23 Water

Voorzitter: Martin Bosma

Water

Aan de orde is het tweeminutendebat Water (CD d.d. 24/09).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Water. Een woord van welkom aan de minister. Ik geef graag het woord aan de heer Bamenga van de fractie van D66.

De heer Bamenga (D66):

U begon meteen, voorzitter. Ik dacht: misschien een gedicht van tevoren of zo.

Voorzitter. Twee weken geleden hebben we een debat gevoerd over water, onze allereerste levensbehoefte. Dat moeten we schoonhouden. Daarom is het problematisch dat de bufferzones van mest worden verkleind. De minister wuifde mijn zorgen weg door te zeggen: "Het verkleinen van deze bufferstroken heeft nauwelijks invloed op waterkwaliteit." Ik vroeg hem om de bron van deze bewering. Die kon hij op dat moment niet geven en ook niet in de tweede termijn. Ik wacht inmiddels al twee weken op de beantwoording van deze simpele vraag, die ik daarom nog een keer stel: wat is de wetenschappelijk bron van de minister op basis waarvan hij deze uitspraak doet?

Voorzitter. Ik heb nog een vraag. In het debat ging het over water en bodem sturend; een belangrijk plan, maar een plan waarvan het mij momenteel niet duidelijk is hoe de toekomst ervan eruitziet. Daarom vraag ik de minister om toe te zeggen onverkort door te gaan met water en bodem sturend en met de borgingskalender, en om maatschappelijke knelpunten als die zich voordoen, bijvoorbeeld bij de woningbouw, binnen de kaders van water en bodem sturend op te lossen. Omdat ik geen helderziende ben en niet weet of de minister mij deze toezegging kan doen, dien ik alvast een motie in. Als ik de toezegging krijg, trek ik die motie met een glimlach graag in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland, een laaggelegen delta, kwetsbaar is voor een veranderend klimaat en voor weersextremen;

overwegende dat het voor onze toekomstige welvaart en veiligheid van groot belang is om water en bodem sturend te laten zijn bij ruimtelijke keuzes;

overwegende dat er heel goede stappen zijn gezet in het borgen van de structurerende keuzes uit water en bodem sturend, maar dat het onduidelijk is in hoeverre het kabinet voornemens is om dit voort te zetten;

verzoekt de regering om onverkort door te gaan met het uitwerken en toepassen van water en bodem sturend en om waar zich maatschappelijke knelpunten voordoen, zoals rondom woningbouw, deze binnen de kaders van water en bodem sturend op te lossen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bamenga.

Zij krijgt nr. 676 (27625).

Dan de heer Pierik, BBB.

De heer Pierik (BBB):

Voorzitter. Ik heb geen moties. Ik wil wel nog een paar opmerkingen maken naar aanleiding van het commissiedebat Water en een aantal Kamervragen die ik vorige week heb ingediend over de waterkwaliteit. Uit onderzoek van onder andere Wageningen Universiteit naar de derogatiebedrijven in 2023 blijkt dat alle derogatiebedrijven met de waterkwaliteit op of onder de norm voor stikstof zitten. Hieruit blijkt hoe onzinnig het is om vanwege de waterkwaliteit de derogatie te schrappen. Het gevolg is dat grasland omgezet wordt in akkerland en dat er meer kunstmest gebruikt wordt: twee zaken waarvan wij weten dat die juist slechter zijn voor de uitspoeling van stikstof. Bovendien is de toename van het gebruik van kunstmest niet goed voor het klimaat.

Voorzitter. Als we het hebben over het verbeteren van de waterkwaliteit, moeten we allemaal aan de slag om de vervuiling te beperken. We moeten de problemen aanpakken waar ze liggen, gebiedsgericht, met aandacht voor de achtergrondvervuiling, aandacht voor de historische vervuiling en aandacht voor riooloverstorten en alle andere bronnen van vervuiling die een negatieve impact hebben op onze waterkwaliteit. Nu creëren we een situatie waarin graslanden en grazende koeien verdwijnen en opbrengsten verminderen, waardoor ons voedsel duurder wordt.

Voorzitter. Ik wens de minister veel boerenverstand toe en ik hoop op een goed overleg met zijn collega's bij het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Grinwis, ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb twee moties meegebracht: eentje over drinkwater en eentje over waterveiligheid. Allereerst drinkwater.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de veilige toepassing van circulair water, met name grijs- en regenwater, in nieuwbouwwoningen een belangrijke rol kan spelen bij het terugdringen van het drinkwaterverbruik van huishoudens;

overwegende dat in Vlaanderen al jarenlange ervaring is met het veilige gebruik van circulair water, in de vorm van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening Hemelwater, met als resultaat een 30% lager drinkwaterverbruik dan in Nederland;

overwegende dat het huidige Drinkwaterbesluit toepassing van circulair water beperkt, doordat slechts de term "huishoudwater" beschreven wordt als alternatief voor drinkwater voor niet-hoogwaardige toepassingen;

verzoekt de regering het Drinkwaterbesluit aan te passen zodat productie en toepassing van circulair water conform de Europese normen (EN16941-1 en EN16941-2) en naar voorbeeld van België en Duitsland mogelijk wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Stoffer.

Zij krijgt nr. 677 (27625).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Als de minister een verbod kan opheffen, dan zal hij dat niet nalaten, neem ik aan.

Dan waterveiligheid, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de opgave binnen het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP) de beschikbare middelen fors overstijgt;

overwegende dat op dit moment in de zoektocht naar oplossingen voor de HWBP-opgave niet naar systeemmaatregelen wordt gekeken, zoals toepassing van een Merwedekering, gemalen in het benedenrivierengebied en/of waterberging in het Grevelingenmeer;

verzoekt de regering een impactanalyse uit te voeren naar potentiële systeemmaatregelen in het benedenrivierengebied die de waterveiligheid kunnen vergroten en de HWBP-opgave kleiner kunnen maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Peter de Groot.

Zij krijgt nr. 678 (27625).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter. Nog even over water en bodem sturend. We moeten dat niet zomaar het raam uit knikkeren, maar wel zorgvuldig kijken hoe we daarmee omgaan, zeker gelet op de urgente woningbouwopgave. Vandaar dat ik zo meteen een motie mee indien met collega Peter de Groot en zo meteen ook met liefde een motie indien, over drinkwatergebruik en dat we veel meer drinkwaterbronnen nodig hebben, met collega Hidde Heutink, die nu het woord gaat voeren volgens mij.

De voorzitter:

Nou, vooruit dan maar. De heer Heutink van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer Heutink (PVV):

Voorzitter. De heer Grinwis zou ook een uitstekend voorzitter zijn, denk ik.

Voorzitter. Er is geen tekort aan drinkwater, maar er is een tekort aan vergunningen. Iedereen die het afgelopen jaar een beetje naar buiten heeft gekeken, ziet dat het zo'n beetje het hele jaar geregend heeft. We hebben nota bene een heel IJsselmeer vol met zoet water. We moeten dus én als de wiedeweerga nieuwe vergunningen gaan afgeven om drinkwaterbronnen te slaan én als de wiedeweerga stoppen met bangmakerij over een verzonnen watercrisis. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat provincies moeite hebben om vergunningen voor nieuwe waterbronnen af te geven;

constaterende dat het kabinet voornemens is om 100 miljoen kuub extra drinkwater te winnen;

van mening dat er geen tekort is aan drinkwater, maar een tekort aan vergunningen om nieuwe drinkwaterbronnen te slaan;

verzoekt de regering om, samen met de provincies, te bezien of het kabinet beleids- en/of wetswijzigingen kan doorvoeren teneinde sneller nieuwe drinkwaterbronnen te vergunnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Heutink en Grinwis.

Zij krijgt nr. 679 (27625).

De heer Heutink (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Peter de Groot van de VVD.

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Twee weken terug hebben wij in het commissiedebat Water met elkaar gedebatteerd over het principe — het goede principe, zou ik zeggen — van water en bodem sturend. In de praktijk komt dat soms verschillend tot uitwerking. Ik heb bepleit dat het zonde zou zijn als heel veel woningbouwplannen door innovatieve manieren van omgaan met water en bodem zouden verdwijnen. Prompt zei de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vorige week in een debat: we gaan bij de woningbouwplannen rekening houden met water en bodem. Daarom heb ik een motie meegebracht, ter aanmoediging van deze minister.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jaarlijks 100.000 nieuwe woningen gerealiseerd moeten worden om de grote woningnood aan te pakken, wat een topprioriteit van kabinet en Kamer is;

constaterende dat woningbouw in het gedrang kan komen door een te rigide invulling van het goede principe water en bodem sturend;

overwegende dat Nederland een rijke en innovatieve traditie kent in de omgang met uitdagingen op het gebied van water;

overwegende dat bij woningbouwplannen "rekening wordt gehouden" met water en bodem, wat meer balans moet brengen in de ruimtelijke-ordeningsafweging van water en bodem sturend;

verzoekt de regering het Ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve gebouwde omgeving, de Landelijke maatlat groene en klimaatadaptieve gebouwde omgeving en de Landelijke Strategie en Interbestuurlijke Uitvoeringsagenda 2023-2024, met respect voor de lange termijn, nadrukkelijk te toetsen op te vergaande beperkingen en randvoorwaarden voor woningbouwplannen, om te voorkomen dat het oplossen van de woningbouwopgave onevenredig bemoeilijkt wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peter de Groot, Grinwis en Vedder.

Zij krijgt nr. 680 (27625).

De heer Peter de Groot (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Gabriëls, GroenLinks-PvdA.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ook over bodem en water sturend. Veel provincies en waterschappen zijn bezig met het implementeren van het principe bodem en water sturend in hun beleid. Zoals de heer De Groot net zei, heeft mevrouw Keijzer dat vorige week overboord gegooid in het commissiedebat Ruimtelijke ordening. Ik heb daarover wat vragen. Is het loslaten van bodem en water sturend met u besproken? Is dit besluit al met provincies, gemeenten en waterschappen besproken, die daar al heel veel werk in hebben zitten? Wat zijn de gevolgen voor de hoogwaterbescherming en -veiligheid van Nederland voor nu en in de toekomst? Wat zijn de gevolgen voor de waterbeschikbaarheid? Wat is precies het verschil tussen bodem en water sturend en het nieuwe standpunt rekening houden met bodem en water? Wij willen graag antwoord op die vragen.

De heer Peter de Groot (VVD):

Ik maak me er toch wel zorgen over dat er termen worden gebruikt als: het is allemaal overboord gegooid. We hebben in Nederland Flevoland ingepolderd om daar te wonen en te werken en om landbouwgrond mogelijk te maken. Het zou toch heel gek zijn als we daar niet meer een woning bij kunnen bouwen? U noemt dat "overboord gooien". Dat gaat gewoon echt iets te ver. Kan de heer Gabriëls daar ook wat genuanceerder over praten?

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Nou, na een uur en negen minuten in het debat Ruimtelijke ordening heeft mevrouw Keijzer letterlijk gezegd: we stappen af van bodem en water sturend en het wordt nu rekening houden met bodem en water. Zij, het kabinet, schaalt het af, dus dan is het heel logisch om te vragen waar dat besluit vandaan komt. We hebben daar geen brief over gehad. We zijn daar helemaal niet over geïnformeerd. We hebben daar ook nooit iets van kunnen vinden. Ik vind het ook heel belangrijk dat je wat woningbouw betreft juist op toekomstgerichte plekken bouwt. Je kunt niet alles met dure technische maatregelen oplossen. Het is niet onze bedoeling om woningbouw te vertragen, maar wel om te kijken op welke plekken je die woningen het beste kunt bouwen, ook voor toekomstige generaties en waterveiligheid.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Peter de Groot (VVD):

Over dit antwoord zijn we het helemaal eens — de VVD vindt ook alles wat u net zegt — maar u hint erop dat alles overboord gegooid wordt. Volgens mijn inschatting gaat dat niet gebeuren. Er wordt gewoon meer gekeken wat het in de praktijk betekent voor woningbouwplannen, wat heel gezond is.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Het punt is: u stapt af van het ingezette beleid van de heer Harbers en mevrouw Heijnen over bodem en water sturend. U schaalt dat af naar: rekening houden met. Dan moet u volgens mij ook kunnen uitleggen waar dat verschil precies zit. Dat zijn de vragen die ik aan minister Madlener en het kabinet stel.

De voorzitter:

Prima. Dank u wel. We gaan binnenkort ook weer oefenen in het via de voorzitter spreken. U continueert.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Dan heb ik nog een motie over het inzichtelijk maken en herzien van vergunningen. Daar zit namelijk het grootste probleem in de waterkwaliteit.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) rond lozingen van pfas en andere ZZS al vele jaren ondermaats is en dit een groot gevaar vormt voor mens, dier en milieu;

overwegende dat het recente nieuws omtrent de vervuiling van de Maas door tankreinigers zeer illustratief is voor dit probleem;

constaterende dat de Kamer al in 2021 middels de motie-Bouchallikh (28089, nr. 200) heeft verzocht om alle indirecte én directe lozingen van pfas zo snel mogelijk in kaart te brengen en te minimaliseren, maar dit nog steeds niet is voltooid;

verzoekt de regering om samen met de andere vergunningverleners alle directe en indirecte lozingen van pfas en andere ZZS op oppervlaktewater voor eind 2026 inzichtelijk te maken en deze vergunningen zo snel als mogelijk in lijn te brengen met de geldende regelgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gabriëls en Vedder.

Zij krijgt nr. 681 (27625).

Heel goed. De heer Soepboer, Nieuw Sociaal Contract.

De heer Soepboer (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Voor de fractie van Nieuw Sociaal Contract is waterkwaliteit van ongelofelijk groot belang. Daarom onderschrijven wij de doelen van de Kaderrichtlijn Water van harte en willen wij die ook echt halen. In de eerste plaats doen we dat natuurlijk voor onszelf, tenminste, zou Nederland dat voor zichzelf moeten doen, omdat schoon water gewoon een groot goed is. Het wordt lastig, maar laten we ons uiterste best doen, bijvoorbeeld door idiote lozingen te voorkomen in binnen- en buitenland. Wij hopen natuurlijk van niet, maar er is een scenario mogelijk dat we het niet op tijd gaan halen. Onze oproep is geweest om daar in ieder geval op voorbereid te zijn.

Voorzitter. In het commissiedebat heb ik twee harde toezeggingen gehad van deze minister. De eerste is om schriftelijk naar onze Kamer te sturen wat de stand van zaken is over de non-papers die bijvoorbeeld gaan over het niet als achteruitgang typeren van tijdelijke effecten zonder langetermijngevolgen, of het buiten het achteruitgangsverbod houden van verplaatsing van bestaande verontreiniging, bijvoorbeeld bij baggeren. Ik denk dat het hartstikke belangrijk is dat beide in Europees verband een positief oordeel krijgen.

Ik wil gerust doorgaan, hoor.

De voorzitter:

Nee, hoor. Lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik ben heel blij dat u terecht zegt dat het belangrijk is om onze waterkwaliteit te beschermen en ons aan de afspraken te houden. Maar wat is NSC bereid daarvoor te doen? Welke extra maatregelen wil NSC nemen, aangezien we weten dat de huidige maatregelen onvoldoende zijn?

De heer Soepboer (NSC):

Ik heb net al een beetje gezegd dat we bijvoorbeeld hard willen optreden tegen wat ik maar even "idiote lozingen" noem. Dan gaat het bijvoorbeeld over de tankreinigers. Dat is de tweede toezegging waar ik zo meteen naartoe wil gaan. We kunnen ook kijken hoe we dat hard aan kunnen gaan pakken, maar dat is ook een toezegging van de minister aan mij geweest. Wat ons betreft kunnen we op die punten grote winst halen.

De voorzitter:

Afrondend.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ja, "idiote lozingen", dat kan een heel lijstje worden, maar u redt het niet alleen maar met die tanks. Bent u ook bereid om te kijken naar nieuwe vergunningen voor lozingen die echt niet nodig zijn, zoals nieuwe vergunningen voor pfas?

De heer Soepboer (NSC):

Wij zijn altijd bereid overal naar te kijken, zeker als het gaat over idiote lozingen. We hebben ook gezegd dat we de Kaderrichtlijn Water willen gaan halen. Het enige wat ik heb willen zeggen, ook tijdens het commissiedebat, is dat er ook scenario's zijn waarin het niet lukt. We gaan daar keihard ons best voor doen. Toch moeten we met z'n allen echt eens gaan kijken hoe we dat kunnen gaan halen en welke dingen we daarvoor moeten doen. Die non-papers zijn daar een onderdeel van. We moeten dan ook kijken hoe we die doelen zo haalbaar een realistisch mogelijk kunnen maken, maar ik ben altijd bereid om met het lid Kostić daarnaar te kijken.

Dan vervolg ik mijn betoog, voorzitter, met uw goedvinden natuurlijk. De tweede toezegging gaat over de tankreinigers, waarover wij aan deze minister de vraag hebben gesteld hoe het mogelijk is dat tankreinigingsbedrijven zelf min of meer mogen zeggen wat wel of niet vervuilend is en vervolgens ook mogen lozen op het riool. De toezegging is om daar voor het wetgevingsoverleg schriftelijk op terug te komen. Daar kijken we echt naar uit, zodat we 18 november met elkaar dat wetgevingsoverleg Water in kunnen en daar verder met elkaar kunnen spreken over het belang van water.

Ik heb geen moties omdat ik twee toezeggingen heb.

De voorzitter:

Dat siert u. Dan gaan we luisteren naar het lid Kostić van de Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Onze waterbedrijven doen erg hun best om ons drinkwater schoon te houden. Maar dat wordt steeds moeilijker, omdat dit kabinet net als het vorige kabinet nog steeds te veel ruimte geeft aan bedrijven om te kunnen lozen en om bijvoorbeeld overal gevaarlijke stoffen zoals pfas over ons voedsel te verspreiden. Voor de waterbedrijven is het dus eigenlijk dweilen met de gifkraan open. De Partij voor de Dieren wil iets aan die gifkraan doen en ik hoop dat de rest van de Kamer dat ook wil. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat pfas-stoffen zeer persistent zijn in het milieu en schadelijk kunnen zijn voor mens en dier;

overwegende dat het lozen van pfas-stoffen op oppervlaktewater en riool een directe bedreiging vormt voor de waterkwaliteit en biodiversiteit;

verzoekt de regering geen nieuwe lozingsvergunningen toe te staan voor het lozen van pfas-stoffen met hoge persistentie in oppervlaktewater en riool door bedrijven die pfas-houdende producten verwerken tot een niet-essentieel commercieel product,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 682 (27625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afname in normoverschrijding van bestrijdingsmiddelen is gestagneerd;

constaterende dat Nederland op de eerste plaats staat van Europese lidstaten waar de hoogste besmetting van pfas-pesticiden is gevonden in binnenlands geteelde groente en fruit;

constaterende dat pfas in verband is gebracht met talloze schadelijke effecten op de gezondheid;

verzoekt de regering om begin 2025 met een duidelijk tijdpad met afrekenbare tussendoelen te komen om zo snel mogelijk bestrijdingsmiddelen waar pfas in zit volledig uit te faseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 683 (27625).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat "de vervuiler betaalt" een belangrijk principe is;

constaterende dat staalslakken en pfas schade kunnen veroorzaken en de kosten voor het opruimen van de schade hoog kunnen oplopen;

constaterende dat nu de belastingbetaler te vaak dreigt op te draaien voor de schade door de vervuiling door staalslakken en pfas;

verzoekt de regering sterker te borgen dat vervuilers zelf de kosten van de schade die ze met vervuiling door pfas en staalslakken veroorzaken betalen, en niet de belastingbetaler te laten betalen, en de Kamer hierover begin 2025 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 684 (27625).

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Stoffer van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. Als laatste spreker dacht ik dat iemand het al wel gehad zou hebben over de actualiteit. Je ziet hoe kwetsbaar het drinkwater is als je in een buurgemeente van Apeldoorn woont, waar iedereen niet zomaar water uit de kraan kan pakken, maar het eerst moet koken om het te kunnen gebruiken. Ik heb daar verder uiteraard geen moties over. Maar je ziet dan wel hoe kwetsbaar het is en hoe zuinig we erop moeten zijn. Ik hoop natuurlijk dat het binnenkort goedkomt, niet in de minste plaats omdat mijn vrouw in Apeldoorn werkt en mijn dochter daar op school zit.

Goed, voorzitter. Iets heel anders: ik heb nog twee moties en die wil ik graag snel indienen, anders is mijn tijd voorbij. De eerste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de Kaderrichtlijn Water voor een beroep op doelverlaging in verband met dusdanige aantasting door menselijke activiteiten of een dusdanige natuurlijke gesteldheid, zoals de historische of buitenlandse belasting van waterlichamen, dat het bereiken van doelen niet haalbaar of onevenredig kostbaar zou zijn (artikel 4, vijfde lid van de KRW), gewacht wordt tot 2027;

constaterende dat er nog grote verschillen tussen waterlichamen zijn wat betreft de mate waarin natuurlijke achtergrondbelasting is meegenomen bij de vaststelling van normen;

van mening dat de KRW-doelen niet pas in 2027 geactualiseerd dienen te worden, maar zo snel mogelijk, zodat duidelijk is welke doelen daadwerkelijk gehaald moeten en kunnen worden;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat KRW-doelen zo snel en zo veel als mogelijk geactualiseerd worden, rekening houdend met de natuurlijke achtergrondbelasting en de historische belasting, inclusief toepassing van artikel 4, vijfde lid van de KRW,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stoffer.

Zij krijgt nr. 685 (27625).

De heer Stoffer (SGP):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij vergunningverlening, toezicht en handhaving met betrekking tot indirecte lozingen onvoldoende rekening gehouden wordt met de doelen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) en dat gemeenten en provincies er onvoldoende prioriteit aan geven;

overwegende dat de pilot Grip op indirecte lozingen laat zien dat in veel afvalwater dat op de riolering geloosd wordt hoge concentraties van zeer schadelijke stoffen voorkomen;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de aanpak van indirecte lozingen van schadelijke stoffen op KRW-waterlichamen aangescherpt wordt en dat de rol van de waterbeheerders daarbij versterkt wordt, bijvoorbeeld door de VTH-taken deels bij de waterbeheerders te beleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stoffer en Gabriëls.

Zij krijgt nr. 686 (27625).

De heer Stoffer (SGP):

Dank u wel.

De voorzitter:

Over tien minuten gaan we luisteren naar de commentaren van de minister.

De vergadering wordt van 18.59 uur tot 19.12 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan verder. Het woord is aan de minister.

Minister Madlener:

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de Kamer bedanken voor alle mooie woorden. Je ziet dat alle partijen eigenlijk hetzelfde willen. We willen ons water schoon. Het enige wat verschilt, is wellicht het tempo waarin dat gebeurt, maar schoon water willen we allemaal. Dat is ook een hele mooie opgave. Dat blijkt ook heel goed uit dit debat. Ik vond het een enorme steun vanuit een brede Kamer.

Ik begin met de moties. De motie op stuk nr. 676 van de heer Bamenga verzoekt de regering om onverkort door te gaan met het uitwerken en toepassen van water en bodem sturend en om waar zich maatschappelijke knelpunten voordoen, zoals rondom woningbouw, die sturend op te lossen. Deze motie moet ik helaas ontraden, tenzij ik de motie zo mag uitleggen dat de regering in de integrale keuze bij de totstandkoming van de Nota Ruimte rekening houdt met water en bodem. Als ik 'm zo mag lezen, kan ik 'm oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik zie weinig enthousiasme bij de heer Bamenga. U kunt ook gewoon nee zeggen of uw hoofd schudden. Anders krijgen we weer een hele discussie bij de interruptiemicrofoon.

Minister Madlener:

Ik doe gewoon een hele praktische suggestie.

De voorzitter:

Ja, ja.

De heer Bamenga (D66):

Laat ik het zo zeggen: ik heb natuurlijk allereerst verzocht om een toezegging, zodat ik mijn motie eventueel kon intrekken, maar de minister begint eerst weer met de motie. Ik weet niet of de minister erop in zou willen gaan of hij wel of niet een toezegging zou kunnen doen. Dan kan ik mijn motie namelijk intrekken.

Minister Madlener:

Voor de toekomstige welvaart en veiligheid zijn ruimtelijke keuzes op basis van water en bodem natuurlijk van belang. In de Nota Ruimte wordt met water en bodem rekening gehouden met het oog op de toekomstbestendige inrichting van Nederland. Ik denk ook dat het de bedoeling is van de heer Bamenga dat we in harmonie met bodem en water gaan bouwen. Ik zie de motie dus als een steun voor het beleid en ik kan 'm oordeel Kamer geven als we deze nuance erbij kunnen betrekken.

De voorzitter:

Ik zie de heer Bamenga ja knikken.

Minister Madlener:

Dan is de motie oordeel Kamer.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik heb een vraag daarover, want er bestaat een verschil tussen bodem en water sturend en rekening houden met bodem en water. Die vraag had ik in mijn bijdrage gesteld en die raakt ook deze motie. Vandaar dat ik deze vraag graag wil stellen. Er was een bestaand beleid. Dat is door provincies en waterschappen overgenomen. Dat heet "bodem en water sturend". Dat is door de heer Harbers en mevrouw Heijnen naar de Kamer gestuurd in een brief. Nu verandert dat in "rekening houden met bodem en water". Als de motie zo wordt uitgelegd dat er rekening wordt gehouden met bodem en water, laat u bodem en water sturend los. Is dat zo?

Minister Madlener:

Ik kom daar straks op terug als ik bij de beantwoording van de heer Gabriëls ben. Is dat goed of wilt u dat ik er nu op inga? Ik kom er vanzelf op.

De motie op stuk nr. 677 van de heren Grinwis en Stoffer verzoekt de regering het Drinkwaterbesluit aan te passen zodat productie en toepassing van circulair water conform de Europese normen en naar voorbeeld van België en Duitsland mogelijk wordt teneinde het waterverbruik terug te dringen. Er wordt op dit moment een onderzoek gedaan naar die Belgische methode en andere methoden om in het Bouwbesluit al iets op te nemen. Dat wil ik eigenlijk afwachten. Mijn vraag is dus: kunt u de motie aanhouden tot dat onderzoek gedaan is? Dat onderzoek doen we natuurlijk niet voor niks; dat onderzoek doen we juist om te kijken of iets verstandig is of niet.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Wanneer komt dat onderzoek dan naar de Kamer? En is de minister bereid om, als ik de motie zou aanhouden, wel op deze motie in te gaan bij het appreciëren van dat onderzoek?

Minister Madlener:

Na de zomer volgend jaar is dat onderzoek klaar.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik wil de motie wel aanhouden, maar dan hoop ik wel dat de minister concreet ook op dit aspect ingaat, want het is natuurlijk een beetje gek dat het in Duitsland en België wel mag en ook gebruikelijk is en dat het hier gewoon niet mag en we het hier verbieden. Als mensen, ontwikkelaars, dat willen, moet dat toch kunnen?

Minister Madlener:

Wij denken ook wel dat er toepassingen kunnen zijn, maar wij willen dat veilig doen. Voor ons in Nederland is water echt drinkwater dat uit de kraan komt. Als je dat gaat veranderen, heeft dat ook veiligheidsaspecten. We zijn dus misschien niet helemaal te vergelijken met België en Duitsland, waar flessenwater toch misschien wat meer normaal is. Aan de andere kant willen we hetzelfde. We willen kijken of we met rationele maatregelen in de bouw iets kunnen bereiken op het vlak van waterbesparing. Dat is goed. Dat onderzoek doen we daarom ook. Als dat onderzoek er is, dan kunnen we natuurlijk uitgebreid met elkaar bekijken wat nou wijsheid is en wat niet.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan houd ik de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Grinwis stel ik voor zijn motie (27625, nr. 677) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 678.

Minister Madlener:

Dank daarvoor. De motie op stuk nr. 678 van de heren Grinwis en De Groot verzoekt de regering om een impactanalyse uit te voeren naar potentiële systeemmaatregelen en om de opgave in het Hoogwaterbeschermingsprogramma kleiner te maken. Dat vind ik eigenlijk een goede motie. Ik wil die oordeel Kamer geven.

De motie-Heutink/Grinwis op stuk nr.679 verzoekt om samen met provincies te bezien of het kabinet beleids- en/of wetswijzigingen kan doorvoeren voor het sneller vergunnen van nieuwe drinkwaterbronnen. We weten dat we een tekort aan drinkwaterbronnen hebben. Het is alleen niet zo dat ik en mijn ministerie daarover gaan. De provincies gaan daarover. Ik heb in het debat al toegezegd dat ik wil bekijken waar we dat kunnen versnellen, dus in die zin worden de heren Heutink en Grinwis op hun wenken bediend. Ik kan de motie dus oordeel Kamer geven, want die is ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 680 verzoekt de regering om het ruimtelijk afwegingskader klimaatadaptieve et cetera — er wordt een aantal, zo zou je kunnen zeggen, beleidsplannen genoemd — met respect voor de lange termijn te toetsen op beperkingen en om te voorkomen dat het oplossen van de woningbouwopgave onevenredig bemoeilijkt wordt, gegeven water- en bodembelang. Het gaat natuurlijk altijd om een evenwicht bij de vraag waar je gaat bouwen. We hebben echt meer woningen nodig in Nederland. We willen dat mogelijk maken, maar we willen ook goed inzichtelijk krijgen hoe dat veilig kan. Zo is het programma dan ook "water en bodem sturend" of "rekening houden met". Voor mij zit daar eigenlijk niet zo veel verschil tussen, maar daar kom ik zo op terug. Ik laat het oordeel over de motie dus aan de Kamer.

Dan kom ik op de motie van de heer Gabriëls op stuk nr. 681. Gehoord de beraadslaging en constaterende de vergunningverlening verzoekt deze motie de regering om samen met de andere vergunningverleners alle directe en indirecte lozingen van pfas en andere zeer zorgwekkende stoffen op oppervlaktewater voor eind 2026 inzichtelijk te maken. Dat is een hele lijst van zaken. Ik onderschrijf het belang van het waar mogelijk aanscherpen van vergunningen. Daar zijn we ook mee bezig. Dat kost wel tijd en ik zou die tijd niet willen steken in het maken van allerlei lijstjes. Voor 2027 zijn de voor de KRW relevante vergunningen herzien door RWS. Ik wil regelmatig een update geven van de stand van zaken. Dan krijgt de Kamer uiteindelijk vanzelf een soort lijstje. Maar ik vind het eigenlijk zonde van alle moeite om vooraf een hele lijst aan te leggen. Daarom wil ik de motie toch ontraden.

De voorzitter:

Meneer Gabriëls, kort, kort!

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Het is niet het doel om een lijst aan te leggen. Het doel is om überhaupt te weten waar er welke vergunningen zijn. Dat is nu niet inzichtelijk. Rijkswaterstaat kan wel sommige dingen inzichtelijk hebben, maar er zijn andere overheden die helemaal niet inzichtelijk hebben waar allerlei troep geloosd wordt. Hoe denkt de minister daarover?

Minister Madlener:

We zijn allereerst onze eigen vergunningen van Rijkswaterstaat nauwlettend aan het doorlopen. Ook bij de andere vergunninghouders worden dezelfde inspanningen geleverd. Ik wil kijken wat ik kan verzamelen aan informatie en dat aan de Kamer sturen. Maar als we één lijst moeten aanleggen, zoals u vraagt, dan moeten we met alle lagere overheden en provincies overleggen. Dat is eigenlijk een project op zich. Het is eigenlijk zonde van de moeite. We zijn samen met de provincies en de waterschappen bezig om dit te doen en coördineren dat ook. Ik wil u regelmatig op de hoogte houden van waar we staan. Er ontstaat dus vanzelf een soort lijstje, maar het lijkt me heel lastig om hier nu een heel project van te maken. Het gaat om heel veel stoffen en heel veel vergunningen. Ik zou de motie dus toch willen ontraden.

De motie van het lid Kostić op stuk nr. 682 verzoekt de regering om geen nieuwe lozingsvergunningen toe te staan voor het lozen van pfas. We zijn in de Europese Unie bezig om het op Europees niveau te regelen. Het staat nu nog iedereen vrij om een vergunning aan te vragen en die wordt getoetst aan de geldende regelgeving. Op dit moment zit er geen verbod op pfas-lozingen in die regelgeving. Als we dat krijgen — wij willen dat wel — dan vinden wij de Europese Unie daar de beste bestuurslaag voor, zodat we niet in de problemen komen met bedrijven in een of ander land. Overigens zijn het ook vaak grensoverschrijdende lozingen, als het in de rivieren wordt geloosd. Dus ik zou zeggen: laat ons het in Europa regelen. Dan moet ik deze motie ontraden.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Het gaat over lozingen die hier in Nederland worden gedaan. Daar hebben wij controle over. Begrijp ik goed dat de minister zegt: er zijn wel mogelijkheden om die nieuwe lozingsvergunningen hier te beperken, maar dat willen we niet doen, want we willen nog lang wachten op Europa?

Minister Madlener:

Nou, we willen niet lang wachten op Europa, we zijn op dit moment bezig in de Europese Unie om tot een pfas-verbod te komen. Tot die tijd hebben we natuurlijk een bepaald beleid en toetsen we vergunningen aan dat beleid. Er zit nog geen verbod op het lozen van pfas in de regelgeving, dus in die zin kan ik nu niet vergunningen weigeren die binnen de ruimte vallen die de wet geeft. Wij kiezen ervoor om een Europees verbod te bewerkstelligen in plaats van een Nederlands verbod, vooral ook omdat je heel veel ziet dat wat in België en Duitsland of verder stroomopwaarts geloosd wordt, uiteindelijk toch in Nederland belandt. Het is natuurlijk verreweg het beste om dat in Europees verband te doen.

De voorzitter:

Afrondend.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Je kan toch en-en doen? Als het de minister menens is om de problemen met de waterkwaliteit aan te pakken, dan pakt hij beide aan. Mijn vraag is of hij op z'n minst de Kamer wil informeren welke theoretische mogelijkheden de Kamer heeft om nieuwe lozingsvergunningen binnen de huidige wet- en regelgeving, inclusief de nieuwe Omgevingswet, aan te pakken, als we dat zouden willen als Kamer. Als u dat toezegt, kan ik de motie misschien wel aanhouden.

Minister Madlener:

Ik begrijp die wens. Ik denk dat het goed is dat wij kijken hoe de huidige regelgeving in elkaar zit, wat we wel of niet kunnen, en of we daar op heel korte termijn iets aan kunnen doen. Ik wil dat best bekijken en u daarover informeren. Toch blijft de Europese route verreweg de geprefereerde route. Maar u heeft in die zin gelijk: als dat tien jaar gaat duren, dan schiet het ook niet op. Laat ik zeggen dat ik u op de hoogte zal brengen van hoe de huidige regelgeving in elkaar zit en wat we op korte termijn zouden kunnen doen, als we dat willen en als we zien dat de Europese route toch te lang gaat duren.

De voorzitter:

Houdt u de motie aan?

Kamerlid Kostić (PvdD):

Als de minister begin 2025 met die informatie kan komen, of eerder, dan kan ik de motie aanhouden.

De voorzitter:

Zeg even ja.

Minister Madlener:

Ik kijk even ... Ja, ik zeg ja.

De voorzitter:

Op verzoek van het lid Kostić stel ik voor de motie (27625, nr. 682) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik ben er altijd om u te helpen, dat weet u.

Minister Madlener:

Ja, dat weet ik, dank.

Dan de motie op stuk nr. 683 over pfas in gewasbestrijdingsmiddelen. Ik snap de vraag, want die belanden ook in het water, maar de gewasbestrijdingsmiddelen zijn toch echt voor LVVN. Ik kan niet antwoord gaan geven op hun terrein. Ik verzoek u om de motie aan te houden voor het debat over gewasbeschermingsmiddelen dat binnenkort is. Ik durf hier nu even geen oordeel over te geven, dus ik verzoek de motie aan te houden en in een andere commissie met de andere minister te bespreken.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Misschien wil de minister mij uitleggen wie dan verantwoordelijk is bij pfas in bestrijdingsmiddelen. Is dat nu echt alleen maar de minister van Landbouw of is het de staatssecretaris van Natuur? Of is de minister toch eindverantwoordelijk, omdat hij over water gaat? Ik snap er niks meer van.

Minister Madlener:

Nou, het Ctgb toetst of een middel toegelaten wordt. Ik heb u al gezegd dat wij proberen in de EU een verbod op pfas-gebruik te bewerkstelligen. We zijn op tal van terreinen bezig. U vraagt specifiek naar pfas in gewasbestrijdingsmiddelen; dat ligt echt op het terrein van de minister van LVVN. Ik voel me niet geroepen om hier in haar plaats te treden. Het gaat specifiek over gewasbeschermingsmiddelen.

De voorzitter:

Kunnen we de motie aanhouden? Ik houd namelijk moties graag bij de desbetreffende minister.

Minister Madlener:

Er is binnenkort een debat over gewasbeschermingsmiddelen. Dat klinkt toch wel als een heel erg mooi moment.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Het ligt denk ik niet alleen maar aan mij. Ik denk dat er een totale verwarring ontstaat over de vraag wie precies over welke stoffen gaat. Pfas ligt eigenlijk op het bordje van de minister of de staatssecretaris. Het hoort dus binnen IenW. Aan de andere kant liggen de bestrijdingsmiddelen op het bordje van Landbouw. Ik hoorde van de minister dat hij nauw samenwerkt met het ministerie van Landbouw, dus ik dacht dat de minister daarin samen zou kunnen optrekken met de minister van Landbouw en dat ze samen een reactie zouden kunnen formuleren op deze motie. Dan kan ik op basis van die reactie kijken of ik 'm aanhoud of niet.

Minister Madlener:

Dat we samen optrekken, betekent niet dat ik hier het gras voor haar voeten ga wegmaaien. Ik heb namelijk nu geen overleg met de minister van LVVN; ik ben daar dus voorzichtig mee. Ik snap dat niemand pfas in het water wil hebben; ook Landbouw wil dat niet. Ik weet dus zeker dat zij ook heel graag wil dat het er niet in terechtkomt. Ik kan echter op dit moment niet overzien wat de gevolgen van deze motie zijn. Ik wil hierin LVVN toch echt even aan de bal laten om te kijken of dit verantwoord kan. Ik hoop het met u en ik wil ook echt wel mijn best doen om samen te werken met de anderen die hiermee te maken hebben. Ik loop niet weg voor mijn verantwoordelijkheid, maar de toelating van de gewasbeschermingsmiddelen hoort toch echt wel bij LVVN. Ik zei u al dat we aan een Europees verbod werken. Zo'n verbod maakt het natuurlijk wat makkelijker.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ten slotte. Ik zei net al dat de gifkraan dicht moet. We moeten niet eindeloos op Europa wachten. Ik houd de motie echter aan om de reden die de minister net schetste.

De voorzitter:

Op verzoek van het lid Kostić stel ik voor de motie (27625, nr. 683) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Madlener:

Dank daarvoor. Dan wachten we dat debat af en kijken we wat we kunnen doen.

Dan de motie op stuk nr. 684 over "de vervuiler betaalt". Die gaat over eventuele vervuiling door pfas en staalslakken. Het is beleid om de vervuiler te laten betalen. Daar houden we ook aan vast en dat zit ook in de regelgeving. Ik denk dat het lid Kostić in die zin op haar wenken bediend wordt. Ik ontraad de motie, want dit gebeurt al. Er staat "verzoekt de regering sterker te borgen dat de vervuilers zelf de kosten van de schade die ze met vervuiling door pfas en staalslakken veroorzaken, betalen, en niet de belastingbetaler, en de Kamer hierover te informeren". Dit zit al in onze wetgeving.

De voorzitter:

U zegt eigenlijk dat die overbodig is, maar dan is het vervolgens aan u om 'm te ontraden of wat dan ook.

Minister Madlener:

Zij is in die zin overbodig.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik denk het dus niet, want ik zie in het land gebeuren dat onze eigen overheden, provincies en gemeenten, het gevecht moeten voeren met bedrijven, zoals bijvoorbeeld aannemers, over wie de staalslakschade en de pfas-schade gaat opruimen. Volgens mij weten de minister en de staatssecretaris heel goed dat daar onduidelijkheid over bestaat. Ik probeer met deze motie te regelen dat wij als overheid beter borgen dat de vervuiler echt gaat betalen en dat daar geen onduidelijkheid meer over ontstaat. De vraag is dus: is de minister bereid om in ieder geval de Kamer per brief te informeren over welke mogelijkheden hij hierin ziet?

