Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 82, item 27 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 82, item 27 |
Voorzitter: Kamminga
Landbouw- en Visserijraad 26 maart 2024 en informele Visserijraad 24 en 25 maart 2024 (tweede deel)
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 26 maart 2024 en informele Visserijraad 24 en 25 maart 2024 (tweede deel) (21501-32, nr. 1633).
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 26 maart 2024 en informele Visserijraad 24 en 25 maart 2024. We hebben een zevental sprekers van de zijde van de Kamer, die ik van harte welkom heet. Ik heet uiteraard ook de minister van harte welkom. Ik heb me laten vertellen dat we twee tweeminutendebatten achter elkaar hebben in ongeveer dezelfde samenstelling en dat diezelfde samenstelling over minder dan een uur ook weer elders wordt verwacht. Dat betekent dat we allemaal een beetje mee moeten werken en niet het debat moeten hervatten, want dat hebben we al gehad. Beperk u echt even tot vragen over de moties, het indienen van moties en uiteraard uw eigen spreektijd.
Ik zie de eerste spreekster van de zijde van de Kamer al klaarstaan, dus we beginnen goed. Dat is mevrouw Ouwehand, namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Er moet een einde komen aan het grootschalig lijden van dieren in de veehouderij. Dat betekent dat we beter ons best moeten doen voor dierenwelzijn en dat we geen stappen terug moeten zetten. We moeten geen uitzonderingen maken op dingen die allang verboden zijn. Het is al twintig jaar verboden, en gelukkig maar, om dieren aan hun poten te vangen. En toch, twintig jaar na dat verbod in de Europese transportverordening, is dat nog steeds de dagelijkse praktijk als het over kippen gaat. Dieren worden aan hun poten gevangen en in kratten geduwd en dat leidt tot botbreuken, bloedingen en ernstig lijden van honderden miljoenen kippen per jaar in de Europese Unie. Nu heeft de Europese Commissie voorgesteld om dit toch weer toe te staan voor de kippen, terwijl dit nu verboden is. In Nederland heeft de rechter al tot drie keer toe gezegd: het is verboden en het wordt tijd dat er wordt gehandhaafd. De dieren mogen van ons verwachten dat we betere bescherming bieden, en niet de bestaande bescherming uithollen. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het ondersteboven aan de poten vangen van kippen al bijna twintig jaar verboden is via de Europese diertransportverordening, maar dat dit nog steeds de dagelijkse praktijk is;
constaterende dat dit leidt tot botbreuken, bloedingen en ontwrichtingen bij honderden miljoenen kippen per jaar;
constaterende dat de Europese Commissie heeft voorgesteld om deze wrede vangmethode toch weer officieel toe te gaan staan en dat de minister van LNV daarmee wil instemmen;
constaterende dat de Kamer eerder al duidelijk heeft uitgesproken dat het onacceptabel is dat bij het vangen van dieren methoden worden gebruikt die vermijdbaar dierenleed opleveren (aangenomen motie 36200-XIV, nr. 61);
verzoekt de regering zich te verzetten tegen het voorstel van de Europese Commissie om de wrede methode om kippen ondersteboven aan hun poten te vangen weer toe te staan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat was de inbreng namens de Partij voor de Dieren. Dan nodig ik nu de heer Van Campen uit, die spreekt namens de VVD. Hij ziet af van zijn termijn, begrijp ik. Dan gaan we meteen door naar de heer Grinwis, die opschrikt, haha. De heer Grinwis spreekt uiteraard namens de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank. Dank dat we, weliswaar kort, nogmaals met deze minister in debat mogen. Zo meteen zal collega Vedder een motie indienen over het onderwerp waar ik het nu over ga hebben, namelijk het weer en de grote impact van het weer. Sinds september, oktober is het al verschrikkelijk nat. Dat heeft grote consequenties voor onze boeren, eerst voor het binnenhalen van de oogst, en vervolgens dit voorjaar voor het zaaien en het poten. Dat rijmt slecht met kalenderlandbouw. Er zijn veel data. Ik vraag de minister om die data nog eens tegen het licht te houden en helderheid te bieden. Dat heeft hij al deels gedaan met betrekking tot de datums waarop planten moeten zijn gezaaid dan wel gepoot, maar dat heeft hij nog niet gedaan voor de oogst. Hoe zit het nou met betrekking tot 1 oktober? En hoe zit het nou met betrekking tot de boeren die dit jaar rustgewassen hadden willen zaaien, maar bij wie dat door de nattigheid niet is gelukt? Zij komen hierdoor eigenlijk de komende twee jaar in de knel met de vruchtwisseling. Hoe kijkt de minister daartegen aan en wanneer kan hij daarover helderheid bieden?
Boeren staan nu voor de beslissing: "Moeten we dan maar mais in gaan zaaien? Want dat kan nog wel. Of moeten we het doen met groenbemester, en daar wat drijfmest op uitrijden omdat dat nu geld waard is?" Dat zijn allemaal dilemma's die nu aan de keukentafel worden beleefd en waar akkerbouwers en andere boeren nu, vandaag of deze week, een beslissing over moeten nemen. Dan is mijn vraag: welke helderheid kan de minister hierover bieden? Mijn bredere vraag hieronder is als volgt. Eigenlijk zien wij ons door de weersomstandigheden weer voor het probleem gesteld dat in het boerenbedrijf het zaaien, het poten en het oogsten zich niet laten dwingen door een kalender, maar dat je altijd rekening moet houden met het weer. Wat leert deze episode van het grilliger wordende klimaat, het steeds grilliger weer, ons nou over hoe je moet omgaan met kalenderlandbouw? Welke lessen wil de minister hieruit trekken? Is het niet tijd om de wetenschap, bijvoorbeeld de universiteit van Wageningen, te vragen om dit nog eens grondig tegen het licht te houden? Hoe moeten we hier de komende jaren mee omgaan in het beleid en ook met het oog op het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn?
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Bromet heeft een interruptie.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Als je niet helemaal in de materie zit zoals wij, dan denk je: daar is geen speld tussen te krijgen, dus waarom bepaalt Den Haag op welke data boeren iets moeten doen. Maar dit is natuurlijk ingesteld om andere doelen die de maatschappij ook wil bereiken, voor elkaar te krijgen. Ik geef het voorbeeld van de waterkwaliteit. Hoe kijkt de ChristenUnie daarnaar? Want je kunt de kalenderlandbouw wel afschaffen, maar dan komt er iets anders voor in de plaats.
De voorzitter:
De heer Grinwis en wel graag kort, want dit is al een heel debat op zichzelf. Ik daag u uit!
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dit is wel een terechte en interessante vraag. Heel veel van de data die op de kalender terecht zijn gekomen in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn zijn inderdaad het gevolg van het feit dat wij doelen op het gebied van de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn niet halen. Alleen is dat in mijn ogen een doodlopende weg. De CDM, de commissie over meststof — ik ben even de goede vertaling van die afkorting kwijt — heeft duidelijk gemaakt dat al de maatregelen die we nu aan het nemen zijn, een marginaal effect hebben. Ze hebben eigenlijk nauwelijks effect. Dit is een doodlopende weg. Ik denk dat het dan beter is om met elkaar het gesprek aan te gaan over wat wél helpt en welk gewas we dan bijvoorbeeld op een bepaalde grond misschien niet meer moeten telen. Zo hebben we pas met elkaar een gesprek gevoerd over de lelie. Dat lijkt me een vruchtbaarder weg dan elke boer in Nederland met dezelfde kalenderlandbouwdwingelandij — zo zou ik het bijna willen zeggen — op te zadelen, terwijl die niet bewezen effectief is; integendeel.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot zover op dit punt.
Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):
Ik ben blij met dit antwoord, maar ik vind het ook goed dat de heer Grinwis dit even noemt als het gaat om verwachtingenmanagement bij boeren. Want anders worden hier halve verhalen verteld en dat lijkt me helemaal niet goed, eerlijk gezegd.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Dank voor deze afrondende interruptie van collega Bromet. Daar heeft zij gelijk in. Het is nooit alleen maar mooi nieuws. Ik denk dat we hier geroepen zijn om goed beleid te maken en ik denk dat we moeten constateren dat de weg die we zijn ingeslagen, mét inspraak van boerenorganisaties — laat dat gezegd zijn — in het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn niet de goede weg is geweest. Door het extreme weer van de afgelopen acht, negen maanden worden we weer eens met onze neus op de feiten gedrukt. Ik pleit hier dus voor werkbaar beleid. Ik pleit er daarom bij de minister ook voor om hier nog eens een keer goed naar te laten kijken, ook wetenschappelijk onderbouwd, zodat wij hier beter beleid maken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Grinwis. Ik heb mij laten inseinen dat de motie waaraan u refereerde pas in het volgende tweeminutendebat aan de orde gaat komen. Dat is dus een cliffhanger, maar iedereen kan daar straks nog even alert op zijn. De heer Holman ziet ook af van zijn termijn. Dan volgt de inbreng van mevrouw Nijhof-Leeuw, namens de PVV.
Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):
Dank u, voorzitter. Het blijft belangrijk om de Nederlandse consument te bewegen om voor producten van eigen bodem te kiezen. Om hun koopgedrag een extra prikkel te geven, dienen wij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat duidelijk zichtbare Nederlandse vlaggetjes een extra prikkel voor de consument kunnen zijn om voor producten van eigen bodem te kiezen;
verzoekt de regering om met de sector te onderzoeken hoe de boer-tot-bordstrategie versterkt kan worden door een duidelijk zichtbare Nederlandse vlag op verpakkingen als extra prikkel voor de consument,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, mevrouw Nijhof-Leeuw, voor uw inbreng. Dan zijn we hierbij aan het einde gekomen van deze termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft aangegeven ongeveer vijf minuten nodig te hebben. Ik schors voor vijf minuten, zodat de moties ook even kunnen worden rondgedeeld.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is het tweeminutendebat Landbouw- en Visserijraad 26 maart 2024 en de informele Visserijraad 24 en 25 maart 2024. We hebben net de termijn van de zijde van de Kamer gehad. Er zijn twee moties ingediend en een paar vragen gesteld. Ik zie de minister al helemaal klaarstaan voor de beantwoording en appreciatie. Ik geef hem daartoe het woord.
Minister Adema:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Allereerst de vraag over kalenderlandbouw. Daarnaast heb ik inderdaad nog twee moties te appreciëren. Wij hebben natuurlijk ook nu weer te maken met een buitengewoon nat voorjaar. Als je door het land rijdt, zie je dat ook. Het valt gewoon op hoe nat het is. Het valt ook op hoe moeilijk het land te bewerken is op dit moment. Dat betekent dat heel veel boeren in de problemen zitten, dat het pootgoed te laat de grond in gaat en dat er echt problemen zijn. In het kader van het GLB, het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waarin ook regelingen zoals de eco-regeling zijn opgenomen, hebben we het besluit genomen om een aantal data naar achteren te schuiven, zodat die data uiteindelijk nog gehaald kunnen worden. Dat deden we in het kader van het GLB. Daarnaast hebben we natuurlijk nog het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn, waarin ook een aantal maatregelen staan, zoals de 1 oktobermaatregel. Vorig jaar hebben we daar ook mee te maken gehad. Toen heb ik 1 oktober opgeschoven naar 15 oktober om meer ruimte te geven vanwege het natte voorjaar en het niet tot rijping komen van consumptieaardappelen. Op dit moment speelt dat natuurlijk in principe weer. Ik kijk daar op dit moment serieus naar en ik ben daar ook met de sector over in gesprek, maar ik ben nog niet zover om het ook nu maar vast op te schuiven. Laten we even kijken hoe het weer zich de komende periode ontwikkelt. Maar ik heb een positieve grondhouding om ook daar goed naar te kijken en om te bekijken of we 1 oktober misschien moeten opschuiven. Dat we daarna verplicht zijn om vanggewassen te planten, is niet zonder reden. In het debat kwamen de doelen die we willen bereiken net ook even voorbij. Die doelen halen we niet. Dat betekent dus niet dat er geen vanggewassen hoeven te worden geplant. Die zullen alsnog geplant moeten worden. We zullen dus ook moeten zoeken naar een goed evenwicht tussen het verlengen van de datum en het alsnog planten van de vanggewassen. Het weer is natuur; die is niet te sturen. In deze tijd zie je ook in de dagelijkse landbouwpraktijk wat de effecten zijn van klimaatverandering. We zullen dus echt wel moeten bekijken of kalenderlandbouw op termijn houdbaar is, zonder in te boeten op de doelen die we ermee willen bereiken; dat wil ik er wel bij gezegd hebben. Het gaat dan om doelen op het gebied van schoon water enzovoorts. Dat is belangrijk. Daar moeten we echt aan werken. Maar ik wil er wel serieus naar kijken. We hebben de WUR ook al gevraagd om in opmaat naar het achtste actieprogramma Nitraatrichtlijn — de onderhandelingen daarover komen eraan — te komen met een analyse van het zevende actieprogramma en de uitwerking van de maatregelen die daarin staan. Die input kunnen we straks gebruiken voor de onderhandelingen bij het achtste actieprogramma. We hebben vaker een discussie gehad over kalenderlandbouw. We zullen daar veel meer flexibiliteit in moeten brengen, want we merken nu jaar op jaar dat het niet werkt, ook in relatie tot het voorjaar.
Mevrouw de voorzitter. Dat geldt ook voor het punt van de rustgewassen, waaraan de heer Grinwis refereerde. Ik zal ernaar kijken, maar ik wil wel ook een kleine relativerende opmerking maken. Het gaat hier om rustgewassen met een rotatie van eens per vier jaar. Dan is het wel makkelijk om na het tweede jaar direct te zeggen: we doen het even niet meer. Dat vind ik te snel. Ook daar zullen we gewoon nog een analyse van moeten hebben. Het gaat om een verplichting in het kader van het zevende actieprogramma. We moeten er wel voor zorgen dat we die verplichting ook nakomen met elkaar. Het is ook aan de ondernemer zelf om daar op een goede manier mee om te gaan en dat op een goede manier te plannen. Die keuzes kunnen dan op een manier worden gemaakt die bij de ondernemer hoort en past. Het weer is op dit moment wel zodanig dat dit lastig is. Het kan ook vastlopen als je voor dit jaar rustgewassen gepland hebt, maar het niet lukt. Dan moet je volgend jaar vervangende gewassen gaan planten. Ik wil de heer Grinwis toezeggen dat ik nog naar dat specifieke punt ga kijken.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik dank de minister voor dit realistische antwoord. "Ernaar kijken" is een fijne toezegging. Tegelijkertijd is daar nog geen termijn aan verbonden. In deze tijd van kabinetswisselingen is het sowieso een risicovolle bezigheid om het daarover te hebben, maar toch. Als het te lang duurt, moet je als ondernemer suboptimale keuzes gaan maken of risico's gaan nemen die niet helemaal meer te scharen zijn onder het kopje ondernemersrisico. Wanneer kan de minister of zijn rechtsopvolger hier dus op terugkomen? Zo'n boer moet namelijk wel deze of volgende week de beslissing nemen of het maïs of een groenbemester gaat worden.
Minister Adema:
Ik zou bijna "27 juni" zeggen, maar ik geloof niet dat dat een goed voorstel is! We moeten daar even serieus naar kijken. Ik wil daar op dit moment geen termijn aan hangen, omdat we inderdaad met die wissel zitten. Maar vóór 1 juli zou wel bekend moeten zijn wat het gaat worden, vind ik. Maar ik leg het bij mijn opvolger neer, die daarover nog even een eigen afweging moet maken. Die moet hier namelijk ook mee verdergaan. Uit respect voor de opvolger wil ik dat graag op die manier doen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we, denk ik, bij de moties.
Minister Adema:
Ja, dan de moties.
Ik kom op de motie op stuk nr. 1651 van mevrouw Ouwehand, over het vangen van kippen aan de poten. In de nieuwe verordening wordt die maatregel afgezwakt. Er komen wel wat extra eisen aan het vangen aan de poten, maar de maatregel wordt afgezwakt. Dat is voor ons ook een teleurstelling, want we hadden graag gezien dat er stevige maatregelen in dat pakket hadden gezeten. U weet dat er ook in Nederland procedures lopen rondom het vangen aan de poten. De rechter heeft ook de uitspraak gedaan dat we daarmee moeten stoppen. We hebben ook afspraken gemaakt met de sector om dat te gaan bewerkstelligen. Maar de concrete oproep is om tegen de Transportverordening te gaan stemmen. Dat zou betekenen dat een aantal andere maatregelen, die we graag ontwikkeld zouden zien worden … Wij vinden de Transportverordening overigens in het algemeen van te weinig ambitie getuigen. Maar er zitten zaken in die we belangrijk vinden; daar zouden we dan ook tegen zijn. We zullen dus niet integraal tegen de Transportverordening gaan stemmen. Dat is duidelijk. Maar we zullen ons punt wel duidelijk maken bij de behandeling van de Transportverordening. We hebben dat ook al duidelijk gemaakt. Dat zal natuurlijk altijd aan de orde zijn. Ik ontraad deze motie dus, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
We noteren "ontraden", maar ik zie mevrouw Ouwehand naar voren komen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De Kamer heeft over de rest van die Transportverordening ook al een uitspraak gedaan. Dan gaat het over het inperken van die ellenlange diertransporten. De Kamer is daar dus niet tevreden over. Ik ben een beetje verbaasd dat de minister niet zegt: in lijn daarmee … Hij erkent zelf ook dat het nu verboden is om kippen aan de poten te vangen, maar dat dit in het voorstel van de Europese Commissie toch weer wordt toegestaan. Dat is gewoon een verslechtering. Hij is het ermee eens dat je dat niet moet willen. Laat dit nou aan de Kamer en zeg tegen je opvolger: op dit punt ga je met je vuist op tafel slaan om ervoor te zorgen dat die verordening wat betreft de dieren verbetert in plaats van verslechtert. Het lijkt mij een belangrijk signaal dat het Nederlandse parlement zegt: we willen in ieder geval geen verslechtering van de regels die dieren zouden moeten beschermen.
Minister Adema:
Ik heb inmiddels een hele wijze raad gehoord van mevrouw Van der Plas. Zij heeft gezegd dat het natuurlijk niet werkt om in Europa met de vuist op tafel te slaan, en dat slim politiek onderhandelen de beste strategie is. Dat geldt ook hiervoor. Wij zijn in onderhandeling over die Transportverordening, ook om die verbeterd te krijgen. Dat is best lastig. Ik heb te maken met 27 landen die zich achter die Transportverordening moeten scharen. Dat is een hele opgave, of je dat nou met of zonder vuist en met of zonder slim onderhandelen doet. De meeste landen in Europa willen het namelijk niet. Daarin staan we dus toch wel een beetje alleen.
De voorzitter:
Nog een poging van mevrouw Ouwehand.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Maar het is belangrijk om goed te zien hoe dit parlement erover denkt. Wij hebben ook die andere voorstellen ... Dit is echt beneden de maat. Er wordt al twintig jaar gezegd: we gaan die diertransporten, die ellenlange diertransporten, aan banden leggen. Deze Kamer heeft gezegd: wat de Commissie voorstelt, is echt niet goed genoeg. Daar was de minister het gelukkig mee eens. En dit is nota bene een verslechtering van de bestaande regels. Mijn vraag is dus eigenlijk als volgt. Ik begrijp niet zo goed waarom de minister niet zegt: oordeel Kamer. Dan is dat een heldere uitspraak over waar het Nederlandse parlement staat. Dat verbetert volgens mij ook de onderhandelingspositie van degene — wie dat dan ook is — die dit straks moet gaan doen in Brussel.
De voorzitter:
Uw punt is helder.
Minister Adema:
Volgens mij kan de Kamer, ook al ontraad ik dit, altijd nog de motie in de breedte gaan steunen, dus ik wacht het besluit van de Kamer wat dat betreft af. Maar nogmaals, wij pleiten er in Brussel voor om te stoppen met langeafstandstransporten en dat soort zaken, en om dat te beperken tot bijvoorbeeld maximaal acht uur. We pleiten er ook voor om hele grote langeafstandstransporten over zee te beperken. Maar er is hier bijvoorbeeld ook een motie aangenomen om de transporten naar derde landen te verbieden. Nederland is het enige land in Europa dat op dat standpunt staat. Dat geeft aan dat onze positie in Europa op het gebied van dierenwelzijn over het algemeen best goed is. Maar andere landen kunnen slecht meekomen met het standpunt van de Nederlandse regering en van het Nederlandse parlement.
De voorzitter:
Oké, dus u houdt het op: ontraden.
Minister Adema:
Ik hou het op: ontraden.
De voorzitter:
En u wacht de uitspraak van de Kamer af. Dan gaan we door naar de motie op stuk nr. 1652.
Minister Adema:
Ja.
De motie op stuk nr. 1652 betreft een sympathiek voorstel om de herkomst van producten door middel van vlaggetjes duidelijk te maken, zodat we weten dat we producten kopen die in Nederland geproduceerd of gekweekt zijn enzovoort. Alleen, ik moet 'm om een paar redenen toch ontraden. Ten eerste is sinds april 2020 de uitvoeringsverordening voor vrijwillige vermelding van de herkomst van levensmiddelen van toepassing. In die verordening is de ruimte allang aanwezig om dit te doen, dus de sector, de markt, heeft alle ruimte om zelf vlaggetjes op de producten te plaatsen waarmee de herkomst duidelijk wordt gemaakt. Op die manier kunnen ze het eigen publiek ertoe verleiden om het product te kopen. Ik vind dat op zich een goed idee en ook buitengewoon belangrijk. We hebben hier veel discussies gehad over het verdienmodel van de agrarische sector. Het is dus buitengewoon belangrijk dat ook consumenten in Nederland kunnen zien dat het gaat om producten van de eigen boeren, van de eigen kwekers, van de eigen akkerbouwers enzovoort. Maar dat hoeven we niet te regelen. Het feit dat de mogelijkheid bestaat, is wat mij betreft voldoende. Ik vind het nu echt aan de markt zelf om gebruik te maken van de mogelijkheid die er al is, want het gaat om hun markt, om hun verdienmodel en om hun producten met bijbehorende herkomst. Dit hoeven we dus echt niet als overheid te regelen; dit kan de markt volledig zelf doen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Adema:
Ik ontraad dus de motie.
De voorzitter:
We noteren "ontraden" bij de motie op stuk nr. 1652.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Ik dank iedereen, maar voor iedereen vertrekt, gaan we eigenlijk meteen door naar het volgende tweeminutendebat.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-82-27.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.