5 Box 3

Box 3

Aan de orde is het tweeminutendebat Box 3 (CD d.d. 18/04).

De voorzitter:

Dan is nu het tweeminutendebat over box 3 van het commissiedebat van 18 april jongstleden aan de orde. Meneer Idsinga, aan u is het woord. Mijn excuses, van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Idsinga (NSC):

Dank u wel, voorzitter. We hebben op 18 april een debat gehad. We zouden deze week een vervolgdebat hebben om inhoudelijk over box 3 te spreken. Dat is helaas niet gelukt in verband met het formatiedebat. Dat debat is dus uitgesteld tot 11 juni. Daardoor dreigen we een mogelijke deadline te missen. Om dat te voorkomen heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een wetsvoorstel is voorbereid met de citeertitel Wet werkelijk rendement box 3;

constaterende dat de Kamer hierover op 18 april een debat heeft gevoerd en dat naar aanleiding daarvan ook een brief van de staatssecretaris is ontvangen op 15 mei 2024 waarin punten zijn geadresseerd en waarbij het de bedoeling was om daarover op 22 mei een vervolgdebat te houden om inhoudelijke en politieke punten verder te bespreken, maar dat dit vanwege het plenaire debat over de formatie is geannuleerd en is uitgesteld tot 11 juni;

overwegende dat het huidige forfaitaire systeem van box 3 ter discussie staat in verschillende juridische procedures, met mogelijk grote financiële gevolgen voor de schatkist;

overwegende dat de staatssecretaris in zijn hiervoor genoemde brief aangeeft dat om het schema voor inwerkingtreding per 2027 nog te kunnen halen het conceptwetsvoorstel begin juni 2024 in een ambtelijk voorportaal moet worden besproken, ter voorbereiding van de behandeling in de ministerraad eind juni, voor de adviesaanvraag bij de Raad van State, en dat dit betekent dat nog deze maand besloten moet worden of het wetsvoorstel de verdere procedure kan voortzetten gelet op de beoogde datum voor inwerkingtreding per 1 januari 2027;

verzoekt de regering het voorbereidingsproces voort te zetten, zodat de beoogde invoeringsdatum van het nieuwe box 3-regime op basis van werkelijk rendement per 1 januari 2027 gehaald worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Idsinga en Vermeer.

Zij krijgt nr. 190 (32140).

De heer Idsinga (NSC):

Dank u wel.

De voorzitter:

Zo meneer Idsinga, dat is een lange lap!

De heer Idsinga (NSC):

Ja, dat was 'm.

De voorzitter:

Dat was 'm toch, hè? Oké. Dank u wel. Meneer Vermeer van BBB.

De heer Vermeer (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Onze naam staat ook onder de net voorgedragen motie, net als volgens mij de namen van nog een aantal mensen. Wij willen wel even benadrukken dat wat BBB betreft het uitgangspunt een eerlijke belasting moet zijn en dat die moet worden geheven over daadwerkelijk genoten rendement en dan in de vorm van vermogenswinstbelasting, zodat niet geheven hoeft te worden over papieren winsten. Het voorstel zoals dat door het huidige demissionaire kabinet is opgesteld, zou ertoe kunnen leiden dat je bijvoorbeeld aandelen moet verkopen om de heffing te kunnen betalen over een waardestijging die je niet eens gerealiseerd hebt. We zullen daar bij de behandeling van het wetsvoorstel zeker op terugkomen, maar dat punt wil ik even meegeven.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Ah, meneer Idsinga! Een interruptie.

De heer Idsinga (NSC):

Even voor de duidelijkheid: de heer Vermeer wenst graag mee te tekenen met mijn motie. Dan voeg ik zijn naam toe. Dank daarvoor.

De heer Vermeer (BBB):

Ja, ja. Dank u wel.

De voorzitter:

Mooi. Dank u wel. Mevrouw Van Eijk van de VVD.

Mevrouw Van Eijk (VVD):

Dank je wel, voorzitter. Laat ik starten met het uitspreken van mijn waardering richting de staatssecretaris en zijn ambtenaren, waarmee toch hardvochtig wordt vastgehouden aan de inwerkingstredingsdatum van 1-1-'27. Ik denk dat deze Kamer ook de behoefte voelt om daarin samen te werken om te kijken hoever we kunnen komen met elkaar.

Los daarvan gaan de ontwikkelingen gewoon door. Er zijn onlangs weer diverse uitspraken geweest van het gerechtshof in Den Haag en de rechtbank West-Brabant. Het zou fijn zijn als de staatssecretaris daar, in aanloop naar het debat op 11 juni, nog iets over kan zeggen.

Dank voor de brief van 15 mei. We hebben een uitgebreide reactie gekregen op de vragen die in het commissiedebat zijn gesteld. Ik miste alleen nog het vervolg op de staatssteuntoets bij aandelenbelangen van minder dan 5%. Die zouden eventueel onder de vermogenswinstbelasting gebracht kunnen worden.

Ik kom ten slotte op mijn laatste vraag, over de adviezen van het Adviescollege toetsing regeldruk. Kunnen we daar in de aanloop naar het debat van 11 juni misschien nog een korte reflectie op krijgen van het kabinet?

De voorzitter:

Merci, dank u wel. Meneer Grinwis van de ChristenUnie, het woord is aan u.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik ben blij met de motie van collega Idsinga. Ik zal die van harte steunen. Althans, dat zal ik mijn fractie adviseren en ik denk dat dat advies wordt opgevolgd.

Ik ben het ook eens met de heer Vermeer dat belastingheffing op vermogen rechtvaardig moet zijn. Dat geldt niet alleen voor het nieuwe stelsel, maar ook voor het huidige stelsel. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Hoge Raad in het najaar van 2024 uitspraak doet over de Wet rechtsherstel box 3;

overwegende dat de regering heeft besloten de aanslag inkomstenbelasting 2023 voor belastingplichtigen met belegd vermogen in box 3 aan te houden, maar die voor belastingplichtigen met slechts bank- en spaartegoeden in box 3 niet;

overwegende dat met het vervallen van de automatische doorwerking van de massaalbezwaarprocedure naar gelijke gevallen belastingplichtigen individueel bezwaar moeten maken;

overwegende dat het kabinet destijds heeft toegezegd "uitvoerig ruchtbaarheid" te geven aan een dergelijke noodzaak voor belastingplichtigen, terwijl — zonder dat hieraan ruchtbaarheid is gegeven — aanslagen zijn opgelegd met dagtekening 12 april 2024 of later;

overwegende dat dit belastingplichtigen ("spaarders") noodzaakt om in de komende dagen individueel bezwaar aan te tekenen;

verzoekt de regering te bewerkstelligen dat een onherroepelijke uitspraak van de rechter in deze box 3-kwestie automatische doorwerking heeft naar alle belastingplichtigen die ingevolge de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2023 box 3-heffing verschuldigd zijn, zodat spaarders niet worden achtergesteld op beleggers,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis en Inge van Dijk.

Zij krijgt nr. 191 (32140).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, tot zover mijn enige motie. Ik ben overigens van mening dat de massaalbezwaarprocedure hersteld moet worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Bij mevrouw Inge van Dijk van het CDA staat nul minuten. De heer Vlottes heeft ook nul minuten. Dan is ten slotte het woord aan mevrouw Maatoug van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Dank voor de brief die is toegezegd. Die is heel duidelijk en bevat ook een antwoord over onze toezeggingen. Ik dank de collega's voor het goede debat. De Kamer laat zien dat zij voorop kan lopen, ook met de motie over de processen. Dat waardeer ik heel erg. Ook ik zal het advies geven om voor deze motie te stemmen.

Voorzitter. Ik heb nog een eigen motie en die luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het risico op forse tegenvallers binnen box 3 nog steeds bestaat;

verzoekt het kabinet toekomstige tegenvallers binnen box 3 op te vangen door maatregelen die van toepassing zijn op vermogenden, en te voorkomen dat werkende mensen en de mensen met de laagste inkomens de dupe zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maatoug.

Zij krijgt nr. 192 (32140).

Dank u wel. Dat was het. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij onmiddellijk kan doorgaan met de beantwoording, maar de motie moet nog even gekopieerd worden. Ik schors voor een half minuutje of een minuutje, totdat de motie weer terug is in de zaal.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris meteen het woord.

Staatssecretaris Van Rij:

Dank u wel, voorzitter. De motie-Idsinga c.s. op stuk nr. 190 geef ik oordeel Kamer. Het helpt inderdaad in het proces. Het is ook, zoals door de heer Idsinga toegelicht, een hele kleine feitelijke aanvulling. Het komt in het ambtelijk voorportaal terecht, daarna gaat het naar de politieke vierhoek en dan koersen we aan op de ministerraad van 21 juni. Dan gaat het naar de Raad van State, en is het aan het volgende kabinet om te besluiten wat het gaat doen met dat wetsvoorstel, namelijk of het wordt ingediend zonder wijzigingen, of dat het niet wordt ingediend of dat het gewijzigd wordt ingediend; dat geschiedt mede in het licht, zoals ik in het commissiedebat ook heb aangegeven, van de arresten van de Hoge Raad, die in september worden gewezen. Maar in ieder geval ligt een vertraging, als het om de invoeringsdatum per 2027 gaat, dan niet aan het parlement. Wij kunnen natuurlijk niet vooruitlopen op de uitspraken, de arresten van de Hoge Raad. Daar ga ik ook niets anders over zeggen dan wat ik in het commissiedebat gezegd heb. Maar afhankelijk van de inhoud van die arresten zou dat wellicht tot een vertraging kunnen leiden, als er weer een massale hersteloperatie ingezet zou moeten worden. Dat is het enige wat ik daarover wil en kan zeggen. Dat is ook niet anders dan wat ik de 18de april heb gedaan. Dus oordeel Kamer.

Voorzitter. De heer Vermeer maakte een opmerking over de papieren winsten. Ik beschouw dat als een schot voor de boeg voor wat betreft de behandeling van dat wetsontwerp. Ik heb daar het nodige over gezegd, niet alleen de 18de april. Dat is eigenlijk de uitkomst van een zeer intensief parlementair traject in de afgelopen tweeënhalf jaar, met heel veel notities. Wij zijn uiteindelijk uitgekomen op de mengvorm van vermogensaanwas- en vermogenswinstbelasting, maar ik ga daar nu niet inhoudelijk op in.

Mevrouw Van Eijk had gevraagd: wilt u ter voorbereiding op het debat op 11 juni ook een beschouwing geven van wat er gebeurt in de lagere rechtspraak? Ja, dat zou ik best wel willen doen, maar dat zijn zaken waar wij als Staat der Nederlanden bij betrokken zijn. Er liggen inmiddels ook een aantal zaken voor bij de Hoge Raad. Ik heb in het debat van 18 april alleen gewezen op de conclusies van met name in dit geval advocaat-generaal Pauwels, die hele klare wijn schenkt over de vraag wat onder het huidige stelsel werkelijk rendement is. Dat is direct én indirect rendement, ook het niet gerealiseerde indirecte rendement in een jaar. Dat is het enige wat ik daarover kan zeggen, en nu is het in handen van de Hoge Raad. Dat allerlei lagere rechters nu andere dingen zeggen, daar kan ik geen ander commentaar op geven dan ik nu net heb gegeven. In de voorbereiding op dat commissiedebat zal ik wel terugkomen op de volgende vraag. Stel dat je in plaats van "familiebedrijven" zou zeggen "alle belangen onder de 5%", is dat dan staatssteun of niet? Ja, als je het zo formuleert, dan weet ik het antwoord al: dat kan nooit staatssteun zijn, want je werkt dan niet met selectiviteit. Maar het heeft allerlei andere gevolgen, die vrij fors zijn. Dat zit 'm uiteraard in de afbakening, maar dat zit 'm ook in budgettaire consequenties, maar ik ben graag bereid om dat nader toe te lichten ter voorbereiding van dat debat.

Voorzitter. Dan ga ik naar de motie van de heer Grinwis, op stuk nr. 191. Laat ik ermee beginnen te zeggen dat ik zijn zorgen begrijp. Wij hebben het daar natuurlijk vaker over gehad. Maar wat is de situatie? In de herstelwet zal het forfaitaire rendement op sparen 0,92% zijn. Laat ik het voorbeeld geven van een belastingplichtige die, eenmaal of tweemaal, gebruikmaakt van het heffingsvrije vermogen — dat is overigens €57.000 — maar die daarbovenop nog centjes op de spaarrekening heeft gezet. Normaal gesproken zou daar natuurlijk een rendement uit moeten voortvloeien dat heel dicht bij, zo niet boven, die 0,92% zit. Er zijn situaties denkbaar dat mensen dat geld alleen op de betaalrekening hebben staan. Dan zou ik ze bij dezen, over uw hoofd heen, voorzitter, het advies willen geven om toch te gaan sparen. Maar goed, er kunnen redenen zijn — het gaat meer om uitzonderingen dan om hoofdregels — dat dat zo is. Als het om 12 april gaat, praten we over 85 opgelegde aanslagen, waarvan waarschijnlijk 10% alleen maar spaargeld heeft. Over die omvang praten we: acht à tien situaties. De groep waarvan de aanslagen op 3 mei zijn vastgesteld, is wel aanzienlijk groter.

Voorzitter. Ik wil het volgende voorstellen. Ik heb aanstaande dinsdag overleg met de koepelorganisaties. Tot nu toe hebben we er altijd hele goeie afspraken over gemaakt. Ik zal dat gesprek eerst voeren. Ze zullen dit punt uiteraard opbrengen. Dan kijken we of we een passende oplossing kunnen vinden. Dat is ons in het verleden ook gelukt, bijvoorbeeld met de massaalbezwaarschriftenplusformule van november 2022. Mijn advies aan de heer Grinwis zou dus zijn om de motie aan te houden tot dat overleg heeft plaatsgehad; dat is aanstaande dinsdag. Dat is nog binnen de termijn voor met name die grotere groep, waarvan de aanslagen op 3 mei zijn opgelegd. Ik informeer de Kamer dan meteen over de uitkomst van dat overleg. Dan is het uiteraard aan de Kamer of, in eerste instantie, aan de heer Grinwis wat te doen met die motie. Dat zou mijn voorstel zijn.

De voorzitter:

De heer Grinwis heeft een interruptie of een vraag.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik zou deze motie graag eigenlijk als steun in de rug naar dat overleg mee willen geven. Want met wat de staatssecretaris zegt, heb ik principieel wel moeite. Ook al is het forfaitair rentepercentage hoog of laag: als er een nadeel is, dan is er een nadeel. Dan moet er recht worden gedaan. De staatssecretaris heeft tijdens het commissiedebat gezegd: als ik ergens met spijt op terugkijk, is het hoe wij zijn omgegaan met het rechtsherstel in relatie tot de gedupeerden die niet op de been zijn gekomen en destijds niet aan dat proces hebben meegedaan. Ik vind dat de staatssecretaris daar lering uit zou kunnen trekken. We moeten namelijk niet weer een nieuw spijtmoment met een nieuwe spijtbeslissing krijgen. Bovendien geldt voor spaarrekeningen vaak — dat weet de heer Van Rij beter dan ik — dat hoe hoger het bedrag is, hoe lager de rente is. Er is in tegenstelling tot bij de inkomstenbelasting namelijk vaak sprake van degressieve rentetarieven. Ik ben dus heel benieuwd hoe de staatssecretaris dat principiële punt van de rechtsbescherming weegt. Het is onze dure plicht om de belangen van alle burgers te beschermen.

Staatssecretaris Van Rij:

Twee opmerkingen daarover. Ik heb die opmerking natuurlijk gemaakt; dan wil ook graag goed geciteerd worden. Wij hebben een hersteloperatie gedaan. Bij mensen die op tijd een bezwaar hebben ingediend, is het na het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 allemaal binnen zes maanden hersteld. Het ging natuurlijk om de specifieke problematiek van de niet-bezwaarmakers. Dat ging overigens om een veel grotere populatie. Daarom hebben we ook die massaalbezwaarschriftenplusformule bedacht. Er liggen inmiddels namelijk 500.000 bezwaarschriften. Dat is één.

Twee. We moeten nu ook niet doorslaan. Ik begrijp en deel de zorg, maar we moeten niet doorslaan in de zin dat we nu tegen alles een bezwaarschrift moeten indienen. Het is ook een verantwoordelijkheid van de belastingplichtige en de belastingadviseur. We hebben het hier namelijk over een groep die de centjes alleen maar op een spaar- of betaalrekening heeft staan. Nou moeten we niet net doen alsof het rendement voor die hele groep altijd lager is geweest dan het forfaitair rendement. Want ik durf hier de stelling aan dat dat in verreweg het grootste deel van de gevallen niet zo is. Het wordt wel heel makkelijk om vervolgens met vrachtwagens het land in te rijden en de Belastingdienst onder te sneeuwen met 600.000 bezwaarschriften. Zo moeten we in Nederland niet met elkaar omgaan. Daarom wil ik eerst dat gesprek met de koepelorganisaties. Hier staat een oud-belastingadviseur. Als ik nu belastingadviseur geweest zou zijn, zou ik niet zeggen: dien maar een bezwaar in. Dan zou ik eerst zeggen: hoe ziet de aangifte eruit? Wat is jouw rente geweest? Je gaat natuurlijk geen bezwaar indienen als die rente 0,92% of hoger is geweest. Dat is de verantwoordelijkheid die we ook in dit land moeten hebben.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dat laatste lijkt me duidelijk. Als dat het geval is, dan ga je geen bezwaar indienen. Maar toch zeg ik het volgende. De staatssecretaris veronderstelt dat de belastingbetaler weet dat hij bezwaar kan indienen, maar het punt is dat er geen uitvoerige ruchtbaarheid gegeven is aan die aanslagen die onherroepelijk zijn geworden. Het is wel de expliciete toezegging van de wetgever, van het kabinet, geweest dat dat zou gebeuren. Deze oplossing, de weg van het individuele bezwaar voor de spaarders die de staatssecretaris tot nu toe bewandelt, is een weg die een enorm doenvermogen bij de spaarders veronderstelt. Daar hebben we toch ook van geleerd en daar zijn we ook wel een beetje van teruggekomen. Dat is ook geadviseerd door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Dat refereert natuurlijk aan eerdere pleidooien, waar de staatssecretaris ook echt in meevoelt, om die massale bezwaarprocedures eigenlijk zo veel mogelijk weer te restaureren. Ik snap alles wat de staatssecretaris zegt, maar hoe weegt hij deze aspecten met betrekking tot de ingeslagen weg?

Staatssecretaris Van Rij:

Dat is natuurlijk een goede vraag. Dat weeg ik anders dan de heer Grinwis. Ik ga namelijk gewoon weer terug. Ik ga het probleem niet groter maken. We hebben het hier over mensen die alleen centjes hebben op de spaarrekening. We hebben het dus niet over mensen die ook nog aandelen hebben of die er vastgoed bij hebben. Het is een heel afgebakende groep. Dat doenvermogen is er helemaal niet. Je krijgt een overzicht van de bank; daar staat precies in wat je rente geweest is. Dat hebben we in Nederland goed geregeld. We moeten het dus niet groter maken dan het is. Er zijn nog voldoende problemen in Nederland. Ik zou zeggen: wacht het overleg af dat wij met de koepel hebben. Anders ga ik in herhaling vallen. Ik zal de Kamer schriftelijk informeren. Mijn advies is om 'm aan te houden. En dan is het uiteraard aan de heer Grinwis om 'm dan toch in te dienen. Wil hij 'm nu indienen, dan is de appreciatie "ontraden".

De voorzitter:

Ten slotte.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ten slotte. Dit is meer concluderend, ook richting u en mijn collega's. Ik ga er even op kauwen, want ik begrijp dat het overleg op dinsdag is.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dus ook al zou de motie dinsdag in stemming komen en worden aangenomen, dan heeft die dus niet zo veel impact op het overleg. Ik ga dit dus even wegen, want ik zou graag het signaal aan de staatssecretaris willen meegeven, maar ik hoor ook wat hij zegt. Ik ga hier dus even mee terug. Ik houd 'm nu dus niet aan; ik kom hier later op terug.

De voorzitter:

Oké, dan concluderen we af dat de heer Grinwis 'm vooralsnog gewoon aanstaande dinsdag in stemming brengt en dat de appreciatie van de kant van het kabinet "ontraden" is.

Staatssecretaris Van Rij:

Nog één opmerking. De heer Grinwis heeft, en daar wil ik hem voor bedanken, nu in ieder geval voor heel veel publiciteit gezorgd. Ik denk dus dat alle spaarders nu precies gaan kijken wat hun rente was en of ze wel of niet bezwaar moeten indienen. Dat is dus geweldig. Dat is een samenwerking met het parlement die ik niet had kunnen bevroeden.

Voorzitter. Dan de volgende motie, de motie op stuk nr. 192. Mijn advies zou daar als volgt zijn. Er liggen zeven zaken voor bij de Hoge Raad. Daar hebben we het in het debat van 18 april ook over gehad. De hoofdregel zoals die in ieder geval in deze kabinetsperiode gold, is de volgende. De staatssecretaris is verantwoordelijk voor de inkomstenkant van de rijksbegroting, uiteraard altijd samen met de minister; hij doet niks alleen. Als er tegenvallers zijn aan de inkomstenkant, dan moet die tegenvaller ook aan die inkomstenkant gevonden worden, primair in het domein waar de tegenvaller plaatsheeft. Die regel is aan het volgende kabinet. Het volgende kabinet zal na het constituerend beraad bij elkaar komen en dan zal de minister van Financiën een startbrief maken. Daar ga ik niet op vooruitlopen. Het lijkt mij beter om deze motie aan te houden en eventueel in stemming te brengen als er een nieuw kabinet is aangetreden. Dan zou ik hooguit één advies geven: doe dat dan niet te laat, maar meteen aan het begin van het aantreden van het kabinet. Het is namelijk nogal een cruciaal punt: wat doe je met tegenvallers die ontstaan zijn door arresten van de Hoge Raad? Ik heb mijn persoonlijke opvatting en reflectie daarop gegeven tijdens het laatste commissiedebat.

De voorzitter:

Ik kijk naar mevrouw Maatoug. Het verzoek van de staatssecretaris is om de motie aan te houden.

Mevrouw Maatoug (GroenLinks-PvdA):

Inhoudelijk snap ik het verzoek vanuit de staatssecretaris. Dat is staatsrechtelijk ook heel zuiver in een demissionaire periode. Maar wij als Kamer zijn wel missionair en dit dossier gaat voort. We hebben net ook een procesmotie gehad. Het is een opdracht aan het kabinet, en daarmee ook aan een volgend kabinet. Maar ik denk dat het wel belangrijk is dat wij als Kamer ons oordeel daarover vellen, zodat wij laten zien dat we in charge zijn op het lopende dossier, zoals we dat wel vaker doen.

De voorzitter:

Dus ook deze motie komt gewoon in stemming aanstaande dinsdag.

Staatssecretaris Van Rij:

Nogmaals, ik wil niet voor de voeten van een volgend kabinet lopen. Maar dan is het uiteraard aan de Kamer als die in stemming wordt gebracht.

De voorzitter:

Dan is de appreciatie in dat geval oordeel Kamer. Begrijp ik dat goed, staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Rij:

Ja, ik ga daar niet over. Ik heb mijn persoonlijke opvatting gegeven. Die wil ik nog één keer hier delen. Als ik terugkijk, dan zeg ik: de 4 miljard die dat herstel heeft gekost voor het tegemoetkomen van de bezwaarmakers, was onterecht belastinggeld. Daardoor hebben wij een hoop ellende gekregen, want vervolgens moesten we het vinden in het domein vermogen. Toen moest dezelfde groep dat weer zelf gaan betalen. Dat is een van de oorzaken waardoor we nu in de situatie zitten waarin heel veel burgers de overheid niet meer vertrouwen en overal bezwaar tegen gaan maken. Het debatje van net over de andere motie ging daar ook over. Ik ga er niet over, maar ik zou het dan in het saldo laten lopen.

De voorzitter:

Helder. Ik neem aan dat de staatssecretaris klaar is met zijn beantwoording.

Staatssecretaris Van Rij:

Ja.

De voorzitter:

Dan dank ik u van harte.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor een moment. We wachten even op de volgende bewindspersoon.

De vergadering wordt van 10.43 uur tot 10.45 uur geschorst.

Naar boven