Minister Madlener:

Ik heb al gezegd dat het al in het beleid zit. Er kunnen natuurlijk allerlei juridische kwesties spelen bij het gebruik van dit soort materialen. Het is niet zo makkelijk om te zeggen wat nou per se de oorzaak is. Ik kan me ook voorstellen dat het ook niet zo makkelijk is als we het hier doen voorkomen, alsof vervuiling altijd een-op-een komt door staalslakken die gebruikt zijn. Dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn. Vandaar dat ik wat terughoudend ben. Ik wil de Kamer wel informeren over de manier waarop wij hiernaar kijken, met daarbij een overzicht van wat er in het land gebeurt. Ik kan echter niet iedere kwestie of ieder geschil hierover aan u meedelen. Het zit al in het beleid. Dit is het uitgangspunt. Ik wil daar ook nog wel een brief over toezeggen. Er zijn misschien best wel ergens kwesties waar dit een rol speelt, maar dat is dan vaak een wat ingewikkeldere rol dan alleen maar: hier is pfas gebruikt.

De voorzitter:

Dus de motie is overbodig. U zegt: dan ontraad ik 'm.

Minister Madlener:

Ja, en ik nodig het lid Kostić uit om concrete gevallen vooral voor te leggen. Dat kan altijd. Dan kunnen we kijken of daar het principe "de vervuiler betaalt" voldoende is uitgevoerd.

De voorzitter:

Prima.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik hoorde wel een toezegging, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, ik ook. Dan is de vraag of u uw motie gewoon …

Minister Madlener:

Ik ontraad de motie op stuk nr. 684, maar ik zeg gewoon toe dat we een brief schrijven om de zorgen van het lid Kostić hier nog eens even onder de aandacht te brengen en te kijken of dit in zijn algemeenheid in het beleid zit. Ik heb het eigenlijk al gezegd.

De voorzitter:

Ja, helder, helder, helder. Het lid Kostić.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik merk dat er wat meer gesprek nodig is tussen mij en de minister, dus ik verheug me op de brief. Dan kunnen we een verdere discussie voeren over hoe dit landelijk uitpakt, want nu draait de belastingbetaler op voor vage regels over schadevergoeding. Dus ik houd 'm aan.

De voorzitter:

Op verzoek van het lid Kostić stel ik voor de motie (27625, nr. 684) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 685. Graag nog even puntig.

Minister Madlener:

De motie op stuk nr. 685, van het lid Stoffer, verzoekt de regering te zorgen dat de KRW-doelen zo snel en zo veel mogelijk geactualiseerd worden: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 686.

Minister Madlener:

De motie op stuk nr. 686, van Stoffer en Gabriëls, verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de aanpak van indirecte lozingen van schadelijke stoffen op KRW-waterlichamen aangescherpt wordt: ook oordeel Kamer, voorzitter.

De voorzitter:

Tot zover dit tweeminutendebat.

Minister Madlener:

Nou, ik heb nog wat vragen gekregen. Die heb ik hier nog liggen. Allereerst een vraag van het lid Bamenga over de bufferstroken. Ik heb een brief toegezegd. Die krijgt u voor de begrotingsbehandeling aanstaande donderdag, dus die is naar u onderweg.

Het lid Pierik sprak over alle bronnen in beeld. Hij wenst ons veel boerenverstand. Daar wil ik hem voor danken. Samen met de collega van LVVN zijn wij bezig om uw Kamervragen te beantwoorden.

Dan het lid Gabriëls, met als laatste het punt "water en bodem sturend" of — wat was het? — "rekening houden met water en bodem". Ik heb hierover gesproken met minister Keijzer. Voor ons staat de titel van beleid gewoon. Het gaat namelijk om rekening houden met. Dat vind ik eigenlijk in de titel "rekening houden met" wat beter verwoord dan in "sturend". Dus in die zin ben ik het met mevrouw Keijzer eens dat rekening houden met water en bodem beter aansluit bij wat we aan het doen zijn. Dat is namelijk rekening houden met. Maar er is geen verandering van beleid. Het is een verandering van de term die we gebruiken voor hoe we water en bodem terug laten komen in het beleid en vooral in de Nota Ruimte die op dit moment wordt ingevuld. Maar dat we rekening houden met water en bodem blijft vooropstaan, dus in die zin is het geen breuk met het beleid uit het verleden.

De heer Gabriëls (GroenLinks-PvdA):

Ik heb meerdere vragen gesteld, maar gezien de tijd zou ik de minister willen vragen om de vragen die ik gesteld heb in mijn bijdrage via een brief te beantwoorden. Want ik heb bijvoorbeeld ook gevraagd of dit is afgestemd en besproken met de provincies, de gemeentes en de waterschappen, en wat de gevolgen zijn. Ik wil graag heel duidelijk de nuance horen. Mevrouw Keijzer zegt namelijk dat er wel een verschil is. U zegt dat er geen verschil is. Ik wil daar duidelijkheid over, want er worden hier moties ingediend die ook daarmee tegenstrijdig zijn.

Minister Madlener:

Is het glas halfvol of halfleeg? Is er een verschil? Uiteindelijk blijft het een half glas. Deze regering wil kijken wat wel kan. Waar kunnen we wel bouwen? In die terminologie moet u het zoeken. Dat betekent dat we heel goed rekening houden met waar het verstandig is en waar het wellicht ook duurder is om te bouwen, omdat je meer maatregelen moet treffen om droge voeten te houden in de toekomst. Dus in die zin is het heel verstandig. Maar u moet er niet te veel achter zoeken. Het is absoluut niet zo dat we het beleid loslaten. Maar ik wil dit best nog even in een brief bevestigen. Dus laat ik dat toezeggen bij dezen.

De voorzitter:

Heel goed. Dat wordt gewaardeerd. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen we over de moties. Ik schors even heel kort en dan gaan we over naar de begroting.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven