Handeling
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 53, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 53, item 4 |
Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000
Aan de orde is de behandeling van:
-het wetsvoorstel Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1) (36332).
De voorzitter:
Ik hervat de vergadering van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. We zijn toegekomen aan het debat over de Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van EU-richtlijn 2021/1883 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan. Voor de fanatiekelingen is dit wetsvoorstel te vinden onder dossiernummer 36332.
We zijn aardig uitgelopen deze ochtend. We hebben ruimte voor ietsje uitloop in de middag, maar het zou kunnen zijn dat we alleen de eerste termijn van de zijde van de Kamer kunnen behandelen. Ik hoop dat we meer kunnen behandelen, maar er staat vijf kwartier aan kale spreektijd, door de leden zelf aangegeven. Ik neem aan dat u elkaar af en toe wil interrumperen. Ik ga u wel oproepen om dat kort en compact te doen. Daar zal ik ook herhaaldelijk op blijven wijzen.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
We gaan beginnen met het lid dat de wet heeft onthamerd. Dat is de heer Van Nispen. Hij spreekt namens de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Igor en Galina Skrijevski zijn al jaren in Nederland, sinds 2007. Ze zijn staatloos, omdat ze zijn geboren in de Sovjet-Unie, op wat nu Oekraïens grondgebied is. Ze zijn door de VS, waar ze hun bestaan en welvaart hadden opgebouwd, op het vliegtuig gezet. Ze konden nergens heen en strandden in Nederland. Nu zijn ze dus staatloos. Ze zijn al jaren in Nederland, in Apeldoorn, zonder enig perspectief. Het is een schrijnende situatie. Op 8 januari stelde ik Kamervragen hierover. De minister heeft inmiddels een uitstelbericht aan de Kamer gestuurd en ze stuurde een brief aan deze mensen waarin staat dat ze de oorlog in Oekraïne ingestuurd worden. Maar dat is hun land niet en nooit geweest. Dat is een land waar alle in Nederland verblijvende Oekraïners nu in ieder geval niet naartoe gestuurd worden. Maar zij dus wel. Het is een juridisch steekspel en een bizarre situatie. Inmiddels is de meneer in hongerstaking. Kan de minister naar deze zaak kijken en tot een menselijke oplossing komen? Ik heb daar zojuist ook een motie over ingediend. Ik vraag de minister dit echt met klem.
Voorzitter. Igor en Galina zijn hoogopgeleid. Je zou ze "kennismigranten" kunnen noemen, want ze hebben veel kennis en zijn migrant. Galina is hoogopgeleid en Igor ook. Hij is dokter. Hun overbuurvrouw en vriendin schreef mij: "Al vele jaren hadden Igor en Galina zich nuttig kunnen maken in onze economie. Igor is nota bene opgeleid als arts. In plaats daarvan maakte hij de tuinen in de straat in orde. Een verloren kracht en een verloren leven." Dit is hoe de minister omgaat met mensen die er niet zelf voor kiezen. Deze staatloze mensen mogen niet werken, al zouden ze graag willen. Dat geldt ook voor asielzoekers. Ze worden verplicht tot nietsdoen, hele dagen nietsdoen. Je wordt verplicht om je talent niet te benutten. Het is gekmakend en schrijnend.
Voorzitter. Wat een enorm contrast met de wet over kennismigranten die we vandaag bespreken. Het was inderdaad een hamerstuk. Als we deze niet van de lijst hadden afgehaald, was er inderdaad geruisloos mee ingestemd. De SP besloot deze van de stemmingslijst af te halen. Ik hoop dat ik duidelijk kan maken waarom. Volgens mij zijn er genoeg collega's die er ook zeer zinnige dingen over gaan zeggen. De wet die wij vandaag gaan behandelen heeft namelijk als kern dat mensen met een hooggekwalificeerde baan — lees: hoogopgeleiden — makkelijker vanuit een ander land naar Nederland of een ander EU-land kunnen komen. Dat gaat gebeuren omdat wij met deze wet de regels omtrent de zogeheten blauwe kaart gaan versoepelen. Het gaat dus om een wet die het aantal kennismigranten wil laten toenemen.
Laat ik helder zijn: ik gun iedereen de allerbeste toekomst. Ik gun ieder bedrijf goede werknemers, theoretisch en praktisch opgeleid. Maar we moeten dit wel met elkaar plaatsen in de huidige discussie over migratie. De SP doet dat in ieder geval wel. Dit voorstel staat niet op zichzelf. Niet iedereen die naar Nederland wil komen, kan ook naar Nederland komen. Dat is niet houdbaar. Dat vindt niet alleen de SP. Ook de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen zegt dat. Het gaat ook om de houdbaarheid van onze voorzieningen.
"Grip op migratie" was toch een veelgehoorde kreet, juist ook bij onder andere de VVD en bij andere regeringspartijen inmiddels? "Grip op migratie" betekent volgens mij dat je grip wil hebben op de totale migratie. Daarom heeft de SP voorgesteld om toe te werken naar een migratiesaldo van 40.000. Dat is dus het aantal immigranten minus het aantal emigranten. Met ons voorstel kom je fors lager uit dan de 110.000 van de afgelopen jaren. Hoe komt dat? Dat komt doordat er de afgelopen jaren niet of nauwelijks is gekeken naar het aantal arbeidsmigranten, studiemigranten en kennismigranten. In de huidige migratiediscussie wordt het probleem continu enkel gelegd bij asielzoekers, een veel kleinere groep. Een groot deel van de Kamer en de regering leggen steeds een vergrootglas op de groep asielzoekers, mensen die op de vlucht zijn voor oorlog, geweld en politieke vervolging.
En dat is gek. Nou ja, "gek" ... Het is natuurlijk doelbewust. Maar dit voorstel, hoe je het ook wendt of keert, verhoudt zich op geen enkele wijze tot de wens om het aantal migranten naar Nederland te verminderen. En met deze wet wordt een Europese richtlijn geïmplementeerd, maar de reikwijdte van de Europese richtlijn Kennismigranten is zelfs eerst nog uitgebreid: personen die internationale bescherming genieten, krijgen het recht een Europese blauwe kaart aan te vragen in andere lidstaten dan de lidstaat die hun internationale bescherming heeft geboden. Zo lezen we dat ook in de memorie van toelichting. Met andere woorden, wie asiel krijgt, in willekeurig welk Europees land, kan voortaan als kennismigrant een aanvraag indienen en naar Nederland komen. Hoe zit het nou precies, is mijn vraag aan de minister. Om wat voor aantallen denkt zij dat dit zal gaan? Weten we dat eigenlijk wel? Zijn dat geen onvoorspelbare aantallen kennismigranten, die we als gevolg van dit voorstel, dat dus ruim baan geeft aan kennismigranten, bewust maar misschien ook wel onbewust naar Nederland laten komen? Want vanmorgen hebben NSC en de VVD in De Telegraaf een stevige waarschuwing geuit aan het aan de regering van deze minister. De heer Omtzigt sprak: we zullen wijzigingen voorstellen op meer dan punten en komma's — ik ben benieuwd waarom hij die zin nodig vond, maar vooruit — om deze wet te verbeteren en kennismigratie alleen gericht te laten plaatsvinden. Ik ben erg benieuwd met welke wijzigingen zij komen. Want ik ben ook niet voor sluiproutes. Maar volgens mij zit het probleem niet zozeer in deze wet, maar in het hele idee achter deze Europese richtlijn, en in het hele idee achter het Nederlandse beleid, dat de deur dus openzet voor kennismigratie en arbeidsmigratie en juist de angst aanwakkert richting de veel kleinere groep van asielzoekers.
Met dit voorstel wordt er dus ruim baan gemaakt voor de toename van het aantal migranten, namelijk de kennismigranten. En de minister doet er dan nog een beetje moeilijk over in de schriftelijke beantwoording, maar dat is toch gewoon het doel van deze EU-richtlijn. Het doel is een Uniebreed toelatingsstelsel dat hooggekwalificeerde werknemers uit derde landen voor langere termijn naar de EU trekt en ervoor zorgt dat zij hier blijven. De criteria voor de afgifte van de blauwe kaart worden versoepeld, er zijn gunstige voorwaarden voor gezinshereniging en toegang tot werk voor echtgenoten en er zijn kortere beslistermijnen. Tja, dat laat toch aan duidelijkheid over intenties weinig te wensen over. Maar vergelijk dat dan toch nog eens even met hoe met asielzoekers wordt omgegaan. Dat is namelijk precies het tegenovergestelde: de procedures worden doelbewust niet korter, maar juist verlengd; gezinshereniging wordt moeilijker gemaakt; asielzoekers mogen minstens zes maanden juist niet werken en daarna vaak nog steeds niet, die dwingen we juist tot nietsdoen. Ik stel toch de vraag: waar komt nou dat verschil in behandeling vandaan? Welk mensbeeld zit hierachter? Zijn sommige mensen wellicht meer waard dan andere, volgens deze regering? Wordt hier niet onbeschaamd het eigenbelang van de bv Nederland vooropgesteld, zeg ik cynisch. Zolang wij kunnen profiteren van hoogopgeleide mensen uit landen buiten Europa zijn we er kennelijk blij mee, maar als het mensen betreft die vluchten voor oorlog en geweld, dan kunnen ze verrekken of vertrekken? Want dat is wat het is: volgens mij is het een klassenvraagstuk. Eerder sprak ik er al schande van dat er minder hervestigingsplaatsen komen in Nederland. Van de 500 door de Verenigde Naties uitgenodigde vluchtelingen zijn er voortaan 300 niet meer welkom; die blijven voortaan in overvolle vluchtelingenkampen in de regio's. En de coalitie ging hiermee akkoord, want tja, migratie moest en zou worden beperkt, en dat waren er toch weer 300 minder. Er was kennelijk geen plaats voor deze mensen die hulp nodig hebben. En dan dus wel met dit voorstel voor meer migratie akkoord gaan? Als Nederlandse bedrijven denken te kunnen profiteren, dan kan het opeens wel? Volgens mij is het gewoon een klassenvraagstuk. Dat is wat het is. Ik diende hierover ook een motie in, met het verzoek aan de regering om het aantal hervestigingsplaatsen niet te verlagen omdat het gaat om mensen in de meest kwetsbare situaties en dit levens kan redden, maar om in plaats daarvan ervoor te kiezen het aantal migranten dat om economische redenen naar Nederland komt juist met 300 te verminderen; per saldo dus evenveel. Maar de coalitiepartijen stemden hiertegen en de minister heeft het voorstel overigens ook hartstochtelijk ontraden.
Voorzitter. Wat zijn eigenlijk de gevolgen voor de landen van herkomst, waar de kennismigranten misschien wel heel hard nodig zijn? Want in de stukken is wel aandacht voor braingain, dus de positieve gevolgen voor Nederland, maar voor de tegenhanger, braindrain, dus de negatieve gevolgen voor andere landen, is geen aandacht. Dat is veelzeggend. Daarom hierop graag een uitgebreide reactie van de minister.
Ik wil graag nog een compliment geven voor een vraag die door een fractie is gesteld in de schriftelijke voorbereiding van deze wet. Ik citeer: "De leden vragen hoe deze wetswijzigingen zich verhouden tot de noodzaak om meer grip te krijgen op migratie, en specifiek op gezinshereniging. De leden vragen waarom de regering enerzijds werkt aan maatregelen om meer grip op migratie te krijgen en de instroom van migranten te beheersen, maar anderzijds de eis van een arbeidsovereenkomst of een bindend baanaanbod voor ten minste twaalf maanden wordt verlaagd naar zes maanden, wat een aanzuigende werking kan hebben waardoor de instroom van migranten toeneemt. Hoe beoordeelt de regering dit risico op een aanzuigende werking en een toename van de instroom?" Dat is echt de spijker op de kop. Touché. De heer Aartsen herkende al dat het een vraag was van de VVD-fractie. Hoe cynisch is het dat dit kabinet de komende jaren allerlei voorstellen wil doen om het leven van enkel de asielzoekers zuur te maken, om hun hun rechten te ontnemen, te bezuinigen op bed-bad-brood, hen lang in onzekerheid te laten, hun kinderen in slechte omstandigheden te laten verblijven, termijnen te verlengen en gezinshereniging verder te beperken, en tegelijkertijd vrolijk met een voorstel komt om wel de kennismigratie te bevorderen? Dat is toch bizar? Deze mensen gaan toch ook ergens wonen? Deze mensen nemen toch precies evenveel ruimte in als een vluchteling? Je ziet nu al grote druk op onze binnensteden, waar de prijzen van woningen en de huren stijgen door expats en studie- en kennismigratie, en niet alleen in Amsterdam, maar ook in Utrecht, Maastricht, Groningen, Eindhoven en op nog vele andere plekken. Ontkent de minister dit? Ontkent de minister dat dit probleem groter wordt door deze wet, dus door kabinetsbeleid?
