkeer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3359.

De heer Van Baarle (DENK):

Deze minister doet dat wel degelijk, zoals in berichten op social media. Er is een filmpje waarin ze in het Arabisch ondertiteld aangeeft dat het landenbeleid ten aanzien van Syrië wordt aangescherpt. Dat stond ook in de brief van deze minister. Wat deze minister daarmee doet, is vooruitlopen op de veiligheidssituatie in Syrië en de humanitaire situatie en het ambtsbericht dat nog komt. Daarmee zaait zij wel degelijk angst bij een hele grote groep Syrische Nederlanders, die, als zij deze minister horen, zorgen hebben over het feit dat zij wellicht gedwongen terug moeten. Dus ik vraag deze minister gewoon om te stoppen met het ongefundeerd speculeren over mogelijke gedwongen terugkeer, zonder dat er een analyse is van de veiligheidssituatie. Stop daar gewoon mee, zeg ik tegen deze minister.

Minister Faber:

Weet u, ik herken mij hier gewoon niet in. Ik kan gewoon op social media een video plaatsen waarin ik uitleg dat er mogelijkheden zijn voor vrijwillige terugkeer. Als het landenbeleid wijzigt, dan kan ik ook overgaan tot gedwongen terugkeer. Dat zijn gewoon de regels zoals wij die hebben afgesproken. Ik vind het wel bijzonder dat u een beetje valt over het ondertitelen in het Arabisch. Als ik naar gemeentehuizen of politiebureaus ga, vind je ook allemaal folders in het Arabisch. Maar daar heb ik u nog niet over gehoord.

De voorzitter:

Laten we niet een nieuw debat openen, meneer Van Baarle.

De heer Van Baarle (DENK):

Wel wil ik graag voor de Handelingen opgemerkt hebben dat ik er absoluut geen problemen mee heb dat de overheid ook in andere talen communiceert. Ik zou toejuichen dat deze minister in haar belevingswereld meer kennisneemt van de Arabische taal en van andere culturen. Dat zou haar helpen.

De voorzitter:

Dank u wel. Aldus genoteerd in de Handelingen. We gaan door naar de motie op stuk nr. 3361.

Minister Faber:

Meneer Van Baarle zou eens moeten weten waar ik allemaal kennis van heb.

Dan ga ik door naar de motie op stuk nr. 3361, ook van de heer Van Baarle, die zegt: keurt de neerbuigende en respectloze uitingen van PVV'ers over de Raad van State af. Daar is volgens mij helemaal geen appreciatie van het kabinet voor nodig.

De voorzitter:

Dat denk ik ook niet. Het is een soort spreekt-uitmotie.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3362 is van meneer Van Dijk en mevrouw Podt en gaat over de kleinschalige opvangvoorzieningen. Die vond ik heel goed. Het eerlijke verhaal is dat ik liever grootschalige opvanglocaties heb. Ik wil hier echter toch even heel serieus op ingaan. Het signaal dat er obstakels zijn rond kleinschalige opvang, hoor ik niet voor het eerst. Ik heb eerder dit soort geluiden gehoord. Zoals vaker is aangegeven, hebben wij een uitgangspunt voor kleinschalige opvang, naast grote locaties. Als een gemeente zelf kleinschalige opvang aanbiedt en we dat in goede afstemming met het COA kunnen doen, waarom dan ook niet? Ik vind dat wel een punt om nader te onderzoeken. Ik vind het vervelend dat er signalen zijn dat het niet goed zou lopen. Ik neem het dus zeer serieus. Ik heb u gehoord. Ik zou heel graag aan u willen vragen om signalen die u hoort, aan mij door te geven. Ook binnen het ministerie gaan we kijken waar de knelpunten zitten. Die proberen wij in kaart te brengen en dan kunnen we pas met een plan van aanpak komen. Ik moet eerst natuurlijk weten wat de knelpunten zijn en wat er aan de hand is. Maar ik wil zeker met een plan van aanpak komen. Eigenlijk is deze motie te vroeg, dus ontijdig, maar ik wil er zeker mee aan de slag. Ik hoop dat uw Kamer bereid is om misstanden of knelpunten aan mij door te geven.

De heer Diederik van Dijk (SGP):

Prima. Ik reageer mede namens mijn mede-indienster, als dat mag. De minister mag het opvatten als een soort aanmoediging. Dat is de bedoeling. Als gemeenten hiertoe willen komen, voorkom dan obstakels. Als de minister er op deze manier mee aan de gang gaat, mag ze het zo uitleggen. Ik zou de motie graag in stemming brengen, met de uitleg die de minister geeft.

Minister Faber:

Dat is goed.

De voorzitter:

Dan is de appreciatie "ontijdig".

Minister Faber:

Ja, ik vind 'm wel ontijdig, maar met deze uitleg erbij — dat moeten we even goed met elkaar afspreken — dan vind ik het prima dat u de motie in stemming brengt. Althans, dat bepaalt u zelf natuurlijk, maar ik kan de motie oordeel Kamer geven. Maar ik kan natuurlijk pas een plan van aanpak maken als ik de knelpunten in beeld hebt. Dat wil ik toch nog even goed benadrukken.

De voorzitter:

We maken er de appreciatie oordeel Kamer van, met inachtneming van de woorden die de minister erover heeft geuit. We gaan door naar de motie op stuk nr. 3363.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3363 is van meneer Boomsma en mevrouw Podt en gaat over de gegevensuitwisseling. Het gaat over de lvv en de Dienst Terugkeer en Vertrek. Er wordt verzocht om op korte termijn een convenant op te stellen dat een gedegen juridische basis biedt voor de samenwerking en gegevensuitwisseling tussen de betrokken partijen, zolang dat nodig is. Ik moet deze motie ontraden. Zoals eerder aangegeven, is het na het beëindigen van de rijksbijdrage aan de lvv mogelijk voor gemeenten om informatie te delen met rijksdiensten in het kader van hun wettelijke taak. Dienst Terugkeer en Vertrek en gemeenten onderzoeken samen hoe dit praktisch wordt ingericht. Er wordt onderzocht welke aanvullende informatie-uitwisseling richting gemeenten nodig en mogelijk is en of hierin voorzien kan worden. Ik verwacht op korte termijn meer informatie hierover te kunnen geven aan uw Kamer. Een convenant is geen grondslag voor informatie-uitwisseling en biedt daar dus geen oplossing voor. Dat wil ik wel even benadrukken. De gemeente kan nu al informatie uitwisselen met de Dienst Terugkeer en Vertrek. Dat kan gewoon, dus daar hebben we helemaal geen convenant voor nodig. Een convenant is niet de wettelijke grondslag voor het uitwisselen van gegevens. De gemeente en de Dienst Terugkeer en Vertrek mogen nu al data uitwisselen betreffende de terugkeer.

De heer Boomsma (NSC):

De minister zegt eigenlijk twee dingen, namelijk: het kan al en het wordt onderzocht. Maar ik ben bij meerdere gemeentes geweest en heb daar met mensen gesproken, en die zeggen: wij lopen nu acuut tegenaan; wij kunnen die informatie nu niet uitwisselen, of het is ontzettend tijdrovend. Het gaat ook over de politie. Soms gaat het over bijzondere persoonsgegevens die nodig zijn om mensen te kunnen uitzetten. En als ik van alle kanten vanuit de praktijk van mensen zelf hoor dat het niet kan, dan denk ik dat dat reden is om daar gewoon zo snel mogelijk een goede juridische grondslag daarvoor te vinden. En die was er ook; die is alleen opgezegd. Maar alles is beschikbaar om die weer op te stellen. Dus vandaar deze motie. Ik zou de minister toch echt willen verzoeken om die nu over te nemen.

Minister Faber:

Ik begrijp dat meneer Boomsma met deze motie komt, maar die informatie-uitwisseling kan gewoon. Dan willen wij heel graag met die gemeentes in gesprek die daar hinder van zouden hebben. Maar ik heb u net gezegd: de Dienst Terugkeer en Vertrek en gemeenten gaan wel nader onderzoeken hoe ze dat praktisch kunnen inrichten. Het is immers wel mogelijk. Dat loopt dus wel. Er worden al gesprekken gevoerd om dit op te lossen, want het kan gewoon. Wettelijk gezien kunnen ze gewoon die informatie uitwisselen betreffende de terugkeer van de persoon in kwestie. Dat kan gewoon. Als er obstakels zijn, dan moeten die natuurlijk weg. Als er gemeentes zijn die zeggen "dat kan helemaal niet", dan moeten we dat uiteraard serieus nemen. Dat signaal nemen we serieus, en het ministerie is bezig om dat op te lossen. Die gegevens moeten immers wel uitgewisseld kunnen worden, en dat kan ook, maar dan moet dat in de praktijk gaan gebeuren om terugkeer van de persoon in werking te zetten.

De voorzitter:

De heer Boomsma in tweede en laatste instantie.

De heer Boomsma (NSC):

Ja, nee, die obstakels moeten worden opgelost, en die kunnen ook worden opgelost als er een goede juridische grondslag is voor die gegevensuitwisseling. Die ontbreekt nu; dat hoor ik aan alle kanten. Dit is echt urgent, want het kan ook gaan om verwarde mensen. Daar moeten we gewoon snel op kunnen schakelen. Dan gaat het niet alleen om de Dienst Terugkeer en Vertrek — die is belangrijk — maar het gaat ook om politie en andere partners. Ik wil dus toch de motie indienen, en ik hoop op steun.

Minister Faber:

Hier wil ik wel graag op reageren. Ik ga niet over de politie. Ik ga over de Dienst Terugkeer en Vertrek. De lvv-regeling was ingericht voor mensen die geen documenten hadden. Die ongedocumenteerden hebben geen legaal verblijf in Nederland. Die moeten terug naar hun land van herkomst. Daarom hebben wij gezegd: deze mensen hoeven niet onder de brug te liggen; die kunnen zich gewoon melden bij de Dienst Terugkeer en Vertrek. Dan kan er gewerkt worden aan een terugkeer. Voor alle mensen die vrijwillig terugkeren naar hun land, kan elke reis gewoon georganiseerd worden. Die kunnen ook terug. Er zijn schrijnende gevallen; dat klopt. Maar dan kunnen zij zich melden bij Ter Apel. Daar zijn regelingen voor, de "buiten schuld"-verklaringen. Daarmee kunnen er gewoon zaken geregeld worden. Betreffende de politie en de ggz en dat soort zaken geldt: daar ga ik niet over. Maar over het stukje van de lvv en de Dienst Terugkeer en Vertrek zeg ik: daar is het gewoon mogelijk om de gegevens uit te wisselen. En als er obstakels zijn, dan zijn we zeker bereid om die van de weg te halen.

De voorzitter:

Heeft u nog nieuwe dingen, mevrouw Podt?

Mevrouw Podt (D66):

Dit voelt een beetje als Groundhog Day, want ik heb het idee dat wij de hele tijd deze discussie hebben, terwijl de motie die de heer Boomsma zo netjes heeft getypt, volgens mij hartstikke helder is. Die gaat namelijk niet alleen over de Dienst Terugkeer en Vertrek, maar ook over de IND en het COA. Daar is deze minister verantwoordelijk voor. Het gaat ook over gemeenten en opvanglocaties; daar heeft deze minister contact mee. Eigenlijk is het enige wat deze motie vraagt: ga nou met die mensen in gesprek en leg dat vast in een convenant. Dat convenant was er al, dus ik snap echt niet waar dit probleem nou vandaan komt. Op het moment dat deze minister gewoon in gesprek gaat met deze partijen, dan komt ze er vanzelf achter waar het probleem ligt. Volgens mij kan deze motie dus gewoon oordeel Kamer krijgen, en dan kan de minister aan de slag.

Minister Faber:

Nogmaals, een convenant geeft geen wettelijke grondslag voor het uitwisselen van gegevens. En men kan dat betreffende de Dienst Terugkeer en Vertrek al doen.

De voorzitter:

Tot slot op deze motie, mevrouw Podt.

Mevrouw Podt (D66):

Ook als het niet per se een wettelijke grondslag biedt, dan biedt het deze partijen blijkbaar genoeg peace of mind om hiermee door te gaan. Dus als het niet dat andere is, zou ik zeggen "doe het dan om deze reden", als de minister zegt "ik ben serieus over het in gesprek gaan en het zorgen dat die gegevens uitgewisseld kunnen worden". Nogmaals, het gaat niet alleen om de DT&V; het gaat ook over de andere organisaties waar deze minister verantwoordelijk voor is en contact mee heeft, als het goed is.

Minister Faber:

Goed. Dan ga ik door naar motie op stuk nr. 3365 van mevrouw De Vos. Die gaat over remigratie. Ze vraagt om te onderzoeken welke factoren bijdragen aan vrijwillige remigratie van Syriërs en hoe deze factoren gebruikt kunnen worden om vrijwillige remigratie naar Syrië te bevorderen. Ik ontraad deze motie. Wij ondersteunen vrijwillig vertrek nu al en als het beleid wijzigt, zal ik bekijken hoe we dit verder kunnen stimuleren. Dan komt ook gedwongen vertrek in beeld. We hebben daar dus al beleid voor. We werken nu aan vrijwillige terugkeer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 3365 ...

Minister Faber:

Als het landenbeleid wijzigt, dan kunnen we ook overgaan op gedwongen terugkeer. Ontraden dus.

De voorzitter:

Ontraden dus?

Minister Faber:

Ontraden, ja.

Mevrouw De Vos (FVD):

Er zijn nu 160 aanvragen in behandeling en er zijn volgens mij ongeveer 150.000 Syriërs in Nederland. Dan lijkt het mij geen kwaad te kunnen om te onderzoeken hoe die vrijwillige terugkeer verder aangewakkerd kan worden.

Minister Faber:

Het getal van 160 was van pas geleden. Volgens mij zijn er alweer nieuwe aanmeldingen. We gaan eerst kijken hoe dat loopt. Ik ga eerst kijken hoe de vrijwillige terugkeer loopt. Dat is heel logisch. Zodra wij denken dat we meer moeten stimuleren om mensen vrijwillig terug te laten gaan ... Ik ben er wel mee bezig hoe we mensen kunnen attenderen op vrijwillige terugkeer. Daar kom ik later nog op terug, heel binnenkort.

De voorzitter:

Mevrouw De Vos in laatste instantie.

Mevrouw De Vos (FVD):

Wanneer kunnen we daarover meer informatie verwachten? Dat zou dan namelijk in feite een antwoord zijn op de motie.

Minister Faber:

Het bevorderen zit 'm meer in het extra informeren dat er mogelijkheden zijn om terug te gaan naar Syrië en dat wij daar ondersteuning aan bieden. Dan denken we ook aan het extra informeren van statushouders met een vergunning voor bepaalde tijd en asielzoekers.

De voorzitter:

Mevrouw De Vos vraagt wanneer u daarover de Kamer informeert.

Minister Faber:

Binnenkort. Binnen een maand.

De voorzitter:

Binnen een maand. De motie op stuk nr. 3365 blijft daarmee ontraden. We gaan naar de motie op stuk nr. 3366, de laatste.

Minister Faber:

De motie op stuk nr. 3366 is van meneer Ceder. Hij vraagt in ieder geval financiering te garanderen die wettelijke verplichting op aannemelijke wijze mogelijk maakt. Dat gaat over de Procedurerichtlijn. Ik ontraad deze motie. Die gaat over VluchtelingenWerk. Natuurlijk is er een wettelijke verplichting en ik zal voldoen aan mijn wettelijke verplichting om taken uit te voeren, maar ik ben niet verplicht om die uit te laten voeren door een partij als VluchtelingenWerk.

De voorzitter:

Hierover is het debat uitvoerig gegaan. Meneer Ceder, heel kort.

De heer Ceder (ChristenUnie):

VluchtelingenWerk staat niet in mijn motie. Het is een vrij basale motie, die de oproep doet om daar waar er een wettelijke borging is — en die is er via de Procedurerichtlijn — financiële kaders op te stellen. VluchtelingenWerk staat niet in mijn motie.

De voorzitter:

Nee, dat klopt. Maar wat is uw vraag aan de minister?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Zij ontraadt 'm omdat zij VluchtelingenWerk erbij haalt, maar dit staat niet in deze motie. Ik zou dus graag een appreciatie willen gebaseerd op mijn motie.

Minister Faber:

Oké. Uiteraard zal ik alle wettelijke verplichtingen nakomen. Als daar geld voor nodig is, dan zal ik dat zeker doen, want wettelijke verplichtingen moet ik gewoon nakomen. Dat is zo klaar als een klontje. Dat is niet eens een punt van discussie.

De voorzitter:

Wat betekent dat voor uw appreciatie?

Minister Faber:

Dat ik 'm nog steeds ontraad. Ik vind 'm overbodig. Het is toch logisch dat ik mijn wettelijke taken uitvoer?

De voorzitter:

Meneer Ceder, laatste instantie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Er leven grote zorgen over de aannemelijkheid dat u dat doet. Het lijkt logisch maar er zijn twijfels of dat ook daadwerkelijk gebeurt. Dit is een motie die u in ieder geval oproept om dat niet alleen te doen, maar op een aannemelijk wijze. Dat betekent dat u dat ook aantoonbaar dient te maken. Daarnaast zit er ook een spreekt-uitgedeelte in. Ik hoor de minister zeggen "logisch, dat willen we doen, ik doe het al, de motie is overbodig". Maar gezien de aard van dit debat is het volgens mij wel een wezenlijk punt.

De voorzitter:

En daarom heeft u een motie ingediend en heeft de minister die geapprecieerd en gaan wij daar dinsdag over stemmen.

Minister Faber:

Dan ben ik wel benieuwd welke wettelijke taken ik niet uitvoer.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen nog.

De heer Van Nispen (SP):

Over de motie op stuk nr. 3357 over de Apeldoornse Igor en Galina. De minister heeft die motie ontraden. Maar er is terecht een informatieverzoek gedaan door mevrouw Podt. De minister heeft toegezegd nu met informatie te komen over het terugsturen van mensen naar Oekraïne. In deze zaak gaat het overigens om mensen die niets met het land Oekraïne te maken hebben. Mijn vraag is: wanneer kan de minister aan dit informatieverzoek voldoen? Kan dat nog voor de stemmingen van aanstaande dinsdag?

Minister Faber:

Ik wil die inspanningsverplichting wel doen, maar ik kan het u niet beloven, want ik zit natuurlijk ook met het ambtelijk apparaat dat dit moet uitvoeren. Ik wil u wel toezeggen dat ik mijn uiterste best zal doen om het voor elkaar te krijgen, maar ik kan het niet beloven. Ik kan niet iets beloven waarvan ik niet zeker weet dat ik het kan nakomen.

De voorzitter:

Dat lijken mij mooie woorden voor het slot aan dit tweeminuten… O, nee, kennelijk niet.

Minister Faber:

Ik heb nog wat vragen liggen die ik ook nog moet beantwoorden.

De voorzitter:

O, dat lijkt me dan wel goed. Doet u dat maar.

Minister Faber:

Ja, ik zal proberen ze snel en zakelijk af te handelen.

Mevrouw Rajkowski had gevraagd of ik samen met de staatssecretaris van IenW ga kijken naar de overlast bij Maarheeze. Dit onderwerp is ook uitvoerig besproken in het debat. Mijn collega, de staatssecretaris van IenW, heeft aangegeven dat hij zal zich gaan inspannen om het probleem op te lossen. Ik zal ook mijn zorgen overbrengen. In de tussentijd zijn er maatregelen genomen om de overlast zo veel mogelijk te beperken. Tot slot is er op ambtelijk niveau overleg gepland met de vervoerders voor het nemen van aanvullende maatregelen om de overlast op het station tegen te gaan.

Er is nog een vraag over VluchtelingenWerk van meneer Boomsma en meneer Ceder. Het gaat over de 13 miljoen van VluchtelingenWerk. Het punt is dat op de begroting, die in november hier in uw Kamer heeft voorgelegen, het vaste bedrag voor VluchtelingenWerk op 13 miljoen staat. Dat was het jaar ervoor ook. Er was helemaal niks nieuws onder de zon. We hebben die beschikking nog eens nader bekeken. Er staat ook bij dat VluchtelingenWerk een vast bedrag zou krijgen van 13 miljoen per jaar. Nou kan het zijn dat er additionele middelen komen. Die worden nog besproken en die komen dan bij de Voorjaarsnota ter bespreking. Maar dat was geen verplichting. Dat kan ook gewoon nul of een bepaald bedrag zijn. Wat ik wil zeggen, is dus dat die 13 miljoen het vaste bedrag was dat men gewoon zou krijgen. Er wordt nu bijvoorbeeld gezegd dat er mensen ontslagen moeten worden enzovoort. Kijk, VluchtelingenWerk moet kijken naar het vaste bedrag dat ze krijgen, en niet naar additionele middelen, want die additionele middelen stonden helemaal niet vast. Het is dus een kwestie van bestuur hoe die organisatie dat doet. Daar sta ik verder buiten. Ik wil nogmaals benadrukken dat ik het dan ook vreemd vind dat er nu zo'n ophef is over die 13 miljoen, terwijl dat bedrag in november hier op tafel lag. We zijn nu een paar maanden verder. Nu is men daar heel verontwaardigd over. Dat vind ik toch wel enigszins bijzonder.

De voorzitter:

Ik wil echt dit tweeminutendebat gaan afsluiten. Dit debat is echt uitvoerig gevoerd, met veel interrupties. U bent het niet met elkaar eens. Dat kan. Er ligt een aantal moties voor ... Ik maak even mijn zin af, mevrouw Podt. Er ligt een aantal moties voor en daar wordt dinsdag over gestemd. We lopen nu al meer dan vijf kwartier uit. Er is zo meteen een wetsbehandeling waar ook tijd voor nodig is. Ik doe echt een oproep om niet voortdurend in herhaling te vallen. U bent het niet met elkaar eens. Dat kan, maar daarom hebben we dit soort debatten, met moties waar de Kamer uiteindelijk een uitspraak over doet. Als eerste meneer Ceder, want die stond hier als eerste. Ik ga u vragen echt kort te zijn, meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ja, voorzitter. Het debat duurt zo lang omdat we geen antwoorden krijgen. Mijn vraag, ook tijdens het commissiedebat, was om de stukken te sturen die die 13 miljoen euro onderbouwen. De minister heeft die niet gestuurd. Ik vroeg: zijn de stukken er niet of zijn ze er wel? Dan hoor ik dat graag. We zijn gisteren niet voldoende geïnformeerd. De reden waarom ik dat vraag — ik weet niet of de minister dat doorheeft — is dat het vertrouwen daalt tot het nulpunt. De minister heeft eerder aangegeven dat er een crisis was. Dat is niet onderbouwd. De minister heeft eerder aangegeven dat de beste juristen een stuk aan het schijven waren. Dat is nooit naar de Kamer gekomen. De minister geeft nu aan dat er uitvoerig is gekeken naar de wettelijke borging. Daar zijn geen stukken van. Ik doe dus ook een beroep op de voorzitter. Het gaat er niet om dat we het niet met elkaar eens zijn. Wij krijgen geen antwoorden. Daarom richt ik mij ook tot u. Ik heb een simpele vraag. Ik heb die ook al tijdens het commissiedebat gesteld, dus ik stel die herhaaldelijk, maar ik krijg geen antwoord. Ik wil graag de onderbouwing van de begroting die geleid heeft tot 13 miljoen. Als die er niet is, hoor ik dat ook graag.

Minister Faber:

Die staat in de subsidiebeschikking van VluchtelingenWerk. Daar staat het vaste bedrag van 13 miljoen in. Daar is het op gebaseerd.

De voorzitter:

Meneer Ceder, in laatste instantie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dat is niet mijn vraag. Mijn vraag is deze. Er is een wettelijke borging dat de taken worden uitgevoerd die nu belegd zijn bij VluchtelingenWerk. Die 13 miljoen is gebaseerd op het aannemelijk maken ... Er zijn gesprekken en overleggen geweest. Ambtenaren zijn druk geweest met berekeningen. Zij hebben gezegd: met dit bedrag kan VluchtelingenWerk uit de voeten. Die notities wil ik graag hebben. Ik wil het graag controleren, want het is al vaker voorgekomen dat de minister iets zegt waarvoor de onderbouwing ontbreekt. Daarom vraag ik ernaar. Dan zijn er twee smaken: de stukken zijn er — ik heb ze niet gehad, maar dan wil ik ze graag hebben — of ze zijn er niet, en dan hoor ik dat ook graag. Er is geen andere smaak, dus ik wil graag duidelijkheid hierover.

Minister Faber:

Toen de begroting werd opgesteld, kwam de subsidie voor VluchtelingenWerk voorbij. Er is een subsidiebeschikking van 13 miljoen. Het is ook niet het eerste jaar dat het 13 miljoen is, de jaren ervoor was het dat ook. Dat zijn gewoon de feiten, zo is de begroting gewoon opgesteld. Dan begint u over wettelijke taken die worden uitgevoerd. Ja, natuurlijk, ik voer mijn wettelijke taken uit. Natuurlijk doe ik dat. Maar dat wil niet zeggen dat dat nu niet uitgevoerd wordt. Die wettelijke taken worden uitgevoerd. Dan mag u mij vertellen welke wettelijke taak ik dan niet uitvoer, want daar ben ik dan wel heel erg benieuwd naar. Daar wil ik dan ook wel een antwoord op hebben.

De voorzitter:

Nee, dat gaat weer het debat openen. De vraag van meneer Ceder was helder en het antwoord is het antwoord dat de minister heeft gegeven.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Maar de conclusie is dus dat hetzelfde getal is opgenomen zonder verdere onderbouwing? Sorry hoor, meneer Aartsen, maar de minister …

De voorzitter:

Het woord is aan meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik vind dat mijn collega mij hoort te steunen, en niet de minister. Ik voer mijn controlerende taak uit. Sorry, maar dan moet u naar de microfoon komen.

De voorzitter:

Nee, laat u zich niet afleiden, meneer Ceder. Gaat u gewoon door.

De heer Ceder (ChristenUnie):

U kunt hier ook iets van zeggen. Dit debat loopt uit omdat er geen antwoorden komen. Wij eisen antwoorden. Dat is onze taak. We zijn daarvoor gekozen.

De voorzitter:

Ja, en ik geef u alsnog de gelegenheid om nog een keer uw vraag te stellen. Maar daar zit ook een eind aan omdat we ook andere onderwerpen en een wetsbehandeling hebben. Uw laatste interruptie, meneer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Kan ik hieruit concluderen dat er geen overleg is geweest of dat er geen nadere onderbouwing is dat die 13 miljoen ervoor zorgt dat de wettelijke taak geborgd blijft?

Minister Faber:

Er is natuurlijk altijd overleg. Ik kan het nog wel een keer herhalen. Het is gebaseerd op het vaste bedrag van de subsidieverstrekking. Dat is gewoon zo klaar als een klontje. Zo is de begroting toen opgesteld.

De voorzitter:

Mevrouw Podt.

Minister Faber:

U kunt dan niet zeggen dat ik geen antwoord geef. Het antwoord bevalt u niet, want u denkt nu ook: oeps, ik had dat bij de begroting aan moeten kaarten. Maar goed.

Mevrouw Podt (D66):

De minister had het over de feiten, dus laten we even bij de feiten blijven. Het klopt, er staat 13 miljoen in de begroting. Maar zoals het jarenlang gebruikelijk is, niet alleen bij VluchtelingenWerk maar ook bij de IND en het COA, wordt dat bedrag in de loop van het jaar veranderd op basis van de aantallen vluchtelingen die er op dat moment zijn en de projecties daarvan. Dat is hoe het gaat. Dat deze minister hier dan gaat zeggen "VluchtelingenWerk moet het maar gewoon baseren op die 13 miljoen" en "ze moeten het bestuurlijk dan maar anders inrichten" … Dan breekt mijn klomp een beetje, want zo kun je niet omgaan met organisaties die iedere dag, wat u er verder ook van vindt, zich er keihard voor inzetten om onder meer een deel van het werk te doen wat u en wij allemaal nodig hebben. Dat kan een minister niet zomaar zeggen, wat u verder ook van die organisatie vindt. Dus laten we nou bij de feiten blijven. Waar u deze taken uiteindelijk ook gaat beleggen, de vaste afspraak is altijd geweest: er staat aan het begin van het jaar een bedrag en dat wordt in de loop van het jaar, net als bij alle andere ketenpartners, aangepast aan de realiteit van dat moment. Daar doen zij dat werk voor. Laten we geen verdenkingen op ze leggen dat ze hun werk niet goed zouden doen. Dat is gewoon niet aan de hand. Kan de minister hier gewoon bevestigen dat dit de systematiek is en dat het dus niet zo is dat wij als Kamer hebben zitten slapen? Dit is gewoon zoals het ieder jaar is gegaan, bij alle ketenpartners.

Minister Faber:

In de subsidiebeschikking staat dat de additionele middelen ook nul kunnen zijn. Ik ben er niet toe verplicht om de additionele middelen toe te kennen.

Mevrouw Podt (D66):

Dat is allemaal prima, maar de kern van het betoog van heel veel sprekers vandaag, van de SGP tot de andere kant van de Kamer, is: dat is allemaal prima, maar het kan niet op deze manier. Dat kan niet zo plotsklaps, dat kan niet zonder een alternatief plan. Dat is het punt van deze Kamer en daar legt deze minister het af.

Minister Faber:

Ik zit anders in de film, zal ik maar zeggen.

Dan staat er nog één vraag open, van mevrouw Van der Plas. Zij vroeg of asielvergunningen ingetrokken kunnen worden of asielprocedures kunnen worden stopgezet als de persoon in kwestie een bezoek brengt aan het land van herkomst. Ja, dat wil ik ook. Als je in de asielprocedure zit of je een vergunning voor bepaalde tijd hebt en je gaat terug naar het land waar je vandaan bent gevlucht — je gaat op vakantie of wat je dan ook allemaal gaat doen — ben ik groot voorstander van intrekken of stopzetten. Op het moment dat uit de feiten en de omstandigheden blijkt dat er gegronde reden is dat de vluchteling niet langer vrees heeft voor vervolging in of terugkeer naar zijn land, vind ik zeker dat de asielvergunning ingetrokken moet worden of de procedure stopgezet moet worden. De IND bekijkt dat ook. Het kan ook zo zijn — dat is het eerlijke verhaal — dat er mensen zijn die ertussendoor glippen. Mensen gaan bijvoorbeeld via een andere luchthaven of wat dan ook, waar we niet de gegevens van hebben. Dat kan gebeuren. Maar het heeft zeker onze aandacht, want ik vind ook dat als je teruggaat naar het land van herkomst, om wat voor reden dan ook, je asielaanvraag stilgezet worden en de tijdelijke vergunning ingetrokken worden.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Het punt is volgens mij dat hier gewoon een motie ligt die uitgevoerd moet worden. Wij horen het volgende in gesprekken met het azc in Ter Apel. Mensen zitten daar in de opvang en gaan vervolgens bij wijze van spreken vier weken op vakantie naar het land van herkomst. Dat gebeurt. Wij horen dat er niet meer gebeurt dan dat ze een goed gesprek krijgen daarover. Eigenlijk wordt er gezegd "ja joh, het mag niet" en "dat is eigenlijk niet zo handig" — een beetje op die manier. Het punt is dat er een aangenomen motie ligt om een procedure stop te zetten.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Wordt de motie uitgevoerd? Dat was mijn concrete vraag.

Minister Faber:

Ja, ik wil zeker de motie uitvoeren. Zeker, want ik ben er ook een voorstander van en ik sta er helemaal vierkant achter. Ik ga zeker eens even navragen hoe het gaat daar. Ik vind dat als mensen terug zijn gegaan naar het land van herkomst en er een gegronde reden is dat ze geen vrees hebben, dat gewoon ingetrokken moet worden. Op het moment dat je teruggaat naar het land waaruit je gevlucht bent, lijkt mij dat al een reden dat het dus veilig is. Ik zal daar zeker achteraan gaan. Ik hoop dat u dat van mij wilt aannemen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat wil ik wel aannemen, maar ik wil weten wanneer die motie wordt uitgevoerd. De minister is zelf ook in Ter Apel geweest en heeft dat vast ook gehoord. Dat was ook de vraag in het debat: wil de minister daar eens over gaan spreken met de mensen in Ter Apel, die tegen ons zeggen dat er gewoon een stevig gesprek komt, waarna het gewoon business as usual is? Dat is raar. Er is een aangenomen motie. Die moet uitgevoerd worden.

De voorzitter:

En op welke termijn?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Inderdaad: op welke termijn wordt die uitgevoerd in plaats van dat er gezegd wordt "ik ga erachteraan"?

Minister Faber:

Ik denk dat de motie wordt uitgevoerd, maar ik denk dat we 'm strakker moeten zetten, zodat dit soort zaken ook worden meegenomen. U heeft nu een voorbeeld vanuit Ter Apel dat dit wordt gezegd. Ik denk dat er ook zaken zijn waarin dit wel gebeurt, maar ik ga er zeker achteraan om te kijken of dit wel gehandhaafd wordt. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat je met een gesprek hiermee wegkomt.

De voorzitter:

Op welke termijn kunt u daar informatie over sturen aan mevrouw Van der Plas?

Minister Faber:

Vindt u het goed als ik dat binnen een maand doe?

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Van der Plas dit enigszins schoorvoetend bevestigen, maar ze heeft liever eerder.

Minister Faber:

Ja, ik wil ook liever gisteren, maar er liggen ook nog andere taken. We zullen ons uiterste best doen om u zo snel mogelijk te informeren.

De voorzitter:

Dat lijkt me een mooie laatste zin van dit tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid. Dank aan de minister en alle leden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We lopen aardig uit in de tijd, dus ik ga even kort een benenstrekpauze inzetten, maar we gaan binnen nu en vijf minuten verder met deze vergadering, en wel met de Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000. Ik zie u over een paar minuten weer terug in deze zaal.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven