6 Gewasbeschermingsmiddelen

Gewasbeschermingsmiddelen

Aan de orde is het tweeminutendebat Gewasbeschermingsmiddelen (CD d.d. 14/05).

De voorzitter:

Wij gaan verder met het volgende punt op de agenda. Dat is het tweeminutendebat over gewasbeschermingsmiddelen. Het commissiedebat was op 14 mei jongstleden. Ik heet de minister van harte welkom. Ik heb tien sprekers op mijn lijstje staan. We gaan ze afwerken. Als eerste vraag ik mevrouw Nijhof-Leeuw om te spreken. Ik vraag haar niet om naar voren te komen, maar ik ga haar microfoon aanzetten. Alle begrip dat u het woord gaat voeren vanaf uw plek in de zaal. Volgens mij staat de microfoon nu aan.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Dank u, voorzitter. De kersenteelt is een van de oudste beroepen die Nederland rijk is, en kent zijn oorsprong bij de komst van de Romeinen in de zeventiende eeuw. Zij plantten boomgaarden rondom de Kromme Rijn. Het was de eerste fruitteelt op grote schaal in Nederland. De PVV vindt, net als het Ctgb en de NVWA, het opvolgen van de voorwaarden met betrekking tot het gebruik van Exirel belangrijk en zal niet ontkennen dat dit nog verbeterd kan worden. De PVV ziet tegelijkertijd dat het naleven van de toepassingsvoorwaarden de laatste jaren met bijna 50% verbeterd is en dat de kersentelers de afgelopen twee jaar enorm geïnvesteerd hebben in nieuwe toedieningstechnieken om 100% aan de gebruiksvoorschriften te kunnen voldoen.

Voorzitter. De sector loopt voorop op het gebied van innovatie, waardoor de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddelen die in het water terechtkomt nihil is. Maar om dit eeuwenoude beroep met veelal familiebedrijven te behouden in Nederland is ook een heroverweging van de minister nodig. Daarom dienen wij de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kersentelers volop bezig zijn om de processen te optimaliseren, waarmee het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen gereduceerd wordt en er daarnaast pilots draaien om op natuurlijke en duurzame wijze de suzukifruitvlieg te bestrijden conform de visie gewasbeschermingsmiddelen 2030;

overwegende dat er nog geen effectief alternatief is en de sector sinds 2022 in afwachting is van de beoordeling van het Ctgb voor een wederzijdse erkenning;

verzoekt de regering de restrictie uit het advies van het Ctgb en NVWA, dat Exirel de afgelopen twee jaar niet ingezet mag zijn, af te wegen tegen de feitelijke verbetering van de naleving en de consequentie dat deze restrictie de kersenteelt na eeuwen laat verdwijnen uit Nederland, te heroverwegen en deze restrictie uit de voorwaarden te verwijderen en de Kamer uiterlijk maandag 27 mei 2024 van het besluit van de regering op de hoogte te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Nijhof-Leeuw.

Zij krijgt nr. 656 (27858).

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Vervolgens is het woord aan de heer Pierik van de BBB.

De heer Pierik (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van het commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen wil de BBB de volgende twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) een positief advies heeft uitgebracht over de vrijstelling voor het gebruik van Exirel bij de teelten van druif, pruim en blauwe bes en Tracer voor de teelten van pruim en druif;

constaterende dat eerder een motie van het lid Van der Plas c.s. (21501-32, nr. 1639) is aangenomen waarin de minister werd opgeroepen het gebruik van Exirel en Tracer bij andere soorten fruit waarvan de oogst vernietigd dreigt te worden toe te staan en dat de minister de uitvoering van dit tweede deel van de motie in afwachting van het advies van het Ctgb heeft opgeschort;

overwegende dat telers van zacht fruit gezien het vroege voorjaar zijn geconfronteerd met een vroegtijdige en actieve aanwezigheid van de suzukivlieg, wat hun teelten ernstig bedreigt;

overwegende dat een spoedige vrijstelling van deze middelen kritiek is om onherstelbare schade aan de teelten en de economische positie van de telers te voorkomen;

verzoekt de minister om met de grootst mogelijke spoed de vrijstelling voor het gebruik van Exirel en Tracer voor de teelten van druiven en andere soorten zacht fruit te verlenen, en hiermee invulling te geven aan de eerder aangenomen motie van het lid Van der Plas,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pierik en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 657 (27858).

De heer Pierik (BBB):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kersentelers, op grond van de huidige vrijstelling, slechts eens per drie kalenderjaren gebruik mogen maken van het gewasbeschermingsmiddel Exirel;

overwegende dat een ruime Kamermeerderheid de minister in een motie de opdracht heeft gegeven om te zorgen voor vrijstelling voor het gebruik van Exirel en Tracer en dit uit te voeren met werkbare randvoorwaarden;

overwegende dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden slechts een adviserende rol heeft bij de beoordeling van aanvragen voor vrijstellingen en dat de minister niet verplicht is deze adviezen op te volgen, maar dient te betrekken bij de overwegingen;

overwegende dat Exirel een essentieel middel is ter bestrijding van de suzukivlieg en niet vervangen kan worden door Tracer, omdat Tracer alleen volwassen vliegen aanpakt en Exirel juist eieren en larven;

overwegende dat zonder jaarlijkse behandeling met Exirel een veelvoud aan behandelingen met Tracer noodzakelijk is, wat leidt tot een hoger totaalgebruik van gewasbeschermingsmiddelen;

overwegende dat bij de afwezigheid van een jaarlijkse behandeling met Exirel het risico op resistentie tegen Tracer toeneemt;

overwegende dat de aanvraag van een regulier toelatingstraject van Exirel voor dit jaar nog geen werkbare oplossing biedt voor ons land;

verzoekt de regering bij de besluitvorming over de vrijstellingen ook het belang van de landbouwpraktijk en de impact op de sector mee te wegen, onafhankelijk van het advies van het Ctgb;

verzoekt de regering de eis dat kersentelers slechts eens per drie jaar Exirel mogen gebruiken met onmiddellijke ingang te verwijderen en hiermee effectieve en werkbare randvoorwaarden te creëren voor de toepassing van Exirel om de kersenteelt in ons land te kunnen behouden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pierik, Van der Plas en Nijhof-Leeuw.

Zij krijgt nr. 658 (27858).

Zo, meneer Pierik.

De heer Pierik (BBB):

Dat was een hele lange motie.

De voorzitter:

U bent van de twee minuten een minuut en twaalf seconden over uw tijd heen. Er zijn ook interrupties. Ik kijk eerst naar de heer Van Campen en dan naar mevrouw Bromet. De heer Van Campen van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Ik worstel met deze motie, zal ik meteen maar zeggen. Dat is omdat ik daadwerkelijk de impact voor de sector echt heel erg goed begrijp. Onze fractie heeft de kersenteelt ook lief. Tegelijkertijd hebben we ook een verantwoordelijkheid voor het beschermen van schoon water en een schone leefomgeving. Het Ctgb, een onafhankelijk wetenschappelijk instituut waar we vaak met elkaar over van gedachten hebben gewisseld, heeft de verantwoordelijkheid om onze leefomgeving te beschermen. Ik zou de heer Pierik willen vragen hoe hij het advies van het Ctgb weegt, als hij in deze motie eigenlijk tegen de minister zegt: stop het maar in de la of de prullenbak; dank voor het advies en ik trek me er niks van aan. Of begrijp ik de heer Pierik verkeerd?

De heer Pierik (BBB):

Het Ctgb is het adviesorgaan. Dat advies moet je natuurlijk altijd serieus nemen. De minister heeft te overwegen wat hij met het advies doet. Het is vaker gebeurd dat het Ctgb een positief advies heeft gegeven en dat de minister daarvan afgeweken is, of net andersom. Dat hoort in het afwegingskader van de minister een rol te spelen. In het kader van de impact op de waterkwaliteit en de impact op de economie — hoe belangrijk de kersenteelt is voor de Nederlandse economie — vind ik dit een zeer verantwoorde motie, temeer omdat we bij de meetpunten van de waterkwaliteit in de omgeving van de kersenteelt niet zien dat de waterkwaliteit heel erg slecht zou zijn. We hebben de basisgegevens van de waterkwaliteit erbij gehaald. Als we dan kijken naar de waterkwaliteit in de omgeving van de professionele kersentelers, dan zien we dat er niet echt zorgelijke ontwikkelingen te zien zijn.

De heer Van Campen (VVD):

Het Ctgb stelt toch iets anders. Over het economisch belang zijn de heer Pierik en ik het volstrekt met elkaar eens. Alleen heb je je wel te verhouden tot het ecologische belang, het milieubelang en de kwaliteit van schoon water. Ik zou de heer Pierik nogmaals willen vragen hoe belangrijk de BoerBurgerBeweging schoon water vindt.

De heer Pierik (BBB):

Volgens mij heb ik het antwoord net al gegeven. We hebben gekeken naar de meetpunten in de omgeving van de kersentelers. Daar komen we tot de conclusie dat de basiswaarden die daarachter liggen, geen zorgwekkende opvattingen opleveren als het gaat om de waterkwaliteit.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Als ik luister naar de woordvoerder van de BBB, lijkt het wel alsof ik naar een lobbyist van de bestrijdingsmiddelenindustrie luister. Wij hebben hier belangenafwegingen te maken, zoals de heer Van Campen van de VVD net ook al aangaf. We moeten keuzes maken tussen schoon water en kersen. Ik zou eerst even aan de minister willen vragen of hij wil reageren op de beweringen die de BBB doet over de waterkwaliteit in de buurt van kersentelers. Mijn vraag is de volgende. Van de kersentelers gebruikt 50% het landbouwgif niet volgens de regels. Wat vindt de heer Pierik daarvan en wat gaat de BBB doen om ervoor te zorgen dat alle kersentelers dit gif gebruiken op de voorgeschreven manier?

De heer Pierik (BBB):

Laat ik allereerst beginnen met het feit dat ik het woord "gif" hier wel erg misplaatst vind. We hebben het altijd over gewasbeschermingsmiddelen. Dat is ook de officiële terminologie. Ik hanteer ook altijd het begrip "gewasbeschermingsmiddelen". Het lijkt me goed om dat in dit debat te blijven doen. De vraag was natuurlijk hoe ik het beoordeel dat 50% van de kersentelers het niet op de juiste manier zou gebruiken. Ook daar hebben we het in het debat uitgebreid over gehad. Als je dan kijkt naar hoe de professionele kersentelers omgaan met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, dan is dat een heel ander verhaal dan bij de hobbymatige kersentelers.

Mevrouw Podt (D66):

Hier word ik een beetje moe van. We komen weer terecht in het stukje van het debat waarin BBB het eigenlijk gewoon moeilijker gaat maken voor de mensen die het goed doen, door de mensen die het slecht doen in bescherming te nemen. Laten we het er nou gewoon over eens zijn dat de mensen die het goed doen, of dat nou professionals zijn of niet, niks te vrezen hebben, maar dat de mensen die het slecht doen aan de bak moeten. Dat kun je toch niet ontkennen?

De heer Pierik (BBB):

Weet je, waar mijn moeite dan zit is dat de meeste mensen het goed doen. De meeste professionele kersentelers doen het goed, maar worden afgestraft doordat een aantal hobbymatige kersentelers het hier en daar niet helemaal volgens de regels doen. Ik vind dat een buitenproportionele afstraffing van de professionele kersenteelt.

De voorzitter:

Mevrouw Podt nog een keer.

Mevrouw Podt (D66):

Het is niet een beetje; het gaat bij de helft mis. Dat is niet oké. Ik zou het toch wel waarderen als BBB dat ook gewoon zou uitspreken, juist ook richting al die mensen die wel hun best doen om het goed te doen. Kan BBB nou gewoon een keertje aangeven dat dit niet oké is? Dat is de heer Pierik toch met mij eens?

De heer Pierik (BBB):

Natuurlijk, alle overtredingen van wettelijke regelingen keuren we af. Dat moet niet gebeuren. Daar zijn we heel duidelijk in. Maar omdat er in dit geval zo'n groot verschil zit tussen hoe de professionele kersenteelt en de niet-professionele kersenteelt omgaan met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, vinden we deze motie zeer te rechtvaardigen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Nog even in reactie: ik gebruik het woord "landbouwgif" altijd omdat er dieren gedood worden ten behoeve van een gewas, en dat blijf ik ook doen. Meneer Pierik kan elke keer zeggen dat ik het woord "landbouwgif" niet mag gebruiken in het debat, maar ik blijf het gebruiken. Hoe vaker de heer Pierik zegt dat ik dat niet mag doen, hoe vaker ik het wel zal doen. Ik zou ook graag van de minister weten of het klopt wat de heer Pierik hier zegt, namelijk dat alle professionele kersentelers het gif goed gebruiken en dat de schade vanwege het niet volgens de regels gebruiken van dit gif door de liefhebbers komt. Dat wil ik heel graag weten van de minister.

De heer Pierik (BBB):

Ik wil daar toch graag even op reageren. Mevrouw Bromet geeft aan dat ze het woord "landbouwgif" blijft gebruiken. De officiële kennisinstituten, die we in het leven hebben geroepen om hier adequate uitspraken over te doen, gebruiken dit begrip niet. Ik wil dus toch afstand nemen van het frame dat mevrouw Bromet hier neerlegt.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Ik heb een hele kleine vraag in vervolg op de vraag van collega Van Campen. De ene keer dient de BBB een motie in om iets te doen of verder te gaan met een ontheffing. De andere keer, als ze zich helemaal achter diegene kan scharen, beroept ze zich op een wetenschapper. Mijn korte vraag aan de heer Pierik is: is dit nou niet een gevalletje cherrypicking?

(Hilariteit)

De voorzitter:

Die is goed! Het woord is aan de heer Pierik, maar daarna wil ik eigenlijk verdergaan.

De heer Pierik (BBB):

Allereerst mijn complimenten voor de spitsvondige woordspeling.

We moeten wel onderscheid maken tussen officiële toestemmingstrajecten en vrijstellingen. Als het gaat om officiële toelatingstrajecten vind ik het advies van het Ctgb veel zwaarder wegen dan wanneer het gaat om vrijstellingskwesties.

De voorzitter:

Jongens, zo gaan we nog wel even door.

De heer Van Campen (VVD):

De beantwoording van de BBB in dit debat roept bij mij ook echt wel een aantal vragen op. Mevrouw Bromet heeft het volgende ook al gevraagd. De heer Pierik stelt dat met bepaalde motivaties in bepaalde gebieden bepaalde middelen wel verantwoord kunnen worden toegelaten. Het zou natuurlijk heel mooi zijn als het Ctgb dat ook zo zou zien, maar ook ik hecht eraan dat de minister nadrukkelijk en precies ingaat op de argumenten die de heer Pierik heeft aangedragen voor waarom toelating en deze motie daadwerkelijk langs de lijn van de Ctgb-eisen mogelijk zouden zijn.

De voorzitter:

Wil de heer Pierik daar nog op reageren?

De heer Pierik (BBB):

We wachten de reactie van de minister af.

De voorzitter:

Dat is goed. Tot zover de BBB. Dan is nu het woord aan mevrouw Vedder van het CDA.

Mevrouw Vedder (CDA):

Dank, voorzitter. In het commissiedebat heb ik het gehad over het verzoek van enkele gemeentes en de VNG om meer duidelijkheid over spuitzonering. De minister heeft de toezegging gedaan dat hij daarover gaat spreken met de gemeentes en met de minister van Binnenlandse Zaken, maar ik zou graag een stapje verder willen gaan dan alleen spreken. Ik wil ook graag dingen doen en daar heb ik een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten op korte termijn duidelijkheid nodig hebben over de benodigde breedte van spuitzones voor een gezonde woon- en leefsituatie voor bewoners naast percelen waar gewasbescherming wordt gebruikt om hun woningbouwopgave uit te kunnen voeren;

overwegende dat voor de vuistregel van 50 meter afstand, die volgt uit jurisprudentie uit 2009, nu elke wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt waardoor onduidelijkheid en veel maatschappelijke onrust ontstaan;

constaterende dat de VNG aangeeft dat ook de in 2023 gepubliceerde handreiking "Nabuurschap" bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen geen antwoord biedt en zelfs onduidelijkheid schept;

constaterende dat de huidige onduidelijkheid ook het ondernemerschap van agrariërs aantast en hun bijdrage aan het versterken van onze economie ondermijnt;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk een wetenschappelijk onderbouwd kader op te laten stellen voor de benodigde breedte van spuitzones voor een gezonde woon- en leefsituatie voor bewoners naast agrarische percelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vedder, Flach, Grinwis, Van Campen en Holman.

Zij krijgt nr. 659 (27858).

Dank u wel. De motie wordt breed ondersteund. Dan kijk ik naar de heer Holman van Nieuw Sociaal Contract.

De heer Holman (NSC):

Voorzitter. Wij hebben drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met de daling van toegestane middelen het belangrijk is dat er voldoende en betaalbare alternatieven voor hen beschikbaar zijn;

constaterende dat de biocontrolsector een snelgroeiende sector is in Europa, waar zo'n 129 groene gewasbeschermingsmiddelen in de pijplijn zitten;

overwegende dat de minister aangeeft zich onverminderd in te zetten voor het stimuleren van het op de markt brengen van biologische alternatieven voor chemische gewasbescherming;

verzoekt de regering om actief bij de Europese Commissie te bevorderen dat de beoordelingskaders voor de goedkeuring en toelating van deze effectieve groene middelen meer worden toegesneden op de aard en kenmerken van deze middelen, mede door een kopgroep te vormen met andere lidstaten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Holman, Nijhof-Leeuw, Vedder en Van Campen.

Zij krijgt nr. 660 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rechter het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor de lelieteelt naast Sevenum heeft verboden;

constaterende dat deze gewasbeschermingsmiddelen wel waren toegelaten door het Ctgb;

overwegende dat dit voor een grote mate van onduidelijkheid zorgt voor boeren en andere gebruikers van deze gewasbeschermingsmiddelen;

overwegende dat dit voor ongewisheid zorgt over de werking van het voorzorgsbeginsel bij het Ctgb;

verzoekt de regering in samenwerking met het Ctgb tot een formulering en verduidelijking te komen van het begrip "voorzorgsbeginsel",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Holman en Van Campen.

Zij krijgt nr. 661 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat conflicterende uitspraken van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en gerechtelijke uitspraken over het verbod van gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt op specifieke percelen leidt tot grote onzekerheid voor telers;

constaterende dat de minister van LNV een gids voor goede praktijken kan vaststellen waarmee de overheid een gewasbeschermingsplan van een teler kan beoordelen;

constaterende dat zo'n gids nu ook in samenwerking met de sector wordt opgesteld voor de aardappelteelt, maar nog niet voor andere teelten zoals de lelieteelt;

overwegende dat ondanks het terugtrekken van de SUR en daarmee de reductiedoelstelling van 50% het nog steeds wenselijk is om dit doel in 2030 te halen;

overwegende dat de minister onderzoek laat uitvoeren naar de wijze waarop de uitbreiding van het areaal van lelies kan worden beperkt;

verzoekt de regering om vooruitlopend op dit onderzoek in gesprek met de sector te gaan om te komen tot 50% reductie van chemische gewasbeschermingsmiddelen in de lelieteelt in 2030 en te komen tot een gids voor goede praktijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Holman en Vedder.

Zij krijgt nr. 662 (27858).

Dank u wel. Dan kijk ik naar de heer Grinwis van de ChristenUnie.

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de minister voor zijn inspanningen en toezeggingen in het commissiedebat. En toch heb ik nog een kleine motie en een nog iets grotere.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toelating van gewasbeschermingsmiddelen door het Ctgb en de toepassing van deze middelen niet op voorhand corresponderen met de normen van de Kaderrichtlijn Water en dit momenteel wordt geanalyseerd;

verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de toelating van gewasbeschermingsmiddelen door het Ctgb en de toepassing van deze middelen in overeenstemming worden gebracht met de normering van de Kaderrichtlijn Water,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Podt en Van Campen.

Zij krijgt nr. 663 (27858).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de normen van de Kaderrichtlijn Water voor wat betreft nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen, met name op uitspoelingsgevoelige gronden, nog te vaak overschreden worden;

overwegende dat de Kamer bij motie (27858, nr. 587) de regering verzocht heeft het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden te stoppen;

overwegende dat zowel provincies, waterschappen als gemeenten bevoegd zijn maatregelen te nemen of regels te stellen ten aanzien van bodem-, grondwater- en/of oppervlaktewaterkwaliteit;

verzoekt de regering de betrokken overheden, ofwel het betreffende bevoegd gezag, in gebieden waar sprake is van normoverschrijdingen, ertoe op te roepen bestaande regelgeving optimaal in te zetten en te benutten en adequate en effectieve maatregelen te treffen ten behoeve van waterkwaliteit en veiligheid voor mens, dier en milieu,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grinwis, Van Campen, Podt en Vedder.

Zij krijgt nr. 664 (27858).

De heer Grinwis (ChristenUnie):

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Flach van de SGP.

De heer Flach (SGP):

Ja, voorzitter, ik kijk terug op een mooi en bij vlagen ook stevig debat. Ik heb er nog wel een paar opmerkingen en vragen bij, maar geen moties. De SGP wil dat de milieudruk door gewasbescherming verder omlaaggaat. Dat betekent dat we nog meer zouden moeten inzetten op precisietechnieken en toelating van groene middelen. Dat is iets anders dan het rücksichtslos verbieden van middelen en toepassingen.

Ik heb nog een openstaande vraag over snelle toelating van groene middelen. De Kamer vroeg de regering zowel om de termijn voor het in behandeling nemen van de toelatingsaanvraag te versnellen als om de behandelingstermijn te verkorten. De beoordeling wordt versneld door een apart loket. Dat is uitstekend, maar de motie vraagt ook om het sneller in behandeling nemen van een aanvraag, bijvoorbeeld door prioritering bij herbeoordeling van bestaande middelen. Hoe gaat de minister dit oppakken?

De gemeenten worstelen met de spuitzonering, die niet is afgestemd op de driftreductie die inmiddels plaatsvindt in de sectoren. De minister wil gemeenten ondersteunen, ook in samenwerking met zijn collega van Binnenlandse Zaken; daar hebben we het over gehad. Ik heb daarom de motie van collega Vedder meegetekend om dat aan te moedigen.

Tot slot de vrijstelling voor Exirel in de kersenteelt. De afgelopen jaren was de voorwaarde: maximaal één toepassing per jaar. Ook toen was het Ctgb-advies om het eens in de drie jaar te doen. De noodzaak is niet veranderd. De vraag is waarom de minister dit jaar anders besloten heeft. Dat is de laatste vraag die ik daarover stel.

Mocht dit debat de grens van 11.30 uur overschrijden, dan ben ik weg. Dat is niet omdat ik niet geïnteresseerd ben in de antwoorden. De minister mag ervan verzekerd zijn dat ik kennisneem van zijn antwoorden.

De voorzitter:

Helder. De heer Van Campen van de VVD.

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. Als je in een debat over gewasbeschermingsmiddelen aan de ene kant de toelating door het Ctgb van glyfosaat accepteert, waarover zo veel maatschappelijke discussie is, en tegelijkertijd andere adviezen van het Ctgb over andere middelen die de andere kant op werken, niet als zodanig accepteert, ben je inconsequent. Ik vind het belangrijk dat we in het maatschappelijk gepolariseerde debat over gewasbeschermingsmiddelen onafhankelijke wetenschappelijke instituties volgen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de toelating van gewasbeschermingsmiddelen in Nederland op onafhankelijke en deskundige wijze plaatsvindt door de daartoe wettelijk aangewezen instantie, het Ctgb;

constaterende dat het toezicht op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen plaatsvindt door de NVWA;

overwegende dat het, zowel bij vrijstellingen als bij reguliere toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen, cruciaal is om de veiligheid van mens, dier en milieu te waarborgen;

verzoekt de regering om een rolzuivere werkmethode te blijven hanteren voor toelating, toepassing en toezicht van gewasbeschermingsmiddelen, waarbij de adviezen en besluiten van daartoe aangewezen onafhankelijke en deskundige instanties door de politiek worden gerespecteerd;

verzoekt de regering deze in werkprocedures vast te leggen en aan de Kamer te doen toekomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Campen en Grinwis.

Zij krijgt nr. 665 (27858).

De heer Van Campen (VVD):

Voorzitter. Waar het gaat om middelen voor de kersenteelt, begrijp ik de irritatie en frustratie van telers zelf. Ik begrijp ook dat de minister steeds op advies van het Ctgb de afweging heeft gemaakt wat waar op welk moment wel of niet kon. Wij zouden hier in de Kamer geen debatten moeten voeren over wel of geen vrijstellingen. Het is heel eenvoudig. Er is een fonds voor kleine teelten. Dat is beschikbaar; daar kan een beroep op worden gedaan. Als gewasbeschermingsmiddelenproducenten willen worden toegelaten op de Nederlandse markt, moeten ze daar gewoon een formele toelatingsaanvraag voor doen. Dat geldt ook voor de desbetreffende middelen. Dan hoeven wij in deze Kamer niet voortdurend met individuele zaken bezig te zijn en kunnen wij ons richten op onze hoofdtaken: het bewaken van kaders en het controleren van de regering.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Heel goed. U heeft een interruptie van de heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Ik heb de motie zo goed mogelijk proberen te begrijpen. Ik denk dat de heer Van Campen een lastig dilemma aansnijdt. Ik denk dat we allemaal niet willen dat de politiek treedt in de rol van het Ctgb, omdat dat wetenschappelijke adviezen zijn. Zeker als het gaat om toelatingen ben ik het er van harte mee eens dat de politiek daar niet over zou moeten gaan. Maar is de heer Van Campen het met mij eens dat er in specifieke gevallen, als het gaat om vrijstellingen, ruimte zou moeten blijven voor een bestuurlijke en dus ook politieke afweging als het schaderisico onevenredig groot zou zijn?

De heer Van Campen (VVD):

Altijd, ook omdat het in een democratie noodzakelijk is om hardheidsclausules te hebben om te kunnen afwijken. Anders zouden we worden geregeerd door instituties. Maar ik vind ook dat je heel, heel, heel terughoudend moet omgaan met het afwijken van wetenschappelijke adviezen. In deze specifieke kwestie irriteert het mij vooral, zeg ik in de richting van de heer Flach, dat we het hier hebben over een vrijstelling, terwijl de minister herhaaldelijk tegen producenten heeft aangegeven dat er een formele toelatingsaanvraag gedaan kon worden. We kennen allemaal die apps van mensen die dat spul graag zouden willen gebruiken omdat ze er financieel van afhankelijk zijn. Ik sta ook voor die telers. We krijgen dan terug dat de teelt zo klein is en dat het daarom niet zou renderen. We hebben daar een fonds voor; we hebben een fonds voor kleine teelten. Er staat gewasbeschermingsmiddelenproducenten dus niets in de weg om een aanvraag te doen voor deze specifieke middelen. Boeren en telers kunnen daardoor gewoon een goede landbouwkundige praktijk toepassen langs de verantwoorde voorschriften die we met elkaar hebben voor de bescherming van dier, mens en milieu.

De heer Flach (SGP):

Ik ben het met de heer Van Campen eens dat er in dit geval ook een verantwoordelijkheid bij de sector ligt. Die moeten ze dit jaar ook nadrukkelijk nemen. Ik ben het daar zeker mee eens. Tegelijkertijd is het wel zo dat de vrijstellingen vorig jaar anders zijn afgegeven dan dit jaar. Ik zou de heer Van Campen willen vragen om te kijken of hij in zijn motie voldoende ruimte laat voor de bestuurlijke bevoegdheid van een volgende minister of bij volgende seizoenen om vrijstellingen te verlenen die wellicht een of twee seizoenen afwijken van de adviezen. Als je dat helemaal dichtzet, kunnen we deze discussies namelijk net zo goed niet meer voeren. We hebben dan gewoon een een-tweetje tussen het ministerie en de wetenschappelijke adviseurs; wij hoeven er hier dan niet meer over te spreken.

De heer Van Campen (VVD):

Nee, ik vind dat je altijd een hardheidsclausule moet hebben en dat een minister altijd gemotiveerd moet kunnen afwijken van adviezen. In een democratie voer je daar namelijk het debat met elkaar over, zoals we nu ook doen. Ik zeg er alleen bij dat je dat echt niet te vaak moet doen. De heer Flach stelt dat we het debat hier voeren zodat we dit debat kunnen blijven voeren. Maar ik zou dat debat hier eigenlijk niet willen voeren; ik wil gewoon dat gewasbeschermingsmiddelenproducenten toelatingen aanvragen. Ik wil ook dat het Ctgb snel beoordeelt, zodat alternatieven snel op de markt kunnen komen; dat is de andere kant van de medaille. Dus ja, er moet altijd een hardheidsclausule zijn voor de minister en voor controle door het parlement. Maar jongens, blijf er echt zo veel mogelijk bij weg, want we zijn hier het debat aan het voeren op het niveau van middelen en werkzame stoffen. Wat zijn we aan het doen?

De voorzitter:

Ik wil …

De heer Flach (SGP):

Tot slot, voorzitter.

De voorzitter:

Even in het algemeen: we hebben nog een lange dag voor ons. We hebben hier de neiging om het hele debat opnieuw te voeren, en dat is …

De heer Flach (SGP):

Nee, zeker niet. Dat zou nog veel langer geduurd hebben, voorzitter.

De heer Van Campen (VVD):

Dat is waar.

De heer Flach (SGP):

Nee, ik ben het met de heer Van Campen eens dat het doel niet is om het debat te blijven voeren; integendeel, dat doe ik liever niet. Tegelijkertijd ben ik blij dat we met een brede Kamermeerderheid — de heer Van Campen was daar ook bij betrokken — met die motie toch hebben kunnen bewerkstelligen dat die vrijstelling ook weer voor dit jaar geregeld is en dat we allemaal kunnen genieten van de kersenoogst van dit jaar.

De heer Van Campen (VVD):

Ja, maar ik leg me wel neer bij de wijze waarop de minister die motie heeft beoordeeld en geapprecieerd en bij de voorwaarden waaronder hij die uitvoert. We hebben daar met elkaar voor gestaan, maar je moet op een gegeven moment ook luisteren naar de wetenschappelijke adviezen voor de bescherming van de schone leefomgeving.

De voorzitter:

De heer Pierik, kort en bondig.

De heer Pierik (BBB):

Ja, heel kort. Begrijp ik goed dat de heer Van Campen anders tegen die vrijstelling aan gaat kijken als er een formeel toelatingstraject is opgestart?

De heer Van Campen (VVD):

Je hebt geen vrijstellingen meer nodig op het moment dat er een formele aanvraag is gedaan. Ik heb de eerste motie gesteund en ik ben benieuwd wat de minister vindt van de argumenten die de heer Pierik heeft aangedragen. Daar ga ik serieus naar luisteren. Als de motie van de heer Pierik kan rekenen op een positief oordeel van de minister omdat hij dat op die manier heeft voorgelegd aan het Ctgb, dan zal ik mijn fractie een positief stemadvies geven over de motie van de heer Pierik. Ik waag dat alleen ten zeerste te betwijfelen, maar we gaan horen wat de minister daarover zegt.

De voorzitter:

De heer Pierik nog een keer.

De heer Pierik (BBB):

De heer Van Campen gaf aan dat zo'n formeel toelatingstraject eigenlijk veel sneller moet. Stel dat zo'n traject dan nog niet is afgerond, dan kan dat toch impact hebben op hoe je reageert op een vrijstelling?

De heer Van Campen (VVD):

Ja, maar dat maakt dat de minister de vrijstellingen onder bepaalde voorwaarden heeft toegekend. Ik vind bijvoorbeeld ook dat de minister zich op het moment dat er een aanvraag wordt gedaan voor toelating van een middel, best wel kan verhouden tot bijvoorbeeld de instanties en zijn collega's in België, waar bepaalde middelen al wel worden toegelaten. Het zou onnodig zijn om in 27 Europese landen voortdurend vanaf een schoon blaadje met de beoordeling te beginnen. Laten we werk niet opnieuw doen. De heer Pierik kent namelijk net zo goed als ik de enorme stapels aan alternatieve middelen met minder hoge impact die beschikbaar staan en wachten op toelating. Daarbij vindt hij mij dus aan zijn zijde. Ik herinner me alleen ook dat de minister aangaf dat als we gaan praten met de Belgen en gaan kijken naar de voorwaarden waaronder middelen mogen worden ingezet in België, we ons ook moeten neerleggen bij de voorwaarden die daar worden gesteld. Die zijn misschien wel wat strenger dan de voorwaarden die we op dit moment met elkaar stellen, zeg ik tegen de heer Pierik. Maar dat is dan wel de afspraak die we met elkaar maken.

De voorzitter:

Mevrouw Nijhof heeft een interruptie vanaf haar plaats.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

Ik zou willen vragen of de heer Van Campen via de Staatscourant kennis heeft genomen van de bijzondere omstandigheden dat het dossier voor reguliere toelating in 2015 is ingediend, de zonale rapporteur de evaluatie inmiddels heeft afgerond en het Ctgb momenteel een aanvraag voor een wederzijdse erkenning beoordeelt, maar dat de aanvraag nog niet is afgerond, en zeker voor dit jaar niet wordt afgerond. Heeft u daarvan kennisgenomen?

De heer Van Campen (VVD):

Fantastisch. Laten we het Ctgb oproepen om daar snel duidelijkheid over te bieden, zodat we ons hier niet meer op Kamerniveau bezig hoeven te houden met de toelating van werkzame stoffen en middelen.

Mevrouw Podt (D66):

Ik heb een beetje een open vraag aan de heer Van Campen. Geldt de hang naar het vooropstellen van adviezen van wetenschappelijke adviescommissies alleen op LNV, of geldt die bijvoorbeeld ook voor gebieden als asiel, waarop we ook altijd wetenschappelijke adviezen van adviescommissies krijgen?

De heer Van Campen (VVD):

Volgens mij voeren we hier een debat over gewasbeschermingsmiddelen en verwart mevrouw Podt haar portefeuilles hier een beetje met elkaar. Ik gun mijn collega de heer Brekelmans om dat debat op een andere plek met haar te voeren.

Mevrouw Podt (D66):

Dan zal ik dat in ieder geval aan de heer Brekelmans meegeven.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Podt, u bent aan de beurt, voor D66.

Mevrouw Podt (D66):

Voorzitter. Wij hebben een stevig debat met elkaar gehad en ook met de minister. Dat is niet zo gek, want het gebruik van bestrijdingsmiddelen leeft in de samenleving en zeker ook bij boeren. Boeren worden helaas soms ook ziek van de gebruikte middelen. Niemand zou natuurlijk ziek moeten worden van zijn werk. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat professioneel pesticidengebruik in verband wordt gebracht met de ziekte van Parkinson;

constaterende dat in Duitsland, Italië en Frankrijk, na jaren onderzoek, parkinson als beroepsziekte is aangewezen voor boeren;

van mening dat boeren die gewerkt hebben met goedgekeurde bestrijdingsmiddelenmiddelen geholpen dienen te worden als blijkt dat zij daardoor parkinson hebben gekregen;

overwegende dat er reeds een tegemoetkomingsregeling is opgezet voor stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB);

overwegende dat er vanaf 2024 extra geld beschikbaar is in de TSB omdat er rekening is gehouden met een mogelijke uitbreiding van het aantal beroepsziekten;

verzoekt de regering de nodige stappen te zetten om parkinson voor 2025 aan te merken als beroepsziekte en te laten vallen onder de TSB,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Podt en Grinwis.

Zij krijgt nr. 666 (27858).

Dank u wel.

Mevrouw Podt (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dan geef ik vervolgens het woord aan het lid Kostić van de Partij voor de Dieren.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat biologische boeren bijdragen aan verschillende maatschappelijke doelen, zoals gezonde bodem, goede waterkwaliteit, sterkere natuur en dierenwelzijn;

constaterende dat het Rijk wil inzetten op meer biologische landbouw;

constaterende dat als buren van biologische boeren bestrijdingsmiddelen spuiten, de biologische boeren nu kosten moeten maken voor het beschermen van hun gewassen;

constaterende dat dit zorgt voor oneerlijke concurrentie en onnodige extra kosten voor biologische boeren;

constaterende dat biologische boeren dit helaas niet zelf kunnen oplossen en daarom de Tweede Kamer om hulp vragen;

verzoekt de regering om op korte termijn te verkennen op welke manier de regering ervoor kan zorgen dat de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen wordt gelegd bij de gebruiker en niet bij de biologische boer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 667 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de insectensterfte zo alarmerend is dat we een tekort dreigen te krijgen aan bestuivers voor onze voedselvoorziening;

constaterende dat de top vijf teelten met het hoogste bestrijdingsmiddelengebruik per hectare leliebollen, chrysanten, rozen, tulpen en gerbera's zijn, en dat de sierteelt in totaal goed is voor bijna een kwart van al het middelengebruik in de landbouw, terwijl dit geen bijdrage levert aan de voedselzekerheid;

constaterende dat de minister een onderzoek heeft aangekondigd naar het remmen, terugdringen en beperken van het areaal lelies;

verzoekt de regering niet alleen de lelieteelt, maar ook de andere sierteeltgewassen met het hoogste bestrijdingsmiddelengebruik mee te nemen in het aangekondigde onderzoek, zodat de Tweede Kamer straks zelf de afweging kan maken welke beperkingen ze precies wil inzetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 668 (27858).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er door verschillende onafhankelijke wetenschappers kritiek is geuit op het functioneren van het Ctgb, waaronder dat de OESO-protocollen en eigen regels worden geschonden en aanbevelingen zijn genegeerd;

constaterende dat de minister van LNV aangaf dat het Ctgb niet had moeten stellen dat glyfosaat geen risico op parkinson geeft, omdat dit nog niet is verkend;

overwegende dat het belangrijk is dat de toezichthouder goed en zorgvuldig functioneert, zodat zo goed als mogelijk kan worden gegarandeerd dat toegestane middelen geen ernstige schade veroorzaken aan de gezondheid van burgers en boeren of de gezondheid van wilde diersoorten, zoals hommels en bijen;

overwegende dat twijfel over het onafhankelijk functioneren van een toezichthouder leidt tot verminderd draagvlak bij burgers en boeren;

verzoekt de regering een onafhankelijk onderzoek naar het functioneren van het Ctgb in te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kostić.

Zij krijgt nr. 669 (27858).

Kamerlid Kostić (PvdD):

Dank u wel, voorzitter, voor de coulance.

De voorzitter:

Dank u wel. Ten slotte het woord aan mevrouw Bromet van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Voorzitter. Ik wil eigenlijk beginnen met iets aardigs zeggen tegen de minister van Landbouw. Ik ben altijd heel kritisch op hem geweest, maar de laatste maanden lijkt hij wel losgekomen te zijn. Dat bevalt me wel, dus ik dacht: dat zal ik ook eens in het openbaar zeggen. Dat verdient iemand die een andere weg inslaat.

Voorzitter. Ik heb nog wel één vraag ...

(Hilariteit)

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Het zevende actieprogramma van de Nitraatrichtlijn is een programma om de waterkwaliteit te verbeteren. Nu is het zo dat lelies en andere niet-biologische bollen op de lijst van rustgewassen zijn gezet. Ik zou de minister willen vragen waarom dat is gedaan. Waarom is er dan niet ook een maximum gesteld aan de werkzame stof per hectare? Het gaat immers uiteindelijk om de waterkwaliteit. Je ziet dat het areaal lelies alsmaar toeneemt, en dat is volgens mij, volgens ons, in strijd met de ambities die wij hebben om de waterkwaliteit te verbeteren. 99% van de wateren in Nederland voldoet nog niet aan de eisen. Over twee jaar moet 100% aan de eisen voldoen. Dat is dus een opgave, lijkt mij. Graag een reactie van de minister.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee hebben we de kant van de Kamer gehad. Ik kijk naar de minister. Hij heeft gezegd vijf minuten nodig te hebben voor de voorbereiding. Ik schors de vergadering tot iets voor 11.30 uur.

De vergadering wordt van 11.24 uur tot 11.32 uur geschorst.

De voorzitter:

Ja, daar is de minister weer! Dan zijn we klaar voor de beantwoording door de minister en voor zijn appreciatie van de door de Kamer ingediende moties. Ik geef het woord aan de minister.

Minister Adema:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb nog zó mijn best gedaan om het heel kort te houden, zodat ik nog net vóór 11.30 uur binnen zou zijn en de vragen van de heer Flach als eerste zou kunnen beantwoorden. Maar helaas, de vogel is gevlogen! Dan doe ik het gewoon in de lijn zoals de vragen gesteld zijn. Ik heb een aantal vragen te beantwoorden, mevrouw de voorzitter, en daarna een aantal moties te appreciëren.

Ten aanzien van de kersenteelt en de discussie die zonet ontstond over de waterkwaliteit en over de professionaliteit van de kersentelers, zeg ik het volgende. Kijk, ik heb negatieve adviezen van de NVWA op de vrijstelling van Exirel. Ik moet constateren dat de naleving in de kersenteelt is toegenomen. Vandaar dat ik heb gezegd: onder die omstandigheden vind ik het gerechtvaardigd om een voorwaardelijke vrijstelling te verlenen. Daarbij neem ik de voorwaarden die het Ctgb stelt, wel over. Het Ctgb stelt die voorwaarden niet voor niks.

Er werd ook gezegd: kan er niet een gelijk speelveld ontstaan? In het debat heb ik aangegeven dat als we afgaan op wat er in het buitenland gebeurt, we te maken krijgen met bufferstroken van 20 tot 25 meter en nog een paar andere eisen die strenger zijn dan de eisen die ik nu met de vrijstelling meegeef. Ik wil dat gewogen hebben. Dat is belangrijk. De verbetering van de naleving die de NVWA heeft gerapporteerd, is voor mij dus een reden om het nu te doen met de voorwaarden. Maar er valt nog heel veel te verbeteren. Inderdaad, er zijn gebieden waar de waterkwaliteit goed is, maar er zijn ook gebieden waar dat niet zo is. We zien gewoon dat er in de kersenteelt in de naleving, ook van andere voorschriften dan alleen die voor het gebruik van Exirel, nog echt veel moet verbeteren. Daar werken we aan. Ik heb nu ook gesprekken met de sector. Die komt met plannen om dat aan te pakken, omdat we dat hebben gevraagd. Maar het is niet zo dat je kunt stellen dat de waterkwaliteit onder de kersenteelt altijd goed is.

Dan de overtredingen die zijn geconstateerd. Er ontstond een discussie waarin werd gezegd: ga nou niet die de professionele telers de dupe laten worden van het slechte naleven door de hobbytelers. Alle rapportages hebben betrekking op de professionele telers.

Voorzitter. Dan de vraag van de VVD, in reactie op de uitlatingen van de BBB, om in te gaan op de adviezen van het Ctgb en de vrijstellingen. Er zijn twee typen adviezen. Dat van het Ctgb gaat echt over de toelating. Dat van het NVWA gaat echt over het landbouwkundig gebruik. Die twee adviezen krijg ik. Daarom liggen naleving en dat soort zaken logischerwijs heel erg bij de NVWA, maar ligt de toepassing bij het Ctgb. Het Ctgb geeft in die adviezen voorwaarden mee en doet dat niet voor niks. Exirel is geen fijn goedje. Het is een noodzakelijk kwaad in de kersenteelt. Bij dit soort adviezen wil ik in lijn met het Ctgb adviseren. Nou zou iemand kunnen zeggen: ja, maar bijvoorbeeld bij glyfosaat ben je afgeweken van het advies van het Ctgb. Dat deed ik omdat het daarbij gaat om zaken die we nog niet helemaal precies weten. Ik heb ook nader onderzoek aangekondigd, bijvoorbeeld rondom glyfosaat. Maar het Ctgb weet precies hoe het zit met Exirel. Dat weet het precies. Dat is gewoon bekende informatie. Vanuit dat perspectief blijf ik de lijn van het Ctgb hierin zonder meer volgen. Ik wijk daar dus niet van af.

De voorzitter:

Sorry, minister. Er is een interruptie van mevrouw Bromet van GroenLinks-Partij van de Arbeid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Dank aan de minister. Ik heb een korte vraag om even te kijken of het klopt wat ik net gehoord heb. Wat de BBB beweert over dat de professionele kersentelers zich aan alle regels houden en dat de overtredingen door de hobbykersentelers begaan worden, klopt niet. 50% van de professionele kersentelers houdt zich niet aan regels. Klopt dat?

Minister Adema:

In de rapportages over de naleving gaat het alleen over de professionele telers. Die cijfers hebben dus betrekking op de professionele telers. Het is wel zo — daar zit dus wel even een nuance in — dat de naleving van alle voorschriften gaat over meer dan alleen de voorschriften die betrekking hebben op Exirel. Bij de kersentelers is een van de voorwaarden van het Ctgb om driftreducerende apparatuur aan te schaffen. Het gaat over 99% driftreducerende apparatuur. We zien een toename in de aanschaf van dat soort apparatuur. Dat betekent dat van de achttien bezoeken die we in 2023 hebben afgelegd, veertien bedrijven die apparatuur hebben aangeschaft. Vanzelfsprekend moet het dan ook nog goed gebruikt worden en daar is ook iets over te zeggen. Maar alle cijfers die we hebben gepresenteerd, hebben betrekking op de professionele kersenteelt en niet op de hobbymatige kersenteelt. Het is dus niet zo dat in die zin de hobbymatige kersenteelt bijvoorbeeld de vrijstelling voor de professionele teelt in de weg zou zitten of wat ook maar. Dat is niet aan de orde.

De voorzitter:

Een aanvullende vraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

We hebben in de brief van de minister gelezen dat in eerste instantie 80% of 90% van de kersentelers — ik kan het me niet meer helemaal herinneren; het ging om bijna alle kersentelers — zich niet aan de regels hield en dat dit verbeterd is. Nu houdt 50% zich wel aan de regels en 50% dus niet. Wat de BBB hier dus beweert, is gewoon onwaar.

Minister Adema:

Nogmaals, de cijfers hebben betrekking op de professionele teelt en niet op de hobbymatige teelt. Dus volgens mij ben ik daar duidelijk over.

Kamerlid Kostić (PvdD):

De minister kiest nu voor een vrijstelling voor een landbouwgif waarvan gebleken is dat het niet goed is voor de waterkwaliteit. Tegelijkertijd hebben we ook de doelen voor de Kaderrichtlijn Water. We dreigen die doelen niet te halen. Sterker nog, er dreigen juridische stappen te worden genomen door burgers en door Europa. We moeten dus alles op alles zetten om te laten zien dat we die waterkwaliteit serieus nemen en dat we er alles aan gedaan hebben om die waterkwaliteitsdoelen te halen, want anders krijgen we boetes en juridische zaken. We weten ook dat het Ctgb niet toetst op die doelen van de Kaderichtlijn Water. Dat alles meegenomen hebbende, vraag ik de minister of bij dit besluit het risico is afgewogen dat we hiervoor straks op de vingers worden getikt, ofwel door de rechter ofwel door Europa, omdat we dit soort beslissingen hebben genomen terwijl we bij lange na onze waterdoelen niet halen.

De voorzitter:

Mag ik heel even wat zeggen? We zijn nu eigenlijk met elkaar een volwaardig debat aan het voeren, terwijl het een tweeminutendebat is. We hebben nog een hele dag voor de boeg, en het gaat maar door en het gaat maar door. Ik wil u echt vragen — kijk elkaar even aan — om het kort en bondig te houden.

Minister Adema:

Ik zal straks een motie appreciëren over de relatie tussen de toelatingseisen en de Kaderrichtlijn Water. Dat speelt hierbij niet. Het gaat hier gewoon om de toelating. Het Ctgb geeft ons adviezen op het gebied van toelating. Ruimte geven aan water, zodat de kwaliteit van het water kan herstellen, is ook precies de reden dat het Ctgb zegt: "Gebruik: één keer in de drie jaar". Daarom hou ik ook vast aan de eis van drie jaar.

De voorzitter:

Mevrouw Nijhof had een vraag. Zij doet dat vanaf haar plek.

Mevrouw Nijhof-Leeuw (PVV):

De minister geeft aan dat de waterkwaliteit lang niet altijd goed is. Ik heb al herhaaldelijk gevraagd om de norm. Ik moet altijd dingen op detailniveau weten om op hoofdlijnen te kunnen acteren. Maar ik krijg die norm maar niet. Ik wil toch wel graag wat feiten hebben om het zelf te kunnen controleren; wij hebben een controlerende taak. Daarnaast zou ik willen vragen of hobbymatige teelten dan niet aan de restrictie hoeven te voldoen en ook niet gecontroleerd worden. Staan zij hier helemaal buiten? Tot slot zou ik willen vragen of de minister ook meeweegt dat dit betekent dat de hele professionele sector verdwijnt.

Minister Adema:

Die cijfers kunt u krijgen. Die cijfers, over de waterkwaliteit en de waternormen, kunt u trouwens ook bij de waterschappen ophalen. Die zijn beschikbaar. De kwaliteit verschilt nogal per waterschap; dat heb ik al gezegd. Iedereen in Nederland is gehouden om gewasbeschermingsmiddelen op een juiste manier toe te passen. Professionele gebruikers passen dit soort middelen toe. Die mogen die middelen toepassen omdat het voor professioneel gebruik is. Dat even ten aanzien van dat punt. Ik kan wel heel lang doorgaan, maar ik heb de voorzitter net gehoord. Ik wil het dus ook niet te uitgebreid maken.

De voorzitter:

Nee, en ik zie de heer Van Campen ook alweer staan.

De heer Van Campen (VVD):

Heel kort, voorzitter. De minister heeft richting mevrouw Bromet op het eerste punt aangegeven wat de beoordeling was.De heer Pierik gaf ook aan dat er van de 120 meetpunten slechts bij 2 Exirel is aangetroffen. Klopt dat? Zo ja, waarom kan dan bij de andere 118 meetpunten of in de omgeving het middel niet worden toegelaten?

Minister Adema:

Het gaat hier om het naleven van het gebruik van het middel. Het gaat bij gewasbeschermingsmiddelen om bescherming en de risico's voor mens, dier en milieu. Dat heb ik ook al in het debat aangegeven. Er wordt dus niet alleen gekeken naar de waterkwaliteit. Er werd in het commissiedebat heel erg gefocust op de waterkwaliteit. Ik heb toen deze opmerking ook al gemaakt en gezegd: nee, het gaat ook om omwonenden, dieren, insecten enzovoorts in het milieu. Er zijn dus veel meer redenen dan alleen de waterkwaliteit om wel of geen vrijstelling te verlenen. De toelating wordt ook langs de lijnen voor mens, dier en milieu ingericht. Het gaat niet alleen om de waterkwaliteit.

De heer Pierik (BBB):

Dit is nog geen antwoord op de vraag van de heer Van Campen hè. Klopt het dat van die 120 meetpunten er maar 2 zijn waarbij de kritische waarden van de Exirelnorm zijn overschreden?

Minister Adema:

Ik heb die informatie niet beschikbaar, maar dit is niet relevant. Ik zeg net: ook al zou dat zo zijn, dat verandert mijn positie ten opzichte van de vrijstelling die ik heb verleend niet. We kijken namelijk niet alleen naar de waterkwaliteit. Het gaat om mens, dier en milieu. Het gaat om omwonenden. Het gaat om insecten, andere dieren en dat soort zaken. Er wordt veel breder gekeken dan alleen sec naar de waterkwaliteit. Dus ook al zou dat zo zijn, dan zou dat mijn opvatting en mijn keuze in die vrijstelling nu niet wijzigen, omdat we breder kijken. We hebben hier discussies over glyfosaat en noem maar op. Dat gaat over de gezondheid van mensen. Dat gaat niet alleen om de kwaliteit van het water. Het is dus echt breder en de toelating gaat langs bredere lijnen dan alleen de waterkwaliteit. Dat verandert dus niks, ook al zou het zo zijn. Als u die informatie wilt hebben, dan kunt u die krijgen — daar gaat het verder niet om — maar het verandert niet.

Dan de vraag van de SGP over de versnelde toelating van groene middelen. Dat frustreert mij natuurlijk ook. Ik wil ook heel graag dat middelen versneld worden toegelaten, vandaar dat we ook een verduurzamingsloket hebben geopend. Dat loket is er vanaf 1 januari, dus we moeten de effecten van het loket nog zien. Maar het moet wel degelijk leiden tot een snellere toelating van middelen. De heer Flach vroeg ook specifiek of de herbeoordeling niet sneller kan dan de eerste toelating. Ook daarvan moet ik zeggen dat die herbeoordelingen sneller in behandeling worden genomen en sneller worden afgewikkeld dan de eerste toelating. Op de vragen van de heer Flach kan ik in die zin dus positief antwoorden.

Waarom heb ik vorig jaar anders besloten ten aanzien van Exirel dan nu? Dat was ook een vraag van de heer Flach. Vorig jaar hebben we dezelfde argumenten aangevoerd. We hebben de sector er ook voor gewaarschuwd wat betreft de voorwaarden die gelden in de huidige vrijstelling. We hebben ze ervoor gewaarschuwd dat dat eraan zat te komen en dat ze er rekening mee moesten houden. We zijn die afspraak nu dus ook gewoon nagekomen. Dat vloeit dus voort uit het advies.

Mevrouw Bromet had een vraag over de lelies als rustgewas. Ik voel helemaal met haar mee. Dat heeft niks met het compliment te maken dat ik kreeg, maar ik heb er hetzelfde gevoel bij. Als je lelies aanmerkt als rustgewas, stimuleer je hoe dan ook het gebruik van middelen. Overigens mogen lelies nog vrij geteeld worden als lelies geen rustgewas zijn. Het is dus niet zo dat als wij lelies niet meer toepassen als rustgewas ze ook niet meer geteeld worden, want je kunt ze dan nog steeds vrij telen. Maar ik vind het wel een verkeerd signaal. In het zevende actieprogramma is het zo geregeld. Het is mijn inzet om bij het achtste actieprogramma de lelies als rustgewas te laten verdwijnen.

Mevrouw de voorzitter. Dan de moties. De motie op stuk nr. 656 gaat over het terugdraaien van het besluit over Exirel. U begrijpt dat ik die motie met klem ontraad.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 657. Ik verwijs even naar het debat dat we hebben gehad. Het gaat hier om een motie die eerder is aangenomen. Wij beoordelen elk gewasbeschermingsmiddel in relatie tot elk gewas separaat. Elke keer wordt er een risicobeoordeling gedaan, omdat de toepassingen verschillend kunnen zijn en omdat de toegepaste technieken verschillend kunnen zijn. Ik doe dat dus niet generiek. Ik ontraad daarom deze motie. Dit is dus ook waarom ik het tweede deel van de motie die eerder is ingediend en aangenomen, niet uitvoer.

Dan de motie op stuk nr. 658. Ik kan een lang verhaal houden, maar ik verwijs naar het debat en ontraad ook deze motie. Ik heb vertrouwen in de adviezen van het Ctgb en de NVWA. Daar ga ik op af. Ik ben niet van zins om dat in deze situatie ook maar enigszins aan te passen.

Dan de motie op stuk nr. 659 over een wetenschappelijk onderbouwd kader spuitzonering. Ik wil die oordeel Kamer geven, maar ik heb er wel een interpretatie bij. Ik heb in het debat inderdaad aangegeven dat ik in gesprek ga met BZK en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten; we zijn daar ook al over in gesprek. Ik wil samen met de VNG en BZK een soort onderbouwd kader opstellen om te komen tot een goede invulling van de spuitzones voor een gezonde woon- en leefsituatie. Ik moet daar wel bij zeggen dat dat ook kan betekenen dat de zones in sommige gevallen juist breder worden. Dat is wel een risico dat we daarmee nemen.

Dan de motie op stuk nr. 661 van de heer Van Campen, sorry, van de heer Holman. De heer Van Campen is eronder geschreven. Dan staat het net wat groter en dan kijk je daarnaar. Het is toch wel handig om je naam er op die manier te laten bijschrijven, want voordat je het weet komt de motie op jouw naam te staan. De motie gaat over de groene middelen. Deze wil ik oordeel Kamer geven.

Dan heb ik de motie over de verduidelijking van het voorzorgsbeginsel. Ik moet daar even iets over zeggen. Ik wil 'm oordeel Kamer geven, maar ik heb daar wel een belangrijke interpretatie bij. Die interpretatie is dat in de toelating het voorzorgsbeginsel al is meegenomen. We hebben dus twee zaken. We hebben een Europese toelating van middelen en een nationale toepassing van middelen, dus de manier waarop het in het land wordt toegepast. Het kan per land verschillen, omdat ook de structuur van het land verschilt. In Nederland hebben we bijvoorbeeld veel meer verkaveling en we hebben daardoor dus veel meer sloten en watergangen dan in andere landen. Dat betekent dat de toepassing hier anders kan zijn dan in andere landen. Dat is dus de toepassing en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. En ...

De voorzitter:

Minister? Sorry.

Minister Adema:

Ja, sorry.

De voorzitter:

Ik wil u alleen vragen of u bij de moties ook het nummer kunt zeggen.

Minister Adema:

O, sorry.

De voorzitter:

Maakt niet uit, maar dan hoef ik het niet te herhalen.

Minister Adema:

Dit is de motie op stuk nr. 662, waar ik het over heb.

De voorzitter:

Oké, precies. Dank u wel.

Minister Adema:

Natuurlijk moet je bij de toepassing en het gebruik rekening houden met de omgeving, de afstand tot woningen enzovoorts. Ik begrijp ook de onrust in de maatschappij. Ik zal dan ook zo snel mogelijk in samenwerking met het Ctgb komen met een notitie over de beide aspecten, de toelating en de toepassing, ook in de context van de uitspraak van de rechter over de lelieteelt in Sevenum. Daar gaat ook het voorzorgsbeginsel op beide terreinen nadrukkelijk aan de orde komen, dus toelating en toepassing gebruik.

De voorzitter:

De heer Holman heeft een vraag voor u.

De heer Holman (NSC):

Ik snap de redenering van de minister, maar is hij het met mij eens dat er door de uitspraak van de rechter echt onduidelijkheid is ontstaan, dat elke teler van elk willekeurig perceel die voor de rechter gedaagd wordt, een soort risico loopt en dat er behoefte is aan een meer objectieve definitie en benadering en aan helderheid om die duidelijkheid te verschaffen?

Minister Adema:

We hebben natuurlijk rechtspraak in Nederland. Ik moet me verhouden tot de uitspraken van de rechter. Dat geldt hier ook. Ik ben het met u eens dat je naar sommige uitspraken met meer verbazing kijkt dan naar andere uitspraken. Maar dat is wel de rechterlijke uitspraak waartoe we ons te verhouden hebben. Wij bestuderen die uitspraak nog, want die kan consequenties hebben. In dat licht wil ik met het Ctgb in gesprek om te kijken wat dit betekent voor de duidelijkheid voor telers, ook in komende gevallen waarin het voorzorgsbeginsel aan de orde zou komen, maar misschien zelfs iets breder wat mij betreft.

Dan de motie op stuk nr. 663.

De voorzitter:

662.

Minister Adema:

O sorry, 662.

De voorzitter:

Goed dat u blijft tellen. Haha.

Minister Adema:

Die had ik tijdens de beantwoording al rustig doorgeslagen, maar die moet ik ook doen. Ik heb al aangegeven hoe ik met de lelies wil omgaan en dat ik een onderzoek wil doen. Deze ondersteunt mij in het terugdringen van het gewasbeschermingsmiddelengebruik bij lelieteelt, dus deze geef ik graag oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 663 over de Kaderrichtlijn Water geef ik ook oordeel Kamer. Ik ben hier al mee bezig conform het huidige coalitieakkoord — dat is mijn kader — maar daar hebben we wel even een heel goede juridische analyse voor nodig. We kunnen niet zomaar de toelatingsnormen baseren op de Kaderrichtlijn Water. Daar ben ik mee bezig. Als die analyse er is, zal ik uw Kamer daarover informeren en gaan we kijken wat dat betekent voor het uitvoeren van dat deel van het coalitieakkoord.

Dan de motie van de CU.

De voorzitter:

Minister, het lid Kostić rent naar voren om u een vraag te stellen.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Heel kort. Het is eigenlijk een technische vraag. Klopt het dat het Ctgb in opdracht van het ministerie al bezig was met uitzoeken hoe de doelen van de Kaderrichtlijn Water aan de toelatingsprocedure gekoppeld kunnen worden en dat het rapport al ergens ligt?

Minister Adema:

Nee. Dat is een goede aanvulling. Er ligt nog geen rapport, want ik heb nog niks gezien. Maar het Ctgb is ermee bezig, dus die analyse wordt op dit moment gemaakt. Die is wel nodig voordat wij die motie kunnen uitvoeren. Dat is wat ik zeg. Maar inderdaad, we zijn ermee bezig.

Kamerlid Kostić (PvdD):

En wanneer komt het ongeveer?

Minister Adema:

Geen idee.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Kunt u dat de Kamer laten weten?

Minister Adema:

Ja, dat wil ik de Kamer laten weten. Dat is geen probleem.

Mevrouw de voorzitter. Ik geef de motie op stuk nr. 664 oordeel Kamer.

Ik geef de motie op stuk nr. 665 oordeel Kamer, maar ik wil daar iets meer over zeggen. We hebben hier veel discussie over onze instituten. Het is buitengewoon belangrijk ... Wij hebben die instituten zelf aangewezen als overheid, als regering en Kamer. Dat is de manier waarop we het in Nederland hebben ingericht. Als er adviezen komen van die instituten, dan is de lijn dat we die adviezen volgen en dat we hier niet over elk advies een discussie gaan hebben. Dat ondermijnt de positie van onze instituten. Ik heb erg veel vertrouwen in onze instituten. Ik heb veel vertrouwen in het Ctgb en de NVWA. Laten we dat vertrouwen blijvend uitspreken en ons daar ook naar gedragen. Ik ben het zeer eens met deze motie. Ik geef haar oordeel Kamer, maar eigenlijk omarm ik de motie. Ik vind dit echt van belang, want als wij onze instituties ter discussie stellen, dan wordt de onrust buiten groter. Die verantwoordelijkheid dragen wij. Natuurlijk moeten de instituties hun werk goed doen en natuurlijk mogen er altijd vragen gesteld worden, maar in de basis moet er vertrouwen zijn in onze instituties.

Mevrouw Bromet (GroenLinks-PvdA):

Ik ben het daarmee eens, maar ik vind ook dat je best vragen mag stellen over het functioneren van de instituties. Ik plaats dus die kanttekening. Ik zou de minister willen vragen om de motie wel te omarmen, want anders gaan we zo meteen stemmen over deze motie en lijkt het net een kwestie van: de meeste stemmen gelden.

Minister Adema:

Dat vind ik lastig. Ik kan een motie vanzelfsprekend overnemen, maar nogmaals: ik heb in mijn appreciatie heel duidelijk aangegeven wat mijn standpunt is ten opzichte van deze motie. Als de Kamer en de indiener er behoefte aan hebben dat ik de motie omarm door haar over te nemen, dan doe ik dat graag, maar dan hoor ik dat graag van de indiener.

De heer Van Campen (VVD):

Ik ben het van a tot z eens met het betoog van de minister. Het is daarom des te mooier om de Kamer via deze motie hier een uitspraak over te laten doen.

De voorzitter:

Ik heb even gemist wat de heer Van Campen zei. U wilt de motie wel in stemming laten brengen? Oké.

Minister Adema:

Dan krijgt die oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dan krijgt die oordeel Kamer.

Minister Adema:

Wat mij betreft: van harte oordeel Kamer en van harte omarmen.

De voorzitter:

Helder. Dank u wel.

Minister Adema:

Ik kom op de motie van mevrouw Podt op stuk nr. 666 over parkinson als beroepsziekte. Die ontraad ik. Dat is ook in lijn met wat we in het debat hebben besproken. Ik heb een aantal stappen gezet als het gaat om het onderzoek naar parkinson, ook in relatie tot glyfosaat. Er worden echt forse stappen gezet. Als die leiden tot een direct verband tussen parkinson en glyfosaat, dan wordt glyfosaat direct uit de handel genomen. Dan wachten we geen dag. Maar we willen dat wel afwachten. Ook onderzoekers geven aan dat er nader onderzoek moet komen. Daarnaast zijn er nog blootstellingsonderzoeken. Maar goed, we gaan het hele debat nu niet overdoen. Daarnaast vallen beroepsziekten onder de TSB-regeling. Ze worden aangewezen door de onafhankelijke Adviescommissie Lijst beroepsziekten. Dat gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De adviescommissie gebruikt de lijst van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten. Dat is de lijn en daar heb ik geen invloed op. Ik kan alleen onderzoek uitzetten en dat doe ik. Als het gevolg van zo'n onderzoek is dat een bepaalde ziekte als beroepsziekte moet worden aangemerkt, dan kan dat, maar dat moet wel gebeuren na gedegen onderzoek. Ik ontraad dus deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 667.

De voorzitter:

Mevrouw Podt heeft nog een vraag over de motie op stuk nr. 666.

Mevrouw Podt (D66):

Ik ga nog heel even kauwen op wat de minister zei over die onafhankelijke commissie. Het is op zich natuurlijk prima als dat door een commissie wordt gedaan. Maar als wij graag stappen willen zetten om dat te verkennen, dan is het natuurlijk goed als die commissie zich daarover buigt. Daar zal ik nog heel even naar kijken. Tegelijkertijd hebben we gezien dat Duitsland hier al twaalf jaar onderzoek naar heeft gedaan. Dat was ook onderdeel van het debat. Het lijkt me dus niet dat we vanaf nul hoeven te starten. Ik snap helemaal wat de minister nu aan het doen is, en dat is ook hartstikke goed: hij laat onderzoek doen naar een verband en laat kijken in omgevingen en weet ik wat allemaal. We hoeven het werk van Duitsland echter niet helemaal opnieuw te gaan doen. Ik zou het zonde vinden als we boeren pas over jaren op dezelfde manier kunnen beschermen als dat het in heel veel andere landen al gebeurt. Ik ga dus nog even kijken naar die onafhankelijke commissie, maar dat wil niet zeggen dat die motie nu gelijk niet meer komt.

Minister Adema:

Ik heb geen vraag gehoord, dus ik ga door, mevrouw de voorzitter.

De voorzitter:

Ja, graag.

Minister Adema:

Ik ga door met de motie op stuk nr. 667, om te verkennen hoe de gevolgen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen kunnen worden gelegd bij de gebruiker in plaats van bij de biologische boer. Ik wil die oordeel Kamer geven, maar wel met een interpretatie, want hier is wel eerst onderzoek voor nodig. Het is dus niet zo dat we zomaar middelen, maatregelen, kunnen inzetten. Laten we eerst een grondig onderzoek doen naar wat zou kunnen werken en welke maatregelen er nodig zouden kunnen zijn, en op basis daarvan de maatregelen bijvoorbeeld verplichten. Met die interpretatie wil ik deze motie oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Kostić voor een interruptie naar voren lopen. Mevrouw Kostić, alstublieft.

Kamerlid Kostić (PvdD):

Ik dank de minister voor deze appreciatie en de waardering voor de biologische boeren. Ik neem het dus over.

Minister Adema:

Dan de motie op stuk nr. 668 over de lelieteelt en de teelt van andere sierteeltgewassen. Er is veel meer te zeggen over sierteeltgewassen, maar ik ben, zoals u weet, bezig duidelijke maatregelen uit te zetten als het gaat om de lelieteelt. Daar wil ik me eerst toe beperken, want de lelie is van alle sierteeltgewassen op dit moment het snelst groeiende gewas met het hoogste gewasbeschermingsmiddelengebruik. Ik wil het eerst daartoe beperken. Het kan best zijn dat als we dat onderzoek gestart hebben, we in de stappen daarna wellicht ook gaan kijken naar andere sierteelten, maar mijn inzet is om het eerst hiertoe te beperken.

Dan de motie op stuk nr. 669. Die ontraad ik. Het Ctgb is een onafhankelijk zbo. Een zbo wordt periodiek geëvalueerd, dus ook het Ctgb. Daarnaast wordt het Ctgb periodiek geëvalueerd door een internationale visitatiecommissie. Dat is voor mij voldoende om de kwaliteit, integriteit en betrouwbaarheid van het Ctgb te borgen. Daar is wat mij betreft geen nader onderzoek voor nodig. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Minister, mag ik heel even voor de check terug naar de motie op stuk nr. 668 over de sierteelt? Wij hoorden daar niet expliciet het oordeel over.

Minister Adema:

Die ontraad ik.

De voorzitter:

Ontraden; helder. Oké, dan zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan er dinsdag over stemmen.

Naar boven