Ik ga afronden, voorzitter. Laat mij het pijnpunt nog één keer helder maken. Deze mensen kiezen ervoor om hier te komen. Het hoeft niet, maar ze doen het, voor een hooggekwalificeerde baan. Dat zijn economische motieven. De echte waarheid achter deze jarenlange migratiediscussie is: zolang die migranten komen om de winsten van de grootste bedrijven op te krikken, rolt deze minister de rode loper uit en is dit kabinet het schoothondje van de grote bedrijven. Dat vinden we allemaal prima. Maar o wee als er hier een vluchteling komt, dan zijn de rapen gaar en is Nederland te vol. Deze wet is daar een uitstekende illustratie van.
De SP probeert wel consequent te zijn. We willen dat ook blijven. Grip op migratie betekent toewerken naar een migratiesaldo van, wat ons betreft, 40.000. Dat is een forse vermindering van het aantal migranten, van arbeidsmigranten, studiemigranten en kennismigranten, maar niet van het aantal asielmigranten dat naar dit land komt, omdat zij vluchten voor oorlog en politieke vervolging. Een toename van de kennismigratie als doel van deze wet die vandaag voorligt, zal de SP dan ook niet kunnen steunen.
De voorzitter:
Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Vondeling.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Meneer Van Nispen heeft commentaar op dit wetsvoorstel. Het betreft de implementatie van een richtlijn over de blauwe kaart. De PVV is daar ook altijd een tegenstander van geweest. Maar mijn vraag aan meneer Van Nispen is: wat wil hij dat de minister doet? Het betreft de implementatie van een richtlijn. Die moet ze implementeren. Dus zegt de heer Van Nispen nu tegen de minister: hou je maar niet aan die EU-regels; voer ze maar niet uit?
De heer Van Nispen (SP):
Een hele interessante vraag, die ik ook wel had zien aankomen, maar niet van de woordvoerder van de PVV-fractie. Ik ga 'm wel beantwoorden, hoor. Deze vraag had zo ongeveer iedereen aan mij kunnen stellen, maar niet een partij die zich, in ieder geval in woord, nog nooit iets heeft aangetrokken van iets wat uit Europa komt en die volgens mij in het verleden geregeld tegen de implementatie van EU-richtlijnen heeft gestemd, ook al was het dan juridisch verplicht. Ik plaats deze discussie wel in het kader van de hele migratiediscussie. Dus ja, het is zo. Dat is voor mij een dilemma, want misschien is Nederland juridisch verplicht om deze EU-richtlijn te implementeren. Dan had ik er inderdaad eerder bij moeten zijn, of had ik in het Europees Parlement moeten gaan zitten om daar bezwaar te maken. Als dat is wat mevrouw Vondeling bedoelt, dan heeft ze daar gelijk in. Maar de hele richting staat mij niet aan. Ik voel mij niet geroepen of verplicht om als SP-fractie steun uit te spreken voor een implementatievoorstel van een regering die zo omgaat met asielzoekers zoals ik net beschreef, terwijl zij wel de rode loper uitrolt voor kennismigranten. Dat is mijn motivering waarom ik in dit geval zeg: dit gaat wij niet doen; dit gaat ons te ver. Ik ben erg benieuwd naar de inbreng zo van de woordvoerder van de PVV-fractie.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik kan een hele hoop van het eerste deel van het betoog van de heer Van Nispen goed begrijpen. Daar kom ik zo meteen op terug. Ik heb alleen wel een vraag over zijn laatste opmerking. Hij zegt dat de SP minder migratie wil. De SP is een van de weinige partijen aan de linkerkant van de Kamer die dat al een vrij lange tijd roepen, dus die is daar vrij consequent in. Hij zegt: we willen geen verandering in asielmigratie, maar we willen toch een migratiesaldo van 40.000. De afgelopen jaren kwamen rond de 50.000 mensen per jaar als asielzoeker hiernaartoe. Hoe wil de SP het totale migratieaantal naar 40.000 terugdringen? Als de asielmigratie op 50.000 blijft, moeten we dan negatieve arbeidsmigratie en negatieve studiemigratie krijgen? Of vindt ook de heer Van Nispen dat er enige daling zou moeten zijn in het aantal asielmigranten? Misschien wil hij het niet zo sterk beperken als deze minister voorstelt. Daar kan ik me nog wat bij voorstellen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik denk dat de heer Omtzigt ons voorstel goed kent. Ons voorstel gaat namelijk over het migratiesaldo en niet over het totaal. Dat is dus de immigratie minus de emigratie. Dan kun je, kijkend naar de totalen en naar de aantallen asielzoekers, wel degelijk op een hele goede en slimme manier op die 40.000 uitkomen. Dat hebben wij zelf berekend. Ik kan die berekeningen ook aan de heer Omtzigt doen toekomen, maar hij heeft er volgens mij ook debatten over gevoerd met onze fractievoorzitter, de heer Dijk.
Ik kijk altijd naar waar de regering mee komt. En als je op een slimme, humane en rechtsstatelijk juiste manier die recht doet aan het belang van de internationale bescherming van mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld, kijkt hoe je het beter kunt doen, dan staan wij daar zeker voor open. Dat kan bijvoorbeeld ook via het Europees Asiel- en Migratiepact. Daar kijken wij ook met interesse naar. Ik zeg dus helemaal niet dat je nooit iets mag voorstellen. Sterker nog, ik heb zojuist in het vorige debat, dat enigszins uitliep, tegen de minister gezegd dat ik niet eens op voorhand nee zeg tegen al die voorstellen die wij als Kamer nog niet hebben gehad maar die wel uitvoerige kritiek hebben ontvangen van de uitvoering en de praktijk. Ik ga mijn best doen als Kamerlid, ook al praat ik daarbij waarschijnlijk tegen een muur, vrees ik, om die voorstellen beter te maken, zodat ze wel door de beugel kunnen. Maar laten we als Kamer alsjeblieft eerst eens kijken naar die hele grote groepen. Asiel is min of meer 12% van het totaal. Daar komt gezinshereniging dan nog bovenop. Maar die gezinshereniging komt er bijvoorbeeld ook bovenop bij kennismigratie. Die bespreken we vandaag ook. Laten we dus vooral focussen op die veel grotere groepen: arbeidsmigratie, kennismigratie en studiemigratie. Ik denk dat de heer Omtzigt en mijn partij daar in grote lijnen misschien wel hetzelfde over kunnen denken.
De heer Omtzigt (NSC):
Het klopt dat asielmigratie de derde migratiestroom is, maar het is wel de migratiestroom die hier ook relatief langer blijft. Daarom blijft die eerste vraag relevant. Als je bij asielmigratie, inclusief nareizigers en gezinsmigratie, een saldo hebt van tussen de 40.000 en 50.000 — dat hebben we de afgelopen drie tot vier jaar gehad — en streeft naar een migratiesaldo van 40.000, dan zeg je feitelijk: er is een migratiesaldo van nul of licht negatief voor zowel arbeidsmigratie als studiemigratie. Want anders kom je niet op die 40.000 uit. Dus of je kiest voor strakker asielmigratiebeleid en ook strakker arbeids- en studiemigratiebeleid, of je zegt: de studenten moeten allemaal vertrekken. Dat kan ook, maar wat is precies de positie van de SP in dezen?
De heer Van Nispen (SP):
Ik zal het nog een keer zeggen — nogmaals, de cijfers die ik hier voor mij heb liggen, ga ik straks ook aan de heer Omtzigt geven — want volgens mij klopt wat de heer Omtzigt zegt niet helemaal. Althans, volgens de cijfers die wij hebben en die hebben wij van het CBS, dus die hebben wij niet zelf bedacht. Die zeggen dat Nederland de afgelopen jaren gemiddeld om en nabij de 18.000, bijna 19.000, asielzoekers die vluchten voor oorlog en geweld opvangt. Dan heb ik het dus niet over al die mensen die nu door de gestokte doorstroom in de asielzoekerscentra verblijven. Maar deze cijfers laten zien dat het om veel meer arbeidsmigranten gaat of mensen die hier in het kader van gezinsmigratie naartoe komen of in het kader van studiemigratie. In 2017 was het bij asiel 24.000, in 2018 13.000 en in 2019 15.000. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Dat zijn de cijfers die ik hier voor me heb liggen. Volgens mij kunnen wij dus goed onderbouwen waarom je op een migratiesaldo van 40.000 uit kan komen.
De voorzitter:
Meneer Omtzigt in derde en laatste instantie op dit onderwerp.
De heer Omtzigt (NSC):
Ik zou de heer Van Nispen dan willen vragen om ook de cijfers van de afgelopen vier jaar bij asielmigratie op te noemen, exclusief Oekraïners ...
De heer Van Nispen (SP):
Dat is apart.
De heer Omtzigt (NSC):
Ja, dat is hopelijk eenmalig, dus die 100.000 snap ik.
Maar we zaten de afgelopen jaren inclusief nareizigers op rond de 40.000 tot 50.000 mensen die hier als asielmigrant gekomen zijn. En er gaan er niet zo heel veel terug, zeg ik in alle eerlijkheid. Als we die cijfers houden, dan zegt u toch: dan willen we daarna totaal geen arbeidsmigratie en totaal geen studiemigratie meer? Daar komen we dan toch op uit? Daar moeten we dan ook eerlijk in zijn. Of gaan we dan toch wel een vorm van asielmigratiebeperking doen? Welke van de twee wordt het voor de SP?
De heer Van Nispen (SP):
"Welke van de twee wordt het wat de SP betreft?" Ik heb al gezegd: wij gaan kijken naar wat er precies in die wetten staat en als ze slimmer kunnen, zullen we ons daarvoor inzetten, maar volgens mij zijn het peperdure wetten die niet de oplossing gaan bieden die we op dit moment nodig hebben. Maar ik ben altijd bereid om daarnaar te kijken.
Twee. Als je kijkt naar het gemiddelde van de afgelopen jaren, dan klopt het getal dat ik voor me heb.
Drie. Wij zeggen: we streven naar een migratiesaldo. Het is dus geen absolute grens. We hebben ook gezegd dat je daarnaar moet kijken. Als het dus het ene jaar wat meer is en het andere jaar wat minder, dan kom je daar gemiddeld op uit. Maar volgens het gemiddelde dat wij hier hebben, had je zelfs nog ruimte over om ook een beperkt aantal arbeidsmigranten, studiemigranten en kennismigranten toe te staan. Daar bood ons migratiesaldo ruimte voor. Maar de kern blijft dat, waar het gemiddelde migratiesaldo de afgelopen jaren 110.000 was, de SP toe wil naar een streven van 40.000. Als er ergens acuut een oorlog uitbreekt — dat hebben we in Oekraïne gezien; die zitten niet in deze cijfers — dan is daar ruimte voor. Dan moeten we daar een oplossing voor vinden en dat kunnen we dan ook, omdat we die mogelijkheid hebben, omdat we moeten streven naar minder arbeidsmigratie en kennismigratie. Het is dus een streven. Het is geen absoluut maximum. Dan is er inderdaad, als je kijkt naar het gemiddelde van de afgelopen jaren, ook nog ruimte voor een aantal arbeidsmigranten en kennismigranten. Maar ik vind wel dat we eerlijk moeten zijn: de SP wil die aantallen fors beperken.
De voorzitter:
Volgens mij was u aan het einde van uw betoog.
De heer Van Nispen (SP):
Dat was ik. Dank u wel.
De voorzitter:
Dat betekent dat we toekomen aan het betoog van de heer Aartsen, die namens de VVD-fractie spreekt.
De heer Aartsen (VVD):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de heer Van Nispen voor de complimenten van zojuist. Dat gebeurt niet vaak vanuit de Socialistische Partij aan de VVD. Het is goed om dat nog even te onderstrepen.
Voorzitter. Minder migratie en vooral ook meer grip op migratie zijn voor de VVD twee belangrijke pijlers van het migratiebeleid. Het maakt daarbij niet uit of het gaat om asielmigratie, studiemigratie, arbeidsmigratie of kennismigratie. Over de volle breedte zullen de aantallen wat ons betreft naar beneden moeten om het ook draaglijk te maken voor de samenleving. Dat wordt onderschreven door de staatscommissie demografie. Minstens net zo belangrijk als het naar beneden krijgen van die aantallen is het grip krijgen op migratie. Dat is soms een wat lege term, maar het gaat erom dat je zelf kunt bepalen wie je hier wel en wie je hier niet wil binnenlaten. Ik denk dat het cruciaal is dat we daar met elkaar grip op hebben, dat we daarop kunnen gaan sturen en dat we daarop strategische keuzes kunnen maken. Daarover kunnen wij het in deze Kamer met elkaar oneens zijn, maar het is belangrijk dat we daar wel grip op krijgen. Dat is wat ons betreft wat nodig is voor ons land.
Juist vanwege deze twee redenen is de VVD vrij kritisch op het wetsvoorstel dat op dit moment voorligt. Ik moet eigenlijk zeggen: de algemene maatregel van bestuur die inmiddels al in werking is getreden. Het is namelijk een forse verruiming en versoepeling van de Europese blauwe kaart. Het staat wat ons betreft ook haaks op het beleid dat dit kabinet zou moeten voeren. Ik snap de toegevoegde waarde van zo'n blauwe kaart in Europees perspectief, vanuit het perspectief van andere lidstaten, maar voor Nederland is die toegevoegde waarde in onze ogen vrij beperkt. We hebben in Nederland al een relatief goed werkende kennismigratieregeling en ook een expatregeling. Interessant voor de mensen is om het regeerprogramma van België erbij te pakken, waarin expliciet wordt verwezen naar de kennis- en expatregelingen van Nederland. Zij gaan die kopiëren. Ik zeg heel bewust "relatief goed werkend", want die werkt prima voor ondernemers en bedrijven die kennismigranten nodig hebben, maar we moeten ook kritisch durven zijn op de nadelen van de kennismigratieregeling. De VVD is dat ook geweest in haar visiestuk. De Arbeidsinspectie luidde in 2023 in een vrij kritisch rapport al de noodklok ten aanzien van allerlei schimmige sluiproutes en oneigenlijk gebruik en misbruik van deze regeling. In plaats van dat we dus, in onze ogen, een aanscherping zouden krijgen naar een toptalentenregeling, krijgen we nu juist een uitbreiding van de Vreemdelingenwet. Die ligt nu voor. We verbazen ons toch wel enigszins over deze versoepeling. Ik maak mij daarover zorgen. Ik vraag de minister of we met deze wet niet weer een aantal achterdeurtjes openzetten voor ongebreidelde vormen van migratie. Creëren we niet weer sluiproutes voor ongewenste migratie en misbruik? Hoe ziet de minister dit?
De voorzitter:
Fijn dat u een pauze laat vallen, want er is een interruptie van mevrouw Vondeling.
De heer Aartsen (VVD):
Ja, ik zag vanuit mijn ooghoeken een beweging.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ik begrijp dat de VVD kritisch is over het wetsvoorstel, over deze richtlijn, want het is een versoepeling van de eisen. Ik snap dan alleen niet waarom de VVD in het Europees Parlement wel voor deze richtlijn heeft gestemd. U heeft in het Europees Parlement, toen de richtlijn is vastgesteld, ingestemd met deze versoepelingen, maar hier in de Tweede Kamer, bij de behandeling van dit wetsvoorstel, dat door de heer Van der Burg, voormalig staatssecretaris, is ingediend en dat deze minister nu moet verdedigen, bent u daar kritisch op. Kunt u dat nader verklaren?
De heer Aartsen (VVD):
Er zit een aanname in deze vraag, namelijk dat deze minister dat moet verdedigen. Dat is natuurlijk niet zo. Deze minister is beleid. Zij had ervoor kunnen kiezen om de AMvB opnieuw te wijzigen. De AMvB komt uit juni; die hadden we natuurlijk kunnen wijzigen. We hadden ervoor kunnen kiezen om dit wetsvoorstel aan te passen. Het ligt al een tijdje in de Kamer en er is ook een aantal nota's van wijziging onze kant op gestuurd. Dat is natuurlijk gewoon mogelijk. Dat is voor mij ook de reden dat we hier met elkaar staan, namelijk om ervoor te zorgen dat we die regeling een stuk scherper en strenger gaan maken.
Mevrouw Vondeling (PVV):
U zegt nu dat de minister de AMvB en de wettekst had moeten wijzigen, maar het is gewoon een dwingende richtlijn. De beslistermijnen zijn dwingend voorgeschreven. Die worden in dit wetsvoorstel overgenomen. Ook als we de richtlijn niet implementeren, is die toch van kracht. Misschien is hij al van kracht; ik weet niet of de termijn al verstreken is. U kunt hier dus wel een grote broek aantrekken, maar de bedoeling is juist dat u in het Europees Parlement die richtlijn tegenhoudt en daar niet voor gaat stemmen, want u heeft nu ingestemd met de versoepelingen die we vandaag bespreken. Ik snap dat nog steeds niet. Misschien kan de meneer van de VVD daar nog één keer op reageren.
De heer Aartsen (VVD):
Ik trek geen grote broek aan. Ik oefen mijn grondwettelijke taak uit en dat is wetgeving. Dat is wat we hier in het parlement doen. Wetgeving houdt in dat we de wet kunnen wijzigen en ook dat we kritisch kunnen zijn op de AMvB die voorligt. Ik zal daarvoor zo een aantal voorstellen doen. Overigens, wat we vandaag bespreken, maakt ook onderdeel uit van de wetsgeschiedenis. Dat is belangrijk voor de interpretatie. De antwoorden van de minister zullen ook belangrijk zijn, bijvoorbeeld als rechters zich gaan buigen over de juridische status van iemand die internationale bescherming verdient en gebruikmaakt van een Europese blauwe kaart. Ik vind het belangrijk dat de minister actie gaat ondernemen op allerlei routes; daar zal ik zo verder op ingaan. Misschien is het voor de PVV een grote broek, maar voor de VVD is het dagdagelijks werken aan een beter land.
De voorzitter:
Mevrouw Vondeling in derde en laatste instantie op dit punt.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ik begrijp het, hoor. Ik zal ook wat voorstellen doen. Wij wilden die blauwe kaart überhaupt niet. Daarom hebben wij in het Europees Parlement tegengestemd. Ik blijf het vreemd vinden dat u nu zo kritisch bent over die versoepelingen, terwijl u daar in het Europees Parlement, waar die richtlijn wordt vastgesteld, wel gewoon mee heeft ingestemd. Ik vraag me af wat u nu dan wilt dat de minister doet met het wetsvoorstel. Dat heb ik net ook aan de woordvoerder van de SP gevraagd. Zegt u nu: we willen het wetsvoorstel gewoon niet implementeren? Of zegt u: nou, oké, we hebben er nu al mee ingestemd, het ligt er en we doen het toch, maar ik ben er niet blij mee?
De heer Aartsen (VVD):
Wat ik wil — ik zal er zo nog verder dingen over zeggen — is dat de minister opnieuw een AMvB gaat maken, waarin de maximale ruimte wordt opgezocht. Wat ik wil, is dat in die AMvB een salariseis van 1,2 of 1,6 wordt opgenomen. Dat kunnen we doen; althans, het is aan de minister om dat te doen. We moeten even kijken hoe we dat gaan doen, maar dat kan de minister regelen. Er kan een arbeidsmarkttoets aan worden toegevoegd. We kunnen bepalingen ten aanzien van evaluatie en monitoring opnemen. We kunnen iets doen aan met name het hoppen van land naar land en de versoepelde regels. We kunnen de minister naar Brussel sturen om dwingende afspraken met haar collega's te maken over hoe de interpretatiekwestie van de erkenning van werkervaring wordt geregeld. We kunnen de minister naar Brussel sturen om afspraken te maken over hoe bepaalde lidstaten — ik noem Portugal, dat inmiddels klimaatvluchtelingen wil gaan erkennen — omgaan met de definitie in deze wet ten aanzien van internationale bescherming. Nou, dat is volgens mij best een aardig lijstje met wat we allemaal kunnen doen. En nogmaals, voor ons is dat geen grote broek aantrekken, maar gewoon dagdagelijkse wetgeving die we hier in de Kamer met elkaar kunnen maken.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn heeft ook een vraag voor u.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor u een heleboel noemen. Een van de punten is de drempel, het verhogen van de gemiddelde looneis naar 1,6. Dat zou een hele mooie zijn. Bent u dan ook bereid om dat te doen voor de Nederlandse kennismigrantenregeling, waar het nog op 1,2 staat? Anders is het namelijk vestzak-broekzak. Het blijft dan gewoon op dezelfde manier naar binnen stromen.
De heer Aartsen (VVD):
Behalve dat we natuurlijk iets meer grip hebben op het feit dat we zelf over die kennismigratieregeling gaan, terwijl de blauwe kaart ook voor andere Europese lidstaten geldt, met het hoppen naar een tweede land en toegang geven vanuit statushouders. Daar ga ik zo nog wat verder op in. Wij hebben in ons visiestuk als VVD gezegd dat we bereid zijn om te kijken naar de aanpassing van de kennismigratieregeling naar een toptalentenregeling. Daar staan dan bijvoorbeeld ook wel de doorlooptijden van die kennismigratieregeling en het mogelijk maken van pauzes en dat soort zaken tegenover. Dat zou je moeten regelen. Ik ben er dus zeker toe bereid om daarnaar te kijken. Ik zou dan wel willen zeggen: laten we daar niet één element uit pakken, maar bekijk hoe je die hele robuuste regeling — ik noemde net al het rapport van de Arbeidsinspectie — maakt voor echte toptalenten die ook echt snel naar Nederland kunnen komen en die je hier in Nederland wil hebben. De problemen vis je daarbij dan uit de regeling.
De voorzitter:
Mevrouw Patijn in tweede instantie.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de heer Aartsen een heleboel mooie argumenten noemen over hoe het er allemaal uit moet zien. Dat klinkt heel veelbelovend, maar de kern blijft dat ik de heer Aartsen niet hoor zeggen dat die gewone kennismigrantenregeling niet naar 1,6 moet. Als we kijken naar die grens van 1,6, bent u dan bereid om ook de salarisgrens voor gewone kennismigranten naar boven te halen?
De heer Aartsen (VVD):
Ik zeg nogmaals — we hebben dat letterlijk in ons visiestuk staan — ja, mits je een hele hervorming van die kennismigratieregeling organiseert door er een toptalentenregeling van te maken, zodat die aan de ene kant een aantal voordelen biedt. Aan de andere kant kijk je naar die salariseis. Uit mijn hoofd is die nu €63.000 bruto. Dat is veel geld, maar als je het hebt over de echte toptalenten voor topbedrijven, is het geen wereldsalaris. Daar kun je dus volgens mij naar kijken. Je moet ook naar die andere zaken kijken. Je moet ook kijken naar de misbruikbepalingen zoals die door de Arbeidsinspectie zijn aangegeven. Als je uiteindelijk een regeling overeind houdt waar te veel misbruik van wordt gemaakt, ondergraaf je ook het draagvlak voor die regeling. Ik zie u moeilijk kijken, maar volgens mij kunnen wij samen optrekken in het tegengaan van misbruik van migratieregelingen, toch?
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Zonder meer.
De heer Aartsen (VVD):
Ik schrok al een beetje.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik hoor de heer Aartsen eigenlijk best expliciet zeggen dat ze bereid zijn om tegen de wil van VNO-NCW in te gaan en te zeggen: wij zijn bereid om die salarisgrens omhoog te trekken. Dat stemt mij positief.
De heer Aartsen (VVD):
Uiteraard zou dat dan zijn in een totaalpakket van de hervorming naar een toptalentenregeling.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De ChristenUnie heeft toen de kar getrokken door te zeggen dat we grip moesten krijgen op arbeidsmigratie. Misschien is de urgentie inmiddels nog groter dan bij asiel, maar daarover verschillen de meningen. Maar ik ben blij dat de VVD bijdraait. Wat ik niet snap in uw betoog, is dat u de migratie en mobiliteit van statushouders onwenselijk vindt, ook als zij volledig aan de voorwaarden voldoen: hoogopgeleid, met een werkgever en in staat om bij te dragen aan de economie van Nederland. Ik vind het onwenselijk omdat een vrij land zelf moet kunnen bepalen wie er wel of niet komen werken en niet het bedrijf. Dat zeg ik al jaren. Dat is echter een ander standpunt dan dat van de VVD. Wat is het bezwaar tegen een statushouder die exact dezelfde kwalificaties heeft als een niet-statushouder uit India? Waarom zou die persoon uit India, met dezelfde competenties en kwalificaties volgens de VVD wel mogen komen en een statushouder uit bijvoorbeeld Spanje niet? Waar zit 'm dat in?
De heer Aartsen (VVD):
Wat ons betreft zitten daar een paar bezwaren aan. Ik zal daar zo nog wat meer over zeggen. Ik vind het überhaupt onwenselijk om aan de ene kant het asielrecht en aan de andere kant dit soort migratieregelingen door elkaar te halen. Daar kan ik de juridische consequenties niet van overzien. Wat ons betreft zou je dat strikt gescheiden moeten houden. Als jij internationale bescherming verdient, zijn er bepaalde juridische waarborgen en blijf je in dat traject. Dit is een andere vorm. Er zitten ook andere voorwaarden aan, bijvoorbeeld als het gaat om terugkeer. Binnen de Europese Unie hebben we ook een aantal andere regimes ten aanzien van statushouders. Die zou ik niet door elkaar heen willen laten lopen via een regeling zoals deze. Dat is primair mijn grootste bezwaar.
Ik heb nog een ander bezwaar, waar ik zo nog wat uitgebreider op in zal gaan. Ik ben bang dat iedere deur, iedere route, die je openzet, oneigenlijk gebruik of misbruik gaat uitlokken. Dat noem ik de "geitenpaadjes". Ik ben gewoon heel bang dat je uiteindelijk de situatie krijgt dat je in land a status krijgt conform internationale bescherming, vervolgens naar land b gaat met een blauwe kaart en vervolgens in land c een tweede versoepelde aanvraag kan doen, zoals in deze richtlijn staat. Voor dat soort constructies wil ik waken. Laten we het gewoon strikt houden. Ik verwijs naar het rapport van de Arbeidsinspectie, die wijst op een aantal van dit soort constructies.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Volgens mij verwijzen zij naar lage lonen. Die zorg deel ik. Uitzendbureaus die via Polen mensen naar Nederland halen. Ik ben het er helemaal mee eens dat we die misstanden moeten aanpakken. Dat hebben wij ook aangekaart. Maar daar gaat deze regeling niet over. Deze regeling gaat over de blue card. Het gaat om hoogopgeleide kennismigranten, die bijdragen aan de economie. Een argument was dat u de consequenties niet kunt overzien. Dat is een kwestie van zich verdiepen in het onderwerp. Dat had u kunnen doen en dat kunt u na het debat ook nog doen. Volgens mij vallen de consequenties wel mee. Het maakt niet uit of iemand als vluchteling is gekomen of niet vervolgd wordt: als hij maar dezelfde competenties en kwalificaties heeft en dezelfde bijdrage aan de economie kan leveren. Ik vraag me nog steeds af waarom dat voor de VVD een bezwaar is.
U heeft aangegeven dat u graag wilt dat het gescheiden blijft. Dat kan een principiële lijn zijn. Maar waarom? We hebben arbeidskrachten nodig, dat zegt ook de VVD. De VVD wil zelfs een top-talentregeling. Waarom vindt u principieel dat je die lijnen zou moeten scheiden, waardoor iemand die zou kunnen bijdragen aan de economie maar toevallig vervolgd wordt, geen beroep kan doen op deze regeling?
De heer Aartsen (VVD):
Omdat het in mijn ogen aparte regelingen zijn. We hebben een aparte regeling voor mensen die internationale bescherming ontvangen. Daar zijn voorwaarden aan gesteld: wanneer ze kunnen werken in Nederland, wanneer zij kunnen werken binnen de Unie. Na vijf jaar in Nederland krijgen zij een permanente verblijfstatus. Voor de kennismigratieregeling zijn er andere voorwaarden voor terugkeer. Ik zou die twee dingen niet door elkaar heen willen laten lopen. Ik denk dat dat onwenselijk is. Nogmaals, u verwijst net naar doordetachering binnen de Unie en naar lage lonen, maar ook binnen de kennismigratieregeling zie je dat er al tal van constructen zijn van oneigenlijk gebruik en misbruik. Ik vind dat we dat echt aan banden moeten leggen. Ik denk dat we elkaar daar niet van hoeven te overtuigen. Dat is mijn zorg bij de richtlijn die nu voorligt.
De voorzitter:
De heer Ceder in derde en laatste instantie over dit punt.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, de laatste keer. Het klinkt immers als gebakken lucht. Het argument is: er zijn verschillende procedures en die wil ik niet door elkaar laten lopen. Maar wij maken de procedures. Daar zit een gedachte achter. Waarom maken we die procedures? Ik hoor de VVD aan de ene kant zeggen "het is belangrijk om toptalenten aan te trekken voor de economie", maar ik hoor de VVD ook zeggen "er zijn procedures, en die moeten gescheiden blijven", terwijl de VVD die procedures gemaakt heeft. Ik vraag om een laagje dieper daaronder te gaan. U zegt: ik blijf bij het antwoord, maar er zijn nu eenmaal procedures; ik weet niet hoe ze ooit ontstaan zijn, maar ik respecteer procedures en die moeten zo blijven. Maar mijn vraag blijft: waarom vindt u dit? Ik heb een antwoord daarop, maar mijn beeld van arbeidsmigratie is anders dan dat van de VVD. Waarom moet een statushouder die aan exact dezelfde voorwaarden voldoet als iemand die niet ooit vervolgd is, volgens de VVD in een bepaald regime blijven, terwijl die kan bijdragen aan de Nederlandse economie?
De heer Aartsen (VVD):
Als iemand in Nederland statushouder is, dan kan hij dat.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik heb het over binnen de EU.
De voorzitter:
Nee, nee. Meneer Aartsen is aan het woord.
De heer Aartsen (VVD):
Precies dit is de reden, omdat wij daar zelf over gaan in Nederland. Nogmaals, er is het gripargument, over wie wij in Nederland toegang verlenen op basis van internationale bescherming. Vervolgens kunnen wij ook bepalen — ik hoop dat we die wetten snel kunnen gaan krijgen — op basis waarvan we dat doen, ten aanzien van welke status we dat kunnen doen. Je kunt ook bepalen of je iemand na vijf jaar wel of geen permanente verblijfsvergunning geeft. Dat zit allemaal in het asielrecht. Als het gaat om de kennismigratie hangt dat samen met de baan die op dat moment beschikbaar is. Dat is een fundamenteel andere manier van benaderen. Ik wil die twee dingen niet door elkaar heen laten lopen. Ik ben geen asieljurist. Ik zal zo ook nog vragen stellen — de minister zal daar ongetwijfeld antwoord op geven — over wat vervolgens de juridische risico's daarvan zijn. Maar ik ga ook vragen naar de doorkijk naar oneigenlijk gebruik. Wat je immers ook met deze regeling gaat doen, is de diploma-eis weggummen in combinatie met de erkenning werkvaardigheden. Ik vind het onwenselijk omdat door elkaar heen te laten lopen.
De heer Van Nispen (SP):
De heer Aartsen zei al dat voor de VVD, maar ook voor de SP en veel andere partijen, grip op migratie een belangrijk punt is. Wat was daar de belangrijkste reden achter? Ik dacht zelf dat het kwam door de houdbaarheid van alle voorzieningen, het rapport van de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen, het aantal woningen in Nederland et cetera. Maar corrigeer me vooral als ik het verkeerd heb.
De heer Aartsen (VVD):
Nee, ik denk dat de heer Van Nispen dat correct zegt. Ik denk dat je moet kijken naar de draagkracht van de samenleving en daarop moet kunnen sturen, op je wel en niet toelaat, hoelang je iemand toelaat, wanneer je iemand terug laat keren en onder welke voorwaarden je mensen toelaat.
De heer Van Nispen (SP):
Precies. Het is ook niet zo dat ik, of iemand anders, zoals de heer Ceder, in een bijdrage of interruptie heb aangegeven het verschil niet te weten tussen kennismigratie en asielmigratie. Dat weten we prima; dat hebben wij nou juist niet door elkaar laten lopen. Wat ik wel heb gedaan — en meneer Ceder stelde daar volgens mij ook een terechte vraag over — is hier en daar de vergelijking maken. Een mens of een gezin neemt immers een woning, een plek in beslag. Dat maakt op zich niet uit. Dat geldt ook voor die kennismigranten. Die doen ook een zwaar beroep op woningen, waardoor de prijzen van de woningen en de huren aan het stijgen zijn, vooral in bepaalde steden die ik net heb genoemd. De vergelijking is dus toch niet zo heel erg raar? We zeggen: hoe kan het nou dat deze regering, ook de vorige regering, wel de rode loper aan het uitrollen is voor kennismigratie, dat we dat aan het versoepelen zijn, de procedures korter worden en gezinshereniging makkelijker wordt? We halen mensen hiernaartoe om te werken. En terwijl juist asielmigranten precies hetzelfde beslag leggen op voorzieningen, gaat het er bij hen om, dat ze niet mogen werken, terwijl ze dat wel zouden willen, dat de procedures doelbewust langer worden gemaakt en dat gezinshereniging wordt ingeperkt. Zo heel raar is die vergelijking toch niet?
De heer Aartsen (VVD):
U heeft mij ook niet horen zeggen dat ik die vergelijking raar vind. U heeft mij horen zeggen dat wij als VVD ervoor willen pleiten dat we grip krijgen op alle vormen van migratie en dat we ook de aantallen van alle vormen van migratie naar beneden brengen. Mijn collega Rajkowski doet dat ten aanzien van asiel en mijn collega Martens doet dat ten aanzien van studiemigratie. Ik heb zelf in ons visiestuk een aantal kritische noten geplaatst over arbeidsmigratie, maar ook over kennismigratie. Dat zei ik net in de beantwoording op collega Patijn.
De voorzitter:
De heer Van Nispen in derde en laatste instantie op dit punt.
De heer Van Nispen (SP):
Fijn dat de heer Aartsen de vergelijking die ik maak terecht vindt. Ik hoop ook dat hij vindt dat het nogal wrang is hoe wij aan de ene kant de regels aan het versoepelen zijn voor kennismigranten, en er aan de andere kant een soort fanatisme is tegen de asielzoeker die hier bescherming komt zoeken tegen politieke vervolging of oorlog en geweld. We proberen die groep eigenlijk het leven zuur te maken. Dat zijn mijn woorden; daar hoeft u niet eens op te reageren. Mag ik dan van de heer Aartsen en zijn partij dezelfde ambities en hetzelfde enthousiasme verwachten als het gaat om grip krijgen op arbeidsmigratie, kennismigratie en studiemigratie? Daarvan zie ik namelijk nog heel weinig terug en ik hoop in het vervolg van zijn bijdrage stevige voorstellen te zien voor hoe wij ook met dat vraagstuk kunnen omgaan.
De heer Aartsen (VVD):
Fijn. Dat wij hierin al vooroplopen is de insteek. Ik zal u een kopie doen toekomen van mijn visiestuk over arbeids- en kennismigratie, waarin wij die stappen naar voren hebben gezet. Of waarin wij, zoals wij dat zelf noemen, "ons been bij hebben getrokken" ten aanzien van dat punt. Wij zijn bereid om dat voor alle vormen van migratie te doen. Ik hoopte dat de SP hetzelfde wilde doen ten aanzien van asielmigratie. Ik krijg daar soms wat goede berichten over. Maar hoop doet leven, wellicht.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
De VVD en NSC hebben aangegeven zich ook zorgen te maken over de sluiproutes die kunnen ontstaan. Die zorgen deel ik. Ik zal daar in mijn inbreng nog op terugkomen. Een van de zorgen die ik heb, is dat de mogelijkheid bestaat dat via die sluiproutes mensen onder het kennisniveau dat wij hier willen hebben, hiernaartoe komen en van die regeling gebruikmaken, en dat wij dan niet de kennismigranten hierheen krijgen die we eigenlijk zouden willen hebben. Deelt de heer Aartsen die zorg met mij? Ziet hij een mogelijkheid om dat te voorkomen?
De heer Aartsen (VVD):
Ja, die zorg deel ik zeker, vooral ook omdat gesproken wordt over de erkenning van werkervaring, waarbij diploma-eisen en certificaten los worden gelaten. Dat klinkt natuurlijk prachtig. Er zijn allerlei bedrijven die elders verworven competenties hier in Nederland hebben. Dat is relatief eenvoudig in Nederland. De vraag is hoe een immigratiedienst vanuit een ander land dat elders in de wereld gaat toetsen, en ook hoe onze eigen IND dat gaat toetsen. Ik heb daar wel wat vraagtekens bij. Ik denk, ook als je naar de Arbeidsinspectie kijkt, dat we op dat soort situaties echt grip moeten gaan krijgen, ook over met welke definities je dat vervolgens vormgeeft.
De voorzitter:
Meneer Ceder nog een keer.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Er wordt hier een rookgordijn opgetrokken. De vraag van mevrouw Van der Plas was of mensen die lager opgeleid of minder gekwalificeerd zijn, hier via sluiproutes binnen kunnen komen. Maar het is toch de werkgever die de aanvraag doet voor een bluecard? En wij stellen daarvoor toch de voorwaarden op? Er is kritiek op de minister omdat de drempels in zekere zin verlaagd zijn. Dat is een nationale bevoegdheid. Die drempels kunnen ook weer omhoog als we dat zouden willen. De redenatie van mevrouw Van der Plas ten aanzien van de bluecard klopt dan toch niet? U maakt het verdacht, terwijl dat volgens mij niet aan de orde is. Kunt u uitleggen hoe het tot misbruik kan leiden dat een werkgever, die de aanvraag voor een bluecard moet doen, daar allemaal werkervaring en nepdiploma's bij betrekt? Kunt u uitleggen hoe dat kan leiden tot schimmige praktijken?
De heer Aartsen (VVD):
Ik wil echt nogmaals verwijzen naar het rapport van de Arbeidsinspectie. Daarin wordt een aantal casussen genoemd waar wij ook kritisch op zijn geweest tegenover minister Van Hijum voor wat de huidige kennismigratieregeling betreft. Dat zijn een aantal scenario's waarbij je ziet dat in dit geval een werkgever een constructie optuigt, samen met een aantal mensen in derde landen, om mensen hiernaartoe te halen, waarbij ook betalingsverkeer over een weer plaatsvindt. Daarbij zien wij dat de aanvrager en de toegekende een en dezelfde persoon is. Ik zal het voorbeeld nog even opzoeken als u wilt. Het voorbeeld van Von Münchhausen wordt hier beschreven. Dat soort zaken zijn gewoon kwetsbaar en dat is iets waar we heel voorzichtig mee moeten zijn. Dat is ook de kern van mijn betoog: laten we nou niet naïef zijn! Nederland is een verschrikkelijk aantrekkelijk land voor iedereen die vanuit heel de wereld hiernaartoe wil komen. Iedere deur die je openzet, gaat uiteindelijk linksom of rechtsom, als je het niet goed regelt, zorgen voor sluiproutes of onwenselijke discussies. Dat wil ik graag voorkomen en ik hoop echt dat de heer Ceder uit die groef schiet en dat samen met mij wil regelen. Ik kan me oprecht niet voorstellen wat daar nou zo gek aan is.
De heer Ceder (ChristenUnie):
De heer Aartsen doet alsof ik uit mijn groef moet schieten. De AMvB is door VVD-staatssecretaris Van der Burg ingediend. Voordat de VVD haar been bijtrok, of draaide, zoals ik het noem, noemde de ChristenUnie dit al. Ik zou dit spelletje dus niet spelen, zeg ik via de voorzitter. Mijn punt is dat voor de punten die u noemt over misbruik ten aanzien van de werkgever er een opdracht ligt voor de minister, omdat er een aantal voorwaarden zijn die waarschijnlijk aangescherpt moeten worden. Misschien moeten bepaalde criteria omhoog. Mijn punt is dat u een rookgordijn optrekt en doet alsof het aan de statushouder dan wel aan de vermeende werknemer zou liggen als er mogelijk schijnconstructies ontstaan. U richt uw pijlen niet op de minister, niet op de wijziging van de AMvB. U zegt: ik vind het onwenselijk, ik vind het kwalijk, en daar moeten we iets mee doen. U komt niet met een voorstel, terwijl we hier gewoon een wetsvoorstel hebben. Er is een AMvB die weliswaar in werking is getreden, maar die ook zo weer gewijzigd kan worden. Maar u komt niet met voorstellen. U houdt het bij verdachtmakingen. Dat is mijn punt.
De heer Aartsen (VVD):
Sorry. Ik ben nog niet eens halverwege mijn spreektekst en dan gaat u mij nu verwijten dat ik niet met voorstellen kom. Ik heb net hele lijstje opgedreund richting mevrouw Vondeling.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dan wacht ik het af. Maar ik zou u wel willen meegeven om, als er sprake is van zorgen, ook richting de minister te uiten wat er moet veranderen, en de verdachtmakingen richting de werknemer — want dat gebeurde er net, terwijl het de werkgever is die de aanvraag doet — achterwege te laten.
De heer Aartsen (VVD):
Nogmaals, ik hoop echt op een iets andere houding. Die van ons is constructief. Ten aanzien van het been bijtrekken: wij zijn kritisch. Wij zijn er helemaal niet op uit om wie dan ook de zwartepiet te geven. Het enige wat ik zeg, is dat je moet voorkomen dat je naïef bent ten aanzien van dit soort regels. Je moet voorkomen dat er constructies kunnen ontstaan. Daar kunnen zowel de werkgever als in dit geval iemand die er gebruik van maakt, of allerlei mensensmokkelaars of andere onfrisse types, misbruik van maken. Laten we daar nou niet naïef in zijn. Ik zou ook willen voorkomen, zeg ik tegen de heer Ceder, dat we vervolgens in een soort spel komen waarin we ons uit elkaar laten drijven. Volgens mij is dit onderwerp nou juist iets waar we samen in kunnen optrekken.
De voorzitter:
Gaat u verder met uw inbreng.
De heer Aartsen (VVD):
Ja, ik ga even kijken waar ik ben, want ik heb al een aantal zaken behandeld. Met uw goedvinden ga ik verder.
Het blokje ten aanzien van de statushouder hebben we net in een aantal interrupties uitvoerig behandeld. Ik zou nog wel graag willen weten wat de minister er nou vervolgens van vindt dat statushouders toegang kunnen krijgen tot de blauwe kaart, en hoe dat vervolgens ook tussen verschillende EU-lidstaten gaat lopen. Heeft zij een verwachting van welk effect dat zou hebben ten aanzien van de aantrekkelijkheid daarvan? Verwacht de minister nog juridische risico's hiervoor? En hoe ziet zij dat ten aanzien van haar eigen ambitie voor het strengste asielbeleid ooit? Ik ben ook benieuwd wat er gebeurt op het moment dat een andere lidstaat vervolgens de vluchtelingenstatus intrekt. Wat gebeurt er dan met de blauwe kaart die is afgegeven en welke lidstaat heeft daarvoor dan de verantwoordelijkheid?
Voorzitter. Ik zei het net al: dat is niet het enige probleem in deze richtlijn wat ons betreft. We weten gewoon bij dit soort regelingen dat als je een achterdeur openzet, er een massieve druk op misbruik en oneigenlijk gebruik zal komen, helemaal bij de versoepelde voorwaarden. Het eerste waar wij onze zorgen over hebben, zijn de gunstige voorwaarden voor gezinshereniging. Kan de minister aangeven hoe "het gezin" in dit geval moet worden gedefinieerd? Is de vorm van gezinshereniging bij deze blauwe kaart anders of gunstiger dan de manier waarop deze is vormgegeven in bijvoorbeeld een asielprocedure?
Voorzitter. Ik zei het net al: een andere zaak is de erkenning van werkervaring, zodat deze gaat meetellen ter vervanging van het criterium diploma. Hierdoor hoeven mensen geen kopieën van diploma's of certificaten meer te overhandigen om aan te tonen dat zij over de vaardigheden beschikken die zij nodig hebben als kennismigrant. In plaats daarvan kunnen zij ook op een andere manier aantonen dat zij beschikken over deze vaardigheden, zoals praktische werkervaring, en daarmee dus ook toegang krijgen. Hoe gaat dat er in de praktijk uitzien? Hoe gaat de IND vervolgens in andere landen controleren dat er ook op andere manieren relevante en praktische werkervaring is opgedaan? Gebeurt dat op basis van documenten? Is dat niet juist ook weer een recept voor misbruik of oneigenlijk gebruik?
De voorzitter:
Meneer Van Nispen heeft nog een vraag.
De heer Van Nispen (SP):
Terecht stelde de heer Van Aartsen de minister de vraag: is de procedure voor gezinshereniging bij kennismigratie, de Europese blauwe kaart, soepeler dan bij asielmigratie? Het antwoord is ja, maar de vraag is niet aan mij gesteld maar aan de minister. We gaan het straks horen. Het kan dus ja of nee zijn. Wat zegt dat de heer Aartsen? Waarom stelde hij die vraag?
De heer Aartsen (VVD):
Omdat ik graag wil weten hoe het zit als iemand met een asielstatus gebruikmaakt van die blauwe kaart. Dat is de reden waarom ik dit vraag.
De heer Van Nispen (SP):
Precies. De reden dat ik het aan de heer Aartsen vraag, is omdat ik mij afvraag of hij vindt dat er bij iemand die niet gebruik maakt van de route via een ander land maar zich gewoon hier meldt voor asiel, minder behoefte bestaat aan het laten nareizen van een ongehuwde partner dan bijvoorbeeld bij een kennismigrant.
De heer Aartsen (VVD):
Nu gaat u vooruitlopen op wetten ten aanzien van het kerngezin die nog in behandeling moeten komen. Ik vind deze vraag belangrijk voor de wetsgeschiedenis. Ik wil dat goed gedefinieerd hebben. Maar ik ga niet vooruitlopen op asielwetten die nog in behandeling zijn. U had het net over ongehuwde partners. Volgens mij was dat een verwijzing naar hetgeen waarop de minister aan het broeden is.
De voorzitter:
Meneer Van Nispen in laatste instantie op dit punt.
De heer Van Nispen (SP):
Wie weet was dat een verwijzing, maar de minister is niet aan het broeden, want die weet al dat ze er geen letter meer aan gaat veranderen. Zij is dus helemaal niet aan het broeden.
De heer Aartsen (VVD):
Ik vond het een mooie bewoording, "broeden".
De voorzitter:
Laten we het bij deze wet houden.
De heer Van Nispen (SP):
O ja, bij deze wet. De heer Aartsen wil niet vooruitlopen op wetten, maar het is nu al soepeler. Dat is mede het doel van deze Europese richtlijn, het soepeler maken van de voorwaarden voor gezinshereniging. Dat is niet bepaald wat we nu zien in de asielprocedures. Nogmaals, is voor iemand in een asielprocedure, iemand die vlucht voor politieke vervolging, oorlog of geweld, de behoefte aan samenzijn met een gezin, met geliefden, anders dan bij een kennismigrant? Wat zou een verschil in behandeling dan rechtvaardigen? Dat verschil is er namelijk, dat is het doel van deze richtlijn.
De heer Aartsen (VVD):
De reden dat ik de vraag stelde, is vanwege de wetsgeschiedenis en de interpretatie van de minister. Ik wacht echt even het antwoord van de minister af.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Aartsen (VVD):
Ik had het over de werkervaring. Vervolgens heb ik het over de reikwijdte en de route. Dit gaat puur en alleen nog maar over iemand die in land A de asielstatus heeft ontvangen en vervolgens in land B de blauwe kaart ontvangt. Door de verruiming van de reikwijdte is er ook sprake van de mogelijkheid om in een tweede land een blauwe kaart aan te vragen. Een persoon vraagt in land A een asielstatus aan, gaat vervolgens naar land B waar hij een blauwe kaart verkrijgt, mogelijk in een situatie van praktische werkervaring, en kan vervolgens in land C, in dit geval Nederland, een tweede aanvraag voor een blauwe kaart doen. Hoe ziet de minister dit soort constructies? Is dit mogelijk op deze manier? Zijn er nog andere tussenvarianten? Zitten er voorwaarden aan vast? Welke vereenvoudigde voorwaarden gelden er vervolgens zoals beschreven in de memorie van toelichting?
De voorzitter:
Meneer Ceder heeft een nieuwe vraag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, over gezinshereniging. Ik constateer net als de heer Van Nispen dat u een vraag stelt waarvan u het antwoord al weet. Het is anders, dat weten we hier allemaal. Mijn vraag is wat de VVD daarvan vindt. Vindt u dat de definitie van gezinshereniging, juist ook omdat we willen beperken en grip op migratie willen, in alle gevallen hetzelfde moet zijn?
De heer Aartsen (VVD):
Dat vind ik een lastige vraag om te beantwoorden. Ik ken zelf puur alleen de kennismigratieregeling. Met alle respect, u overvraagt mij echt een beetje, daar ben ik heel eerlijk in. Mag ik daar misschien in mijn tweede termijn op terugkomen?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, laten we dat afspreken.
De heer Aartsen (VVD):
U overvraagt mij hierover gewoon. Daar ben ik heel eerlijk in. Ik ken de kennismigratieregeling vrij aardig. Ik kom er graag in tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Aartsen (VVD):
Voorzitter. Ik vroeg dus iets over die constructie waarin het gaat om drie landen. Vreest de minister ook voor deze constructie? Hoe gaan de verschillende interpretaties van de verschillende immigratiediensten van de lidstaten eruitzien? Is bijvoorbeeld sprake van eenzelfde type beoordeling van het begrip "internationale bescherming" of zijn er mogelijkheden om daarvan af te wijken per EU-lidstaat? Is er tussen de verschillende EU-lidstaten verschil van inzicht ten aanzien van erkende praktische werkervaring en hoe dit wordt uitgelegd? Is de minister ook bereid om daar in Europees verband strenge afspraken over te maken, zodat het op eenzelfde manier wordt vormgegeven? Op die manier kan je juist misbruik of oneigenlijk gebruik tussen verschillende lidstaten tegengaan.
Voorzitter. Een andere kwetsbaarheid die wij zien, is het toestaan van de mogelijkheid om naast werkzaamheden als kennismigrant te mogen werken als zelfstandige. Nu zal de VVD daar nooit op zichzelf enorm veel tegen hebben, maar ook dit kan weer in potentie een construct zijn voor misbruik. De Arbeidsinspectie schrijft ook over dit type constructies in haar rapport van 2023. Ziet de minister dit ook? Heeft zij daarover afspraken gemaakt met minister Van Hijum ten aanzien van dit rapport? Hoe wil zij dit soort zaken tegengaan?
Tot slot, voorzitter. Is de minister bereid om de algemene maatregel van bestuur te herzien, om deze maximaal aan te scherpen zodat we deze risico's kunnen tegengaan? Welke mogelijkheden ziet de minister hiervoor? Is zij ook voor de mogelijkheid om de salariseis binnen de blauwe kaart maximaal op te hogen? Zijn er mogelijkheden binnen de AMvB voor bijvoorbeeld een arbeidsmarkttoets? Is zij bereid om naar Brussel te gaan om afspraken te maken over de uitleg van de term "internationale bescherming"? Is zij bereid om naar Brussel te gaan om afspraken te maken over de uitleg van de term "erkende werkervaring"?
Dat was voor nu mijn bijdrage, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Podt heeft nog wel een vraag voor u.
Mevrouw Podt (D66):
Ik zag mevrouw Patijn omhooggaan, dus ik dacht: laat ik nog even wachten. Ik heb naar meneer Aartsen zitten luisteren. Ik hoor met name heel veel beren op de weg, denk ik. Voor een deel is dat ook terecht. Ik ben de eerste om te erkennen dat er echt wel wat dingen zijn waar we goed op moeten letten als we misbruik willen voorkomen. Tegelijkertijd zat ik net nog even te kijken naar een mailtje dat ik heb gekregen van Techniek Nederland. Dat zijn ook de mensen achter het Aanvalsplan Techniek. Zij zeggen: wij hebben in de komende tijd 60.000 mensen nodig. Ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat die niet allemaal uit Nederland komen, wat we ook doen. Zij zeggen: we hebben zowel kennismigranten als vakkrachten nodig. De heer Aartsen zegt: Nederland wordt zo wel heel aantrekkelijk. Ik denk dat wij daar soms goed over moeten nadenken. Ik denk dat wij vaak helemaal niet zo aantrekkelijk zijn en dat sommige dingen die in deze nieuwe wet staan, die de heer Aartsen aanmerkt als een groot gevaar, soms ook kunnen helpen om het aantrekkelijk te maken. Denk er bijvoorbeeld aan dat je je gezin op een goede manier kunt meenemen, dat er sprake is van Europese mobiliteit. Dat kan het voor mensen die we heel hard nodig hebben ook aantrekkelijk maken. Laat ik zeggen: de oproep van Techniek Nederland was "ga nou niet ongericht inperken". Het betoog van de heer Aartsen ging net toch wel heel erg over al die mensen die misbruik maken van de regeling. Ik wil hem graag de kans geven om dat verhaal nog iets te nuanceren, want ik ken de VVD ook als een partij die staat voor het verdienvermogen van Nederland.
De heer Aartsen (VVD):
Zeker, maar dan moet ik mijn visiestuk gaan voorlezen. We hebben daarin heel bewust gepleit voor een toptalentregeling, een aangescherpte en verbeterde variant van de huidige kennismigratieregeling, en voor een vakkrachtregeling. We hebben daar samen een motie over ingediend, maar die heeft het helaas nog niet gehaald. Daar hebben we ook van gezegd dat als je een vakkrachtregeling introduceert — dat is in ieder geval het standpunt van mijn partij — je die onder zeer strikte voorwaarden zult moeten vormgeven en je daar heel voorzichtig mee zult moeten zijn. We hebben de inspecteur-generaal gehoord over een vakkrachtregeling. Die heeft gezegd: dat is eigenlijk de huidige arbeidsmigratiesituatie on steroids. Dat is een belangrijk signaal dat we ook ter harte moeten nemen. Desalniettemin denk ik dat je daar heel streng en heel scherp op moet zijn. Dan kom ik terug bij de kern van mijn betoog: je moet grip krijgen op migratie en niet naïef zijn. Iedere vorm die je openzet, iedere regeling die je creëert, moet uiteindelijk bulletproof zijn voor oneigenlijk en onwenselijk gebruik.
Mevrouw Podt (D66):
Daar moeten we zeker niet naïef over zijn, maar we moeten ook niet naïef zijn met betrekking tot de vraag hoe aantrekkelijk Nederland daadwerkelijk is. De heer Aartsen stipte net een aantal zaken aan, zoals het meenemen van je gezin. Nou, dat lijkt mij ongeveer wel het minimum om te zorgen dat mensen denken: Nederland is misschien wel een aantrekkelijk land om te werken. Kan hij dan toch eventjes het hele spectrum schetsen en niet alleen zeggen dat we alle deuren dicht moeten zetten? Volgens mij geldt ook dat je ervoor moet zorgen dat je als Nederland aantrekkelijk genoeg blijft voor die mensen, die we zo keihard nodig hebben.
De heer Aartsen (VVD):
Dat laatste delen wij zeker. Mijn vragen ten aanzien van de gezinsregeling betroffen nou juist mensen die op basis van internationale bescherming vervolgens gebruikmaken van de blauwe kaart. Ik wil gewoon zekerheid over hoe dat wordt vormgegeven. Mijn betoog over een toptalentenregeling en een vakkrachtregeling blijft daarmee overeind. Die moeten goed zijn om Nederland aantrekkelijk te houden voor dit soort vakkrachten of toptalenten. Tegelijkertijd moeten we ook weer niet daar de deur openzetten. Dat zullen we op een hele strakke, gereguleerde wijze moeten doen.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een informatieve vraag, want ik krijg het niet duidelijk van de heer Aartsen. Zegt hij nou eigenlijk: de richtlijn zegt dat de blauwekaartregeling meer gelijkgetrokken moet worden met de kennismigrantenregeling, maar eigenlijk wil ik die blauwekaartregeling niet en hoef ik de kennismigrantenregeling niet zo verschrikkelijk veel aan te passen, in ieder geval niet op het salariscriterium. Dat eerste staat gewoon in de richtlijn.
De heer Aartsen (VVD):
U verdraait steeds mijn woorden.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer te begrijpen wat u zegt. Mijn feitelijke vraag is: wilt u het liefste af van de blauwekaartregeling en alleen een kennismigrantenregeling houden, die dan wel wordt aangescherpt, of wilt u wel een blauwekaartregeling en bent u ook bereid om die twee regelingen gelijk te trekken?
De heer Aartsen (VVD):
Het is lastig om tegen deze wet te stemmen, omdat het gaat om een Europese richtlijn. Je krijgt dan vervolgens een ingebrekestellingssituatie. Ik denk dat dat onwenselijk is. Ik wil kijken hoe we deze richtlijn en de AMvB zo streng mogelijk kunnen inrichten, omdat de blauwe kaart in de Nederlandse situatie wat ons betreft weinig toevoegt. Ik zou graag willen dat we de kennismigratieregeling kunnen gaan ombouwen naar een toptalentenregeling, waarbij we kijken naar de salarisdrempel, maar ook naar een aantal zaken om het aantrekkelijker te maken om in zo'n regeling te zitten. Nogmaals, ik hoop dat het een onbewuste verspreking van mevrouw Patijn is als zij zegt dat ik niet bereid ben om naar de salariseis in de kennismigratieregeling te kijken, want dat ben ik wel.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Oké. Dan heb ik die verduidelijking. De tweede vraag die ik nog niet beantwoord heb gekregen van de heer Aartsen is: zou de heer Aartsen het liefste af willen van de blauwekaartregeling?
De heer Aartsen (VVD):
Dat is een beetje vragen of ik wil dat morgen de zon gaat schijnen. Daar hebben wij natuurlijk geen invloed op; laten we wel zijn. We hebben nu te maken met een blauwekaartregeling. Ik zou het onverstandig vinden om tegen deze wet te stemmen omdat het gaat over de implementatie van een EU-richtlijn. Dan krijg je een ingebrekestelling. Ik denk dat dat voor de positie van Nederland in Europa onverstandig is. In de Nederlandse situatie vind ik de blauwe kaart weinig toevoegen.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Dan concludeer ik dat u wil dat de zon gaat schijnen en dat de blauwekaartregeling zo snel mogelijk verdwijnt.
De heer Aartsen (VVD):
Ik denk dat we enorm blij zullen zijn als de zon eindelijk een keer gaat schijnen.
Mevrouw Patijn (GroenLinks-PvdA):
Met de opmerking over de zon ben ik het ook eens, ja.
De heer Aartsen (VVD):
Heel goed. Gelukkig.
De voorzitter:
Goed. Dank u wel daarvoor. Ik heb begrepen dat de heer Ceder en mevrouw Van der Plas hun volgorde op de sprekerslijst hebben omgedraaid. Ik zie inderdaad dat de heer Ceder naar de katheder loopt. Ik wil om 14.00 uur toch wel even een soort van lunchschorsing inlassen. Ik probeer de heer Ceder en mevrouw Van der Plas voor de lunchschorsing aan de orde te stellen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik ben mevrouw Van der Plas zeer erkentelijk. Als ik nog iets voor haar kan betekenen in de nabije toekomst, dan hoor ik dat graag.
Voorzitter. De ChristenUnie heeft altijd gezegd dat arbeidsmigratie ...
(Hilariteit)
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zie dat dit consternatie oplevert.
De voorzitter:
Dit roept hilariteit op in de zaal. Er komen verlanglijstjes aan. Maar, meneer Ceder, gaat u gewoon uw inbreng doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik zal opnieuw beginnen, voorzitter.
Voorzitter. De ChristenUnie heeft altijd gezegd dat arbeidsmigratie, vooral van buiten de EU, een sluitstuk van de arbeidsmarkt moet zijn. Tegelijkertijd zien we dat zowel Nederland als de EU de komende decennia voor grote demografische uitdagingen staan: een snel toenemende vergrijzing, een steeds verder inkrimpende beroepsbevolking en een toenemende ouderenafhankelijkheidsratio. Dit brengt de groei en het concurrentievermogen van de EU in gevaar. Tegelijkertijd moet de EU met andere grote economieën concurreren om mensen met talent aan te trekken. Dit zijn grote vragen, waar het kabinet zich toe moet verhouden. Mede om die reden is de bluecard geïntroduceerd. De Europese wetgever heeft geconstateerd dat het huidige immigratiestelsel van de EU voor hooggekwalificeerde werknemers onvoldoende is toegerust om de huidige en toekomstige uitdagingen aan te gaan. Met de herziene richtlijn wordt geprobeerd een oplossing te bieden voor de steeds toenemende structurele tekorten aan hooggekwalificeerde arbeidskrachten. Met dit wetsvoorstel worden de beslistermijnen voor verblijfsaanvragen van houders van de Europese blauwe kaart of gezinsleden van deze houder geregeld.
Voorzitter. Met enig gevoel voor understatement constateer ik dat deze versoepelingen totaal haaks staan op de grootschalige hervormingen waar we momenteel met het Asiel- en Migratiepact aan werken en waar het hier in de Kamer wekelijks over gaat. Ook de toon staat er totaal haaks op als het gaat om migratie. Dat roept bij mijn fractie ook grote vragen op, want terwijl de wetswijziging die voor ons ligt een beperkte wijziging van de beslistermijn inhoudt — en wij zullen voorstemmen — is het wel goed om met de minister te praten over dit deel van migratie. Die kans krijgen we namelijk niet vaak, aangezien we zo'n gesprek vaak met minister Van Hijum voeren. Maar deze minister is verantwoordelijk voor de Vreemdelingenwet en de regelingen en beperkingen die daaruit voortvloeien, en is ook verantwoordelijk voor de AMvB's die toch geruisloos verregaande maatregelen hebben voorgesteld en ingevoerd. En de uitgangspunten, die puzzelen mij wel, als ik eerlijk ben. Allereerst wil ik graag van de minister horen of het klopt dat het de doelstelling van deze minister is om meer hooggekwalificeerd personeel naar Nederland aan te trekken dan nu het geval is. Een aanzuigende werking dus. Het staat namelijk anders opgeschreven in het regeerakkoord, namelijk dat het het doel is om geríchter kennismigranten aan te trekken en niet om méér kennismigranten aan te trekken. In de memorie van toelichting en in de antwoorden op de partijen staat echter dat het doel wél is om meer hooggekwalificeerd personeel naar Nederland aan te trekken. Het kan niet beide waar zijn. In het regeerakkoord staat namelijk: "Het kabinet onderzoekt de effectiviteit en uitvoerbaarheid van verschillende varianten om de eisen van de kennismigrantenregeling te verhogen of aan te scherpen." Dat is juist niet gebeurd, bijvoorbeeld door de aanpassing van de salariscriteria als voorwaarde waaronder bedrijven als erkend referent worden aangemerkt. De salariscriteria zijn juist verlaagd. En het doel hiervan is volgens het kabinet dat men gerichter kennismigranten kan aantrekken, terwijl met het verlagen van deze criteria juist beoogd wordt om kennismigranten aan te trekken. Het klopt dus niet, of in ieder geval is het niet verenigbaar met elkaar. Gaat de minister uitleggen hoe deze wetswijziging, maar ook het verlaagde salariscriterium, tot een gerichtere aantrekking zouden kunnen leiden? Ik zie dat namelijk niet. Het lijkt dat er, door de drempels te verlagen, juist minder gericht gezocht wordt.
Ik mis ook in het verhaal van de minister iets van een bandbreedte. Want wat wil de minister nu eigenlijk qua kennismigranten? Hoeveel? Waar stuurt zij op? Er zit geen sturing bij. Kan zij concrete cijfers of een concrete bandbreedte noemen? De ChristenUnie heeft al eerder per motie-Bikker c.s. gevraagd om een visie ten aanzien van de bandbreedte op arbeidsmigratie. Hoort dit aspect er ook bij, en wordt dit meegenomen? Want de ChristenUnie wil grip. Wij willen als soeverein land weten wie er in ons land binnenkomt. Wij willen best wel gastvrij zijn, maar wij willen dat wel weten, en het kunnen sturen op sectoren waarvan wij als overheid vinden dat het belangrijk is. En de mobiliteit binnen de EU vindt de ChristenUnie daaraan ondergeschikt, terwijl dat bij het bluecardstelsel een van de redenen is geweest om bijvoorbeeld tot een herijking te komen. Daarom kan bij uitstek een bandbreedte daarbij helpen. Maar ik zie nog geen poging van de minister om dit voor elkaar te krijgen. Sterker nog, het lijkt een voldongen feit. Ik hoorde ook een PVV-Kamerlid net zeggen: "Wat moet de minister doen? Europa wil dat, en zij heeft zich daar al bij neergelegd." De ChristenUnie niet. En ik wil ook actie zien. Sterker nog, ons gevoel is dat met deze regeling Nederland de komende tijd aantrekkelijker wordt gemaakt, in plaats van dat die juist afschrikt. Want het Asiel- en Migratiepact vormt een harmonisering voor alle landen in Europa. We zijn daar niet per se uniek in, maar we hebben wel dusdanige nationale criteria gevormd met het doel om extra talent aan te trekken. Dat staat haaks op de boodschap die dit kabinet uitdraagt naar de bevolking. Welk verhaal klopt? Is de focus van de minister dus op de verkeerde dingen? Ik overweeg een motie over die specifieke bandbreedte.
Voorzitter. Het valt steeds op dat gezinsleden van kennismigranten vrij zijn om te werken. Zo! Mooi. En dat ook de inburgeringseisen voor hen niet gelden. Dat heeft de minister van AenM voor elkaar gekregen, om die uitzondering erin te zetten. Wij hebben al eerder gezegd dat integratie voor de ChristenUnie van essentieel belang is. Iedereen moet kunnen meedoen vanaf dag één, en taal is daarbij cruciaal. En als expats hier jaren kunnen wonen zonder Nederlands te hoeven leren omdat minister Faber hun die eisen niet oplegt en hen daarvan uitzondert, dan vinden wij dat een zeer onwenselijke ontwikkeling. Is de minister het ermee eens dat taal essentieel is en dat elke nieuwkomer die moet leren, of het nou een asielzoeker is, een statushouder, iemand die vlucht of hier komt werken, en moet inburgeren, en dat als die gezinsleden meeneemt, om welke reden ook, die ook de taal moeten leren? En ziet zij kans om ook gezinsleden alsnog een verplicht inburgeringstraject te laten doen en om de uitzonderingen te laten vervallen? Ook hierover overweeg ik een motie. Hoe staat het overigens met de uitvoering van de motie-Ceder om met werkgevers te bespreken hoe arbeidsmigranten, waaronder bluecardwerkers die langer dan vier maanden in dienst zijn, een taaleis op niveau A2 opgelegd kunnen krijgen, en indien nodig daarvoor een passende taaltraining onder werktijd aangeboden kunnen krijgen, als onderdeel van hun integratie?
Voorzitter. De heer Van Nispen heeft het al aangekaart, en ik ook in mijn interruptie. De ChristenUnie heeft altijd gezegd dat arbeidsmigratie een sluitstuk moet zijn. We zijn er dus een groot voorstander van om eerst te kijken welke alternatieven al in Nederland zijn, voordat je mensen van buiten haalt. Als je de asielprocedure en de kennismigrantenregeling naast elkaar zet, valt het verschil ertussen wel heel erg op. Het is geen wetmatigheid. We hebben dit als Tweede Kamer met elkaar vastgesteld. Als je ze naast elkaar legt, kan er maar één conclusie mogelijk zijn: het deugt niet. Dit kabinet stelt de instroom te willen verminderen en is met de versobering bezig van vrijwel alle wetten en regelingen, maar trekt tegelijkertijd juist migratie aan, terwijl die evengoed een wissel trekt op het aantal huizen, op de zorg en op het onderwijs, als er gezinsleden komen. Hoe zit dat?
Het kabinet stelt dat het vergaande voorstel voor uitstel van gezinshereniging te verdedigen valt als het gaat om asiel, maar heeft nauwelijks iets aan te merken op de relatief korte beslistermijn voor de aanvraag van gezinnen van migranten die hier komen om te werken. Hoe zit dat? De relatief korte beslistermijn voor gezinshereniging staat namelijk haaks op de vertraging die de minister wenst door te voeren voor asielzoekers, waardoor het soms wel jaren kan duren, terwijl het hier een kwestie is van tientallen dagen. Kan de minister aangeven waarom deze korte beslistermijn voor kennismigranten zo belangrijk en zo waardevol is? Wat zijn de gevolgen als het gezin van een kennismigrant langer moet wachten op duidelijkheid? Kan zij de psychosociale gevolgen daarvan schetsen? Is de minister van mening dat deze redenen ook van toepassing zijn op gezinnen van asielzoekers, of gelden voor hen andere psychosociale waarden of een ander mensbeeld? Ik hoor het graag.
Voorzitter. Het valt de ChristenUnie tevens op dat het vluchtelingen, ook hoogopgeleide vluchtelingen, moeilijk wordt gemaakt om tot het arbeidsproces toe te treden. Dat is ook een groot verschil, terwijl de economie er baat bij zou kunnen hebben. Dus waarom doen we dat? Als hoogopgeleide asielzoekers succesvol een aanvraag voor een bluecard zouden kunnen doen, zouden ze in plaats van soms een paar jaar in de opvang te verblijven, die knelt, binnen een paar dagen in plaats van na maanden of soms jaren, duidelijkheid krijgen over legaal verblijf en aan de slag kunnen voor Nederland. Er zijn een aantal redenen waarom asielzoekers geen bluecard kunnen aanvragen, waaronder dat er een mvv moet worden afgegeven. Die krijgen ze niet, om die reden. Daarom loopt het spaak.
Voorzitter. Mijn vraag aan de minister is of het klopt dat het geven van een mvv een Europese verplichting is. Of is het een nationale regel, en doen we ons daarom in economische zin pijn? Als het tweede het geval is en het een nationale maatregel is, vraag ik de minister wat daar de gedachte achter is. Waarom laten we hoogopgeleide vluchtelingen of asielzoekers niet bijdragen als zij verder aan alle voorwaarden voldoen waaraan iemand die niet een vluchtelingenachtergrond heeft en via een werkgever komt, voldoet, en die dezelfde aanvraag doet? Nederland heeft, zoals de minister zegt, een stevig tekort aan hooggekwalificeerd personeel. Tegelijkertijd houdt de huidige regelgeving hogeropgeleiden die al in Nederland zijn tegen om aan de slag te kunnen. Ik snap het niet. Ik zie graag de antwoorden tegemoet en overweeg ook een motie.
Voorzitter. Naast asielzoekers zijn er in Nederland ook ongedocumenteerden die geen asielverleden hebben, maar wel hoogopgeleid zijn. Waarom? Omdat zij al die tijd in Nederland gewoon onderwijs genoten hebben. Zij mogen ook nooit ingezet worden. We weten allemaal — dat is een publiek geheim — dat deze mensen gewoon in Nederland werken, in Aalsmeer of in de schoonmaak bij mensen. We weten dat ze gewoon werken. Het is een publiek geheim, maar we doen er niets mee. Er wordt geen beleid op gemaakt, terwijl een aantal van hen de facto onder de bluecardregeling zou kunnen vallen, maar daarvoor is een mvv nodig. Waarom? Waarom nemen we het perspectief uit zicht? Het zou een hoop oplossen voor de mensen. Het draagt bij aan de economie, dus ik zie niet wat het probleem precies is. Of willen we dat een probleem in stand blijft, vraag ik.
De voorzitter:
Wilt u afronden, meneer Ceder?
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja, voorzitter, ik heb nog twee pagina's over wetgeving.
De voorzitter:
Ja, maar we proberen het debat in dusdanige banen te leiden dat u van tevoren aangeeft hoeveel tijd u nodig heeft. Dat is uw eigen grens. Ik vind twee pagina's boven op de tien minuten die u al heeft, best wel een uitdaging. Maar gaat u verder.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ja. Een van de redenen voor het stelsel is dat er vanwege de aard van nationale regelgeving weinig mobiliteit tussen EU-landen mogelijk was. Waarom is het voor het kabinet zo belangrijk geweest dat de mobiliteit tussen EU-landen toeneemt? De heer Aartsen heeft er kritiek op, maar dat is juist als problematisch ervaren. Daarom is die herziene richtlijn er gekomen, want we wilden meer mobiliteit in de EU. Dat zorgt tegelijkertijd juist voor minder grip. Graag een toelichting daarop.
Voorzitter. Het bluecardstelsel zorgt er ook voor dat derdelanders als zelfstandige in een ander land aan de slag kunnen zonder echte beperkingen, behalve een maximale termijn. Kan de minister de wenselijkheid hiervan onderbouwen? Ziet zij dat dit ook risico's met zich kan meebrengen? Hoe gaat zij dit monitoren? Dit betekent ook dat het makkelijker is om naar Nederland te komen vanuit landen waarin het makkelijker is om een status te krijgen. Daar heeft de heer Aartsen gelijk in. Waarom is hier niets op bedacht?
Ik ga afronden, want ik zie de voorzitter kijken. De braindrain. Er zijn grote zorgen over de effecten van dit stelsel voor derde landen. Internationale gerechtigheid raakt wat dat betreft ook aan arbeidsmigratie. De vraag naar arbeid kan leiden tot een vertrek van veelal jonge mensen die in het land van herkomst nodig zijn om bij te dragen aan de opbouw en economie van dat land. Bij een grote uittocht van menselijk arbeidskapitaal ten bate van onze gulzige economie en arbeidsmarkt kunnen bestaande problemen in een land verergeren. En als daar niet naar gekeken wordt, dragen we zelfs bij aan internationale ongerechtigheid. Neem Suriname, waaruit velen wegtrekken omdat daar door Nederlandse bedrijven geronseld wordt, bijvoorbeeld voor de zorg. Dit heeft grote gevolgen voor de stabiliteit daar. Hoe voorkomt de minister dat er een braindrain ontstaat? En vindt zij dit een wenselijke situatie?
Voorzitter. Mijn laatste punt, want ik sla een aantal dingen over. De minister wenst grip op migratie. Maar waar de minister geen grip op heeft, is de liefde — en dat is maar goed ook, denk ik. Ondanks alle maakbaarheidsplannen die dit stelsel behelst, is het gewoon zo dat zodra iemand hier tijdelijk komt maar verliefd wordt en wenst te blijven, er een nieuwe situatie ontstaat, ook familierechtelijk. Hoe taxeert de minister dit, ook in de praktijk? Is dit meegenomen in de cijfers? Erkent ze dat dit een gebied is waarin het adagium "grip op migratie" gewoon niet werkt? Hoe groot is de groep die volgens de verwachtingen blijft? Hoe wordt daarop geanticipeerd?
Tot slot, voorzitter. Ik zou het fijn vinden om dit belangrijke gesprek vaker te voeren, ook over tekortsectoren en lager opgeleiden, en niet alleen met minister Van Hijum. Ik hoop namelijk ook echt dat we ons na vandaag met z'n allen realiseren dat bij een arbeidsmigratiedebat ook de minister van AenM aanwezig hoort te zijn.
Voorzitter, hier wil ik het bij laten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Ceder. Ik wil echt een oproep doen. Als de Kamer zelf met wetgeving komt ... Dit was ook nog eens een hamerstuk. Als u dus "tien minuten" zegt, hou het dan ook bij tien minuten of geef het tijdig aan. Ik kijk ook even naar de klok. Ik zie mevrouw Van der Plas al lopen, maar ik wilde eigenlijk het voorstel doen om toch nu al te gaan schorsen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Zeven minuten, voorzitter.
De voorzitter:
Dat is kale spreektijd, maar ik weet niet hoeveel vragen u gaat krijgen. Ik vind het prima om eraan te beginnen, maar ik zeg alvast dat als we straks schorsen, we een half uur schorsing hebben. Ik denk dat we de eerste termijn van de zijde van het kabinet gewoon niet gaan redden, ook omdat er nog andere dingen op de plenaire agenda staan die ook van belang zijn. Dan weet u dat dus alvast. We doen vandaag alleen de eerste termijn van de zijde van de Kamer.
Mevrouw Van der Plas, het woord is aan u.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, ik sta er gewoon. Ik ben gewoon doorgelopen! Maar ik ben het wel met de voorzitter eens. We hebben vanmorgen natuurlijk ook een tweeminutendebat gehad dat gewoon twee uur heeft geduurd. Daardoor loopt echt alles in de soep. Er is ook een commissiedebat Toerisme en recreatie uitgesteld, terwijl dat ook heel belangrijk is. Ik ga er nu dus niet verder over uitweiden, maar we moeten onszelf toch wel een beetje in de hand houden, want we maken er op deze manier een beetje een puinhoop van. Dat doen we met z'n allen, zeg ik daarbij.
De voorzitter:
Dat vind ik weer wat grote woorden, maar als we ons inderdaad aan onze eigen procedures houden, is dat wel fijn. Maar begint u maar gewoon aan uw inbreng over de wet, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dat ga ik doen, voorzitter.
Vandaag spreken we over het wetsvoorstel waarmee de Vreemdelingenwet 2000 wordt aangepast. Hiermee nemen we een Europese richtlijn op in de wet die de voorwaarden voor het toelaten van kennismigranten veranderd. Kennismigranten zijn belangrijk voor Nederland. We zien bijvoorbeeld dat voor sectoren als de chipmachineproductie — we hebben in Nederland het prachtige bedrijf ASML — hoogwaardige kennis van migranten noodzakelijk is. BBB heeft een stip op de horizon voor ogen als het om arbeidsmigratie gaat, want we willen uiteindelijk naar een systeem waarin er na een jaarlijkse inventarisatie van de arbeidsmarkt buitenlandse werknemers worden uitgenodigd om hier te werken. Dan is er sprake van een verblijfsstatus voor een bepaalde tijd. Daarna moet de arbeidsmigrant weer terug naar huis of kan hij onder strenge voorwaarden het Nederlands staatsburgerschap aanvragen. We hebben het hierbij nu vooral over technisch en medisch geschoold personeel en arbeiders die nodig zijn voor onze voedselzekerheid.
Voorzitter. Een belangrijk instrument bij de kennismigratie is de Europese blauwe kaart. Voor de mensen die pas net zijn ingehaakt en niet weten wat de blauwe kaart is: de Europese blauwe kaart is bedoeld om talent aan te trekken en het voor hoogopgeleide werknemers makkelijker te maken om in de Europese Unie te werken. Hieraan werden al voorwaarden gesteld. Zo was er meestal een diploma van een erkende universiteit nodig of ten minste vijf jaar relevante werkervaring. Daarnaast moet er vaak sprake zijn van een relatief hoog minimumsalaris en zijn er vaak aanvullende eisen, zoals een beroepsvergunning voor artsen. De aanpassing van de Vreemdelingenwet waarover we vandaag spreken, versoepelt de toelatingsvoorwaarden voor de Europese blauwe kaart. Ook komen er kortere beslistermijnen voor de aanvraagprocedures en is er een uitbreiding naar bredere doelgroepen. Hierdoor wordt het voor hoogopgeleide werknemers — ik spreek liever over "theoretisch opgeleide werknemers" — makkelijker om van land of van baan te wisselen binnen de EU.
BBB heeft gekeken naar de gevolgen van dit wetsvoorstel. Er wordt gezegd dat er geen toename van migranten wordt verwacht. Maar hoe zeker is dit, vraag ik de minister. BBB deelt de zorgen van andere partijen dat deze regeling voor kennismigranten mogelijk de deur gaat openen voor nieuwe asielzoekers. Hoe vermijden we dat asielzoekers die in landen als Spanje en Portugal relatief makkelijk asiel krijgen, via de Europese blauwe kaart richting Nederland reizen? Ik wil graag horen hoe de minister dit gaat aanpakken. Hoe voorkomen we dat we te sterk afhankelijk worden van immigratiediensten in het buitenland? Zoals ik in het interruptiedebatje met de heer Aartsen ook had aangegeven: welk risico is er dat mensen onder niveau gebruik gaan maken van de regeling?
Voorzitter. Ik herhaal dat de stip op de horizon voor BBB gerichte migratie is. Daarom wil BBB kritisch blijven kijken naar welke groepen kennismigranten we toelaten in ons land. Om welke groepen vraagt onze economie? In het hoofdlijnenakkoord is niet voor niets opgenomen dat kennismigratie van belang is voor de Nederlandse economie, maar dat de omvang in verhouding moet staan tot wat gemeenten qua onderwijs, zorg en wonen kunnen dragen. De kwalificatie-eisen van de kennismigrantenregeling zouden volgens dat akkoord dan ook moeten worden aangescherpt en verhoogd. Deze ambities in het hoofdlijnenakkoord komen niet overeen met dit wetsvoorstel. Graag een reactie van de minister, vooral ook over het feit dat de aanpassing tot uitbreiding naar bredere doelgroepen zal leiden.
Voorzitter, ik rond af. We lezen in het regeerprogramma dat er wordt ingezet op hoogwaardige kennismigratie, die nodig is voor de Nederlandse concurrentiekracht, innovatie en brede welvaart. Wij zien dus het belang van kennismigratie, vooral voor de informatietechnologiesector, waarin zo'n 15.000 kennismigranten actief zijn. Los van de problemen rond het wetsvoorstel zijn er al eerder zorgen geuit. Hierbij wijs ik ook op de misstanden die de Arbeidsinspectie vorig jaar constateerde. Er zou sprake zijn van misbruik van kennismigrantenregelingen en controles hierop zouden te complex en tijdrovend zijn. Hierbij vraag ik de minister welke gevolgen het voorliggende wetsvoorstel heeft voor deze problematiek.
Tot slot nog een vraag over definitieve vestiging. Het CBS, het Centraal Bureau voor de Statistiek, maakte recent bekend dat kennismigranten met een werkende partner steeds vaker in Nederland blijven. Bij normale arbeidsmigranten met de laagste lonen is de kans dat zij vertrekken het grootst. Bij kennismigranten heeft deze groep juist de kleinste vertrekkans. Hierbij vraag ik de minister welke gevolgen het voorliggende wetsvoorstel mogelijk heeft voor de definitieve vestiging van kennismigranten.
Voorzitter. We zien dat maatregelen in het wetsvoorstel, zoals een arbeidscontract van zes maanden in plaats van een jaar om de blauwe kaart te krijgen, niet overeenkomen met de ambities in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma, en dat deze aanpassingen risico's met zich meebrengen. Ik wil hier nog vaststellen dat wij daar wel wat zorgen over hebben.
Tot zover. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Niemand durft meer te interrumperen nadat u zo streng bent geweest.
De voorzitter:
Dat komt dan waarschijnlijk door mij. Nee, dat weet ik niet. Ik ga in ieder geval schorsen voor de lunchpauze. Dat betekent dat we dit debat over de wet om 14.30 uur hervatten. Ik zie u straks weer. Tot dan.
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 13.57 uur tot 14.32 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-53-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.