28 EU-LNV

EU-LNV

Aan de orde is het tweeminutendebat EU-LNV (CD d.d. 09/04).

De voorzitter:

Dat tweeminutendebat is zoals gezegd met dezelfde bewindspersoon en ook met veel van dezelfde sprekers. Het betreft het tweeminutendebat EU-LNV naar aanleiding van een commissiedebat gehouden op 9 april jongstleden. De eerste spreker die ik uitnodig, is de heer Van Campen namens de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter, dank u wel. We hebben als landbouwcommissie met elkaar het debat gevoerd over Europese aangelegenheden, want we weten allemaal dat landbouwbeleid voor een heel groot gedeelte in Brussel wordt gemaakt. Bij dat debat is heel prominent en heel duidelijk gesproken over de verplichtingen die Nederland vanuit de Nitraatrichtlijn heeft voor de kwaliteit van ons water: schoon water. Dat vinden we allemaal belangrijk.

In december heb ik met een breed deel van de Kamer een motie ingediend waarin we de minister verzochten om een plan van aanpak te maken om de mestcrisis het hoofd te bieden. Dat is een crisis die in de dagelijkse praktijk van boeren gevoeld wordt: waar moet de mest naartoe? Er zijn ondernemers die geen contracten meer kunnen krijgen met mestverwerkers en die het afbouwpad, dat we voor de poorten van de hel nog hebben kunnen wegslepen, om het zo maar te zeggen, nijpender en moeilijker zien worden. In de commissie hebben we recent bij de procedurevergadering het gesprek gevoerd over welke debatten nu nog wel en niet voor het zomerreces moeten plaatsvinden. In de agrarische vakpers leek daarbij het beeld te ontstaan dat in ieder geval de fracties van VVD en NSC deze minister geen ruimte meer willen geven om die plannen verder te brengen.

Voorzitter. Laat mij dat beeld hier corrigeren. Mede namens de heer Holman wil ik de minister een compliment maken voor de stappen die hij heeft gezet. Wij hebben echter alleen gezegd dat voor deze fase van de plannen die de minister tot dusver heeft uitgewerkt geen instemming meer nodig is van het parlement. Op voorspraak van de heer Pierik van de BBB zouden we heel graag voor de zomer nog een debat willen voeren over het mestbeleid, maar dan wel met een nieuwe minister van Landbouw. Dat debat zien we graag tegemoet als de ploeg eenmaal op het bordes staat. Tot die tijd wil ik nogmaals mijn waardering uitspreken in de richting van deze minister, niet omdat het zulke leuke of fijne maatregelen zijn die hij voorstelt, maar omdat wij ervan overtuigd zijn dat deze cruciaal zijn om de pijn bij de ondernemers, die al zo wordt gevoeld en alleen maar groter wordt, maximaal weg te nemen en te verminderen.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft nog een interruptie van mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

In het debat over mest hebben we ook met z'n allen gezegd dat er geen dag te verliezen is omdat er heel veel boeren failliet dreigen te gaan. Mijn vraag is: vindt de VVD ook dat er voor Prinsjesdag een uitgewerkt plan moet liggen om die crisis het hoofd te bieden?

De heer Van Campen (VVD):

Ik begrijp deze vraag niet goed, omdat ik een minister zie die eigenlijk al een plan aan het uitwerken is geweest met een aantal sporen. Een belangrijk spoor daarvan is een subsidie voor boeren om te voorkomen dat grasland wordt omgezet in bouwland. Mevrouw Bromet weet ook dat bouwland veel uitspoelingsgevoeliger is op het gebied van nitraat dan grasland. Daar wordt dus naar gekeken. Deze minister heeft een voorstel in consultatie gebracht over het verhogen van het afromingspercentage — het wordt wat technisch — bij verhandeling van fosfaatrechten om te voorkomen dat er een gedwongen en generieke korting plaatsvindt. Dat is namelijk wat we moeten voorkomen. We moeten voorkomen dat we de grip verliezen. Eigenlijk zijn we die al een beetje verloren. Maar nog meer grip verliezen en een ijskoude sanering richting de veehouderij moeten we voorkomen. Volgens mij moet alles daarop gericht zijn.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik stel die vraag omdat het versneld uitkopen van een heleboel boeren ook onderdeel van de plannen van de minister is. Daar heb je geld voor nodig. Ik zie tegelijkertijd echter dat de nieuwe coalitie 15 miljard uit de pot heeft gehaald.

