10 Voorhang subsidieregeling Ontwikkelkracht 2024-2025

Voorhang subsidieregeling Ontwikkelkracht 2024-2025

Aan de orde is het tweeminutendebat Voorhang subsidieregeling Ontwikkelkracht 2024-2025 (36410-VIII, nr. 120).

De voorzitter:

Het volgende tweeminutendebat is Voorhang subsidieregeling Ontwikkelkracht 2024-2025. Wederom wil collega Van der Hoeff van de PVV zich inschrijven voor nul minuten spreektijd, zodat hij wel kan meedoen aan dit debat. Ik zie dat daar geen bezwaar tegen is. We gaan snel beginnen met de eerste spreker van de kant van de Kamer. Dat is de heer Soepboer van NSC. Ga uw gang.

De heer Soepboer (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb hier een lijvig rapport in mijn hand. De Staat van het Onderwijs is gisteren verschenen. Het is zo dik dat mijn medewerker er twee nietjes in moest doen, eentje aan de voorkant en eentje aan de achterkant, omdat het anders uit elkaar was gevallen. In dit rapport wordt beschreven wat de staat van het onderwijs is. Ik zal u een heel lang verhaal besparen, want u weet het allemaal al. Het gaat niet goed. Er moet wat veranderen. Er moet focus worden aangebracht op het aanpakken van de basisvaardigheden. Het staat er allemaal in. Het is een lijvig rapport van 120 pagina's. Nu ligt er vandaag een verhaal voor om vanuit het Groeifonds 332 miljoen euro — laat dat bedrag vooral even op u inwerken: 332 miljoen euro — te investeren in het programma Ontwikkelkracht. Het wordt niet geheel duidelijk wat Ontwikkelkracht is. Het kan van alles zijn. Het blijft wat vaag. En dat voor een bedrag van 332 miljoen euro. Ik snap dat het Groeifonds op afstand van de politiek moet staan, maar toch ligt het vandaag voor. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om zo'n bedrag ergens in te investeren terwijl dit rapport hier ligt. Daarom hebben wij de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op dit moment wildgroei bestaat aan allerlei subsidieregelingen en -potjes binnen het onderwijs;

constaterende dat uit het recent verschenen rapport Staat van het Onderwijs opnieuw duidelijk blijkt hoe slecht het is gesteld met de beheersing van de basisvaardigheden binnen het Nederlandse onderwijs;

overwegende dat het tegelijk lopen van meerdere verbetertrajecten naast elkaar, voor zowel de scholen zelf als voor het meten van de verbeteringen, verwarring oplevert;

overwegende dat er noodzaak is tot het aanbrengen van focus op het versterken van de basisvaardigheden;

verzoekt de regering het bedrag van 332 miljoen euro dat de minister vanuit het Groeifonds wil gebruiken voor het omzetten van de pilot Ontwikkelkracht in een subsidieregeling, te investeren in het direct versterken van de basisvaardigheden, bijvoorbeeld door een impuls te geven aan dBos,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Soepboer.

Zij krijgt nr. 130 (36410-VIII).

Dank u wel, meneer Soepboer. We hebben een aantal interrupties, dus u bent nog niet klaar. Mevrouw Pijpelink, volgens mij was u als eerste. Gaat uw gang.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Ik begrijp echt werkelijk niks van dit voorstel van Nieuw Sociaal Contract. Er wordt namelijk de suggestie gewekt dat het weggegooid geld is, terwijl er helemaal niks vaags is aan Ontwikkelkracht. Het is bedoeld om te investeren in de ontwikkelkracht van docenten. Ik vroeg mij af hoe meneer Soepboer denkt over die 332 miljoen naar basisvaardigheden. Wie doet dat dan? Het lijkt mij dat het de docenten zijn die dat doen. Investeer in de docenten en dan gaan de basisvaardigheden omhoog.

De heer Soepboer (NSC):

Natuurlijk, als je investeert in docenten, gebeuren er wellicht dingen die de basisvaardigheden verhogen. Tegelijkertijd zien wij een scala van dingen waarin je direct zou kunnen investeren, zonder een nieuwe subsidieregeling op te tuigen, en die een groter en misschien wel bewezen en direct effect hebben op de verbetering van de basisvaardigheden. Ontwikkelkracht is een regeling waar scholen al dan niet aan kunnen meedoen. Ze hebben veel vrijheid om dat geld te besteden zoals ze willen. Ze kunnen met teams gaan praten over hoe deze teams hun eigen ontwikkelkracht zouden kunnen vergroten. Het is een vrij wollige subsidieregeling, die wat ons betreft niet doelmatig is, terwijl er zo veel andere zaken zijn, die veel doelmatiger zouden kunnen zijn, bijvoorbeeld de bieb op school die ik noemde. Maar het zouden ook andere zaken kunnen zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Pijpelink, ik wil eigenlijk niet het hele debat overdoen, want dit is een tweeminutendebat. Dus heel kort, want anders hebben we dadelijk zes interrupties, en dat is een beetje te gortig.

Mevrouw Pijpelink (GroenLinks-PvdA):

Ja, dank u wel, voorzitter. Dan toch even het volgende. We zijn het erover eens dat we wat moeten doen met die basisvaardigheden, maar het weghalen van een pot in het belang van de docenten en van de ontwikkeling van de docenten ... Dat lijkt mij nou juist de verkeerde pot. Als meneer Soepboer komt met een voorstel om het geld uit een hele andere tak van sport te halen ten behoeve van versterking van de basisvaardigheden, heeft hij ons mee. Maar op deze manier gaan wij niet mee.

De heer Soepboer (NSC):

Waar het om gaat, mevrouw Pijpelink, is dat we scholen hiermee misschien opzadelen met nog meer werk. Docenten moeten nog meer vrije middagen bij elkaar gaan zitten om met elkaar te praten over hoe ze het zullen gaan doen, terwijl er andere middelen zijn die veel directer impact hebben, bijvoorbeeld het creëren van een leesrijke omgeving met dBos. Zo zijn er nog een aantal andere voorbeelden. Daarom zeg ik ook "bijvoorbeeld". Door Ontwikkelkracht naast bijvoorbeeld het Masterplan basisvaardigheden te laten lopen, heb je dus twee ontwikkeltrajecten, waardoor het straks heel lastig wordt te meten welk ontwikkeltraject nou welke uitwerking heeft gehad. Dat kun je straks helemaal niet meer meten, omdat je ze beide doet. Dus je kunt nooit meer zeggen: Masterplan basisvaardigheden heeft deze vooruitgang veroorzaakt. Want je hebt er iets naast lopen wat de meetresultaten vertroebelt. Dus dat is nog een andere reden om het niet te doen.

De heer De Kort (VVD):

Ik kan me grotendeels bij mevrouw Pijpelink aansluiten. NSC gehoord hebbende: ik ben echt alles kwijt. Natuurlijk is er aandacht voor basisvaardigheden, maar er worden allerlei nieuwe lesmethoden met die subsidie ontwikkeld. Een onafhankelijke commissie heeft daarnaar gekeken. Wilt u dan op de stoel van die onafhankelijke commissie gaan zitten? Wilt u dan met een motie even 300 miljoen op een andere manier wegzetten? Ik ben even zoekende naar wat u precies beoogt met deze motie.

De heer Soepboer (NSC):

Ik wil niet op de stoel van de commissie gaan zitten, maar we hebben het allemaal over focus aanbrengen en niemand durft een keuze te maken. Dat is mijn grote probleem hier in de Kamer. En u durft het vandaag ook weer niet. Dus we gaan weer iets nieuws doen, naast het Masterplan basisvaardigheden, wat dus niet alleen zorgt voor vertroebeling van de meetresultaten, maar wat er ook nog eens een keer voor zorgt dat docenten in een nieuw traject onderwijsvernieuwing terechtkomen. U noemt "lesmethoden", maar je kunt er veel meer mee. Dus er is ook geen kwaliteitseis of wat dan ook aan gesteld. Ik vrees gewoon dat we over tien jaar terugkijken en dan constateren dat we 332 miljoen euro hebben laten verdampen, terwijl we eigenlijk moeten inzetten — ik laat het rapport nog één keer zien, dames en heren — op de basisvaardigheden.

De voorzitter:

Is het echt nodig, meneer De Kort? Ik krijg spijt van mijn tweede tweeminutendebat, met meteen zes interrupties op één motie. Maar vooruit, ik gaf mevrouw Pijpelink ook de ruimte, dus aan u ook. Alstublieft een korte tweede interruptie.

De heer De Kort (VVD):

Voorzitter, u had ook zo'n zin in dit tweede tweeminutendebat. Ik houd het kort. Ik begrijp goed de zorgen die er zijn, maar het gaat hier om middelen die al zijn toegezegd en waarmee al aan de slag is gegaan. Dus behalve de tijd die erin geïnvesteerd is, zijn er ook verwachtingen gewekt richting de leraren. Dat is mijn zorg.

De heer Soepboer (NSC):

Tegen de heer De Kort zou ik willen zeggen dat het aan de Kamer is voorgelegd. Er is inderdaad een pilot geweest en nu is het voorstel om 332 miljoen euro uit te trekken om het om te zetten in een subsidieregeling. Dat geld is nog niet toegezegd. Het is een voorstel, waar u en ik als Kamer over kunnen gaan. Dan zeg ik: durf dan ook de keuze te maken. Durf dan ook focus aan te brengen en zeg dan ook: wij stellen de basisvaardigheden voorop.

De voorzitter:

Mevrouw Rooderkerk, met één interruptie misschien?

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Ik wil nog even doorvragen, want dit is natuurlijk maar het halve verhaal. Het Nationaal Groeifonds is bedoeld voor investeringen in Nederland. Investeren in het onderwijs is bij uitstek investeren in Nederland. De heer Soepboer zegt over het Ontwikkelkracht-programma dat hij niet precies weet wat het is, maar een commissie heeft daar uitgebreid naar gekeken. Deze mensen hebben een aanvraag gedaan en die is echt door allemaal rondes gedaan. Er is dus heel goed over nagedacht en het is ook heel goed bekeken. De NSC laat zich voorstaan op goed bestuur, maar vindt u het nu echt een staaltje goed bestuur om te proberen het op deze gekke manier af te schaffen?

De heer Soepboer (NSC):

Ik probeer het niet af te schaffen. Ik probeer te voorkomen dat 332 miljoen euro op de verkeerde manier wordt geïnvesteerd. Eigenlijk wordt het zelfs niet geïnvesteerd, want investeren betekent dat je ergens rendement uit wilt halen. En als er op dit moment één ding belangrijk is, mevrouw Rooderkerk, dan is het wel dat we ons onderwijs dusdanig gaan verbeteren dat de leerlingen die straks van school komen, het in onze maatschappij beter gaan doen dan ze dat op dit moment kunnen door het falen van het onderwijs. Dát is een investering! Als je een kwaliteitsslag maakt in het onderwijs, krijg je straks mensen die beter kunnen functioneren in de maatschappij. Die zullen uiteindelijk ook renderen en dat is een investering.

De voorzitter:

Als het kort kan, dan graag.

Mevrouw Rooderkerk (D66):

Investeren in kennisdeling tussen onderwijsteams en scholen lijkt mij juist heel erg rendabel. Maar ik zou daar nog iets aan toe willen voegen. De NSC zit nu aan de onderhandelingstafel en als er gezocht moet worden naar geld, dan kan dat daar. Maar doe dat niet op deze manier, want dat is geen behoorlijk bestuur.

De heer Soepboer (NSC):

Dat dit geen behoorlijk bestuur is, is natuurlijk heel gemakkelijk gezegd door mevrouw Rooderkerk. We mogen hier vandaag gewoon een keuze maken, want het ligt gewoon voor. Nieuw Sociaal Contract wil juist voorkomen dat er de komende tien jaar 332 miljoen euro over de balk wordt gesmeten en dat we over tien jaar zeggen: hadden we het nou maar anders besteed. Dat is wat ik vandaag wil doen.

U zegt "het is maar het halve verhaal" en "meneer Soepboer weet zelf niet zo goed waar het over gaat". Ik heb alles van a tot z gelezen op de website van Ontwikkelkracht en het is gewoon niet duidelijk. Toen ik zelf nog in het onderwijs zat, had ik er maling aan dat we elke woensdag-, donderdag- en soms ook vrijdagmiddag bij elkaar moesten zitten om te vergaderen over weer een nieuw ding. Dat moesten we doen, terwijl we eigenlijk bezig wilden zijn met waar we mee bezig zouden moeten zijn, namelijk goede lessen geven aan onze leerlingen en hun basisvaardigheden verbeteren. Dat is ons voorstel vandaag en dat is zeer behoorlijk bestuur, want dat is het geld zo goed als mogelijk inzetten.

D66 wil alleen maar meer geld en Nieuw Sociaal Contract zegt: laten we het geld dat er is, nou eens verstandig in gaan zetten. Laten we daar eens mee beginnen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Soepboer. Dan hebben we toch weer bijna een stuk van het debat overgedaan. U kunt weer naar uw plaats gaan, want er zijn verder geen interrupties. Misschien kunnen we wat tijd terugwinnen, want kan de appreciatie meteen volgen? De minister zegt ja en het woord is dan ook aan haar voor de appreciatie van de motie.

Minister Paul:

Voorzitter, ik wil niet alle tijd opsouperen, maar sta me toe om even wat uitgebreider te reageren. Ik denk dat dat goed is.

Ontwikkelkracht is een programma op initiatief van onderwijsprofessionals en onderzoekers, dat gehonoreerd is vanuit het Nationaal Groeifonds. Dit programma investeert in het lerend vermogen van schoolteams en in een sterkere verbinding tussen de onderwijspraktijd en de wetenschap. De heer Soepboer vraagt om dit initiatief te stoppen en dat vind ik heel onverstandig. Daarom ga ik de motie op stuk nr. 130 ontraden.

Met een langjarige aanpak wordt via Ontwikkelkracht in tien jaar structureel gezorgd voor betere onderwijsprestaties. Het programma is vorige jaar opgestart en we merken dat scholen ongelooflijk enthousiast zijn om hiermee aan de slag te gaan. Met de subsidieregeling, die is voorgehangen bij uw Kamer, worden scholen in staat gesteld mensen en tijd vrij te maken om komend jaar deel te nemen. Er kunnen 305 scholen deelnemen en er hebben zich inmiddels al zo'n 280 enthousiaste scholen gemeld. Geheel vrijwillig, zeg ik daarbij.

De link met het Groeifonds. De heer Soepboer vraagt om de middelen voor Ontwikkelkracht anders in te zetten voor het onderwijs, maar dat is niet mogelijk. De middelen die zijn verstrekt door het Nationaal Groeifonds, zijn door een heel proces gegaan. Mevrouw Rooderkerk verwees daar ook al naar. Daar is heel zorgvuldig naar gekeken. Het is gewogen en vervolgens zijn die middelen verstrekt om het plan uit te voeren zoals dat is ingediend. OCW heeft projectspecifieke afspraken met de fondsbeheerders gemaakt en daarmee is mijn ministerie ook gebonden de middelen alleen voor dat doel te gebruiken.

De basisvaardigheden. Ik ben het volledig met de heer Soepboer eens dat dat een heel belangrijk thema is. Ik heb daar ook zorgen over en ik zet me er daarom elke dag voor in om die samen met het onderwijsveld op een hoger peil te tillen. We hebben daarvoor met het masterplan inderdaad substantieel middelen vrijgemaakt. Ook de basisvaardigheden profiteren van de projecten van Ontwikkelkracht want er wordt intensief samengewerkt, zeg ik ter geruststelling van de heer Soepboer. Het bestaat dus naast elkaar en het is verweven met elkaar, in de strijd om een zo effectief mogelijke aanpak te krijgen om die basisvaardigheden op een hoger peil te brengen. "Effectieve aanpakkén", moet ik zeggen.

Mocht deze motie worden aangenomen, dan zal OCW de resterende middelen moeten teruggeven aan het Groeifonds, maar als ze teruggaan naar het fonds, zijn wij die middelen kwijt voor het onderwijs. Daarmee bewijzen we wat mij betreft geen dienst aan leraren en leerlingen in Nederland. Ik ben ervan overtuigd dat deze middelen goed worden ingezet.

Tot slot, voorzitter. Er werd verwezen naar de Bibliotheek op school, dBos. Dat is natuurlijk een fantastisch initiatief. Daar hebben we ook heel bewust substantieel geld op ingezet, meer dan 74 miljoen euro. Op dit moment zou ik er zeer voor pleiten om vooral betrouwbaar te zijn in de toezeggingen die we hebben gedaan richting het onderwijsveld en dus met Ontwikkelkracht verder te gaan. De motie-Soepboer op stuk nr. 130 wordt dus ontraden.

De voorzitter:

Dank aan de minister voor deze appreciatie. Er is nog een interruptie van de heer Soepboer.

De heer Soepboer (NSC):

Dat is dus wat ik bedoel: niet investeren in basisvaardigheden, maar investeren in lerend vermogen. Dat is een van de termen die we hebben kunnen lezen, om dat maar even te noemen. Maar mijn vraag gaat ergens anders over. U zegt dat er over tien jaar betere onderwijsprestaties worden geleverd. Dat is niet bewezen. Dat is een aanname. Bent u dat met ons eens? Er kunnen slechts 300 scholen aan meedoen. U zegt "het is eigenlijk niet mogelijk". Ik zou dan toch tegen de minister willen zeggen: gebruik een stukje creativiteit om het mogelijk te máken, want waar een wil is, is volgens Nieuw Sociaal Contract een weg. Ik zou het verschrikkelijk vinden als we na tien jaar achteruitkijken en dan zo'n grote som geld ... De som die u noemt voor dBos verbleekt bij die 332 miljoen euro. Ik zou het spijtig vinden als we over tien jaar terugkijken en denken: dat geld hadden we echt anders moeten investeren.

Minister Paul:

Ik hoor allerlei aannames van de heer Soepboer. Ten eerste is het zo dat de vruchten al gedurende de looptijd van dat programma worden geplukt. Toevallig stonden er gisteren en eergisteren mooie artikelen op de NOS-site en in Trouw over voorbeelden waar scholen as we speak samenwerken. Ze delen dat lerend vermogen met elkaar, bijvoorbeeld over de basisvaardigheden of over effectief leesonderwijs, en koppelen de wetenschappelijke inzichten aan de onderwijspraktijk. Een van de dingen die ik zie als de kracht van Ontwikkelkracht, is dat scholen in staat worden gesteld om via kennisnetwerken, via een goede infrastructuur die goede voorbeelden met elkaar te delen. Dat gebeurt al. Het is dus echt niet zo dat er een zaadje wordt geplant en wij dan achteroverleunen en wachten tot er over tien jaar eventueel iets groeit. Het groeit al op dit moment en ik ben ervan overtuigd dat al die zaken ... Deze mensen gaan uiteraard focussen. Dat staat ook ergens op die site; dat heb ik gelezen. De op dit moment grote zorgpunten in het onderwijs worden met voorrang aangepakt door Ontwikkelkracht. Ik vind het juist heel mooi dat dit voor een door leraren gebeurt. Het is mooi dat scholen ervoor gaan, vanuit hun eigen wens om te professionaliseren en te investeren in de vaardigheden die hun docenten nodig hebben om het lees- maar ook het rekenonderwijs op een hoger peil te brengen. Ik vind dat alleen maar heel mooi.

De voorzitter:

Dank u wel. Is het echt nodig, meneer Soepboer? Heel kort.

De heer Soepboer (NSC):

Een hele korte dan maar. Is de minister het met Nieuw Sociaal Contract eens dat elke vorm van wetenschappelijk bewijs van het effect van Groeikracht Ontwikkelkracht op dit moment ontbreekt?

Minister Paul:

Nee, daar ben ik het niet mee eens.

De voorzitter:

De minister is het daar niet mee eens. Dan is daarmee een einde gekomen aan dit tweeminutendebat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ook over deze motie gaan we aanstaande dinsdag stemmen. Ik dank de leden en de minister voor hun aanwezigheid. We gaan na de bel snel door met het volgende debat.

Naar boven