Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 5, item 10 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | nr. 5, item 10 |
Stikstof, NPLG en natuur
Aan de orde is het tweeminutendebat Stikstof, NPLG en natuur (CD d.d. 04/09).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Stikstof, NPLG en natuur, naar aanleiding van een commissiedebat dat is gehouden op 4 september. We hebben een volle sprekerslijst. Ik heet dan ook de Kamerleden van harte welkom, en de beide bewindspersonen uiteraard ook. Dat zijn de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur en de staatssecretaris van datzelfde ministerie. Van harte welkom allebei. Dan wens ik ook de mensen die dit elders volgen nog van harte welkom. Omdat we zo'n lange sprekerslijst hebben, nodig ik de heer Van Campen als eerste spreker uit om zijn inbreng te doen. Ten overvloede, want u kent allemaal de spelregels: dit is een tweede termijn, dus we gaan niet het hele debat opnieuw doen.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Als eerste een motie voor de staatssecretaris.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vergunningverlening vanuit de Wet natuurbescherming (Wnb) gebaseerd is op het uitsluiten van natuurverslechtering na een passende beoordeling;
constaterende dat grootschalige woningbouw, met name in de buurt van beschermde natuurgebieden, vaak te maken heeft met stagnerende vergunningverlening;
van mening dat, naast de noodzaak tot het verminderen van stikstofuitstoot, natuurinclusieve en klimaatadaptieve woningbouw juist kan leiden tot verbetering van doelbereik op het gebied van de staat van instandhouding en zorgt voor vergroening van onze leefomgeving;
van mening dat een wetenschappelijk gefundeerde beoordelingsmethodiek, bijvoorbeeld via labels voor de leefomgeving, kan bijdragen aan vergunningverlening voor woningbouw;
verzoekt de regering een handreiking op te stellen waarmee provincies en gemeenten via een gefundeerde beoordelingsmethodiek natuurinclusieve en klimaatadaptieve woningbouwprojecten sneller kunnen vergunnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Campen (VVD):
Voorzitter. Dan een motie die eigenlijk vraagt om een scenariostudie voor de minister naar verschillende vergunningsstelsels als het gaat om de Wet natuurbescherming. Laat ik heel duidelijk zijn: het uitgangspunt en cruciaal voor de indieners is het belang van rechtszekerheid voor mensen en ondernemers, voor boeren die een vergunning hebben. We kennen de zorgen van gedeputeerden en weten dat er verzoeken lopen bij rechtbanken voor het intrekken van vergunningen. Daar maken we ons grote zorgen over. We denken dat het belangrijk is om ook bij dit deel van het toch al zo complexe stikstofdebat stil te staan, bij de verschillende vormen van vergunningsstelsels.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vergunningverlening op basis van de Natuurbeschermingswet op dit moment na toekenning van een in recht staande vergunning voor onbepaalde tijd plaatsvindt;
overwegende dat vergunningen die op dit moment het karakter van rechten lijken te hebben, de sturingsmogelijkheden voor bevoegde gezagen beperken;
verzoekt de regering bij de uitwerking van de stikstofplannen ook stil te staan bij het huidige vergunningenstelsel en daarbij onafhankelijk advies te vragen naar diverse varianten, bijvoorbeeld door ABDTOPConsult,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Daar heeft mevrouw Bromet een vraag over.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik wil het even goed begrijpen. Betekent dat dat de heer Van Campen eigenlijk zegt dat je een vergunning niet voor altijd zou moeten verlenen, maar voor bepaalde tijd, zodat die na een tijdje weer vervalt?
De heer Van Campen (VVD):
Het gaat mij nu te snel om daarin een positie in te nemen, maar ik constateer wel dat we na de uitspraak van de Raad van State met een situatie te maken hebben waarin verkregen vergunningen voor onbepaalde tijd bestaan. Daarmee lijken het en worden ze gepercipieerd als het hebben van rechten. Het is vaag en onduidelijk. En dat leidt, denk ik, ook in rechtszalen tot onduidelijkheid. Gelet op de opgave van het kabinet om de stikstofplannen voor de toekomst uit te werken, denk ik dat er bij de maatregelen die nodig zijn om de uitstoot te verminderen, ook hoort dat je kritisch kijkt hoe ons stelsel er op dit moment eigenlijk uitziet. Hoe doen ze het bijvoorbeeld in België en wat zouden wij daarvan kunnen leren? Juist om het debat met mevrouw Bromet op inhoud te kunnen voeren, iets wat ik nu niet kan, heb ik behoefte aan deze scenariostudie.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Interessant en ook wel moedig van de VVD.
De voorzitter:
Dank u wel. Dank aan de heer Van Campen voor zijn inbreng namens de VVD. Dan is het woord aan mevrouw Van der Plas. Zij spreekt namens de BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag kregen we heugelijk nieuws uit Brussel. De EU-lidstaten gingen namelijk akkoord met het voorstel om de status van de wolf te veranderen van strikt beschermd naar beschermd. BBB is hier uiteraard blij mee, omdat dit op termijn meer mogelijkheden biedt om de wolf in Nederland te beheren en probleemwolven aan te pakken. BBB heeft zich hier al heel lang voor ingezet. Maar ik feliciteer ook de staatssecretaris met het goede nieuws, want ik weet dat hij de laatste weken, in Brussel en daarbuiten, druk is geweest met zijn pleidooi om de status van de wolf te verlagen van strikt beschermd naar beschermd.
Voorzitter, ik heb twee moties. De eerste sluit aan op de tekst die ik zojuist heb uitgesproken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat EU-lidstaten in het Coreper akkoord hebben gegeven op een verlaagde status van de wolf onder het Verdrag van Bern;
overwegende dat op 26 september 2024 de formele stemming in de Raad nog volgt;
overwegende dat onder de Habitatrichtlijn de wolf in Nederland nog niet is uitgezonderd;
verzoekt de regering zich in te zetten om ook deze statusverlaging door te voeren in de Habitatrichtlijn als volgende stap,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan een andere motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een kritisch rapport uit 2022 ligt van de Algemene Rekenkamer over Staatsbosbeheer;
overwegende dat een ander kritisch rapport uit 2024 van de Stichting Agri Facts zelfs concludeerde dat terreinbeherende organisaties subsidies krijgen voor gebieden die ze niet eens beheren;
verzoekt de regering zich binnen het Nederlandse natuurherstelplan in te zetten voor doelmatige, transparante en rechtmatige besteding en verantwoording van subsidies,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Beide moties zijn mede ingediend door de heer Pierik. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik zie geen interrupties. Ik dank u voor uw inbreng, mevrouw Van der Plas. Dan gaan we door naar de heer Grinwis van de ChristenUnie, die nog de laatste hand legt aan zijn motie of spreektekst. We gaan het zien!
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, de een-na-laatste versie was uitgeprint en dat zag ik gelukkig net op tijd.
Voorzitter, ik heb een tweetal moties voor u meegebracht om de feestvreugde te verhogen. De eerste luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de vanaf 2026 beschikbare 5 miljard euro wil investeren in de agrarische sector, onder andere in innovatie en doelsturing, een brede opkoopregeling, natuurbeleid, mest, en visserij, en dat deze middelen nu nog op de aanvullende post bij het ministerie van Financiën staan;
overwegende dat het, mede gelet op de aangenomen motie-Heinen/Grinwis (35925, nr. 149) en de geringere omvang van deze middelen in vergelijking met eerdere jaren, van groot belang is dat deze gelden effectief en efficiënt besteed worden, met een onderbouwd bereik op de gestelde (Europese) doelen voor natuur, waterkwaliteit en klimaat;
overwegende dat er tegelijk sprake is van een overspannen mestmarkt met hoge prijzen voor het afvoeren van dierlijke mest als gevolg van de afbouw van de derogatie, met vooral veel financiële pijn tot gevolg in de (melk)veehouderij;
verzoekt de regering bij de verdere invulling van het 5 miljardpakket te onderbouwen wat het doelbereik van de beoogde investeringen is voor natuur, waterkwaliteit en klimaat en te onderbouwen hoe en op welke termijn de voorgenomen investeringen zullen leiden tot verlichting van de urgente mestplaatsingsproblematiek, en de Kamer hierover bij de verdere besluitvorming over de aanwending van de 5 miljard euro te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik zie een interruptie van mevrouw Bromet.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Dit is ook best een goed idee. Is het een onafhankelijke toetsing of gaat het ministerie het zelf doorrekenen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Het is eigenlijk vooral een verantwoording van wat de beoogde aanwending in bijvoorbeeld opkoop, innovatie of natuurherstel bijdraagt aan het doelbereik. Wat doet het voor de doelen die in het coalitieakkoord zijn gesteld voor natuur, waterkwaliteit en klimaat? Uiteindelijk zal voor wat betreft klimaat natuurlijk ook het PBL daar wat van vinden, in de KEV. Dus nee, het gaat hier niet om het woord "onafhankelijk" of "afhankelijk"; het gaat er hier vooral om dat het transparant voor de Kamer moet zijn dat als er een euro wordt uitgegeven uit de pot van 5 miljard, we ook moeten zien wat dat bijdraagt aan de gestelde doelen. Want die gestelde doelen staan overeind, ook in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma.
De voorzitter:
Tot slot. Kort.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Helemaal mee eens. Als er twijfel is, kunnen we altijd nog aan het PBL vragen om het even te checken.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Zo is dat.
Voorzitter. Mijn tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in lijn met de aangenomen motie-Grinwis c.s. (35334, nr. 274) en de afspraken in het hoofdlijnenakkoord overstapt naar een stikstofaanpak gebaseerd op emissie in plaats van depositie;
overwegende dat middels de aangenomen motie-Van Campen/Boswijk (34682, nr. 135) de regering is opgeroepen om voor het verlagen van de stikstofuitstoot de kaders voor een systeem van normeren en beprijzen uit te werken langs de lijn van een emissiehandelssysteem (ETS);
overwegende dat de opgave om emissies te verminderen zeer urgent is, niet alleen vanwege de staat van de natuur en de dikke stikstofdeken, maar ook gelet op het recent afgeschafte NPLG en op het feit dat vanaf 1 maart 2025 handhaving bij PAS-melders dreigt;
verzoekt de regering in de aangekondigde stikstofbrief, die later dit jaar naar de Kamer wordt gestuurd, het emissiebeleid langs de lijnen van de aangenomen moties en de gemaakte afspraken concreet in te vullen, inclusief een tijdlijn, met name voor wat betreft de introductie van emissierechten in de agrarische sector en de vertaling naar bedrijfsspecifieke normen inzake de toelaatbare emissie van ammoniak (stikstof), methaan en lachgas (klimaat) en stikstofbodemoverschot (waterkwaliteit),
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Tot zover mijn moties. Ik ben nog benieuwd of de staatssecretaris iets kan zeggen over de stand van zaken met betrekking tot de vergunningverlening voor onze garnalenvissers.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb het voor deze keer toegelaten, maar houd het de volgende keer binnen de twee minuten, zeker als u nog een vraag wil stellen. Dan is de volgende spreker het lid Kostić, Partij voor de Dieren.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Voorzitter. Zonder natuur is er geen voedsel, geen schone lucht en geen water. De natuurcrisis oplossen is dus een zaak van nationale veiligheid. Het feit is: minder dieren is minder problemen. Hoe langer we om die koe in de Kamer heen blijven draaien, hoe groter de kosten voor de burgers worden, terwijl de problemen blijven bestaan. Elk dier dat je nu niet fokt, hoeft straks niet vervroegd naar de slacht. Ik vraag de minister nogmaals om fokbeperkingen in te stellen. De wolf kan ons uit die natuurcrisis helpen. We roepen de staatssecretaris op om alle energie te steken in voorlichting en preventieve maatregelen om samen te leren leven met de wolf. Het is onbehoorlijk bestuur dat er meteen wordt gestuurd op afschot. Om meer richting fatsoenlijk bestuur te gaan, heb ik een aantal moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat minder dan 5% van de percelen waar vee gehouden wordt, afdoende wordt beschermd;
constaterende dat veehouders nu in alle gevallen schadevergoeding krijgen, ook als hun dieren niet afdoende beschermd worden;
verzoekt de regering de toegang tot en effectiviteit van subsidies voor wolfwerende maatregelen te verbeteren;
verzoekt de regering de schadevergoeding voor doodgebeten vee af te bouwen voor veehouders die hun dieren niet afdoende beschermen tegen wolven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het dieet van wolven voornamelijk bestaat uit wilde hoefdieren;
constaterende dat de LTO stelt dat er gebieden zijn waar er te weinig beschikbare hoefdieren voor de wolf zouden zijn;
constaterende dat de staatssecretaris stelt dat jacht en faunabeheer van invloed zijn op de omvang van populaties van soorten die als natuurlijke prooi voor de wolven dienen (21501-32, nr. 1668);
verzoekt de regering te onderzoeken, bijvoorbeeld middels een pilot, of een tijdelijke stop op jacht en faunabeheer in een gebied invloed heeft op het aantal incidenten met de wolf,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ten slotte.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er 500 miljoen euro per jaar extra beschikbaar is voor agrarisch natuurbeheer vanaf 2026;
constaterende dat in het hoofdlijnenakkoord is afgesproken de wettelijke doelen rondom water en natuur te halen;
verzoekt de regering om binnen agrarisch natuurbeheer prioriteit te geven aan gerichte maatregelen die bijdragen aan het behalen van de bovengenoemde doelen;
verzoekt de regering de doelmatigheid van het beleid periodiek te evalueren en op basis van de evaluatie het beleid bij te sturen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank voor uw inbreng, lid Kostić. Dan gaan we door met mevrouw Vedder van het CDA.
Mevrouw Vedder (CDA):
Voorzitter, dank. Ik heb geen moties, maar wel een uitnodiging. Want tussen het commissiedebat en het debat van vandaag zijn het regeerprogramma en de mestbrief gepresenteerd. Daar hebben wij met gespannen verwachtingen op moeten wachten. Het zijn de nieuwe schoenen, waarvoor we in het commissiedebat nog even geduld moesten hebben. Die zijn er.
Voorzitter. Samenvattend bekroop mij toch het gevoel dat het een zorgelijke mix is van hoge verwachtingen wat betreft Brussel, van goede bedoelingen gecombineerd met weinig geld, en toch ook van struisvogelpolitiek. Er is ook geen back-upplan voor als de hoge verwachtingen wat betreft Brussel misschien toch een beetje anders lopen. Het feit dat we weer opnieuw gaan beginnen doordat we het NPLG hebben geschrapt en het feit dat we dat doen zonder een substantieel budget, maken dat ik daar best wel bezorgd over ben. Daarom hebben we tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen al een amendement aangekondigd om 5 miljard beschikbaar te maken vanuit het Klimaatfonds voor de transitie van de sector. Noem het een doorontwikkelfonds. Ik wil hier de brede uitnodiging aan andere partijen doen om met ons mee te denken en samen op te trekken. Ik sta open voor alle input. Ik wil niets dan constructief zijn. Mijn enige doel is om te voorkomen dat de sector een koude sanering tegemoetziet.
De voorzitter:
Mevrouw Bromet, er is geen motie ingediend, dus ik zou het ingewikkeld vinden als u weer een vraag wil stellen over dit betoog. Ik wil dat dus toch beperken. Mevrouw Vedder, vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Vedder (CDA):
Ik heb nog één vraag over het andere budget. Er staat wel 5 miljard gereserveerd op de aanvullende post bij het ministerie van Financiën: vanaf 2026 elk jaar een miljard, dat staat te wachten op plannen voor invulling. Daar zal ik nu niet naar vragen, want ik snap ook wel dat die er nog niet liggen. Ik ben wel benieuwd wanneer die dan komen en wat we in 2025 gaan doen, het jaar waarin we dat budget blijkbaar nog niet hebben.
Dank u wel, voorzitter. Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens het CDA, mevrouw Vedder. Dan is de volgende spreker mevrouw Podt namens D66.
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik heb één motie en die gaat over het NPLG, dat helaas geschrapt is en waarop veel, veel reacties kwamen uit de provincies en van andere lokale bestuurders.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de minister naast het transitiefonds ook de gebiedsplannen heeft geschrapt;
overwegende dat er honderden betrokken ambtenaren, lokale organisaties en boeren jarenlang hard hebben gewerkt om de gebiedsplannen uit te werken;
overwegende dat de doelen voor water, klimaat en natuurherstel terecht overeind staan en dat daarom haast is geboden;
overwegende dat het kabinet het wiel opnieuw gaat uitvinden als zij gaat komen met nieuwe plannen, terwijl er een sterke basis ligt;
overwegende dat het schrappen van de bestaande gebiedsplannen PAS-melders en andere boeren, provincies en de natuur flink onder druk zet;
verzoekt de regering de eerdere gebiedsplannen door te zetten zolang er geen nieuwe plannen van het kabinet zijn en mochten er nieuwe plannen komen, de eerdere plannen als uitgangspunt te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw inbreng namens D66, mevrouw Podt. Dan gaan we door naar de heer Flach namens de SGP.
De heer Flach (SGP):
Voorzitter. Twee moties van mijn kant.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in AERIUS 0,005 mol per hectare per jaar als rekenkundige ondergrens voor projectberekeningen gehanteerd wordt;
overwegende dat experts aangeven dat de genoemde ondergrens lager is dan wetenschappelijk verantwoord, maar dat voor het vaststellen van een specifieke, optimale ondergrens meer veldonderzoek nodig is;
overwegende dat de genoemde experts onzekerheden benoemen die hoger zijn dan 1 mol per hectare per jaar;
van mening dat in afwachting van nader onderzoek naar de optimale ondergrens een eerste, voorzichtige stap gezet kan worden met verhoging van de ondergrens die recht doet aan de wetenschappelijke kritiek op de 0,005 mol die nu gehanteerd wordt;
verzoekt de regering het RIVM op kortst mogelijke termijn de opdracht te geven een eerste stap te zetten om de huidige, wetenschappelijk gezien te lage, ondergrens in AERIUS Calculator te verhogen, met inachtneming van de onzekerheidsmarges die experts aangeven en een zekere veiligheidsmarge,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aantal incidenten waarbij wolven contact hebben gezocht met mensen, huisdieren en vee sterk toeneemt en voor een groot gevoel van onveiligheid zorgt;
overwegende dat experts waarschuwen voor gewenning van wolven aan mensen en hun dieren, omdat dit in de toekomst gevaarlijke situaties op kan leveren;
overwegende dat Nederland een dichtbevolkt land is waar nauwelijks leefgebieden zijn waar weinig mensen verblijven en de wolf veel ruimte en wild tot zijn beschikking heeft;
overwegende dat Europese lidstaten hebben ingestemd met verlaging van de beschermingsstatus van de wolf, gelet op de gunstige ontwikkeling van de staat van instandhouding;
verzoekt de regering in overleg met provincies en gemeenten op korte termijn al het mogelijke te doen om gewenning van wolven aan mensen en hun dieren te voorkomen, inclusief sneller gebruik van de noodbevelsbevoegdheid en eenvoudige, liefst nationale, vrijstellingen of ontheffingen voor inzet van verjagingsinstrumenten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel voor uw inbreng, meneer Flach. Dan zijn we aanbeland bij de laatste spreker van de zijde van de Kamer en dat is de heer Holman namens Nieuw Sociaal Contract.
De heer Holman (NSC):
Voorzitter. In het commissiedebat hebben wij natuurlijk gesproken over stikstof. Er lag een rapport van de UvA en TNO en dat hebben wij als zeer teleurstellend ervaren. In december vorig jaar hebben wij over stikstof gesproken. Er zijn acht maanden besteed aan het komen tot dit rapport en dat heeft helaas niks opgeleverd. Het idee is om daar nu een vervolgstudie op te doen. Daar hebben wij een hele lage verwachting van. Mocht er al wat komen, dan komt het gewoon te laat. Wij vinden dat die acht maanden verspilling nu echt anders gebruikt moeten worden en dat de minister met een plan moet komen om het stikstofslot op Nederland los te trekken, en de PAS-melders en interimmers een toekomst te bieden. Daarvoor hebben wij een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Nederland inmiddels vijf jaar gebukt gaat onder een stikstofslot, waardoor PAS-melders en interimmers geen zicht hebben op het verkrijgen van een vergunning, en woningbouw- en infrastructuurprojecten stilliggen;
overwegende dat de motie-Holman c.s. (30252, nr. 133) over voortaan een rekenkundige ondergrens van 1 mol per hectare per jaar te hanteren niet is uitgevoerd;
verzoekt de regering aan te geven hoe PAS-melders een oplossing geboden gaat worden;
verzoekt de regering aan te geven hoe zij, naast het uitvoeren van de motie-Holman, een verlaging van de stikstofemissie gaat realiseren om Nederland van het stikstofslot af te halen, en beide voor 1 december 2024 voor te leggen aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
U krijgt van de heer Van Campen een vraag over de motie.
De heer Van Campen (VVD):
Op zich is het een goede motie, maar ik denk dat die in 2019 al voor het eerst is ingediend. Ik zou de heer Holman willen vragen aan wat voor voorstellen hij dan denkt en wat hij nou in december van de minister verwacht. Aan wat voor voorstellen denkt de NSC-fractie?
De heer Holman (NSC):
Ja, ik stel de vraag aan de minister en nu stelt u 'm aan mij. We zitten vijf jaar op slot. Ik weet het niet. We zadelen de minister op met een heel groot probleem, een heel groot vraagstuk. Maar ik zie niet in hoe wij de komende twee of drie jaar van het stikstofslot af kunnen komen als we niet wat gaan doen. We kunnen het ons niet permitteren om dat nog zo lang te laten gebeuren, en de PAS-melders en interimmers in juridische processen te laten komen waardoor het misschien einde bedrijf is en die mensen echt in nood komen. Dus wij vragen de minister: ga eens kijken. Ik ben met een aantal van mijn collega's bij de Raad van State geweest en we hebben daar de vraag voorgelegd hoe we van dat stikstofslot afkomen. Die mensen hebben daarover een duidelijke mening en die kunnen dat aangeven. Ik adviseer de minister ook om haar oor te luisteren te leggen en te bekijken wat we moeten doen om dat te doen. Je zou ook aan de landsadvocaat kunnen vragen hoe we van het stikstofslot afkomen. Ik denk dat de antwoorden duidelijk zullen zijn. De Raad van State zal zeggen: Nederland, regering, minister, u moet gewoon leveren. De rechter zal de analyse maken dat ook op grond van het niet nakomen van de Habitatrichtlijn vergunningen gewoon niet verleend worden. Dan is de vraag: hoe kunnen we passende argumentatie krijgen voor datgene wat we doen, zodat er andere rechterlijke adviezen gaan komen?
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ik weet dat NSC heel erg hecht aan de Raad van State, en terecht. Dat doen wij ook. Wij kijken eigenlijk altijd wel naar de adviezen. Het is een advies; het is niet meer dan een advies. Dat is ook wel een beetje mijn vraag. Toen de Wet betaalbare huur er kwam, gaf de Raad van State een negatief advies en toen heeft NSC voor die wet gestemd. Dus in hoeverre is het dan ook waardevol voor NSC om … Is dan het advies van de Raad van State dat hier komt een soort bindend advies voor NSC of wordt dat dan ook op z'n merites beoordeeld? Wordt dan beoordeeld of dat wel of niet zo is? Want nu lijkt het net alsof de heer Holman denkt dat het advies van de Raad van State de heilige graal is, terwijl de keuze hier bij de politiek ligt. Wij maken de politieke afwegingen.
De heer Holman (NSC):
Dat is een terechte vraag. Zo eenduidig is dat niet. Het liefst zouden wij zien dat er morgen gewoon getoetst gaat worden op de ondergrens van 1 mol. Wij denken dat je nu echt kans maakt als je dat bij de rechter zou doen. Ga dat proces dan aan, maar ga je ook maximaal voorbereiden. Ik heb bijvoorbeeld in provincies met gebiedsgericht beleid gezien dat provincies met creatieve oplossingen komen. PAS-beoordelingen zijn echt maatwerk, dat de PAS-melders gaat helpen om een vergunning aan te vragen. Wij vragen dus de minister om alles op alles te zetten om met iets te komen. Want als wij niets doen — ik herhaal het — dan blijven wij doorgaan. We moeten van de kritische depositiewaarde af. Hoe verzin je het om te zeggen dat de natuur hersteld is, als in 2035 74% van de natuurgebieden onder de kritische depositiewaarde zit? Hoe verzin je het? We moeten daarvan af. We moeten van AERIUS af. De minister weet ook dat het minimaal twee jaar gaat duren voordat dat wetgevingstraject doorlopen is. Dus er gebeurt de komende twee jaar niks. Ik word er eigenlijk moedeloos van. Minister, kom met iets! Graag voor 1 december, zodat we slagen kunnen maken richting de toekomst.
De voorzitter:
Een hartenkreet van de heer Holman. Zo formuleer ik het dan maar eventjes. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van deze termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors voor een kwartiertje.
De vergadering wordt van 19.55 uur tot 20.10 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is nog steeds het tweeminutendebat Stikstof, NPLG en natuur. We zijn aanbeland bij de appreciatie van de ingediende moties en er zijn ook nog een aantal vragen gesteld. Ik zie de minister al klaarstaan. Dus ik geef haar als eerste het woord.
Minister Wiersma:
Dank, voorzitter. Er zijn inderdaad een aantal vragen gesteld. Er zijn ook een aantal moties ingediend naar aanleiding van een debat dat gevoelsmatig alweer een tijd geleden gevoerd is. Ik begin met een vraag van het lid Kostić en zij vraagt of ik bereid ben om fokbeperkingen in te stellen. Ik ga dat niet doen. Het is een zeer ingrijpende maatregel waarvoor ik op dit moment geen onderbouwing zie. Een fokbeperking wordt in principe alleen ingezet op het moment dat er sprake is van ernstige dierziekte of ernstige dierenwelzijnproblemen. Dat is het antwoord op die vraag.
De voorzitter:
Voor u vervolgt, is hier een interruptie op van het lid Kostić.
Kamerlid Kostić (PvdD):
De minister zegt geen reden te hebben om een fokbeperking in te zetten, terwijl de minister geen enkele controle heeft over de mest- en de stikstof- slash natuurcrisis. Er is dus reden om dit te doen. Dan is mijn concrete vraag als volgt. We weten allemaal dat er straks allemaal dieren vroegtijdig naar de slacht gaan als er niet wordt ingegrepen en er geen fokbeperkingen worden ingesteld. Is de minister bij dezen bereid om die verantwoordelijkheid te nemen? Dat is namelijk hoe het gaat eindigen. Als er geen fokbeperkingen worden ingesteld is het de schuld van deze minister dat er straks dieren vroegtijdig naar de slacht gaan.
Minister Wiersma:
Nogmaals, ik ben niet bereid om een fokbeperking in te stellen. Er ligt op dit moment ook een mestpakket dat ik aan uw Kamer heb aangeboden. Daarnaast zijn we volop in gesprek, ook in de EU, onder andere over RENURE, maar ook over een aantal andere zaken die in het regeerprogramma benoemd staan en waarmee we de ontstane mestsituatie gaan aanpakken. Voor deze maatregel zie ik op dit moment alleen geen onderbouwing. Ik ga daar dus niet mee instemmen.
De voorzitter:
Tot slot, kort.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik kan alleen maar concluderen dat als er straks dieren vroegtijdig naar de slacht gaan, dat geheel aan deze minister heeft gelegen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Wiersma:
Mevrouw Vedder van het CDA had nog een vraag over de middelen. Inderdaad, over de middelen die voor vanaf 2026 op de begroting staan, gaan we nog volop met elkaar in gesprek. We zijn nu aan de slag met hoe die worden ingevuld. Voor wat betreft de begroting van 2025: dat staat in de begroting van 2025. Van de 40 miljoen aan aanvullende maatregelen die er voor 2025 in de financiële paragraaf bij komen, is het mestpakket, van 15 miljoen, een onderdeel. Daarover heb ik een uitgebreide brief naar de Kamer gestuurd. Over het overige ga ik graag met u in debat bij de begrotingsbehandelingen, die ook op korte termijn zullen plaatsvinden. In de 15 miljoen van de mestaanpak zit het voerspoor, de subsidieregeling voor mestverwerking, het versnellen van de vergunningverlening, export en de implementatie van RENURE.
Voorzitter. Ik ben aangekomen bij de moties. Ik begin met de motie van de heer Van Campen, die medeondertekend is door de heer Grinwis.
De voorzitter:
Dat is de motie op stuk nr. 305.
Minister Wiersma:
Ja, de motie op stuk nr. 305. Die gaat erover of de regering bij de uitwerking van de stikstofplannen ook stil wil staan bij het huidige vergunningverleningstelsel en daarbij onafhankelijk advies wil vragen over de verschillende varianten, bijvoorbeeld aan ABDTOPConsult. "Overwegende dat" ... O, dat is de overweging van de motie. Die ga ik niet voorlezen. Ik geef deze motie oordeel Kamer, want het lijkt me relevant om alle scenario's te laten onderzoeken. Daar zijn we op dit moment ook mee bezig. Deze motie krijgt dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 305: oordeel Kamer.
Minister Wiersma:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 308 van de heer Grinwis. Ik moet even kijken hoe het opgeschreven is. Het verzoek is om bij de verdere invulling van het 5 miljardpakket te onderbouwen wat het doelbereik is voor de gestelde doelen. Ook deze motie krijgt oordeel Kamer, want het is uiteraard aan ons om te onderbouwen waar geld aan besteed wordt. Het lijkt mij ook met de gegeven middelen van groot belang dat iedere euro wordt ingezet op doelbereik. Dus oordeel Kamer voor deze motie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 308: oordeel Kamer.
Minister Wiersma:
De motie op stuk nr. 309 is ook van de heer Grinwis en verzoekt de regering in de stikstofbrief het emissiebeleid langs een aantal moties in te vullen, met name — ik kijk even naar de motie — langs de lijn van een emissiehandelssysteem. Deze motie geef ik oordeel Kamer, wel met de kanttekening dat ik wil voorkomen dat we straks tot een stapeling van rechten in de sector komen. Volgens mij is de opdracht die ik als minister heb ook om te komen tot vereenvoudiging van wet- en regelgeving. Het hoofdlijnenakkoord geeft daarbij aan dat we inzetten op doelsturing op bedrijfsniveau. Uiteindelijk heb ik dus toegezegd om aan het eind van het jaar de inrichting van de contouren van dat stelsel naar jullie toe te sturen. Daarbij kunnen we ook kijken naar de relatie met rechtenstelsels. Met die interpretatie kan ik deze motie oordeel Kamer geven.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank. Ik ben tevreden met die appreciatie en interpretatie, dus dank daarvoor. De motie is vooral bedoeld om te voorkomen dat we nog eindeloos gaan sturen en om te zorgen dat de brief echt bite krijgt en dat we echt weten wat we de komende tijd gaan doen. Want we weten dat het ook bij het fosfaatrechtenstelsel jaren duurde voordat het echt geïmplementeerd was. Dit gaat ook tijd vergen. Dus dank hiervoor en succes met de uitwerking.
De voorzitter:
Dank u. We noteren met die toelichting bij de motie op stuk nr. 309: oordeel Kamer.
Minister Wiersma:
Ja. Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 312 van het lid Kostić over de 500 miljoen per jaar voor agrarisch natuurbeheer die vanaf 2026 beschikbaar komt. Als ik de motie zo mag lezen dat we die maximaal gaan inzetten op de internationale wettelijke doelen die we hebben afgesproken, waarin het NPLG voorheen ook voorzag, wil ik ook deze motie oordeel Kamer geven, want zij is volledig in lijn met waar we ook volgens mij die ANLb-middelen vol op in moeten zetten. Met die interpretatie dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 312: oordeel Kamer.
Minister Wiersma:
De motie op stuk nr. 313 gaat over het transitiefonds. Deze motie is van het lid Podt en verzoekt ons de gebiedsplannen voort te zetten. Ik moet deze motie ontraden, omdat voor de plannen zoals die gemaakt zijn, de middelen niet beschikbaar zijn. We zullen met de beschikbare middelen dus wel een andere koers in moeten slaan. Dat wil niet zeggen dat de gebiedsplannen die gemaakt zijn, weg zijn. Daar is inderdaad heel hard aan gewerkt. Voor de provincies is dat ook wel degelijk een document dat zij alsnog kunnen gebruiken om via verschillende lijnen zelf ook prioriteiten in hun beleid aan te geven. Ik denk ook dat er absoluut onderdelen zullen zijn die daarin alsnog gebruikt kunnen worden. Dat werk is dus niet voor niets gedaan; dat werk is niet weg. Dat zullen we op verschillende punten wederom kunnen gebruiken, maar de middelen om daar weer verder mee te gaan, zijn er niet. Dus helaas moet ik deze motie ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 313: ontraden.
Minister Wiersma:
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 314. Die is van de heer Flach van de SGP en vraagt om op de kortst mogelijke termijn de ondergrens in AERIUS te verhogen met inachtneming van de onzekerheidsmarge. Laat ik vooropstellen dat we allemaal willen dat er een rekenkundige ondergrens komt. Maar we hebben in het verleden ook met elkaar geconstateerd dat we dan willen dat die ondergrens ook wetenschappelijk en juridisch houdbaar en onderbouwd is. Het RIVM zat in de klankbordgroep van het opgeleverde rapport. Daarom verwacht ik daar op dit moment ook geen ander inzicht, maar we zijn wel met vervolgstappen bezig om te kijken hoe we via een andere route alsnog tot die rekenkundige ondergrens kunnen komen. Ik moet deze motie helaas toch ontraden, omdat we een houdbare ondergrens zouden willen.
De voorzitter:
De heer Flach heeft daar een vraag over.
De heer Flach (SGP):
Dat antwoord heb ik ook gekregen in het debat dat we hebben gevoerd. De bedoeling van deze motie is om een soort tussenoplossing te organiseren, omdat het zoeken naar een specifieke optimale ondergrens tijd gaat kosten, veel tijd. Tot die tijd blijven we vastzitten aan die frustrerende 0,005 mol. Is de minister het met mij eens dat dat frustrerend is, en dat het goed zou zijn als we het RIVM vragen om een soort tussenoplossing op te stellen die in ieder geval nog ver onder die onzekerheden zit maar waar we wel wat beter mee uit de voeten kunnen?
Minister Wiersma:
We zijn het met elkaar eens dat de huidige ondergrens ook niet wetenschappelijk onderbouwd is. We willen allemaal naar een betere ondergrens die ook recht doet aan onder andere de PAS-melders en de bedrijven die daarmee geconfronteerd worden. Maar ik vind het wel van belang dat die ondergrens, als die er komt, ook houdbaar is, zodat we niet weer opnieuw in dezelfde situatie terechtkomen. Er is mij alles aan gelegen dat er een goed onderbouwde wetenschappelijk en juridisch houdbare ondergrens komt. Daarvoor zie ik nog wel vervolgstappen. Op dit moment wordt er ook hard aan gewerkt om die uit te werken. Daar komen we dus nog op terug. Maar als wij dit implementeren door een tussenwaarde te kiezen, dan is het weer een beleidsmatig gekozen waarde, terwijl we juist een onderbouwde drempelwaarde en een rekenkundige ondergrens willen.
De voorzitter:
Tot slot, kort.
De heer Flach (SGP):
Dat is eigenlijk min of meer hetzelfde antwoord dat ik net ook heb gehad. De minister wil toe naar een juridisch houdbare ondergrens. Daarmee loopt ze vooruit op het antwoord dat ze verwacht te krijgen van het RIVM. Ik vraag of de minister zélf bereid is om het aan het RIVM te vragen. Het antwoord waar het RIVM dan mee terugkomt, daar zullen we het dan mee moeten doen. Maar ik vraag op dit moment aan de regering of zij de bereidheid heeft om dit voor te leggen aan het RIVM.
De voorzitter:
We gaan kijken of de minister na dit betoog nog tot een ander oordeel komt over deze motie.
Minister Wiersma:
Het RIVM zat in de klankbordgroep, dus ik kan opvragen wat hun bespiegelingen daarop zijn. Dat kan ik doen. Dat is dan, denk ik, ook het antwoord dat ze zullen hebben op een andere vorm van de ondergrens. Dat kunnen we dus doen, maar de motie in het algemeen moet ik ontraden. Ik kan wel de toezegging doen om te kijken wat de bespiegeling van het RIVM op het rapport was en wat zij daarin wel of niet als ruimte zagen.
De voorzitter:
Dan noteren we dat als toezegging, maar de motie blijft ontraden.
Minister Wiersma:
Dan kom ik op de motie van de heer Holman op stuk nr. 316. Die gaat over PAS-melders en stikstofemissie. Vooropgesteld: het vinden van een oplossing voor de PAS-melders heeft echt de hoogste prioriteit. We werken daar ook echt keihard aan, maar het is wel even de realiteit dat er geen simpele oplossingen zijn. We proberen dat via alle sporen. Recent is er weer een Kamerbrief gekomen en zijn er opnieuw middelen beschikbaar gesteld voor de provincies. We proberen via de verschillende sporen te werken aan het legaliseren van PAS-melders. Maar als er laaghangend fruit geweest was, dan was dat in de afgelopen vijf jaar al wel gevonden. Ik ga mijn uiterste best doen om daar voor 1 december iets voor op te leveren. Vanwege de complexiteit en de benodigde afstemming, met decentrale overheden maar ook in de ministerraad, is het wel een heel krap tijdsproces. Ik wil de motie oordeel Kamer geven, omdat ik echt niet wil dat er ook maar enige twijfel bestaat over de urgentie van dit thema. Maar ik hoop wel dat de Kamer mij de ruimte geeft als er in de realiteit toch iets meer tijd nodig blijkt te zijn om dit plan tot wasdom te brengen. Dat is de appreciatie van deze motie.
De voorzitter:
Ik kijk eerst naar de heer Holman, omdat hij de indiener van deze motie is. Daarna ga ik door naar mevrouw Bromet.
De heer Holman (NSC):
Ik wil de minister bedanken omdat de motie oordeel Kamer heeft gekregen. Ik ben het helemaal met de minister eens dat dit een bijna onmogelijke opgave voor haar is. Heel veel sterkte dus, en wij denken graag mee. Ik snap dat er tijdsdruk op zit, maar wij willen wel graag dat dit in de Kamer besproken wordt. Ik ga de griffie in de procedurevergadering ook vragen om hierover een vergadering te plannen in december, waarin we dit kunnen bespreken. Dan kunnen we er voor het kerstreces stappen in zetten.
De voorzitter:
Dan zien we dat terug op de commissieregeling.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Het nadeel van zes jaar in deze commissie zitten, is dat je weet dat dit al de vierde bewindspersoon is die dit zegt. Er is veel urgentie, ze vindt het heel belangrijk en PAS-melders moeten worden gelegaliseerd en dat is heel ingewikkeld. Maar het is niet heel ingewikkeld als je weet dat de stikstofemmer vol is en dat die leger moet. Dat betekent minder vee, minder industrie, minder vliegen en minder wegverkeer. Zolang je daarin niet wilt ingrijpen, zal je de PAS-melders nee moeten blijven verkopen. Ik wil dat toch even gemarkeerd hebben, want ik heb een beetje een hekel aan dat meehuilen met de PAS-melders terwijl er in de afgelopen jaren helemaal niks gebeurd is om stikstof te reduceren. Ik sta hier voor de honderdste keer hetzelfde verhaal te vertellen, maar er gebeurt niet zo veel. Sorry dus voor de PAS-melders, maar andere mensen zullen moeten inschikken om hen legaal te maken.
De voorzitter:
Ik kijk of de minister hier nog op wil reageren of dit meeneemt in haar overwegingen.
Minister Wiersma:
Er zijn natuurlijk al miljarden gestoken in een aantal uitkoopregelingen, zoals de piekbelastersregeling, de Lbv-regeling, de Lbv-plus en de MGB. Daarop hebben zich meer dan 1.000 boeren ingeschreven. Het zijn er 1.400 en nog wat. Dat noem ik niet niks. Er zijn grote stappen gezet, wat ook veel impact heeft op de sector en op die individuele bedrijven. We zijn op dit moment ook in kaart aan het brengen wat dat oplevert. Je weet dat uiteindelijk niet iedereen kan meedoen aan zo'n uitkoopregeling. Maar dat gaat forse stikstofreductie opleveren. Er wordt gezegd dat er niets gebeurd is, maar er zijn best forse stappen gezet op dat gebied. Ik hoop ook dat we daarmee daadwerkelijk ruimte vinden waarmee we PAS-melders kunnen gaan legaliseren. Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nodig ik nu de staatssecretaris uit voor de appreciatie van de resterende moties. Wellicht zijn er ook nog wat vragen aan de staatssecretaris. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Rummenie:
Dank u wel, voorzitter. Ik wil graag beginnen met een hele belangrijke vraag. Zoals u weet staat "visserij" niet voor niks in de naam van ons ministerie. Ik wil dus graag beginnen met de vraag van de heer Grinwis: wat is de stand van zaken met betrekking tot de vergunningverlening voor de garnalenvisserij? Meneer Grinwis, de vergunningverlening voor deze sector heeft absoluut mijn volle aandacht. Ik werk samen met de sector toe naar een spoedige besluitvorming. Waar mogelijk bieden we ondersteuning om te zorgen dat de vergunningaanvraag goed en snel te beoordelen is door het bevoegd gezag. Ik heb u dat ook al en marge van het commissiedebat toegezegd.
Voorzitter, dan ga ik nu over naar de moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 304. Deze motie van de heer Van Campen betreft natuurinclusieve en klimaatadaptieve woningbouwprojecten. Meneer Van Campen, ik ben het met u eens dat natuurinclusieve en klimaatadaptieve woningbouw kan bijdragen aan natuurherstel. Bovendien draagt het bij aan een gezonde leefomgeving voor mens en dier. Bij de vergunningverlening voor bouwactiviteiten moet echter, net als bij alle andere activiteiten, getoetst worden op het uitsluiten van significante negatieve gevolgen voor Natura 2000 binnen 25 kilometer. Het bevoegd gezag, de desbetreffende provincie, zal via een passende beoordeling tot een beslissing moeten komen. Daarom ontraad ik deze motie.
De voorzitter:
We noteren "ontraden" bij de motie op stuk nr. 304. Ik zag de heer Van Campen al opveren. De heer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
Alles wat de staatssecretaris aangeeft is waar. Maar deze motie zegt juist dat, als je een dermate goede natuurinclusieve en klimaatadaptieve wijk aanlegt, je mogelijk een betere ecologische situatie hebt dan voor de bouw daarvan. Dat zou maken dat het bevoegd gezag, de provincie, passend kan beoordelen en misschien wel tot de ecologische conclusie komt dat de ecologische staat en het ecologische doelbereik beter zijn dan ervoor. Die voorbeelden kennen we; in Culemborg is er een beursgenoteerd bouwbedrijf waar dit gebeurt. Dan gaat de woningbouw natuurinclusief bouwen en het natuurdoelbereik versterken. Dat is een win-win, zou ik bijna zeggen. Dat is wat deze motie beoogt. Ik denk dat ik de staatssecretaris van Natuur daar enorm mee help. Zo bedoelen we de motie dus.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik begrijp hoe u de motie bedoelt. Natuurinclusieve bouwprojecten kunnen inderdaad, zoals u zegt, de biodiversiteit versterken. Ter ondersteuning van gemeenten bij natuurinclusief bouwen hebben VRO en LVVN gezamenlijk al een handreiking opgesteld met daarin handvatten voor de aanleg van groen voor biodiversiteit, gezondheid en klimaatadaptatie. Een handreiking die ook benut kan worden als een gefundeerde beoordelingsmethodiek voor vergunningverlening voor bouw is niet mogelijk, omdat per concreet geval een passende beoordeling moet worden gemaakt door de desbetreffende provincies.
De voorzitter:
Tot slot, kort, meneer Van Campen.
De heer Van Campen (VVD):
De motie roept er nou juist toe op dat een natuurinclusieve woonwijk bij de passende beoordeling kan leiden tot een conclusie dat de staat van instandhouding beter is dan in de vorige situatie, waardoor een woonwijk gewoon vergund kan worden door het bevoegd gezag. Dan kunnen we weer huizen bouwen en natuurinclusieve mooie woonwijken.
De voorzitter:
En wat is uw vraag?
De heer Van Campen (VVD):
Mijn vraag zou zijn of de minister dat deel van de motie, eigenlijk de versterking van de passende beoordeling voor provincies, zo wil zien. Want zo staat het in de motie beschreven.
De voorzitter:
De staatssecretaris, na dit betoog.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik heb net al aangegeven dat wij de provincies een handreiking hebben gedaan. Het Rijk wil verder niet in deze verantwoordelijkheid treden.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Deze motie gaat over woningbouw en dit is de staatssecretaris van Natuur. Ik vind het heel raar dat de staatssecretaris van Natuur een oordeel moet geven over woningbouw. Ik ben geen staatssecretaris, maar ik zou vragen om die motie in te dienen bij een woningbouwdebat. Verder wil ik hier ook nog even bij opmerken dat wij in het hoofdlijnenakkoord afspraken hebben over minder extra duurzaamheidsregels voor de woningbouw, want dat is ook een deel van de reden waarom de woningbouw op slot zit; maar dan gaan we er een woondebat van maken.
De voorzitter:
Laten we dat inderdaad niet doen, mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Door heel veel mensen wordt er dus niet meer geïnvesteerd, omdat er zo veel extra duurzaamheidsregels zijn dat het gewoon te duur wordt om te bouwen. Al met al vraag ik me af waarom deze motie hier wordt ingediend en waarom niet bij ...
De voorzitter:
Dat is inderdaad een vraag aan de heer Van Campen, maar die vraag had u moeten stellen toen de motie ingediend werd. De staatssecretaris heeft de motie geapprecieerd namens het kabinet; althans, daar ga ik dan maar van uit. Daar wil ik dit debat voor nu bij laten. Volgens mij moet u dat maar even bilateraal doen. Meneer Van Campen maakt nu een persoonlijk feit.
De heer Van Campen (VVD):
Dit is de enige plek waar deze motie ingediend zou moeten worden, zeg ik tegen mevrouw Van der Plas, omdat de vergunningverlening gewoon gaat conform de Wet natuurbescherming, de systematiek waar de staatssecretaris naar verwijst. De bouw van woonwijken ligt op dit moment voor een groot gedeelte stil, omdat de vergunningverlening stilligt. De reden daarvoor is dat er getoetst moet worden aan de Wet natuurbescherming. Dit is gewoon een natuurvraagstuk.
De voorzitter:
Dank voor de toelichting. Staatssecretaris, vervolgt u de verdere appreciaties. En bij de motie op stuk nr. 304 noteer ik: ontraden.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik kom bij de motie op stuk nr. 306, over de wolf. Ik ben inderdaad erg blij dat er een meerderheid lijkt te zijn in Brussel, maar dat moet morgen nog in de Raad bevestigd worden. Ik laat deze motie dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer bij de motie op stuk nr. 306.
Staatssecretaris Rummenie:
De motie op stuk nr. 307 verzoekt de regering binnen het Nederlandse natuurherstelplan zich in te zetten voor doelmatige, transparante en rechtmatige besteding en verantwoording van subsidies. Ik ben het ermee eens dat de regering binnen het Nederlandse natuurherstelplan zich moet inzetten voor doelmatige, transparante en rechtmatige besteding en verantwoording van subsidies, dus ik laat deze ook oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dan noteren we: oordeel Kamer.
Staatssecretaris Rummenie:
De motie op stuk nr. 310 van het lid Kostić van de Partij voor de Dieren verzoekt de regering de toegang tot en de effectiviteit van subsidies af te bouwen voor veehouders die niet genoeg beschermen. Lid Kostić, ik werk aan een invullingsnorm voor het beschermen van dieren tegen de wolf. In het voorjaar van 2025 kom ik met een brief over de voortgang. Ik ga daarmee door. Bovendien is dit een bevoegdheid van de provincies, dus ik ontraad deze motie.
De voorzitter:
Dan noteren wij: motie op stuk nr. 310 ontraden. De motie op stuk nr. 311.
Staatssecretaris Rummenie:
De motie op stuk nr. 311, ook van het lid Kostić, verzoekt de regering te onderzoeken of een tijdelijke stop op jacht en faunabeheer in een gebied invloed heeft op het aantal incidenten met de wolf. Voor jacht en faunabeheer bereid ik een stelselherziening voor en daar wil ik vanavond niet op vooruitlopen met een pilot, zoals voorgesteld, dus ik ontraad deze motie.
De voorzitter:
We noteren: ontraden.
Staatssecretaris Rummenie:
De motie op stuk nr. 315 van de heer Flach van de SGP is voor mij oordeel Kamer, mits ik de motie zo kan lezen dat ik me inzet om alles te doen wat wettelijk mogelijk is.
De voorzitter:
Ik kijk heel even naar de heer Flach en ik zie dat hij knikt, dus dan noteren wij "oordeel Kamer", met de toelichting van u daarbij.
Staatssecretaris Rummenie:
Ik ben het eens met de SGP dat er meer mogelijkheden moeten komen om snel in te grijpen bij incidenten en in het geval van probleemwolven. Ik laat op dit moment met urgentie uitzoeken welke wettelijke mogelijkheden daarvoor zijn. Ook ga ik in gesprek met de Europese Commissie over de specifieke situatie van Nederland, een klein en drukbevolkt land, en over de mogelijkheden voor maatwerk voor die situatie.
De voorzitter:
Dan zijn wij hiermee door de appreciaties heen. Ik zie allemaal mensen opveren. Eerst het lid Kostić en dan mevrouw Van der Plas.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Ik hoor de staatssecretaris heel hard roepen dat de wolf minder moet worden beschermd. Hij is heel blij dat daarop lijkt te worden ingezet vanuit Europa. Hij stuurt aan op afschot van de wolf, maar fatsoenlijk beleid stelt, en de wet stelt ook, dat eerst alles op alles moet worden gezet op preventie, op leren samenleven met de wolf. Ik heb de staatssecretaris daarop doorgevraagd, want er is jarenlang niks geïnvesteerd in goede voorlichting, gedragsregels, in mensen meenemen in hoe je goed met elkaar omgaat, in boeren meenemen en helpen. Waarom kiest de staatssecretaris er niet voor om met volle energie en passie in te zetten op die preventieve maatregelen, die gedragsregels en het aanpakken van de jagers, die nu eigenlijk de prooi van de wolf meenemen, en om op z'n minst de resultaten daarvan af te wachten, voordat u nu allemaal maatregelen tegen de wolf gaat nemen?
Staatssecretaris Rummenie:
Lid Kostić, ik ben bezig met een uitgebreid wolvenplan. Zegt u dan dat ik alleen maar met afschot bezig ben?
De voorzitter:
Tot slot, kort.
Kamerlid Kostić (PvdD):
Een deel van die maatregelen gaat alleen maar om het makkelijk kunnen afschieten van de wolf. Ik zeg dat niet alleen deze staatssecretaris maar ook de bewindspersonen voor hem niet serieus hebben ingezet op preventie. De resultaten daarvan zijn ook niet voldoende getest. Mijn enige vraag aan staatssecretaris is: waarom zet hij niet eerst maximaal in op die preventie, om vervolgens te kijken of er nog extra maatregelen nodig zijn? Dat is de simpele vraag. Kunt u die beantwoorden?
Staatssecretaris Rummenie:
Ik heb in het rijtje ook gezegd: een gezamenlijke visie op ruimte voor de wolf. Dat kunnen ook specifieke wolfszones zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan nog mevrouw Van der Plas.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Sorry. Ik had nog even één vraag over de motie op stuk nr. 312. Die viel onder minister Wiersma. Ik begrijp dat die oordeel Kamer had gekregen.
De voorzitter:
Correct.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Aan het einde van het tweede dictum staat: verzoekt de regering de doelmatigheid van het beleid periodiek te evalueren en op basis van de evaluatie het beleid bij te sturen. Daarvan zei de minister: dit past ook helemaal in de lijn. Wordt "op basis van de evaluatie het beleid bij te sturen" dan ook opgevat conform de afspraken in het hoofdlijnenakkoord?
De voorzitter:
Ik kijk heel even naar de minister en ik bedank de staatssecretaris, die weer is gaan zitten, voor zijn inbreng. De minister, tot slot.
Minister Wiersma:
Ja, uiteraard. "Doelmatigheid" is een woord dat we de komende tijd nog heel veel zullen horen, omdat we, met de middelen die er nog zijn, overal een goede check op zullen moeten doen. Het lijkt mij vanzelfsprekend dat je daarbij wel een vinger aan de pols houdt. Dat geldt ook voor agrarisch natuurbeheer, zeker omdat er structureel in de begroting zo'n fors budget bij komt. Draagt het bij aan de doelen waarvoor we het hebben ingezet? Dat is in het algemeen iets wat we in de komende kabinetsperiode meer monitoren waarbij we meer in beeld brengen wat waaraan bijdraagt. Dit zie ik dus als onderdeel van het totaalplan.
De voorzitter:
Dank u wel voor die nadere toelichting. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik dank alle aanwezigen voor hun inbreng en hun aandacht.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik schors tot 20.45 uur en dan gaan we verder met het volgende debat.
De vergadering wordt van 20.38 uur tot 20.48 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20242025-5-10.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.