De heer Van Campen (VVD):

Ik concentreer me nu op de voorstellen die deze minister naar de Kamer heeft gestuurd. De opkoopregeling hoort daar niet bij, want de minister geeft aan dat dat aan een volgend kabinet is. Dat begrijp ik ook. Mevrouw Bromet wijst op het mindere budget dat beschikbaar is. Ik denk dat het heel belangrijk en goed is dat we als landbouwcommissie heel vlot met de nieuwe minister het gesprek en het debat aangaan over hoe hij of zij dat dan wel voor zich ziet. Ik zal heel eerlijk bekennen dat ik dat ook nog niet direct zie. Maar laten we het debat daarover gaan voeren met de volgende bewindspersoon die daarvoor verantwoordelijk is en zal zijn.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik kijk ernaar uit: een nieuwe landbouwminister zonder geld en een heleboel boeren die op het punt staan failliet te gaan. Veel succes.

De heer Van Campen (VVD):

Dat vind ik in de richting van individuele ondernemers toch een cynische benadering. Ik heb dat woord eerder genoemd in de richting van GroenLinks-Partij van de Arbeid op een ander onderwerp. We hebben het namelijk over individuele ondernemers. Maar goed, ik weet in ieder geval al wat de inzet van mevrouw Bromet gaat zijn bij dat debat, dat ik hoop heel snel te gaan voeren met de collega's en met de volgende bewindspersoon.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng namens de VVD. Dan nodig ik nu mevrouw Podt uit namens D66. Zij ziet af van haar termijn. Dan gaan we door met de heer Holman van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Holman (NSC):

Voorzitter, dank u wel. We hebben vandaag geen moties en ook geen vragen aan de minister. Ik wil graag uitleggen waarom. We hebben in het commissiedebat uitvoerig gesproken over de biggetjes. Van de 6 miljoen biggetjes die er te veel zijn in Nederland, waar geen plek voor is om te mesten, gaan er meer dan 2 miljoen naar Spanje. We hebben het gehad over het transport. Daar kun je wat van vinden. Daar vinden we wat van, maar daar dienen we geen motie over in.

Over het transport is meer te vinden. Donderdag hebben we een debat over zoönosen. Een van de grootste risicofactoren voor het verspreiden van zoönosen is transport.

Op het ogenblik hebben we een grote mestcrisis. De varkensmest, die altijd allemaal in een vrachtauto moest en ergens geplaatst kon worden, is nu eigenlijk te veel. Ook daar loopt het transport behoorlijk vast. Ik zie hier toch een behoorlijke mate van fraude ontstaan om het überhaupt ergens kwijt te kunnen. Dat tezamen met de discussie over voedselzekerheid maakt dat wij graag na de vakantie zo spoedig mogelijk een debat willen met de nieuwe minister over de fundamentele discussie over de structuur van de varkenshouderij in Nederland.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng namens Nieuw Sociaal Contract. Dan gaan we door naar mevrouw Nijhof-Leeuw namens de PVV.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Dank u, voorzitter. Wij ontvangen regelmatig signalen dat PAS-melders die bijvoorbeeld door middel van weidegang de benodigde emissiereductie willen bewerkstelligen, worden geconfronteerd met extra uitgaven. De PVV dient daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat aanpassing van de drempelwaarde voor verschillende PAS-melders een uitkomst kan bieden;

verzoekt de regering in contact te treden met de provincies om PAS-melders niet onnodig op kosten te jagen door te eisen dat er een andere verificatiemethode aangeschaft moet worden om de beweiding aan te kunnen tonen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijhof-Leeuw.

Zij krijgt nr. 1653 (21501-32).

Dank u wel, mevrouw Nijhof-Leeuw, voor uw inbreng namens de PVV. Dan is het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. De gezondheid van mensen en van onze natuur is belangrijker dan het verdienmodel van Bayer Monsanto. Zo simpel is het. Deze Kamer doet wat de minister niet durft en wat Europa niet durft. We hebben al uitspraak na uitspraak gedaan over glyfosaat. Er zijn verbanden met parkinson, waar we ons echt grote zorgen over maken. We weten dat het gevaarlijk is voor de gezondheid van mensen en voor bijen en hommels. Deze Kamer is daar heel duidelijk in geweest. Maar Europa heeft helaas glyfosaat toch weer toegelaten, tien jaar lang. Sindsdien zijn de zorgen in de Kamer natuurlijk niet weg, net zomin als de zorgen van wetenschappers die wijzen op dat verband met parkinson.

Ik dank alle partijen die ons hebben gesteund om aan de minister vragen om de middelen met glyfosaat van de markt te halen zolang er geen uitsluitsel is dat het geen kwaad kan. Het voorzorgsbeginsel moet hier wel leidend zijn. Dank dus aan iedereen die de motie van de Partij voor de Dieren heeft gesteund. Mijn vraag aan de minister is uiteraard — u voelt 'm al aankomen — hoe hij die motie gaat uitvoeren. Meer concreet: van welke middelen met glyfosaat worden de vergunningen ingetrokken en per wanneer? Ik hoop dat de minister daar duidelijkheid over kan geven, want de Kamer en de samenleving maken zich grote zorgen over onze natuur en over de gezondheid van kinderen, van zichzelf en van iedereen die ze lief is. Laten we alsjeblieft niet de fout maken om een middel op de markt te laten terwijl we de hele tijd gewaarschuwd worden dat je er echt ziek van zou kunnen worden. Laten we de gezondheid van mens en natuur vooropstellen. Ik hoor het graag van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand, voor uw inbreng namens de Partij voor de Dieren. Dan is de laatste spreker van de zijde van de Kamer mevrouw Vedder namens het CDA. We hadden nog een motie van haar tegoed.

Mevrouw Vedder (CDA):

Dank, voorzitter. Mijn collega Grinwis had het hier in het vorige debat ook al over. Als een kwart van de telers en de boeren denkt dat het seizoen misschien nog te redden is, en driekwart dus niet, dan lijkt me dit zo'n belangrijk onderwerp dat het ook niet erg is dat we het er in twee debatten over hebben. De weersomstandigheden zijn op dit moment echt miserabel. Ik zie aardappelvelden die eerder rijstvelden lijken. Daar heb ik een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat boeren vanwege de op een na natste lente ooit veel later dan normaal hun gewassen in kunnen zaaien;

constaterende dat het hierdoor nu al duidelijk is dat het voor veel boeren niet haalbaar zal zijn om voor 1 oktober te oogsten;

overwegende dat maatregelen ook uitvoerbaar moeten zijn voor boeren;

verzoekt de regering op korte termijn met de sector en deskundigen te bezien voor welke gewassen de 1 oktoberregel dit jaar onhaalbaar is en daar uiterlijk 1 september oplossingen voor te presenteren, zoals het aanpassen van de 1 oktoberregel voor het jaar 2024 bij deze gewassen;

verzoekt de regering in overleg met de sector een voorstel te presenteren voor een structurele oplossing ter vervanging van kalenderlandbouw in het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vedder, Van Campen, Holman en Grinwis.

Zij krijgt nr. 1654 (21501-32).

Mevrouw Vedder (CDA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vedder, voor uw inbreng namens het CDA. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft aangegeven ongeveer vijf minuten nodig te hebben, dus ik schors voor vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat EU-LNV naar aanleiding van een commissiedebat gehouden op 9 april. We hebben net de termijn van de zijde van de Kamer gehad, waarin een aantal vragen zijn gesteld en twee moties zijn ingediend. Ik geef de minister het woord om de openstaande vragen te beantwoorden en de moties te appreciëren. De minister.

Minister Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik wil ingaan op twee punten, namelijk het punt dat de heer Van Campen maakte en de vraag van mevrouw Ouwehand over glyfosaat. Daarna heb ik nog twee moties te appreciëren.

Allereerst het stappenplan dat wij hebben ingediend en dat wij hebben besproken met uw Kamer op 25 april, naar ik meen. Toen heeft de Kamer mij in grote meerderheid erin gesteund hiermee door te gaan. Er is toen afgesproken dat er een spoorboekje zou komen dat inzage zou geven in wanneer welke plannen ook geëffectueerd en geïmplementeerd zouden kunnen worden. Wij hebben dat spoorboekje naar de Kamer gestuurd. Daarin zijn alle plannen opgenomen die ik oorspronkelijk had voorgesteld. In die plannen zitten dus ook bijvoorbeeld de graslandpremie, die sneller wordt uitgevoerd en de afromingsconsultatie, die eveneens snel in gang kan worden gezet.

Voor de rest zitten in dat pakket onder andere de grondgebondenheid maar ook de opkoopregeling. Die zit gewoon in het pakket en wordt nu verder voorbereid. Het is niet zo dat wij dat echt overlaten aan een volgend kabinet, maar ik ben realist genoeg om me te realiseren dat het volgende kabinet daar wel over gaat. Wij zetten dus de voorbereiding van al die maatregelen gewoon door, conform de planning die we naar de Kamer hebben gestuurd. Het is aan het volgende kabinet om dat verder te implementeren, maar wij gaan gewoon door met het pakket zoals wij dat hebben afgesproken met de Kamer.

Voor het doorgaan met deze stappen is inderdaad geen toestemming nodig van het parlement, zoals de heer Van Campen ook zei. De wetgeving inzake de afroming komt pas na consultatie. Op dit moment is er dus geen noodzaak om hierover het debat te voeren, dat begrijp ik heel goed. Laat ons maar hard aan het werk blijven in plaats van debatteren hier in de Kamer, want dan komt er nog iets van dat pakket voor elkaar.

Dan de vraag van mevrouw Ouwehand. Er is een motie ingediend over de intrekking van de toelating van glyfosaat, althans de toepassing van glyfosaat in Nederland. Wij kunnen niet zomaar van een stof de toelating intrekken. Dat doet het Ctgb en dat is ook een Europese toelating. Dat kan niet. Overigens is het wel zo dat die motie is aangenomen en dat wij dus nog met een formele reactie zullen komen op die motie. Die komt nog.

Het is ook zo dat wij bij de besluitvorming om niet vóór te stemmen, zoals het advies was van het Ctgb, maar om ons van stemming te onthouden, een aantal flankerende besluiten hebben genomen zoals een onderzoek naar de relatie glyfosaat en parkinson, waarvan ook wetenschappers zeggen dat dat onderzoek echt nog moet plaatsvinden, omdat er nog heel veel onduidelijk is. Een flankerend besluit was ook het blootstellingsonderzoek, waarin we van alle gewasbeschermingsmiddelen gaan onderzoeken wat de blootstelling eraan is van de omgeving. Flankerend is ook het uitbreiden van het toetsingskader in de EU voor degeneratieve ziektes, waarvan parkinson er één is.

Daarnaast hebben wij een onderzoek aangekondigd — dat wordt op dit moment uitgewerkt — naar het beperken van het gebruik van glyfosaat tot die plekken in Nederland waar het voor de voedselproductie beslist noodzakelijk is, en om met andere toepassingen te stoppen in Nederland. Als je door Nederland rijdt zie je gele grasvelden; daar komt per 2025 ook een einde aan. Er ligt dus een totale set aan maatregelen. We nemen de zorgen van omwonenden serieus, starten serieus onderzoek op en nemen serieuze maatregelen.

Op de motie an sich, zoals die is ingediend en aangenomen, kom ik nog met een specifieke brief bij u op terug, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan wil ik wel graag weten wanneer. Het klopt dat de minister allemaal onderzoek in gang heeft gezet, maar het probleem is dat je vanuit het voorzorgsbeginsel in de tussentijd, totdat de resultaten van dat onderzoek bekend zijn, nog steeds een heel groot risico loopt dat mensen ernstige gezondheidsschade oplopen, waaronder parkinson, wat een heel heftige ziekte is. Daarom heeft de Kamer gezegd: haal zo veel mogelijk middelen met glyfosaat van de markt. Ik ben blij dat de minister zijn antwoord afrondde met: ik stuur er nog een brief over. Maar wanneer gaat die komen? En kan hij wel alvast zeggen dat hij de motie gaat uitvoeren?

Minister Adema:

Ik ga per brief reageren op de motie. Die brief komt wat mij betreft voor 1 juli.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat vind ik een tikkie laat. Ik zou het heel graag nog wel eventjes met deze minister willen afronden, dus over een week.

Minister Adema:

Ik ben duidelijk geweest: voor 1 juli komt er een brief.

De voorzitter:

Voor 1 juli.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan staat het dringende, vriendelijke en alleszins warme verzoek van de Tweede Kamerfractie van de Partij voor de Dieren, hopelijk gesteund door iedereen die de motie heeft gesteund, aangetekend: het zou fijn zijn als het sneller kan.

De voorzitter:

Ik heb ook goed gehoord dat mevrouw Ouwehand het liefst nog een handtekening van u eronder wil.

Minister Adema:

Ik maak geen deel uit van het volgende kabinet, dus ik weet het niet.

Mevrouw Vedder (CDA):

In dezelfde stemming is er ook een andere motie aangenomen over gewasbeschermingsmiddelen, namelijk over het respecteren van de expertise en de deskundige oordelen van het Ctgb. Gaat de minister in die brief de uitvoering van die motie ook meenemen?

Minister Adema:

Dank voor de scherpe vraag van mevrouw Vedder. Dit is precies het dilemma dat voorligt. Kijk naar de moties die zijn aangenomen. Daar zitten in zekere zin tegenstrijdigheden in. Dat betekent dat het best wel lastig is om een motie geïsoleerd te beantwoorden. Ze moeten in samenhang beantwoord worden. Dat maakt het ook even wat complexer. Daarom hebben we wat meer tijd nodig. 1 juli, zou ik zeggen.

De voorzitter:

We noteren 1 juli. Dan de moties.

Minister Adema:

Dan de moties. Allereerst de motie van mevrouw Nijhof over de weidegangcontrole van PAS-melders en het systeem. Ik kan mijn collega vragen om met de provincies in gesprek te gaan, maar het is beter om deze motie even aan te houden tot volgende week, want dan is er een debat over het NPLG. Dat is een fantastische plek om even het debat te voeren met mijn collega, die op de inhoud hiervoor verantwoordelijk is, en om dan eventueel de motie in stemming te brengen, afhankelijk van haar beantwoording.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Nijhof knikken, dus dan noteren we bij dezen dat de motie op stuk nr. 1653 wordt aangehouden.

Op verzoek van mevrouw Nijhof-Leeuw stel ik voor haar motie (21501-32, nr. 1653) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Adema:

Dan heb ik nog de motie van mevrouw Vedder. Gezien de beantwoording in het vorige debat zal duidelijk zijn dat ik deze motie oordeel Kamer geef.

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Dan noteren we bij de motie op stuk nr. 1654: oordeel Kamer. Dan dank ik de minister voor zijn beantwoording en de appreciatie.

Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik dank de leden en wens hen succes met hun volgende verplichting in commissieverband.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors voor een enkel moment, zodat we meteen doorkunnen, nadat de bel geluid heeft, naar het tweeminutendebat Onlineveiligheid en cybersecurity.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven