Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 5, item 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 5, item 9 |
Voorzitter: Van Vroonhoven
Vreemdelingen- en asielbeleid
Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid (CD d.d. 12/09).
De voorzitter:
Volgens mij hebben we de meeste sprekers wel in huis. Het zijn er best wel wat. Aan de orde hebben we het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid. Het commissiedebat hierover was op 12 september. We gaan het nu met elkaar afmaken. Welkom aan de minister.
Ik heb nog één speciaal verzoek van de heer Ceder. Die kijkt ons allemaal vriendelijk aan. Hij was vanwege vaderschapsverlof niet aanwezig bij het commissiedebat, maar hij zou wel graag mee willen doen. Als ik het zo bekijk, denk ik dat we met z'n allen onze hand over het hart kunnen strijken. U bent van harte welkom. Ik voeg u toe aan de sprekerslijst.
Als eerste geef ik het woord aan de heer Eerdmans. U staat al klaar.
De heer Eerdmans (JA21):
Welkom terug in Nederland, wou ik tegen de minister zeggen. Toch nog het voorbeeld van JA21 opgevolgd om naar Denemarken te gaan. Dat is goed.
Voorzitter. Wij hebben een debat gehad over asiel en migratie. Daar kwam naar voren dat ondanks beloftes aan de gemeente Tubbergen over het azc in Albergen — er is glashelder gecommuniceerd dat het azc na tien jaar zou sluiten — toch nog steeds boven de markt hangt of dat azc daar nu dichtgaat of niet. Dat waren afspraken die de vorige staatssecretaris heeft gemaakt. Wat JA21 betreft moeten die ook worden nagekomen. Dan pas komt er rust in dat dorp, in die stad. Er is heel veel onrust geweest, dat weet de minister ook. Maar wij willen er alles aan doen om de mensen daar gerust te stellen en de einddatum ook de einddatum te laten zijn: 2032. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zowel kabinet als COA een einddatum hebben toegezegd van 1 november 2032 ten aanzien van de opvang van asielzoekers in het voormalige hotel in Albergen;
constaterende dat het COA als eigenaar van het pand echter geen bindende afspraak wil maken met de gemeente Tubbergen, waardoor de einddatum in de praktijk onzeker blijft;
overwegende dat dit tot veel onrust en een deuk in het vertrouwen bij omwonenden leidt;
verzoekt de regering zich ervoor in te spannen dat de overeengekomen einddatum van 1 november 2032 in de bestuursovereenkomst tussen de gemeente en het COA juridisch bindend wordt, waardoor opvang na die datum op deze locatie is uitgesloten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Eerdmans (JA21):
En de volgende.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voornemens is een verbod in te stellen op voorrang voor statushouders bij de toewijzing van sociale huurwoningen;
overwegende dat dit in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is zolang de wettelijke taakstellingen voor gemeenten in stand blijven;
verzoekt de regering de wettelijke taakstellingen voor gemeenten voor de huisvesting van statushouders te schrappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de zogeheten Top X-lijst in een jaar tijd is verdubbeld;
constaterende dat de asielzoekers op deze lijst zich schuldig hebben gemaakt aan zeer ernstige delicten zoals meer dan vijf geweldsdelicten op COA-locaties, geweld tegen ambtenaren en politieagenten, en overvallen, gewelds- en levensdelicten;
verzoekt de regering te garanderen dat geen van de asielzoekers op de Top X-lijst in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Eerdmans (JA21):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u. Net tien seconden eroverheen, maar die vergeef ik u. Het woord is aan mevrouw Van Zanten van de BBB.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Woningnood, druk op de zorg, druk op het onderwijs, een staatscommissie voor demografie die schat dat Nederland in 2025 21 tot 23 miljoen inwoners heeft, als de groei in dit tempo doorgaat. Criminele asielzoekers die de straten rondom azc's terroriseren en het openbaar vervoer onveilig maken. Allemaal redenen om ons asielsysteem grondig te hervormen. Daarom een motie om asielvergunningen eerder te weigeren of in te trekken wanneer er een onherroepelijke gevangenisstraf is opgelegd. Overlastgevende of criminele asielzoekers hebben hier namelijk wat ons betreft niets te zoeken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een asielvergunning kan worden geweigerd of ingetrokken als er een onherroepelijke gevangenisstraf is opgelegd van minimaal zes maanden, of van tien maanden als het wordt opgeteld bij recidive;
overwegende dat asielvergunningen ook moeten kunnen worden geweigerd of ingetrokken wanneer er lagere onherroepelijke gevangenisstraffen zijn opgelegd, omwille van veiligheid en draagvlak voor asielbeleid in Nederland;
verzoekt de regering strengere kaders te ontwikkelen om asielvergunningen eerder te weigeren of in te trekken wanneer er een onherroepelijke gevangenisstraf is opgelegd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. De volgende spreker is de heer Van Nispen van de SP.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat kinderen momenteel in opvangplekken verblijven, met name in de noodopvang, waar de mogelijkheden voor voldoende onderwijs of buitenspelen onvoldoende zijn gewaarborgd;
overwegende dat een stabiele opvangplek voor kinderen van groot belang is voor de ontwikkeling van een kind;
overwegende dat het belang van het kind op grond van het Kinderrechtenverdrag een eerste overweging moet zijn, ook in het vreemdelingenbeleid;
verzoekt de regering ervoor te zorgen dat kinderen opgevangen worden op plekken waar voorzieningen voor kinderen zijn, zoals onderwijs en (buiten)speelmogelijkheden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister ervoor kiest om de financiering voor de landelijke voorzieningen vreemdelingen (lvv's) per 1 januari 2025 stop te zetten;
overwegende dat de ambitie om uitgeprocedeerde asielzoekers terug te sturen begrijpelijk is, maar dat met het stopzetten van de financiering zij toch voornamelijk op straat zullen belanden, buiten beeld zullen raken en vanwege gebrek aan begeleiding juist niet weggaan;
overwegende dat het risico op overlast groter wordt door asielzoekers op straat te zetten in buurten waar al bovengemiddeld veel problematiek heerst;
verzoekt de regering de opvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers pas te beëindigen zodra de terugkeer van deze mensen is gerealiseerd en de risico's op overlast voldoende zijn ondervangen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog meerdere barrières zijn in zowel de wetgeving als de uitvoering, waardoor asielzoekers lang moeten wachten voordat zij mogen werken in Nederland;
overwegende dat asielzoekers soms gedwongen worden niets te doen binnen de opvang omdat schoonmaken en koken is inbegrepen in contracten met private partijen die hier vervolgens arbeidsmigranten voor in dienst nemen;
overwegende dat participatie hoe dan ook van toegevoegde waarde is voor de asielzoekers en de samenleving, omdat bezig blijven gaat helpen, zowel in het geval van verblijf (en daarna integreren) als bij een afgewezen aanvraag (en daarna terugkeren);
verzoekt de regering de mogelijkheden voor asielzoekers om betaald werk te verrichten te verruimen en belemmeringen hiervoor weg te nemen, zoals de wachttijden voor het verkrijgen van een burgerservicenummer, zodat ook vaker een financiële bijdrage voor de opvang kan worden gevraagd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Nispen (SP):
Voorzitter. Dat zijn drie hele redelijke voorstellen. Tegen de minister zeg ik: ziet u nou dat het mogelijk is om het debat met de Kamer te voeren? Inmiddels zitten we namelijk opgescheept met als minister een antidemocraat die te laf is om het inhoudelijke debat met de Tweede en de Eerste Kamer te voeren. Tegen de volksvertegenwoordigers hier zeg ik: doe uw werk. Het is uw taak om wetten zorgvuldig te beoordelen en om te staan voor de macht van het parlement. Ieder van jullie die deze ondemocratische werkwijze — ik heb het over het uitroepen van de crisis en de noodtoestand — gaat steunen, is een schande voor het parlement.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Diederik van Dijk van de SGP.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. De NRC berichtte in juni jongstleden over mogelijke fraude bij de IND. Signalen van klokkenluiders hierover zouden niet serieus genomen zijn, en daar stelde mijn fractie Kamervragen over. Staatssecretaris Van der Burg stelde toen een onafhankelijk onderzoek in, maar inmiddels zijn we best een heel aantal maanden verder en horen we niets meer. Ik vroeg er in het commissiedebat ook naar. Ik zou graag horen wat de stand van zaken van het onderzoek is en op welke termijn het onderzoek is afgerond. Kan de minister hier toezeggen dat ze ons over de uitkomsten daarvan informeert?
Daarnaast hebben we in het debat gesproken over de stappen die Duitsland nu op asielgebied heeft gezet. De SGP heeft het kabinet opgeroepen om het ijzer in Europa te smeden nu het heet is. Concreet wil ik daarom de volgende motie indienen om het kabinet aan te sporen om de Dublinregels weer in ere te herstellen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Duitsland wil inzetten op het nieuw leven inblazen van de Dublinverordening;
overwegende dat naleving van de Dublinregels ook voor Nederland van essentieel belang is om grip te krijgen op de asielinstroom, zodat vluchtelingen in het eerste land van aankomst asiel aanvragen;
verzoekt de regering op korte termijn in gesprek te gaan met Duitsland en andere gelijkgezinde lidstaten om een kopgroep van lidstaten te vormen die strikte handhaving van de Dublinregels binnen de Europese Unie voorstaat, en hierop aan te dringen bij de Europese Commissie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Voorzitter. Dat was mijn bijdrage.
De voorzitter:
Er is een interruptie, maar ik keek naar u en ik dacht: het is zo stil. Maar mevrouw Piri wil wat zeggen. Excuus!
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ik keek uiteraard naar mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik vraag me vooral af …
De voorzitter:
Ik druk even op de goede knop voor mevrouw Piri. Ik moet er even in komen.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Nu met geluid. Ik vraag me vooral af wat precies het nieuwe moet zijn aan deze motie. Er is namelijk onlangs een migratiepact gesloten, niet alleen door Duitsland en Nederland, maar door alle 27 EU-landen. De vraag is de volgende. In dat pact staat heel duidelijk dat de Dublinregels gewoon moeten gelden. Wat voor kopgroep wil de SGP nou, als blijkt dat eigenlijk alle EU-landen het hier al over eens zijn?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Erover eens zijn is één ding. We zien dat er tot nu toe niet of nauwelijks werk van wordt gemaakt. Ik noem Duitsland als voorbeeld van een EU-lidstaat die wel bereid is om er werk van te maken, maar er zijn ook andere EU-lidstaten te noemen. Ik denk dat het vormen van een gelijkgezinde groep kan helpen om wat meer urgentie teweeg te brengen bij de Europese Commissie.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Maar alle EU-landen zijn gelijkgezind op dit terrein. Dat hebben ze onlangs afgesproken. Mag ik het dan vooral zien als een oproep om vaart te maken met een migratiepact, en niet als iets nieuws?
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Ja, maak vaart. En, nogmaals: ik vind het een heel belangrijk onderdeel, waar tot nu toe te weinig aan wordt gedaan. Dus: eens, er moeten inderdaad stappen worden gezet.
De voorzitter:
U bent klaar met uw termijn. Dank u wel.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Dank.
De voorzitter:
Mevrouw Podt van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Twee weken terug zei de minister dat de beste juristen hadden gezegd dat de inzet van staatsnoodrecht wel zou kunnen. Dat zagen we nog niet terug in de ambtelijke adviezen, die we uiteindelijk hebben mogen lezen. Maar volgens de premier is het mondeling besproken met topjuristen, waaronder de landsadvocaat. Ik ontvang die adviezen dan ook graag op papier.
Ik heb ook nog een motie over het noodrecht, die als volgt luidt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het voornemen van het kabinet om op basis van artikel 110 Vreemdelingenwet artikel 111 van die wet in werking te stellen rechtsstatelijk ongemak oproept bij veel leden van de Tweede Kamer;
overwegende dat het kabinet geen afdoende argumentatie heeft aangedragen dat er sprake zou zijn van dusdanige spoed of crisis dat een Kamerdebat over de concept-AMvB en het advies van de Raad van State daarover onmogelijk is;
verzoekt het kabinet om niet over te gaan tot het in werking stellen van de uitzonderingsbepaling van de Vreemdelingenwet 2000 op grond van artikel 110 en 111 voordat de Kamer in de gelegenheid is gesteld om het debat te voeren over de concept-AMVB en het advies van de Raad van State hierop,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Op de valreep kreeg ik van de minister nog even antwoord op de vraag hoeveel burgemeesters de minister heeft gebeld. Er stonden heel veel woorden in, maar geen aantallen, dus de enige conclusie die ik kan trekken, is dat de minister helemaal geen opvanglocaties lijkt te willen.
Daarom een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister van Asiel en Migratie heeft uitgesproken toe te willen werken naar grotere opvanglocaties;
overwegende dat er al jaren een breed gedragen wens bestaat om juist kleinere opvanglocaties te faciliteren, aangezien deze makkelijker te realiseren zijn en beter passen in de buurt;
overwegende dat grotere locaties ook een groter risico op overlast met zich meebrengen;
overwegende dat veel gemeenten slechts bereid zijn opvangplekken te realiseren als dit op een of meer kleinere locaties kan;
verzoekt de regering kleine opvanglocaties te blijven faciliteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan mevrouw Piri van GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dank, voorzitter. Allereerst twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de gemeente Westerwolde sinds 2022 kosten maakt voor de jeugdzorg van kinderen die elders in Nederland verblijven maar nog in Westerwolde staan ingeschreven;
overwegende dat, ondanks herhaalde verzoeken, de gemeente hier nog steeds niet voor is gecompenseerd;
verzoekt het kabinet om alle reeds door de gemeente Westerwolde gemaakte kosten uiterlijk voor het einde van het jaar volledig te vergoeden en een structurele oplossing te vinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Motie twee.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de maximale bezetting van 2.000 in Ter Apel geregeld wordt overschreden;
verzoekt het kabinet om uiterlijk 1 oktober inzichtelijk te maken hoeveel extra opvangplekken nodig zijn om Ter Apel tot 31 december 2024 te ontlasten;
verzoekt de provinciale regietafels (PRT's) te instrueren om binnen twee weken met een concreet aanbod te komen voor het realiseren van deze plekken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. In de pers is te lezen dat de minister naar aanleiding van haar werkbezoek aan Denemarken de tijdelijke verblijfsvergunningen voor erkende vluchtelingen wil inkorten van vijf jaar naar twee jaar. Dat is een nieuw beleidsvoorstel, dat niet als zodanig in het hoofdlijnenakkoord noch in het regeerakkoord staat. Mijn vraag aan de minister is dan ook: klopt het dat het kabinet onlangs kennelijk heeft besloten om de tijdelijke verblijfsvergunningen in te korten tot twee jaar en, zo niet, namens wie spreekt de minister dan?
De voorzitter:
Merci, dank u wel. Meneer Boomsma van Nieuw Sociaal Contract.
De heer Boomsma (NSC):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Nieuw Sociaal Contract wil dat Nederland grip krijgt op alle vormen van migratie en wil dus ook asielmigratie beperken. Ik hoop dat de minister veel inspiratie heeft opgedaan in Denemarken, want een groot deel van Nederland snakt naar effectieve maatregelen. Zij moet nu snel met concrete voorstellen en resultaten komen. Dat geldt ook voor het innen van de eigen bijdragen van werkende Oekraïners. Als je werkt is het volkomen redelijk dat je ook een kleine eigen bijdrage betaalt. Dat is volkomen redelijk, maar dat loopt nu niet. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten per 1 januari 2025 een eigen bijdrage moeten vragen aan werkende Oekraïense ontheemden die zij opvangen;
constaterende dat door een omissie gemeenten geen toegang hebben tot de actuele inkomensgegevens en er dus effectief nauwelijks eigen bijdragen geïnd kunnen worden;
constaterende dat de eigen bijdrage van €105 per maand aan de lage kant is voor bijvoorbeeld iemand die het minimumloon verdient en dus een netto-inkomen heeft van iets meer dan €2.000 per maand en een gratis zorgverzekering;
van mening dat gemeentes dus toegang dienen te hebben tot de gegevens als bedoeld in artikel 33, lid 2, onderdeel d van de Wet SUWI, maar ze op grond van de gewijzigde regeling alleen toegang hebben tot lid 2, onderdeel a tot en met c;
verzoekt de regering om binnen drie weken spoedwetgeving (de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne, TWOO) voor te leggen aan de Kamer, zodat gemeentes toegang krijgen tot de gegevens die ze effectief nodig hebben om de eigen bijdragen zelf op te leggen en te innen, en de Kamer binnen een week te informeren over het tijdpad van deze eenvoudige spoedwetgeving,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Boomsma (NSC):
Voorzitter, tot slot — ik heb nog enige tijd over — heb ik nog een vraag. Het is natuurlijk dieptriest en onacceptabel dat het ons nog steeds niet is gelukt om Ter Apel te ontlasten. Mijn vraag aan de minister is dus: wanneer kan ze een concrete datum aangeven voor wanneer de pbl of de opvolger, de pbaa, eindelijk open kan? Heeft ze daar al een datum voor?
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie dat er een interruptie is van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Excuses, dit wordt een beetje gek. Ik heb een vraag aan de heer Boomsma. Tussen het debat van afgelopen week en dit tweeminutendebat heb ik namelijk de tijdelijke fractievoorzitter van de heer Boomsma op televisie gezien. Die zei dat zij een voorstander zou zijn van een vorm van discretionaire bevoegdheid om af en toe de hand over je hart te kunnen strijken bij schrijnende gevallen. Ik kan daar alleen maar voorstander van zijn. Ik ben dus eigenlijk heel erg benieuwd hoe de heer Boomsma de praktische uitwerking daarvan ziet. Kunnen we een voorstel van hem verwachten?
De heer Boomsma (NSC):
Nieuw Sociaal Contract vindt dat elke wet eigenlijk een bepaalde hardheidsclausule zou moeten hebben. Je kunt altijd schrijnende gevallen hebben. Daarom moet je onder bepaalde omstandigheden kunnen afwijken van de regels zoals die gelden. Specifiek hebben wij ook al een vraag neergelegd bij het kabinet over de extra voorwaarden die we gaan invoeren voor gezinshereniging van subsidiair beschermden. Wij steunen die voorwaarden, maar er kunnen natuurlijk situaties zijn die zo schrijnend zijn dat ze onevenredig nadelig uitwerken voor mensen. Er moet dan dus een mogelijkheid zijn om daarvan af te wijken. In die zin steunen wij dus zeker dat op dat vlak een discretionaire bevoegdheid wordt teruggebracht, en dat net als in Duitsland een bepaald aantal mensen daarvoor in aanmerking komt. Die vraag is inderdaad voorgelegd aan het kabinet. Daar zouden ze op terugkomen bij de uitwerking van die wet, dus dat loopt.
Mevrouw Podt (D66):
Maar dan vraag ik toch aan de heer Boomsma: is dat dan alleen de bedoeling bij zo'n wet die eraan komt? Want we hebben natuurlijk ook gewoon andere vreemdelingenwetten in Nederland die daarmee wellicht ook gediend zouden zijn. We hebben in de afgelopen weken en maanden natuurlijk kunnen zien dat er daarbij af en toe echt schrijnende gevallen optreden, waarvan je misschien zou zeggen: dit was niet de bedoeling van het beleid; laten we nou proberen daar op een andere manier mee om te gaan. Dan vraag ik toch ook: geldt dat wat hem betreft dan ook daarvoor?
De heer Boomsma (NSC):
Ja, zeker. Het kan ook in allerlei andere gevallen gelden. Op dit moment is dat natuurlijk bij de IND belegd. In 2019 is die discretionaire bevoegdheid veranderd in een toets op schrijnende omstandigheden door de IND. We zijn er zeker voorstander van dat die toets in stand blijft en dat die goed wordt uitgevoerd. Daar zullen we zeker op blijven letten.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Vondeling, van de PVV. O, excuus, zij heeft nul minuten spreektijd. Dat klopt. Dan geef ik het woord aan de heer Bontenbal, van het CDA.
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. We zien nu in de media al een aantal dagen een discussie over noodwet versus spoedwet. Ik heb ook de minister na de ministerraad een aantal uitspraken horen doen. Die gingen over het feit dat zij niet van plan is parallel aan noodwetgeving ook met spoedwetgeving aan de slag te gaan, terwijl dat wel de wens is van twee coalitiepartners. Al die uitspraken worden gedaan in de media, in de krant, na de ministerraad of op X, maar ik vind dat die ook hier in het parlement gedaan moeten worden en dat daar helderheid over moet komen.
Daarom heb ik drie concrete vragen. Gaat u parallel aan noodwetgeving spoedwetgeving voorbereiden, ja of nee? Twee: wanneer verwacht u dat het kabinet een besluit gaat nemen? Ik zou zeggen: als iets noodwetgeving is, dan heeft u haast en kunt u mij vast vertellen op welke datum het kabinet een besluit gaat nemen. En drie: ik zou ook wel willen weten hoeveel vertraging het nou gaat oplopen op het moment dat u het, volgens mij, doodlopende spoor op gaat met noodwetgeving, en straks moet concluderen dat het spoedwetgeving wordt. Hoeveel maanden vertraging lopen we dan op? Dat zou ik graag van deze minister willen weten.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Mooi. Dank u wel. Dan mevrouw Rajkowski, van de VVD.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Ik zei tijdens het commissiedebat al dat Nederland natuurlijk altijd bereid moet zijn om mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld, veiligheid te bieden. Dat kan niet door grenzeloos iedereen die zich hier aandient, op te vangen. Dat zijn namelijk meer mensen dan voor wie we woonruimte hebben, dan die we zorg en onderwijs kunnen bieden en het zijn bovendien meer mensen dan die we met voldoende aandacht wegwijs kunnen maken in onze maatschappij.
We zitten nu in een kabinet waarin we eindelijk de echte problemen in de asielketen kunnen gaan oplossen. Ik zie dat de minister de urgentie van dit probleem erkent en juist daarom wil de VVD nu doorpakken op voorstellen die het probleem ook fundamenteel gaan oplossen. Daarom wil ik de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de asielketen in Nederland is vastgelopen en fundamentele oplossingen nodig heeft;
overwegende dat hiervoor vele oplossingen uitvoerig zijn onderzocht en op de plank liggen;
verzoekt het kabinet om nog voor het kerstreces degelijke (wets)voorstellen naar de Kamer te sturen aangaande het tweestatusstelsel, het afschaffen van het hoger beroep en het afschaffen van de verblijfsvergunning onbepaalde tijd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik zie een interruptie van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik vond de eerste zin van mevrouw Rajkowski heel mooi, maar vervolgens werd in de rest van haar betoog meteen duidelijk waarom wij bij verschillende politieke partijen zitten. Maar laten we geen karikaturen van elkaar maken. Mevrouw Rajkowski zegt: we zijn niet voor grenzeloze opvang van asielzoekers. Kunt u mij één partij hier in de Kamer noemen die wel voor grenzeloze opvang is?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nee, niemand. Dat heb ik volgens mij ook niet gezegd.
Mevrouw Podt (D66):
Ik sla nog even aan op die "echte oplossingen", want "nu gaan we eindelijk echte oplossingen doen". Hoe duidt mevrouw Rajkowski in dat licht het schrappen van de Spreidingswet?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dat is een afspraak die we hebben gemaakt. Op het moment dat er oplossingen komen waardoor we de instroom echt kunnen gaan beperken, is de Spreidingswet niet meer nodig. Daarom hebben we die koppeling ook gemaakt.
Mevrouw Podt (D66):
Met alle respect voor mevrouw Rajkowski, maar dat is echt de grootst mogelijke onzin. Stel je nou voor dat we het aantal asielzoekers terugbrengen, zoals in de begroting staat, naar 25.000 mensen. Vindt mevrouw Rajkowski het dan oké om die 25.000 allemaal in Groningen op te vangen?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nee, natuurlijk niet. Er zijn redenen waarom er in Ter Apel maximaal 2.000 zitten. Tegelijkertijd zijn er geen 25.000 mensen in Ter Apel, want het zijn er 2.000.
Mevrouw Podt (D66):
Ik zei: 25.000 mensen in Groningen!
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Oké, Groningen. Excuus.
Het is voor de VVD nog steeds belangrijk dat iedereen die hier is, wordt opgevangen. Wij willen tegelijkertijd alleen wel werken aan die fundamentele oplossingen: een tweestatusstelsel, et cetera. Naast opvang en doorstroom is het namelijk belangrijk dat we iets aan die instroom gaan doen, en daar gaat mijn motie over.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het is fijn dat de VVD ook naar echte oplossingen zoekt. Dat is wat zij ook aangeeft, maar ik heb daar nog wel twee vragen over.
Wij verschillen van mening, denk ik, over de vraag of een noodwet of een spoedwet de juiste vorm is. Maar kan ik erop vertrouwen dat de huidige wet, de Spreidingswet, blijft bestaan zolang er nog geen nieuwe wet is? Heel veel gemeenten en gemeenteraden zijn namelijk voorbereidingen aan het treffen voor de Spreidingswet. Deze gemeenten zitten nu in onzekerheid. Kunt u die gemeenten, die bestuurders en die burgemeesters in ieder geval verzekeren dat de voorbereidingen onverminderd doorgaan totdat er een andere wet is aangenomen, een wet die wat anders zegt? Zij leven nu in onzekerheid, mede door de uitspraken van de minister en het kabinet. Ik hoop dat we ook iets van bestuurlijke rust en reinheid kunnen terugbrengen. Ik hoop dat u daar ook iets over kan zeggen en vooral dat ook de VVD vindt dat de huidige wet en de voorbereidingen daarvan gewoon doorgaan.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
We hebben een volgordelijkheid afgesproken en daar staat de VVD ook voor.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik neem aan dat dat rust brengt, want er zijn nu gewoon veel burgemeesters die zich zorgen maken en ook te dealen hebben met gemeenteraden die antwoorden eisen.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Begrijpelijk.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Het is in ieder geval fijn dat de VVD pal staat voor de afspraken.
Dan heb ik nog een andere vraag. Het is natuurlijk ook het voornemen om de lvv's af te schaffen. Even los van hoe partijen daarnaar kijken en hoe dat bij zou moeten dragen aan een oplossing, is het natuurlijk wel de vraag wat de gevolgen daarvan zijn. Volgende week heb ik hier een daklozendebat en heel veel mensen die in de lvv zitten, worden getroffen. Een aantal zal terugkeren en sommigen zullen naar andere landen reizen, maar een grote groep zal in Nederland dakloos rond gaan zwerven. Ik vraag me af hoe de VVD daarnaar kijkt, ook als het gaat om bestuurbaarheid, omdat gemeenten zich hier ook zorgen over maken. Hoe gaan we om met de dakloosheid die dreigt te ontstaan als gevolg van het voornemen om de lvv te sluiten? Kunt u zeggen hoe de VVD daarin staat?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dakloosheid moeten we te allen tijde voorkomen. Ik heb daar ook een motie voor. Misschien dekt deze motie zo meteen de lading wel en kunnen we deze discussie dan verder voeren.
De voorzitter:
Laatste keer.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee.
De voorzitter:
De heer Ceder wacht het af. Dan de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vond het eerste stukje van de inbreng van mevrouw Rajkowski ook een klein beetje lachwekkend uit de mond van de vertegenwoordiger van de partij die medeverantwoordelijk is voor de grote problemen in de opvang en het volstrekte tekort aan huizen in ons land, iets waardoor die opvang mede verstopt is geraakt. Maar laat ik het positief houden: ik vond de motie pure winst. Dat is niet omdat ik vanwege de inhoud al die voorstellen ga steunen, maar omdat we nu tenminste een partij hebben die zegt: laten we het voorleggen aan de Kamer, dan kunnen we daar het debat voeren. Als u al die voorstellen naar de Kamer wil hebben, kunnen we het er tenminste over hebben. Dan kan ik altijd nog voor- of tegenstemmen en dan kunnen we het debat voeren. Is daarmee wat de VVD-fractie betreft al het gedoe over die noodtoestand en die crisis van de baan? Kunnen we gewoon fatsoenlijk het parlementaire debat voeren?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ik zat te wachten op het bruggetje, maar dit was dan het bruggetje dat de SP ging maken. Niet voor niets heeft onze fractievoorzitter, Dilan Yeşilgöz, vorige week in het debat aangegeven: laten we naast het uitwerken van die noodwet parallel daaraan ook starten met de spoedwet, want er is een risico dat de noodwet het niet gaat halen. Dit hebben onze bewindspersonen toen zij nog bewindspersoon waren ook in voorgaande brieven geschreven. Er zit een risico. Stel dat de noodwet gaat stranden — wij sturen daar niet op, maar stel dat het gebeurt — dan willen we voorkomen dat we tijd verliezen. Dat is de route die we vorige week hebben aangegeven en daar is niks aan veranderd.
De heer Van Nispen (SP):
Ik wil ook helemaal niet het debat van vorige week overdoen. Toen ging het daar al veel te lang over, maar nu kunnen we het juist over de inhoud hebben. Daarom heb ik ook drie inhoudelijke moties ingediend, die volgens mij ook de VVD-fractie kan steunen. Dus leest u alstublieft verder dan dat de indiener Van Nispen is; kijk alstublieft ook naar de inhoud.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ja.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb ook een vraag op dit punt, over de crisis. Ik weet wat de fractievoorzitter van de VVD vorige week heeft gezegd, maar als die crisis er echt zou zijn, had er nu natuurlijk allang een koninklijk besluit moeten liggen. Of er is wel een crisis, en dan had het er al moeten liggen, of er is geen crisis en dan kun je een Kamerdebat voeren. Dan kun je dus ook de knoop doorhakken en zeggen dat we gewoon een fatsoenlijke procedure hier in de Kamer gaan hebben. Mag ik dus de steun van de VVD om te zeggen: we gaan gewoon het debat voeren in de Kamer; hakt u nou toch gewoon de knoop door?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Waar u mijn steun voor krijgt, is wat ik net heb genoemd. Ik zie in de media voorbijkomen dat deze minister de urgentie van het probleem echt ziet. Ik heb alleen nog geen voorstellen gezien. Die wil ik graag zien, zodat we die in de Kamer kunnen bespreken.
De heer Van Nispen (SP):
Ten slotte. Je kunt toch pas iets in de Kamer bespreken als je niet die crisismaatregel inschakelt, want anders wordt toch juist het parlement omzeild? U wilt het toch graag in de Kamer bespreken? Dat is dan toch helder? Dan is dat toch de afspraak die we nu kunnen maken?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nee, want uiteindelijk zal die noodwetgeving als het gaat om voorhang, AMvB en de voortduringswet in de Kamer komen. Ik begrijp wat de collega van de SP probeert, maar het standpunt van de VVD is echt niet veranderd ten opzichte van vorige week. Ik blijf dus dit antwoord herhalen als u diezelfde vraag ook blijft stellen.
De voorzitter:
U had nog een motie.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ja.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rijksfinanciering voor de lvv per 1 januari 2025 stopt;
overwegende dat gemeenten zelf de opvang kunnen voortzetten, maar er geen plan ligt voor als gemeenten de lvv's gaan sluiten of beperken;
verzoekt het kabinet met een plan te komen om te voorkomen dat mensen dakloos worden, op straat gaan zwerven en eventueel overlast veroorzaken, ervoor te zorgen dat mensen daadwerkelijk uit Nederland vertrekken, en de Kamer hierover te informeren voor het komende kerstreces,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. O, ik zie weer twee interrupties. Mevrouw Piri is als eerste.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Mevrouw Rajkowski bevestigt met deze motie eigenlijk wat ze al in het commissiedebat zei, namelijk dat dit voor haar fractie een harde voorwaarde is om de landelijke financiering voor de lvv stop te zetten. Mag ik dan ook concluderen dat als blijkt dat er geen andere manier is om mensen niet op straat te laten zwerven en er geen ander plan ligt, dan uiteindelijk die landelijke financiering voor de lvv gewoon overeind moet blijven wat betreft de VVD-fractie? Klopt dat?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nee, die financiering gaat stoppen. Daar staan wij achter. Maar er moet een plan liggen. Dat is niet voorwaardelijk. Wij vinden het gewoon belangrijk dat het gebeurt. Ik hoop met deze motie nog een extra zetje te kunnen geven, want de beantwoording in het commissiedebat was wat betreft de VVD niet bevredigend.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Maar dan is het toch gewoon een loze motie? Dus u zegt eigenlijk: "Ongeacht of de minister wel of niet met een plan komt, steunen we sowieso het landelijk stopzetten van die financiering". Mevrouw Rajkowski weet dat het stopzetten van die financiering betekent dat in een stad als Groningen het aantal daklozen per 1 januari gaat verdubbelen. Als het geen enkele consequentie heeft als er geen plan komt, dan is het toch gewoon een loze motie?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Behalve als ook de partij van mevrouw Piri mijn motie zou steunen en wij met een Kamermeerderheid de minister kunnen dwingen om met een plan te komen.
Mevrouw Podt (D66):
Op zich is het heel fijn dat mevrouw Rajkowski er zo in zit, want niemand wil dakloze mensen op straat, zeker niet de mensen in gemeenten die daarmee geconfronteerd worden. Maar ik vraag me dan toch af — het is natuurlijk makkelijk om tegen de minister te zeggen: los het maar op met een plan — wat mevrouw Rajkowski zelf voor ideeën daarover heeft. Gemeenten hebben namelijk allang voordat het Rijk zich ermee ging bemoeien eindeloos gepuzzeld met de vraag: wat zijn nou goede oplossingen? Die kwamen eerst met de bed-bad-broodvoorziening en die werd de lvv. Dat is een plek waar mensen worden opgevangen, dus dat voorkomt die dakloosheid. Ze werken daar ook aan terugkeer. Ik snap gewoon niet wat dan het plan van mevrouw Rajkowski is. Is dat dan zo anders dan het plan waar gemeenten eindeloos aan hebben gewerkt?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Het is niet mijn plan. Ik wil dat er een plan komt. Dat plan moet vanuit de uitvoering komen. Daar is de minister verantwoordelijk voor. Kijk naar de lvv's. Het klopt dat mensen daar nu worden opgevangen. De ene lvv werkt misschien wat meer aan terugkeer dan de andere. Ik vind het volgende vooral belangrijk. Op het moment dat die financiering stopt — de minister heeft in de brief trouwens ook nog aangegeven dat het convenant daarmee wordt opgeheven; volgens mij gebruik ik nu de juiste term hiervoor — is er ook geen samenwerking meer wat betreft terugkeer. Gaan de mensen die straks in de lvv zitten überhaupt nog terug, of zitten die dan in een opvang waar ze nooit meer uit kunnen komen? Dat lijkt me ook geen menswaardige oplossing. Daarom heb ik al deze vragen over de uitvoering. Dit is iets wat bestuurders moeten opleggen; de verantwoordelijkheid ligt daar. Mijn verantwoordelijkheid is om te controleren. Dat doe ik met deze motie.
De voorzitter:
Mevrouw Podt, voor de laatste keer.
Mevrouw Podt (D66):
De verantwoordelijkheid van mevrouw Rajkowski is ook om de minister een redelijke opdracht te geven. Een redelijke opdracht geven, betekent volgens mij niet dat je over iets waar mensen in de uitvoering al twintig jaar aan hebben gewerkt, tegen de minister zegt: doe maar wat anders, maar het moet ook volgens de uitvoering. Dat is toch heel raar?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Weet u, als deze Kamer, of andere partijen, andere ideeën hebben om dit probleem op te lossen, behalve het stoppen van de financiering, hoor ik die graag. Anders staan we alleen maar tegenover elkaar. Dan komen we geen steek verder, denk ik.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dit debat gaat over asiel en migratie. Op het moment dat de lvv stopt, wordt het een vraagstuk over openbare veiligheid of een dakloosheidsvraagstuk. Dat overstijgt het ministerie van deze minister. Als ik de VVD zo hoor, constateer ik dat de onderhandelende partijen niet goed hebben nagedacht over de consequenties van de lvv en over de vraag of met deze maatregel de consequenties niet afgewenteld worden op alle gemeenten, op andere ministeries en op de minister die over dakloosheid gaat. Misschien heb ik het fout, maar als ik dit zo hoor, dan bekruipt mij het gevoel dat de formerende partijen daar niet goed over nagedacht hebben. Dat vind ik geen goed bestuur, zeg ik maar even.
Het verzoek in de motie is om voor kerst duidelijkheid te geven. Zoals ik heb aangegeven, stond er deze week een debat ingepland over dakloosheid. Dat is verschoven. Ik denk dat het volgende week of de week daarop zal plaatsvinden. Mag ik u uitdagen om de urgentie te versnellen en om dinsdag, voor dat debat, dat waarschijnlijk niet met deze minister gevoerd zal worden, over deze motie te stemmen en dat dan, als zij aangenomen wordt, voor dat debat een brief en de plannen er liggen, zodat we dat debat ordentelijk kunnen voeren? Ik denk dat gemeenten daar gewoon recht op hebben. Mag ik die handreiking doen, dat u uw motie indient, maar wel versneld, zodat we er snel over kunnen praten?
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ja. Hoe eerder er een plan ligt, hoe beter. Ik wil even de beantwoording van de minister afwachten, horen wat zij daarover te zeggen heeft. We zijn altijd bereid om de motie aan te passen. Zeker. Als we daarmee kunnen voorkomen dat mensen op straat slapen, graag.
De voorzitter:
Mooi. Dank u wel. Het woord is aan de heer Van Meijeren van Forum voor Democratie.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ons land heeft al decennialang te maken met zeer ingrijpende veranderingen van de bevolking, als gevolg van het rampzalige immigratiebeleid. Niet alleen neemt de omvang van de bevolking explosief toe. Ook de samenstelling van de bevolking verandert, waarbij allochtonen ten opzichte van autochtonen een steeds groter aandeel innemen. Dat gaat ertoe leiden, op deze manier, dat Nederlanders een minderheid worden in eigen land, wat in de grote steden nu al het geval is. Rampzalige gevolgen, niet alleen voor de druk op de sociale voorzieningen, maar ook …
De voorzitter:
Meneer Van Meijeren, dit debat gaat een richting op waarvan ik denk dat veel mensen daar aanstoot aan zullen nemen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Dat begrijp ik niet helemaal, want we voeren een debat over asiel en migratie en volgens mij heb ik tot nu toe alleen nog maar feiten genoemd. Die kunnen natuurlijk choquerend zijn. Ik ben benieuwd naar de reacties.
De voorzitter:
Ik wou u alleen maar waarschuwen. Mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, voorzitter. Ik wil gewoon een punt van orde maken. Er worden hier nazistische omvolkingstheorieën geuit in de Kamer en ik hoop graag dat u ingrijpt.
De heer Van Meijeren (FVD):
Voorzitter, nogmaals. Volgens mij heb ik alleen maar feiten benoemd.
De voorzitter:
Ik vind het lastig.
De heer Van Meijeren (FVD):
De verandering van onze bevolkingssamenstelling baseer ik op informatie van het CBS. Van Dale, de Dikke Van Dale, omschrijft dit proces als omvolking, een term die ik zelf nog niet gebruikt heb.
De voorzitter:
Ho, nee. Dit gaat net een slag te ver. Ik verzoek u dit soort woorden alstublieft niet in de mond te nemen en dat bedoel ik vriendelijk.
De heer Van Meijeren (FVD):
En dan bedoelt u dus dat het woord "omvolking" …
De voorzitter:
Juist.
De heer Van Meijeren (FVD):
… niet gebruikt mag worden in deze Kamer?
De voorzitter:
Ik zou het zeer op prijs stellen als u rekening houdt met de gevoelens hier in de Kamer.
De heer Van Meijeren (FVD):
Volgens mij sta ik hier niet om rekening te houden met gevoelens van anderen in de Kamer. Ik benoem feiten. Ik benoem problemen. Ik ga zo dadelijk een oplossing voorstellen en het verbieden van woorden die gewoon in Van Dale staan, lijkt mij heel erg onverstandig. Daarnaast zou ik het ook waarderen wanneer u als voorzitter een iets neutralere positie inneemt en niet nog voordat iemand anders in de Kamer iets gezegd heeft al aan te geven dat "u zich voor kunt stellen dat dat tot veel aanstoot kan leiden".
De voorzitter:
Ik probeer het heel zorgvuldig te formuleren, meneer Van Meijeren. Ik probeer heel erg rekening te houden met iedereen hier in de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter, ik zou het toch wel waarderen als u echt even iets steviger zou ingrijpen. Ik bedoel, kom op. De tijd van vriendelijk vragen is wel voorbij hierover. Dit is echt gewoon een woord waarvan we volgens mij hebben vastgesteld … Zelfs allerlei bewindspersonen hebben er afstand van genomen omdat ze dat in het verleden gezegd zouden hebben. Daar vind ik ook dingen van. Maar laten we alsjeblieft nou met elkaar vaststellen dat we dit gewoon niet meer gaan doen, dat dat het debat niet helpt en dat we daar gewoon mee stoppen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Nogmaals, ik zal hier te allen tijde de feiten blijven benoemen zoals ze zijn. Ik kan de feiten niet mooier maken dan ze zijn. Het is volstrekt onacceptabel als we de kant op gaan dat bepaalde woorden of feiten in deze Kamer niet meer benoemd mogen worden. Daar biedt het Reglement van Orde overigens ook helemaal geen ruimte voor.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Uiteraard moeten we hier niet de gedachtepolitie met elkaar gaan spelen, maar op het moment dat er woorden worden gebruikt die regelrecht uit de naziliteratuur komen, dan kan ik toch wel als collega aan u vragen om dit soort woorden hier niet te bezigen, omdat die een groter effect hebben dan alleen zomaar op de vrijheid van meningsuiting? Nazitheorieën hebben wat mij betreft geen plek in dit parlement of waar dan ook in Nederland.
De heer Van Meijeren (FVD):
Ja, voorzitter, een persoonlijk feit. Ik word hier beschuldigd … Er wordt gesuggereerd dat ik hier nazitheorieën zou propageren. Ik zie mevrouw Rajkowski zelfs instemmend knikken. Dat vind ik nogal wat en dan hoor ik heel graag welke nazitheorie ik volgens haar zou …
De voorzitter:
Mevrouw Rajkowski, ik wil ingrijpen. Ik wil hier ingrijpen. Ik heb hier het Reglement van Orde voor me. Ik heb artikel 8.16 hier. We beledigen elkaar hier niet. Ik verzoek u dus vriendelijk … Nee, ik verzoek u niet vriendelijk; ik vraag u dringend deze woorden niet te bezigen en door te gaan met uw betoog of anders terug te gaan naar uw plek.
De heer Van Meijeren (FVD):
Maar die opmerking over belediging was dan, neem ik aan, gericht aan mevrouw Rajkowski of …
De voorzitter:
Nee, aan de hele Kamer.
De heer Van Meijeren (FVD):
Bij mijn weten heb ik niemand beledigd. Ik zal mijn betoog vervolgen, maar toch merk ik nog even op, al is het maar voor de Handelingen, dat de Dikke Van Dale "omvolking" omschrijft als het demografisch proces waarbij de oorspronkelijk bevolking van een gebied wordt verdrongen door immigranten. Daar kun je van vinden wat je wilt, maar wij zijn daar erg op tegen …
De voorzitter:
En dat mag tegengesproken worden door mevrouw Rajkowski.
De heer Van Meijeren (FVD):
… en wij willen dat proces gaan keren. Daarvoor stel ik graag een concrete oplossing voor.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dan misschien gewoon een ja of nee als antwoord. Is de partij van de heer Van Meijeren het met mij eens dat als woorden ook in naziliteratuur gebruikt worden, we dan die woorden niet moeten gebruiken in dit parlement, omdat die ook als ze misschien niet zo bedoeld zijn, wel zo kunnen overkomen en dat het ook een vorm van goed bestuur is om die niet te gebruiken?
De heer Van Meijeren (FVD):
Dat wordt dan een hele vreemde gang van zaken, want in de naziliteratuur worden heel veel woorden gebruikt die ik ook gebruik. Ik denk dat het veel verstandiger is om te kijken naar wat iemand concreet voorstelt en welke betekenis aan een woord gegeven wordt door degene die een woord gebruikt, want op deze manier kunnen we hier natuurlijk geen normaal debat meer voeren.
De voorzitter:
Helder, helder. De heer Van Meijeren maakt nu een klein sprongetje en gaat zijn motie indienen of zijn betoog beëindigen.
De heer Van Meijeren (FVD):
Voorzitter, dank u wel. Ik wilde opmerken dat dit proces, waarover wij ons ernstige zorgen maken, uitsluitend kan worden gekeerd indien wij naast het terugdringen van immigratie ook inzetten op het stimuleren van vrijwillige remigratie. Nu weet ik dat de minister heeft aangegeven dat dit niet de inzet is van het kabinet, maar tegelijkertijd denk ik dat niemand er slechter van wordt als we eens deugdelijk gaan onderzoeken wat nou de mogelijkheden voor remigratie zijn en wat het juridisch kader is, en we een vergelijking maken met andere landen, zoals Denemarken en Zweden, die op dit moment al soortgelijke programma's hebben, zodat we een goed discussiestuk hebben aan de hand waarvan we het debat kunnen voeren. Daarom heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland te kampen heeft met een demografisch proces waarbij de oorspronkelijke bevolking van ons land wordt verdrongen door immigranten;
overwegende dat dit proces alleen kan worden gekeerd indien naast het terugdringen van immigratie ook wordt ingezet op het stimuleren van vrijwillige remigratie;
roept de regering op te onderzoeken welke maatregelen getroffen kunnen worden om vrijwillige remigratie te stimuleren, en daartoe eerst een onderzoeksvoorstel ter goedkeuring aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Ceder van de ChristenUnie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Fijn dat mijn collega's mij de ruimte te geven om alsnog mee te doen aan het tweeminutendebat.
Voorzitter. In de afgelopen dagen is mij ter ore gekomen dat er onvoldoende afstemming is — ik zeg niet "geen", maar "onvoldoende" afstemming — tussen het ministerie, de minister en de lokale bestuurders en dat daar onbehagen zit. Ongeacht politieke opvattingen, denk ik dat het belangrijk is dat het kabinet ook samen met medebestuurders en medeoverheden het contact goed houdt. Mijn vraag aan de minister is als volgt. Volgens mij vroeg mevrouw Podt het ook al, maar ik wil het toch vragen. Hoe is dat contact? Klopt het dat een aantal burgemeesters hun ongenoegen hebben geuit over het contact? Wilt u dat verbeteren, ongeacht welke kant u wenst op te gaan?
Voorzitter. Daarnaast denk ik dat het ook belangrijk is dat wij qua bestuurders zuinig zijn op hen die keihard werken aan de voorbereiding en uitvoering van wetgeving. Denk ook aan de Spreidingswet. Er zijn veel gemeenten, gemeenteraden en burgemeesters die momenteel druk bezig zijn, maar toch in onzekerheid zitten, mede door de uitspraken van de minister. Op het moment dat het parlement er in meerderheid voor kiest dat er nieuwe wetgeving moet komen, vervalt oude wetgeving. Dat is zo. Dat zal zo blijven. Maar in de tussentijd geldt die wetgeving gewoon en dient die onverkort uitgevoerd te worden. Dat proberen medeoverheden te doen, maar het helpt als het kabinet dat ook onverkort blijft doen conform het staatsrecht.
Voorzitter. Er zit wat ruis op de lijn. Ik hoop die weg te kunnen nemen met de volgende motie, zodat gemeenten, burgemeesters en gemeenteraden weten waar ze aan toe zijn en ervan uit kunnen gaan dat, in overeenstemming met het vertrouwensbeginsel, het kabinet de wet uitvoert zolang deze er nog is. Daarom heb ik de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet met een voorstel voor een asielcrisiswet wil komen, waarin de intrekking van de Spreidingswet geregeld moet worden;
overwegende dat de uitvoering van de Spreidingswet bij kan dragen aan het verminderen van de problemen met de opvang van asielzoekers;
overwegende dat lokale bestuurders behoefte hebben aan rust en duidelijkheid over de uitvoering van deze wet;
verzoekt de regering tot het moment van intrekking de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen naar letter en geest uit te blijven voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik kijk naar de minister. Die heeft gevraagd om een half uur te schorsen. Ik wil eigenlijk voorstellen om drie kwartier te schorsen, zodat we meteen kunnen eten? Is dat oké? Ja, zie ik.
De vergadering wordt van 18.00 uur tot 18.45 uur geschorst.
Voorzitter: Kamminga
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Vreemdelingen- en asielbeleid naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 12 september. U zult allemaal zien dat ik het even overneem van mijn collega Van Vroonhoven. Dat is omdat er een dinerpauze tussen zat. U zult het vanaf nu dus met mij moeten doen. Ik heb me laten vertellen dat u een uitvoerig commissiedebat heeft gehad en dat u net met de moties ook weer uitvoerig de tijd heeft gehad. Voor de appreciatie doen we dus alleen een korte vraag door de indiener, maar geen hele inhoudelijke standpuntdiscussies meer. Daar heeft u namelijk al de gelegenheid toe gehad.
Ik geef de minister het woord voor de appreciaties en wellicht de beantwoording van openstaande vragen.
Minister Faber:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn diverse moties ingediend en diverse vragen gesteld. Ik begin gewoon met de behandeling van de moties. Daarna doe ik de vragen.
Ik begin bij de motie op stuk nr. 3278 van meneer Eerdmans. Meneer Eerdmans heeft me verteld dat hij helaas weg moest, maar ik ga zijn moties natuurlijk toch behandelen. De motie op stuk nr. 3278 ontraad ik.
De voorzitter:
We noteren "ontraden".
Minister Faber:
De motie op stuk nr. 3279, ook van meneer Eerdmans, gaat over het schrappen van de wettelijke taakstelling voor gemeenten voor de huisvesting van statushouders. Die ontraad ik ook.
De voorzitter:
Die wordt ontraden.
Minister Faber:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 3280 van meneer Eerdmans. Die gaat over de Top X-lijst. Die motie "verzoekt de regering te garanderen dat geen van de asielzoekers op de Top X-lijst in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning". Die wordt ook ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3280: ontraden.
Minister Faber:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 3281 van het lid Van Zanten. Die motie "verzoekt de regering strengere kaders te ontwikkelen om asielvergunningen eerder te weigeren of in te trekken wanneer er een onherroepelijke gevangenisstraf is opgelegd". Die is oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3281: oordeel Kamer.
Minister Faber:
De motie op stuk nr. 3282 is van meneer Van Nispen. Die motie "verzoekt de regering ervoor te zorgen dat kinderen opgevangen worden op plekken waar voorzieningen voor kinderen zijn, zoals onderwijs en (buiten)speelmogelijkheden". Die is oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3282: oordeel Kamer.
Minister Faber:
De motie op stuk nr. 3283 is ook van meneer Van Nispen. Die motie "verzoekt de regering de opvang voor uitgeprocedeerde asielzoekers pas te beëindigen zodra de terugkeer van deze mensen is gerealiseerd en de risico's op overlast voldoende zijn ondervangen". Die ontraden wij.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3283: ontraden.
Minister Faber:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 3284, ook van meneer Van Nispen. Die motie "verzoekt de regering de mogelijkheden voor asielzoekers om betaald werk te verrichten te verruimen en belemmeringen hiervoor weg te nemen, zoals de wachttijden voor het verkrijgen van een burgerservicenummer, zodat ook vaker een financiële bijdrage voor de opvang kan worden gevraagd". Die wordt ontraden.
De voorzitter:
Ontraden. Ik zie dat de heer Van Nispen daar een vraag over heeft. De heer Van Nispen, SP.
De heer Van Nispen (SP):
Ik vind het eigenlijk wel gebruikelijk dat je van de minister per motie iets hoort, vooral als die ontraden wordt. Dat hebben we nog geen enkele keer gehad. Bij deze motie loop ik naar voren, maar ik vind eigenlijk dat dit bij een tweeminutendebat hoort. Ik hoop dus dat dat in het vervolg wel kan en dat we per motie horen waarom de minister vindt dat de motie ontraden moet worden. Specifiek over deze motie: ik begrijp niet waarom de minister deze motie ontraadt, want het is voor iedereen een slechte zaak dat asielzoekers die in een opvang zitten, of ze nou in de noodopvang zitten of niet, eigenlijk aan het nietsdoen zijn. Dat is niet goed voor die mensen; ik vind het zelfs redelijk onmenselijk als mensen twee jaar lang niet mogen werken. Maar het is ook niet goed voor de buurt; de mogelijkheden voor overlast nemen dan juist toe. Het is bijvoorbeeld ook niet goed voor de medewerkers op die boten, waar ik recent nog ben geweest. Het voordeel van betaald werk verrichten is ook dat er een bijdrage gevraagd kan worden om mee te betalen aan de opvang. Ik zie dus eigenlijk alleen maar win-win-win. Ik vraag me af of de minister nog op andere gedachten te brengen is.
De voorzitter:
De heer Van Nispen heeft inderdaad een terecht punt. Het kunnen ook een paar zinnen zijn, zelfs met verwijzing naar het debat, maar het zou inderdaad goed zijn om bij ontraden wat extra informatie te geven. Maar nu in ieder geval specifiek over deze motie.
Minister Faber:
Even terugkomend op de vraag van meneer Van Nispen kom ik eerst eventjes terug op de achterstanden bij de BRP, want die hebben er natuurlijk ook mee te maken. Er wordt momenteel heel hard aan gewerkt om die achterstanden weg te werken. Dat heeft zeker onze aandacht. We begrijpen ook dat daar een probleem zit. Op het moment dat deze mensen ingeschreven zijn, kunnen ze dus voor een gedeelte aan de slag, want er zijn nu al wel mogelijkheden om te werken, maar die zijn beperkt. Wij zien nu geen ruimte om die mogelijkheden te vergroten. Het is natuurlijk wel zo dat asielzoekers in het azc, in de opvang waar ze zitten, altijd vrijwilligerswerk kunnen doen. Dat kan ook; ik heb dat ook in Budel gezien. Daar ben ik ook wezen kijken en daar heb ik mensen aan het werk gezien. Zij hielpen bijvoorbeeld in de tuin. Dat kan dus zeker wel. Ik kan me haast niet voorstellen dat er bijvoorbeeld een verbod zou komen als iemand eens wat extra schoonmaakwerk wil doen, dus dat dat niet zou mogen, want volgens mij was daar in Budel zeker wel ruimte voor.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Daar plaats ik een voorbeeld tegenover van een noodopvang waar ik ben geweest, op die boot. Daar mochten ze helemaal niks. Ze mochten niet koken en ze mochten niet schoonmaken, want door de private organisatie was in het contract met het COA afgedwongen dat daar arbeidsmigranten voor waren ingehuurd. Zo zullen de situaties inderdaad verschillen.
Minister Faber:
Ja.
De heer Van Nispen (SP):
Daar komen we dus niet uit. De minister kan dus niet zeggen dat die mogelijkheden er altijd zijn, want dat is niet zo. Maar volgens mij is het heel verstandig als de minister zegt: we werken al aan het wegwerken van die achterstanden bij het burgerservicenummer. Dat onderdeel zit ook in deze motie, maar nu is de situatie zo dat mensen eerst zes maanden moeten wachten. Dan mogen ze op grond van de regels nu werken, maar dan moeten ze nog heel lang wachten op het burgerservicenummer. De minister kan toch wel iets creatiever kijken of het eerder dan nu kan? Twee jaar nietsdoen is slecht voor iedereen, overigens ook voor de financiën. Wil de minister erover nadenken of mensen niet eerder dan nu toch aan het werk kunnen?
De voorzitter:
We gaan kijken of dit de minister tot een ander oordeel brengt.
Minister Faber:
Wij zien nu geen ruimte om … Wij zien nu geen reden om daar verruiming aan te geven zodat men meer kan werken. Ze kunnen nu beperkt werken als ze ingeschreven zijn. Daar laat ik het bij.
De voorzitter:
Het blijft ontraden, meneer Van Nispen. U heeft dinsdag de gelegenheid om daarover te stemmen. De motie op stuk nr. 3284 blijft ontraden. Dan de motie op stuk nr. 3285.
Minister Faber:
De motie op stuk nr. 3285 is van meneer Van Dijk en verzoekt de regering op korte termijn in gesprek te gaan met Duitsland en andere gelijkgezinde lidstaten om een kopgroep van lidstaten te vormen die strikte handhaving van de Dublinregels binnen de Europese Unie voorstaat en hierop aan te dringen bij de Europese Commissie. Oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer voor de motie op stuk nr. 3285. Dan de motie op stuk nr. 3286. Mevrouw Podt, eigenlijk alleen over een eigen motie. Maar goed, kort, niet in tweeën.
Mevrouw Podt (D66):
Ik wil het goed begrijpen. Er staat nu "een kopgroep van lidstaten te vormen". Staat dat dan de uitwerking van het pact niet gewoon in de weg? Want die uitwerking doen we met alle lidstaten. Dan ben je twee dingen naast elkaar aan het doen. Dat is toch een beetje gek?
Minister Faber:
Dat pact is nog niet geïmplementeerd. Tot die tijd hebben we gewoon te maken met de Dublinregels. Ik kan me heel goed voorstellen dat meneer Van Dijk van de SGP met deze motie komt, want wij zijn er natuurlijk wel voorstander van dat de regels er ook zijn om die te handhaven. Wij kunnen ons daar dus wel in vinden. Daarom geef ik ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dank voor die verduidelijking. Dan de motie op stuk nr. 3286.
Minister Faber:
Dat is de motie-Podt op stuk nr. 3286. Zij verzoekt de regering om niet over te gaan tot het in werking stellen van de uitzonderingsbepaling van de Vreemdelingenwet op grond van artikel 110 en 111 voordat de Kamer in de gelegenheid is gesteld om het debat te voeren over de concept-AMvB en het advies van de Raad van State hierop. Deze ontraden wij. Het is namelijk zo dat een koninklijk besluit niet wordt voorgelegd aan de Raad van State, maar direct van toepassing is. De ratio achter artikel 110 en 111 is juist de directe werking.
De voorzitter:
We noteren "ontraden" bij de motie op stuk nr. 3286. De motie op stuk nr. 3287.
Minister Faber:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 3287; die is ook van mevrouw Podt. Mevrouw Podt verzoekt namens haar partij de regering om kleine opvanglocaties te blijven faciliteren. Deze krijgt oordeel Kamer, want dit is in feite al staand beleid. Dit zit in de Spreidingswet en die is nog steeds van kracht.
De voorzitter:
Dan noteren we bij de motie op stuk nr. 3287 "oordeel Kamer". De motie op stuk nr. 3288.
Minister Faber:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 3288, van mevrouw Piri van GroenLinks-PvdA. Zij verzoekt het kabinet om alle reeds door de gemeente Westerwolde gemaakte kosten uiterlijk voor het einde van het jaar volledig te vergoeden en een structurele oplossing te vinden. Die krijgt oordeel Kamer. De vorige twee jaren zijn ook al betaald.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3288 krijgt oordeel Kamer.
Minister Faber:
Ik heb de gegevens gekregen dat die van de afgelopen twee jaar betaald zijn. Zo niet, dan zou ik ambtelijk niet goed zijn voorgelicht.
De voorzitter:
Ik zag mevrouw Piri met haar hoofd schudden. Het is goed om dit via de microfoon te doen, hoewel de minister al antwoord heeft gegeven.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik ben sowieso blij met "oordeel Kamer", want dan ga ik ervan uit dat alles wat nog niet is opgelost, wordt opgelost. Maar ik sta in contact met de wethouder van Westerwolde die hiervoor verantwoordelijk is. De rekening die uitstaat is inmiddels meer dan 1,2 miljoen, en loopt al vanaf 2022. Ik ben dus echt heel blij dat de minister toezegt dat we dit nu gaan regelen, ook structureel, zodat het niet blijft voorkomen dat Westerwolde kosten moet dragen voor kinderen die niet in die gemeente wonen.
De voorzitter:
We noteren "oordeel Kamer". Heeft mevrouw Podt nog een vraag over deze motie?
Mevrouw Podt (D66):
Ik heb een punt van orde. Ik hoorde de minister net in een bijzin zeggen: dan ben ik door mijn ambtenaren verkeerd voorgelicht.
Minister Faber:
Ja, als dat niet zo zou zijn. Mij is namelijk verteld …
Mevrouw Podt (D66):
Het gaat mij niet om de inhoud, voorzitter.
De voorzitter:
Even een voor een. Mevrouw Podt eerst.
Minister Faber:
O, pardon. Sorry. Excuus.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoor de minister zeggen: dan ben ik door mijn ambtenaren verkeerd voorgelicht. Dat is nu de zoveelste keer. Dat is met het COA ook gebeurd, tot twee keer toe. Zullen we daar nou gewoon mee ophouden? De minister is degene die hier verantwoordelijk is. Dus zullen we gewoon niet meer de ambtenaren erbij slepen? De mensen die hard werken in de uitvoering zijn niet de schuldigen. Zij staan hiervoor niet aan de lat; dat is de minister. Zij moet verantwoordelijkheid nemen voor de informatie die zij ons geeft.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
Minister Faber:
Nogmaals, mij is bekend dat de vorige twee jaren al betaald zijn. Laat ik het zo dan stellen.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 3289 van mevrouw Piri. Die betreft het ontlasten van Ter Apel. Zij verzoekt de regering om de provinciale regietafels, de PRT's, te instrueren om binnen twee maanden met een concreet aanbod te komen voor het realiseren van deze plekken. Ik heb morgen een gesprek met de medeoverheden bij de landelijke regietafel. Dan komt dit onderwerp aan de orde. Daarom ga ik nu niet zeggen dat ik instructies ga geven; ik ga eerst het gesprek morgen aan, aan de landelijke regietafel. Dat is wel zo netjes. Ik ontraad dan ook deze motie.
De voorzitter:
Dan noteren we "ontraden" bij de motie op stuk nr. 3289.
Minister Faber:
Dan komen we bij de motie op stuk nr. 3290.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, ik dacht al aan de … Mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ook deze motie komt niet zomaar uit de koker van mijn fractie, maar volgt uiteraard uit contact met lokale bestuurders. Zij zeggen: natuurlijk snappen we dat de minister geen dwang wil toekennen, maar op dit moment weten we niet eens aan hoeveel opvangplekken behoefte is om Ter Apel te ontlasten. Vanuit het verleden werkt het zo dat de minister aangeeft hoeveel plekken er nodig zijn, waarna het naar de provinciale regietafels gaat. Ik hoop van harte dat het morgen wordt opgelost aan die landelijke regietafel, maar ik zou in ieder geval een beroep willen doen op de Kamer. Als we nou merken dat dat niet gebeurt, stem dan dinsdag voor deze motie. Dit is de manier waarop gemeenten hopelijk vrijwillig en zonder dwang met elkaar Ter Apel kunnen ontlasten.
Minister Faber:
En de vraag is?
De voorzitter:
Ik denk dat het vooral een oproep was. Zo lees ik het maar, want volgens mij wordt uw oordeel over de motie niet anders. Dat blijft: ontraden.
Minister Faber:
Dat klopt. En volgens mij is het de bedoeling dat er vragen gesteld worden, maar het is prima.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
…
De voorzitter:
Voordat we dit debat op deze manier gaan voeren, zeg ik tegen de Kamerleden dat dat sowieso via de microfoon moet gaan. Ik geef de minister het woord voor de motie op stuk nr. 3290.
Minister Faber:
De motie op stuk nr. 3290 is van de Kamerleden Boomsma en Van Zanten. De motie verzoekt de regering binnen drie weken spoedwetgeving — de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne — voor te leggen aan de Kamer, zodat gemeentes toegang krijgen tot de gegevens die ze effectief nodig hebben om de eigen bijdragen zelf op te leggen en te innen. Wij ontraden de motie, maar ik zal toelichten waarom wij die ontraden. Het is wenselijk dat dit wordt opgelost en dat men wel de gegevens kan opvragen. Er is nu al een wetswijziging in voorbereiding om artikel 7 van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne aan te passen. Dat gaat via een lopende verzamelwet, die al in procedure is en die binnen enkele weken bij uw Kamer komt. Dat is de reden waarom ik deze motie ontraad. Het loopt al; het is al een lopend traject.
De voorzitter:
Dan noteren we dat bij de motie op stuk nr. 3290, met die toelichting. Dan de motie op stuk nr. 3291. Nee, de heer Van Nispen nog. Kort, graag.
De heer Van Nispen (SP):
Ja, heel kort. Ik heb een puur informatieve vraag. Denkt de minister dat de oplossing die zij in voorbereiding heeft, sneller is dan de spoedwet waarom nu in deze motie wordt gevraagd? Dat vind ik van belang om mijn fractie te kunnen adviseren.
Minister Faber:
Ja, dat denk ik zeker. De verzamelwet is namelijk al in procedure en die kan elk moment in de Kamer komen. Dat moet ik wel nuanceren: ik bedoel daarmee binnen enkele weken. Dat is dus op korte termijn.
De voorzitter:
Dank voor die toelichting. Dan toch nog mevrouw Van Zanten, BBB.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ja, een hele korte vraag. Kan de minister garanderen dat die wet waar zij nu mee bezig is, binnen drie weken komt, zoals de heer Boomsma en ik ook in onze motie vragen? Komt die wet dus eerder?
Minister Faber:
Ik kan het niet garanderen, maar wij willen daar wel naar streven.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van Zanten knikken. Dan gaan we door naar de volgende motie.
Minister Faber:
Dan de motie op stuk nr. 3291 van mevrouw Rajkowski. De motie verzoekt de regering om nog voor het kerstreces wetsvoorstellen naar de Kamer te sturen betreffende het tweestatusstelsel, het afschaffen van het hoger beroep en het afschaffen van verblijfsvergunningen voor onbepaalde tijd. Deze motie ontraad ik. Ik zal ook uitleggen waarom ik dat doe. In het regeerprogramma is al vermeld dat op de planning staat dat wetsvoorstellen aangaande het tweestatusstelsel en aangaande de afschaffing van vergunningen voor asiel voor onbepaalde tijd in het najaar worden aangeboden aan de Raad van State. Daar zit dus al vaart in. Het advies van de Raad van State wordt vervolgens natuurlijk verwerkt. Daarna komt het naar uw Kamer.
Dan de maatregel over het hoger beroep. Wij kunnen niet alles tegelijk. Op dit moment kan ik u dus niet toezeggen dat we de maatregel over het hoger beroep al zo snel op tafel kunnen leggen. Daar kan ik nog geen termijn aan binden. Maar het heeft zeker wel onze aandacht, want het is natuurlijk een heel belangrijk punt.
De voorzitter:
U ontraadt de motie op stuk nr. 3291 dus met die toelichting.
Minister Faber:
Ja, dank u wel.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 3292 van mevrouw Rajkowski en meneer Boomsma. Die betreft het plan om te voorkomen dat mensen bij het sluiten van lvv's dakloos worden, op straat gaan zwerven enzovoort. Er wordt gevraagd om ervoor te zorgen dat mensen daadwerkelijk uit Nederland vertrekken en de Kamer hierover voor komend kerstreces te informeren. Wij ontraden deze motie, omdat wij vertrek al maximaal ondersteunen. Dat kan vrijwillig of gedwongen zijn. Niemand hoeft op straat te zwerven. Op het moment dat deze mensen in contact worden gebracht of zelf contact opnemen met de Dienst Terugkeer en Vertrek, kan bij vrijwillig vertrek vrijwel iedereen terug naar het land van herkomst. Het begint natuurlijk wel bij het punt dat gemeenten hier stappen in moeten zetten. Deze lvv-regeling loopt in ieder geval nog tot 1 januari. Ze hebben nu nog drie maanden de tijd om de mensen die nu in de lvv zitten daarbij te begeleiden en door te verwijzen naar de Dienst Terugkeer en Vertrek. Gemeenten gaan die stappen al zetten. Er zijn ook al gesprekken over met gemeenten om hier eventueel bij te helpen en te begeleiden. Hier zijn zeker al oplossingen voor.
De voorzitter:
De motie is ontraden. Mevrouw Rajkowski heeft daar een vraag over.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Ik twijfel een beetje over de uitleg van het ontraden van de motie en de laatste zin. Daar zit voor een beetje een paradox in. Voelt deze minister zich verantwoordelijk om er zo veel mogelijk voor te zorgen dat wordt voorkomen dat mensen dakloos worden op het moment dat gemeenten gaan besluiten om de lvv te sluiten?
Minister Faber:
Zoals u weet, hebben wij ruim van tevoren aangekondigd dat wij daarmee gaan stoppen. Het is natuurlijk ook de taak van de gemeenten om dit ordentelijk te laten verlopen. Men weet dit ruim van tevoren. Er is ook financieel een warme overdracht geweest. Men weet dat. Ik heb een gesprek met hen gevoerd toen de mandaten werden opgezegd. Toen heb ik ook gezegd: als er knelpunten zijn, geef ze aan; dan gaan we daarover in gesprek. Wij staan er dus open voor om daarbij samen te werken. Het kan ook zo zijn dat het bij de minister van Binnenlandse Zaken terechtkomt. Maar het heeft zeker onze aandacht. Het is niet zo dat we dat wegschuiven. Ik heb zelf tegen de betrokken gemeenten gezegd: kom met uw zorgen; dan kijken we wat voor u kunnen doen. Maar het is natuurlijk wel de bedoeling dat de financiële verstrekking vanuit het Rijk per 1 januari stopt. Dat staat vast. Ze hebben nu drie maanden de tijd om deze mensen met de Dienst Terugkeer en Vertrek in contact te brengen en dat is natuurlijk ook wel hun taak. Als er andere zaken bij komen, dan gaan we zeker met hen in gesprek hierover.
De voorzitter:
Kort, mevrouw Rajkowski.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Wordt de motie dan ontraden, omdat die overbodig is, omdat er al contact is met gemeenten over het wegnemen van knelpunten? Is dat de reden?
Minister Faber:
Ja. Ja, dat is de reden.
De voorzitter:
Dank voor die toelichting. Dan gaan we door naar de laatste motie. O, sorry, het is niet de laatste.
Minister Faber:
Nee, ik heb er nog meer liggen. De motie op stuk nr. 3293 van de heer Van Meijeren van Forum roept de regering op om te onderzoeken welke maatregelen getroffen kunnen worden om vrijwillige remigratie te stimuleren. Ik ben hier als minister om het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma uit te voeren. Daarin richten wij ons op het indammen van de instroom en op de doorstroom. Ook richten wij ons erop om mensen die hier geen recht hebben op verblijf, zo snel mogelijk terug te brengen naar het land van herkomst. Dat heeft onze prioriteit en niet zozeer de vrijwillige terugkeer, de remigratie naar het land van oorsprong. Dat heeft nu niet onze aandacht, omdat wij nu meer inzetten op het indammen van de instroom, op de doorstroom en op het zo snel mogelijk naar het thuisland brengen van mensen die geen recht hebben om hier te blijven.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 3293 wordt dus ontraden. Dan kijk ik heel even naar de heer Ceder. Zijn naam staat niet onder deze motie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Klopt, maar ik heb toch even een vraag. De argumentatie van de minister is dat zij het hoofdlijnenakkoord uitvoert en dit daarbuiten valt. Daarom is de motie ontraden. Naar aanleiding van het debat van net, hoop ik dat de minister ook inhoudelijk even afstand wil nemen van deze motie en de overwegingen, omdat het kabinet daar niet voor staat. Er staat hier: "constaterende dat Nederland te kampen heeft met een demografisch proces waarbij de oorspronkelijke bevolking van ons land wordt verdrongen door immigranten". Kan de minister namens het kabinet bevestigen dat, naast het feit dat dit niet in het hoofdlijnenakkoord staat en geen prioriteit is, het kabinet hier gewoon afstand van neemt en het niet eens is met deze constateringen?
Minister Faber:
Nogmaals, voor mij zijn het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma leidend. Dit hebben we verder helemaal nog niet besproken in de ministerraad, dus ik ga niet zomaar op eigen ... Nee, ik ga niet zomaar ... Ja, je kunt hier wel over lachen, maar als het goed is, heb je eenheid van kabinet. Daar ga ik voor. Daar hebben we ook onze handtekening voor gezet. Ik ga niet op de zaken vooruitlopen. Dan zou ik dat eerst nader moeten bespreken.
De voorzitter:
Tot slot, kort.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Ik vind het onbegrijpelijk dat er geen afstand wordt genomen van zulke teksten, maar dat de minister nog even moet bespreken wat zij ervan vinden in plaats van er gelijk afstand van te nemen. Dat vind ik jammer. Zou ik dan ook een terugkoppeling mogen door een briefje — dat mag de komende dagen — over hoe zij de motie inhoudelijk appreciëren, naast dat het niet in het hoofdlijnenakkoord staat? Mede na de consternatie die eerder in dit debat is ontstaan, waarvoor ook de voorzitter uitdrukkelijke woorden gekozen heeft, vraag ik om een duidelijke reactie van het kabinet.
De voorzitter:
We geleiden uw informatieverzoek door. Het goede nieuws is dat de minister hier ook meteen staat.
Minister Faber:
Ik verstond uw laatste zin niet.
De voorzitter:
We geleiden dit verzoek door, meteen rechtstreeks aan u. De Kamer verzoekt om een inhoudelijke reflectie per brief, op een ander moment.
Minister Faber:
Ja, die zal ik de Kamer doen toekomen.
De voorzitter:
Dank. Is er nog een vraag hierover? Ik wil eigenlijk niet weer een hele discussie over deze motie gaan voeren. De motie op stuk nr. 3293 is dus ontraden. Dan komen we nu aan de motie op stuk nr. 3294.
Minister Faber:
Daar kom ik nu aan toe. De motie op stuk nr. 3294 is ingediend door de heer Ceder. Hij verzoekt de regering tot het moment van intrekking de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen naar letter en geest uit te voeren. Ik vind deze eigenlijk overbodig, want dat is de wet, maar het is oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan noteren we "oordeel Kamer". Mevrouw Van Zanten stond al, maar kort, want het is niet uw motie.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik had eigenlijk een algemene vraag; iets wat ik de minister heel graag zou willen vragen. We praten hier de hele tijd over noodwetgeving en over het buitenspel zetten van het parlement. Volgens mij gaat het dus om die uitzonderingsbepaling of -clausule in een normale wet. We hebben het hier niet over artikel 103, maar over de artikelen 110 en 111. Zou de minister dit kunnen duiden?
De voorzitter:
Voordat de minister antwoordt, vraag ik u waar dit specifiek over gaat, want u heeft uw termijn al gehad. Dit gaat over de moties. Op welke motie doelt u? Ik snap het, maar ik wil voorkomen dat we opnieuw een heel debat gaan starten, want er zijn er ongetwijfeld meer die nog een nabrander hebben en die ronde zou ik niet willen starten.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Dat begrijp ik, voorzitter. Alleen, in de motie van mevrouw Podt ging het over groot ongemak bij een groot deel van de Kamer. Ik vraag me dit af, omdat het veel vaker gebeurt. Dit is volgens mij een uitzonderingsclausule op een normale wet. Wat is dan het verschil met noodwetgeving? Waarom wordt hier elke keer over noodwetgeving gepraat in plaats van over die uitzonderingsclausule?
De voorzitter:
Ik snap uw vraag, en tegelijkertijd is er een debat geweest. We hebben hier ook bij andere debatten al bij stilgestaan. Er is een appreciatie van deze motie geweest; die is ontraden. Ik zou dit debat niet weer willen openen. Ik verzoek de minister om de nog openstaande vragen te beantwoorden. Het kan dat u nog één zin hierover zegt, maar dan zeg ik alvast tegen de collega's en tegen u dat er niet weer een vervolgvraag op kan. Dat gaat waarschijnlijk ook weer problemen opleveren, dus daarom doe ik dat liever niet. Ik sluit niet uit dat een vraag over dit onderwerp die niet bij het eerste deel was, zomaar weer andere reacties gaat oproepen, dus ik zou de minister willen vragen om zich te houden aan de nog openstaande vragen. Dan kunnen we deze op een ander moment weer doen.
Minister Faber:
Ik heb nog een vraag van de heer Bontenbal van het CDA, die er voor een deel aan raakt. Als u mij toestaat, kan ik het in twee regels zeggen. Ik kan het heel kort uitleggen. Dan is iedereen tevreden, denk ik. Het klopt dat de artikelen 110 en 111 in de Vreemdelingenwet zelf zitten. De democratische legitimiteit om de noodknop in te drukken, voortvloeiende uit de artikelen 110 en 111, ligt in de Vreemdelingenwet. Het klopt dat dit losstaat van artikel 103 van de Grondwet, waar men het heeft over oorlog, dijkdoorbraken enzovoort. Dat is nu niet aan de orde. De Vreemdelingenwet heeft voorzien in een noodknop, en dat is een hele vooruitziende blik geweest. Toen die wet werd vastgesteld door een meerderheid in de Eerste en de Tweede Kamer, heeft men een situatie voorzien waar we nu in zitten, zodat we die ook kunnen gebruiken. Het parlement wordt ook niet democratisch buitenspel gezet, het is allemaal al voorzien.
Goed, dat gezegd hebbende ga ik naar de eerste vraag van de heer Bontenbal van het CDA. Is hij er nog? Nee. Ik ga hem toch beantwoorden.
De voorzitter:
Graag. We hebben nog twee minuten.
Minister Faber:
Ja, ik ga het heel snel doen. Werkt het kabinet aan spoedwetgeving, parallel aan de noodwet? We noemen dat maar even de noodwet, maar het is 110 en 111; dat is de spreektrant. Ik richt mij momenteel op de toepassing van de artikelen 110 en 111 van de Vreemdelingenwet.
Dan de vraag: wanneer komt de noodwet? Die wordt binnen twee tot vier weken aan de ministerraad voorgelegd.
Dan vraag drie: wat is de verwachte vertraging als de noodwet het niet haalt? Dat is nu helemaal niet aan de orde en ik ga daar ook niet over speculeren. Ik wil nog wel zeggen dat er een akkoord op hoofdlijnen ligt. Daar staan vier handtekeningen onder. Stap één betreft de noodknop, zal ik maar zeggen, uit artikel 110 en 111 van de Vreemdelingenwet. Daar staan vier handtekeningen onder. Daar staat ook onze handtekening onder en wij zijn goed voor onze handtekening. Ik ga ervan uit dat de coalitiepartners ook goed zijn voor hun handtekening.
Dan kom ik bij de vraag van mevrouw Piri. Zij had de volgende vraag. "De maatregel om de duur van de vergunning aan te passen staat niet in het hoofdlijnenakkoord, noch in het regeerprogramma. Op basis waarvan wordt er dan een uitspraak gedaan om de duur van een vergunning aan te gaan passen?" Mevrouw Piri, ik moet u zeggen — dat zeg ik u via de voorzitter — dat zowel in het hoofdlijnenakkoord als in het regeerakkoord melding is gemaakt van het aanpassen van de duur van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Het staat daar gewoon in.
De voorzitter:
Mevrouw Piri, een vervolgvraag.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, dat heb ik ook gelezen. Maar volgens mij heeft de minister gisteren gezegd: ik wil het van vijf jaar naar twee jaar terugbrengen. Dat is toch echt veel specifieker dan wat er staat in het uitgewerkte regeerakkoord. Daar staat: we willen het inkorten. Mijn vraag is dus wanneer het kabinet het besluit heeft genomen om het zo uit te leggen dat het niet een beetje minder of de helft minder wordt, maar dat het van vijf jaar naar twee jaar gaat. Is dat nu het standpunt van het kabinet?
Minister Faber:
Het is conform het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma, en daar is het kabinet mee akkoord gegaan. Het past daar ook in.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Nee, voorzitter, ik ga hier nu echt heel specifiek op door. Heeft het kabinet een besluit genomen om te komen tot een verkorting tot twee jaar?
Minister Faber:
Het besluit ligt in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma. Daar hou ik me aan en dat is het.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Het wordt nu echt te gek. We hebben allemaal het hoofdlijnenakkoord en het regeerakkoord kunnen lezen. Daar staat inderdaad "een verkorting" in. Ik ben niet gek; ik kan ook lezen. De minister heeft gisteren in alle media — we hebben het op het journaal kunnen zien — gezegd: ik wil dat die periode van vijf jaar naar twee jaar verkort wordt. Dan zou het toch te gek voor woorden zijn als ik als Kamerlid nu niet vraag: is verkorten naar twee jaar nou een besluit van het kabinet? Voorzitter, ik dring er echt op aan dat ik hier gewoon een antwoord op krijg.
De voorzitter:
Minister, nog één verzoek om iets specifieker te zijn.
Minister Faber:
Nogmaals, het is conform het hoofdlijnenakkoord, het is conform het regeerprogramma en het is mijn voorstel.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
De minister zegt dus: het is mijn voorstel.
Minister Faber:
En dat is in lijn met het hoofdlijnenakkoord en … U kunt wel nu "nee" schudden, maar in het regeerakkoord en in het hoofdlijnenakkoord hebben we het over de aanpassing van de duur van de verblijfsvergunning van een asiel voor bepaalde tijd. Ik mag gewoon voorstellen dat ik die graag naar twee jaar wil aanpassen. Dat mag ik gewoon doen.
De voorzitter:
Mevrouw Piri, ik heb u de gelegenheid gegeven drie keer dezelfde vraag te stellen. Ik snap uw frustratie. Tegelijkertijd gaat de minister over haar eigen antwoorden. Daar moet u het dan wel mee doen. U mag nog kort één punt maken, maar ik heb in het begin van dit deel van het debat gezegd: ik ga niet op ieder punt de hele vloer weer openen. Dat zeg ik ook tegen de heer Van Meijeren, die nu naar voren komt. Dit was dus een expliciet antwoord op een vraag van mevrouw Piri. Daarom geef ik haar nog even de gelegenheid, maar we gaan het debat dus niet opnieuw doen. Mevrouw Piri, tot slot.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Dat snap ik heel goed, maar ik kan u vertellen dat als hier nu niet een duidelijk antwoord op komt, er meteen met spoed een schriftelijke vraag komt. Want deze Kamer verdient dat antwoord. Het zou ook conform het regeerakkoord zijn als de minister had gezegd: ik wil het verkorten naar vier jaar. Het was ook conform de uitwerking van het regeerakkoord als ze had gezegd: ik wil het verkorten naar drie jaar. In alle media heeft ze gisteren gezegd: ik wil het verkorten naar twee jaar. Zij bevestigt met haar ontwijkende antwoorden mijn gevoel dat er helemaal geen kabinetsbesluit is en dat ze weer voor haar beurt heeft gepraat, net zoals we haar collega uit het kabinet al zagen doen. Dit is problematisch.
De voorzitter:
Uw punt is helder, mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Als de minister uitspraken doet, is dat dus namens het gehele kabinet.
De voorzitter:
Uw punt is helder en als de minister niks heeft toe te voegen, volgt er mogelijk nog een schriftelijke vraag.
Minister Faber:
Ik wil daar toch nog wel even op reageren. Nogmaals, het is conform de afspraken die zijn gemaakt. Ik mag gewoon een voorstel doen; ik mag gewoon een voorstel doen om het te verkorten naar twee jaar. Dat mag ik gewoon. Ik zou niet weten waarom ik geen voorstel zou mogen doen.
De voorzitter:
Minister, vervolgt u de vragen.
Minister Faber:
Het zou mevrouw Piri sieren als ze naar de microfoon loopt, in plaats van uit de bankjes te roepen.
De voorzitter:
Mevrouw de minister, ik wil voorkomen dat we dit debat op deze manier vervolgen. U heeft volgens mij nog openstaande vragen. Ik verzoek u die te gaan beantwoorden zodat wij zo door kunnen gaan naar een volgend debat. Meneer Van Meijeren, volgens mij heb ik toch net gezegd dat er geen vraag van u openstaat? Uw punt hebben we eigenlijk afgerond. Wel heel kort dan.
De heer Van Meijeren (FVD):
De minister gaf aan dat zij mijn motie voor een onderzoek naar de mogelijkheden van remigratie ontraadt omdat remigratie geen onderdeel is van het hoofdlijnenakkoord. Nou realiseer ik me dat remigratie buiten de reikwijdte van het hoofdlijnenakkoord valt, maar bij mijn weten was het hele idee van een hoofdlijnenakkoord en het extraparlementaire kabinet, zoals het wordt genoemd, dat zaken die erbuiten vallen aan het oordeel van de Kamer worden overgelaten. Ik had dus verwacht dat de minister zou zeggen: dit valt buiten het hoofdlijnenakkoord, dus oordeel Kamer ...
De voorzitter:
Uw punt is helder.
De heer Van Meijeren (FVD):
Maar door de motie te ontraden, suggereert ze dat de motie ook onverenigbaar is met het hoofdlijnenakkoord, of dat die het hoofdlijnenakkoord zou doorkruisen. Begrijp ik dat goed? Heeft de minister er echt bezwaar tegen als die mogelijkheden onderzocht worden? Zo ja, wat zijn dan die bezwaren? Zo nee, zou ze die motie dan alsnog oordeel Kamer kunnen geven?
De voorzitter:
Minister, komt u na dit betoog nog tot een ander oordeel of een andere appreciatie?
Minister Faber:
Ik kom niet tot een ander oordeel en blijf de motie ontraden. Ik heb ook uitgelegd waarom. Maar het staat u natuurlijk vrij om een motie in te dienen als u dat zou willen. U kunt de Kamer daarbij meekrijgen.
De voorzitter:
Ik ga dit nu afronden, meneer Van Meijeren. We hebben ook nog een stemming. U heeft de gelegenheid gehad om een vraag te stellen over de appreciatie van de minister. Ik ga nu, ook gelet op de tijd, door. De minister heeft nog resterende vragen.
Minister Faber:
Volgens mij heb ik de vragen beantwoord.
De voorzitter:
Kijk eens aan. Ik kijk nog één keer rond. Ik zie nog twee mensen naar voren rennen.
Minister Faber:
O, ik weet het al! Ik zie het hier staan.
De voorzitter:
Maar stelt u uw vraag nog even, meneer Van Dijk, ook voor de mensen thuis. Dan weten ze welke vraag het is.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Mijn vraag ging inderdaad over het betreffende onderzoek naar fraude bij de IND. Hoever is dat onderzoek? Hoelang gaat het nog duren? Wordt de Kamer vervolgens op de hoogte gesteld?
Minister Faber:
Ik heb 'm hier in mijn eigen aantekeningen staan, niet in het lijstje met antwoorden waarop ik ben ingegaan. Ik weet het eerlijk gezegd niet uit mijn hoofd. Ik wil het wel even voor u navragen. Dan weet ik het misschien over vijf minuten.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Het mag ook gerust met een klein briefje. Dan is het helemaal helder.
Minister Faber:
Excuses daarvoor. We zijn het per ongeluk vergeten.
De heer Diederik van Dijk (SGP):
Geen probleem.
Minister Faber:
Er was geen enkele opzet bij.
De voorzitter:
Dan volgt dat antwoord nog. Dat komt helemaal goed. Per brief is altijd handig, want dan weet de hele Kamer het meteen.
De heer Boomsma (NSC):
Ik had nog de vraag gesteld of de minister een datum kan geven waarop de pbl weer open kan.
Minister Faber:
Excuses daarvoor. Ik zie het ook in mijn eigen aantekeningen staan. U heeft gelijk: die vraag heb ik net niet beantwoord. Ik zou de pbl het liefst gewoon op 1 december open hebben. Alleen, ik kan het niet garanderen, want ik heb de instroom niet aan een touwtje zitten. Dat is het hele probleem. We werken er met man en macht, naar beste kunnen, aan om het aantal mensen in Ter Apel zo snel mogelijk onder de 2.000 te brengen, want dan kan de pbl open. Dat is ook goed tegen de overlast in de omgeving. Het heeft dus zeker de aandacht. Maar ik kan u geen vaste datum geven. Ik zie het belang ervan in. Wij willen er ook echt aan werken. Maar ik kan u geen harde datum geven, want dan zou ik u met de verkeerde informatie belasten. Dat vind ik niet correct.
De voorzitter:
Tot slot, kort graag.
De heer Boomsma (NSC):
Tot slot. Ik ben blij dat de minister toezegt dat zij met een wijziging komt van de Tijdelijke wet opvang ontheemden Oekraïne om het mogelijk te maken dat gegevens worden gedeeld en eigen bijdragen worden geïnd. Ik zal de motie dus aanhouden. Ik hoop inderdaad dat het heel snel naar de Kamer kan komen, zodat gemeenten in ieder geval op tijd, per 1 januari echt kunnen beginnen met het innen van die bijdrage.
De voorzitter:
Voor het verslag: we noteren ook voor de stemmingslijst dat de motie op stuk nr. 3290 wordt aangehouden.
Op verzoek van de heer Boomsma stel ik voor zijn motie (19637, nr. 3290) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De heer Ceder heeft een openstaande vraag. We gaan het debat niet opnieuw doen.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Nee, het gaat over een openstaande vraag, voorzitter. Ik heb aangegeven dat er onrust is bij medeoverheden. Burgemeesters hebben verschillende malen aangegeven dat er onvoldoende contact en afstemming is. Ik heb om die reden gevraagd hoe vaak er contact is geweest. Kan de minister dat nader duiden? Veel mensen kijken nu en zijn bezig met voorbereidingen. Er zijn vragen over opvang. We verwachten regie en leiderschap van de minister. Vandaar dat ik nog graag antwoord op die vraag zou krijgen.
Minister Faber:
Excuses dat ik de vraag niet eerder heb beantwoord; dat was niet de bedoeling. Er is veelvuldig contact geweest, en dat is er nog steeds, met de gemeenten. Dat is er niet alleen van mijzelf uit, maar zeker ook vanuit de ambtenaren. Het COA is verantwoordelijk voor de opvang; dat hoort te zorgen voor de opvang. Zij zijn ook opdrachtnemer. Het ministerie is opdrachtgever in dezen. Het was moeilijk voor het COA, want er kwam onverwachts een heel grote instroom binnen. Toen hebben ambtenaren van het ministerie geholpen om dat in goeie banen te leiden. Zij hebben geholpen en geassisteerd. Dat gaat de goede kant op. Het is nog niet onder de 2.000, maar door gezamenlijke inspanning van zowel het ministerie als de gemeentes die de helpende hand hebben uitgestoken, heeft niemand in het gras hoeven slapen. Ik heb contact gehad met burgemeesters en twee commissarissen van de Koning. Er zijn dus zeker wel contacten geweest.
De voorzitter:
Tot slot. Dat is dan ook de laatste vraag van deze sessie.
De heer Ceder (ChristenUnie):
Dat is fijn om te horen. Mochten er burgermeesters zijn die, gezien de situatie, met de handen in het haar zitten, kan de minister dan aangeven dat haar telefoon altijd aan staat, of verwijst ze naar de ambtenaren? Ik hoop toch ook dat we voorkomen dat we de komende dagen weer in kranten of op andere wijze moeten vernemen dat het qua afstemming niet lekker loopt. Laten we het wel samen doen.
De voorzitter:
De minister, tot slot.
Minister Faber:
Ik neem toch wel afstand van wat er in de media is geschreven. Er was namelijk wel degelijk contact. Ik neem ook wel degelijk mijn telefoon op. Ik lees ook de appjes. Ik ben nu twee dagen in Denemarken geweest, en dan is het toch wel heel fijn dat ik een goed ambtenarenapparaat heb waaraan ik het kan toevertrouwen en dat de zaken gewoon goed begeleidt. Het is natuurlijk wel zo dat de ambtenaren die hiermee bezig zijn geweest van goede kwaliteit zijn. Die hebben goede bijdragen geleverd en hun werk goed gedaan. Als ze mijn hulp nodig hebben, komen ze echt bij mij op de lijn; dan help ik hen zeker.
De voorzitter:
Ik had net een rondje gemaakt en gezegd dat het de allerlaatste vraag was. Ik heb dus al best wel veel ruimte gegeven voor een zwiepronde. Mevrouw Podt, echt nog heel kort, dus geen lange inleiding met allemaal statements; daar zijn we klaar mee.
Mevrouw Podt (D66):
Ik had inderdaad nog een vraag die hierover ging. Ik had nog aan de minister gevraagd of we een brief kunnen krijgen. Ik begreep dat topjuristen allemaal advies hadden gegeven, inclusief de landsadvocaat. Ik wil nog steeds graag weten wat voor advies dat is geweest.
De voorzitter:
Tot slot, de minister.
Minister Faber:
Wij hebben discussies gevoerd met de landsadvocaat. De landsadvocaat heeft een coachende rol gehad. Dat is gegaan via een benen-op-tafeloverleg. Dat is op mondelinge wijze gegaan. De landsadvocaat heeft bijvoorbeeld gezegd: jullie kunnen daaraan denken. Wij zeiden dan bijvoorbeeld: misschien kunnen we dit of dat doen. De landsadvocaat heeft daar bepaalde adviezen over gegeven. Daar zijn geen notities van geschreven.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik dank u allen voor uw aanwezigheid. Uiteraard dank ik ook de minister. Ik verwacht zomaar dat u hier nog vaker komt te staan in een commissiedebat dan wel in dit plenaire debat. Er is namelijk genoeg te bespreken als ik dit zo hoor.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank ook de mensen die dit gevolgd hebben vanuit huis of vanaf de publieke tribune. Ik nodig hen van harte uit om te blijven zitten, want we gaan zo door met het volgende debat.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-5-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.