9 Pakket maatregelen voor hervorming arbeidsmarkt

Voorzitter: Martin Bosma

Pakket maatregelen voor hervorming arbeidsmarkt

Aan de orde is de voortzetting van het debat over het pakket maatregelen voor de hervorming van de arbeidsmarkt.

De voorzitter:

We gaan door met de tweede termijn over het pakket maatregelen voor de hervorming van de arbeidsmarkt. Ik geef graag het woord aan mevrouw Palland van de fractie van het CDA, als eerste spreker van de zijde van de Kamer. Het woord is aan haar.

Mevrouw Palland (CDA):

Voorzitter, dank. Het CDA vindt het een goede beweging voor de arbeidsmarkt die met dit pakket is ingezet. Wat scheef is gegroeid, gaan we rechttrekken. Volgende week hebben we het commissiedebat Zzp. Wat ons betreft gaan we ook nog verder praten over de passende arrangementen in de agrarische sector, om die te betrekken bij de opt-out. Dat zeg ik mede namens collega Bisschop van de SGP. We hebben veel gesproken over Leven Lang Ontwikkelen en de overheid heeft wat het CDA betreft daar een rol bij te vervullen. Daarom zal er ook nog een brede motie worden ingediend vanuit de Kamer, die wij graag medeondertekenen. We zijn ook blij met de verkenning naar de leerrechten en de pilot daaromtrent.

Ik heb zelf nog één motie. We hebben het veel gehad over het uitgestelde leven. Ik ben blij met de toezegging dat de minister de generatietoets anders gaat invullen met gesprekken, maar we moeten alsnog het uitgestelde leven van jongeren keren. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit de monitor aanpak jeugdwerkloosheid van SEO Economisch Onderzoek blijkt dat de coronacrisis de bestaande verschillen in baankansen tussen jongeren met verschillende opleidingsniveaus heeft vergroot;

constaterende dat uit het rapport van het SER Jongerenplatform en de Monitor Brede Welvaart van het CBS blijkt dat jongeren het lastiger hebben op de arbeidsmarkt en de woningmarkt;

overwegende dat jongvolwassenen hierdoor gezinsvorming en het kopen van een huis noodgedwongen uitstellen;

overwegende dat het SER Jongerenplatform sinds 2019 pleit voor een nationale jeugdstrategie voor de korte en middellange termijn;

verzoekt de regering te komen met een integrale jongvolwassenenstrategie met als doel de trend van het uitgesteld leven van jongvolwassenen te keren naar een goede start waarbij we onder andere de doorgeschoten flexibele arbeidsmarkt aanpakken, en de Kamer hierover voor het einde van 2023 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Palland.

Zij krijgt nr. 1181 (29544).

Prima, dank u wel. Dan nu de heer Van Baarle van DENK.

De heer Van Baarle (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Het is goed dat deze minister aan de slag gaat met het inbouwen van meer zekerheid op de arbeidsmarkt. Voor het grootste gedeelte van de plannen die de minister heeft aangekondigd, kan ik namens mijn fractie zeggen dat we haar een spoedige en goede uitvoering toewensen.

Voorzitter. De minister heeft geantwoord op mijn vraag over het onderzoek van TNO, maar toen was ik even niet in de zaal. Ik was toen namelijk in gesprek met ambtenaren, toevallig van uw ministerie maar over een ander onderwerp. Graag zou ik aan de minister willen vragen of zij kan toezeggen om in de voortgangsbrief over het VIA-actieplan in te gaan op hoe dit onderzoek wordt gebruikt in de VIA-aanpak.

Tot slot nog een motie over de uitzonderingspositie van studenten en jongeren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering meer contractuele zekerheid wil introduceren voor werknemers, maar studenten hiervan wil uitzonderen;

overwegende dat de regering met een nadere definiëring van deze uitzonderingspositie van studenten komt;

verzoekt de regering om hierover nadrukkelijk het gesprek aan te gaan met jongeren en studentenorganisaties, om tot een balans te komen tussen enerzijds de gewenste flexibiliteit van jongeren en anderzijds de zekerheid voor jongeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Baarle.

Zij krijgt nr. 1182 (29544).

De heer Van Baarle (DENK):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Mevrouw Den Haan, van de Fractie Den Haan.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de minister en ook haar ondersteuning bedanken voor de antwoorden op de vragen. Ik wil benadrukken dat ik echt heel erg blij ben met de Seniorenkansenvisie en dat ik ook erg uitzie naar alle acties die daaruit gaan komen. Ik denk namelijk dat het heel belangrijk is om flink in te zetten op de beeldvorming en het imago van oudere werkzoekenden op de arbeidsmarkt, maar ook van mensen die na het bereiken van hun pensioenleeftijd nog willen doorwerken.

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de krapte op de arbeidsmarkt voortduurt en er in sommige sectoren een nijpend tekort is en het daarmee van belang is zo veel mogelijk mensen, ook gepensioneerden die dat willen, te behouden op de arbeidsmarkt;

constaterende dat de regering heeft besloten het STAP-budget stop te zetten;

verzoekt de regering om te verkennen of het vanuit arbeidsmarktperspectief wenselijk zou zijn om gepensioneerden ook toegang te geven tot om- en bijscholingsregelingen;

verzoekt de regering tevens om te verkennen hoe dit eventueel vormgegeven kan worden en dit te betrekken bij toekomstige om- en bijscholingsregelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Den Haan en Romke de Jong.

Zij krijgt nr. 1183 (29544).

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. De heer Van der Lee van GroenLinks.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is om het STAP-budget af te schaffen;

overwegende dat het belang van om- en bijscholing alleen maar toeneemt gezien de structureel toenemende krapte in sommige sectoren en de energietransitie;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze een instrument ter stimulering van Leven Lang Ontwikkelen, zoals een individueel scholingsbudget, kan worden vormgegeven, gefocust op cruciale kraptesectoren zoals de energietransitie, zorg, onderwijs, techniek en ICT;

verzoekt de regering het resterende STAP-budget zo gericht mogelijk in te zetten en zo nodig ook de komende twee jaar beschikbaar te houden als gericht individueel scholingsbudget;

verzoekt de regering tevens verschillende varianten voor Leven Lang Ontwikkelen, waaronder varianten voor individuele leerrechten, uit te werken die uitvoerbaar zijn voor een volgend kabinet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Kathmann, Romke de Jong, Palland, Smals en Ceder.

Zij krijgt nr. 1184 (29544).

De heer Van der Lee (GroenLinks):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering voornemens is om de duur van fase A van het uitzendcontract te verkorten van 78 weken naar 52 weken;

van mening dat deze periode van één jaar, waarin uitzendwerkers van de ene op de andere dag op straat kunnen worden gezet zonder doorbetaling, te lang is voor deze mate van onzekerheid;

verzoekt de regering fase A wettelijk te maximeren op 26 weken, zoals de commissie-Borstlap voorstelde,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Lee, Kathmann en Van Kent.

Zij krijgt nr. 1185 (29544).

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Tot slot. Het was een goed debat. Het is belangrijk dat de flexibiliteit wordt teruggedrongen. We hebben wat zorgen over de opt-out — daar zijn we wel kritisch over — en vooral ook over de koppeling van twee onderwerpen in één wetsvoorstel. Nogmaals de oproep: doe het niet.

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Van Kent van de SP.

De heer Van Kent (SP):

Dank, voorzitter. De SP is voor meer zekere contracten. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel werknemers van flexibel contract naar flexibel contract gaan zonder uitzicht op een vast contract;

constaterende dat een werkgever na zes maanden prima weet of een werknemer goed functioneert;

verzoekt de regering bij het in wetten omzetten van de voorstellen uit de arbeidsmarkbrief ook het van rechtswege laten ontstaan van een contract voor onbepaalde tijd na zes maanden op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent, Kathmann en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 1186 (29544).

De heer Van Kent (SP):

Over zzp'ers komen we volgende week te spreken. Handhaven is het devies. We hebben ons ervan laten overtuigen dat het een goed idee is om een termijn van vijf jaar te hebben. Over de duurzame vervanging en de contracten voor onbepaalde tijd, waar het debat ook even over ging, heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering in de arbeidsmarktbrief schrijft dat kleine en middelgrote werkgevers al na één ziektejaar van een werknemer duidelijkheid kunnen krijgen over de mogelijkheid van duurzame vervanging van deze werknemer;

constaterende dat er door de regering geen tijdsduur van het arbeidscontract van deze duurzame vervanging wordt genoemd;

verzoekt de regering bij het in wetten omzetten van de voorstellen uit de arbeidsmarktbrief op te nemen dat bij duurzame vervanging van een langdurig zieke werknemer de vervangende werknemer altijd een contract voor onbepaalde tijd krijgt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent, Kathmann en Van der Lee.

Zij krijgt nr. 1187 (29544).

De heer Van Kent (SP):

We hebben een discussie gevoerd over het contract met daarin het gemiddelde aantal gewerkte uren. Wat de SP betreft zou het ideaal zijn als je dat contract na drie maanden gewoon krijgt. Ik begrijp dat dat nog lastig ligt. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel werknemers niet weten dat ze na drie gewerkte maanden kunnen vragen om een contract met het gemiddelde aantal uren;

verzoekt de regering een campagne op te zetten om de bewustwording te vergroten, zodat werknemers eerder gebruik kunnen maken van hun rechten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent, Van der Lee en Kathmann.

Zij krijgt nr. 1188 (29544).

De heer Van Kent (SP):

Ik ben heel benieuwd naar de reactie van de minister in de tweede termijn op de crisisregeling, over 10% elders verdienen. Ik ben blij met de toezegging over het ontslagverbod in de uitzendovereenkomst in geval van ziekte. Ik ben heel benieuwd naar de termijn waarop we daar duidelijkheid over krijgen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Romke de Jong van D66.

De heer Romke de Jong (D66):

Voorzitter, dank u wel. Ik had twee moties, maar één motie is net uitgesproken door de heer Van der Lee. In het kader van onze hernieuwde liefde in de Eerste Kamer werken we nu graag samen. Dank daarvoor. Dan blijft er nog één over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de arbeidsmarkt verandert in een sectorale indeling en het daar steeds minder goed bij past;

constaterende dat werkgevers jaarlijks 3,6 miljard inzetten voor opleiding en ontwikkeling;

overwegende dat ook opleiding en ontwikkeling die leidt tot mobiliteit tussen sectoren tekorten kan terugdringen en de eigen regie van mensen versterkt;

verzoekt de regering met sociale partners in gesprek te gaan over het belang van wendbare werkenden en de mogelijkheden om arbeidsmobiliteit tussen sectoren eenvoudiger te maken, bijvoorbeeld door opleidingen ook toegankelijk te laten zijn voor mensen die niet eerder in een bepaalde sector aan het werk waren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Romke de Jong en Ceder.

Zij krijgt nr. 1189 (29544).

De heer Romke de Jong (D66):

Voorzitter. Ik denk dat ik hierbij al met de minister van gedachten heb gewisseld over de kansen en de mogelijkheden die er liggen voor deze O&O-fondsen. Ik ben ook blij dat de minister dat gesprek blijft aangaan. Deze motie ondersteunt dat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Mevrouw Kathmann van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kathmann (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik ben mijn bijdrage begonnen met Emily en de vraag wat haar leven gaat veranderen. Ik denk dat we stappen in de goede richting zetten, maar ik maak me wel zorgen over wat er gebeurt als zij bijvoorbeeld van baan moet veranderen of ziek wordt. Daarom hebben we met een aantal voorstellen meegetekend. Wil het sowieso goed met haar gaan, dan moeten we nog veel meer in de breedte spreken over de kinderopvang die daar ook bij hoort, over het minimumloon dat versneld omhoog moet, over de graaiflatie en over de krapte op de arbeidsmarkt. Maar daar hadden we het vandaag niet allemaal over. Dit zijn in ieder geval mooie eerste stappen. Ik maak me nog wel zorgen over de crisisregeling. We stellen zomaar even voor: als er een crisis is, zouden mensen 10% van hun loon in moeten leveren. Ik denk dat het een verkeerde richting is om gelijk naar werknemers te kijken in zulk soort situaties. We zullen heel scherp zijn op de verdere afhandeling van deze maatregel en wat er dan precies onder een crisis wordt verstaan. Ik denk dat er eerst een heel arsenaal aan stappen gezet moet worden voordat je naar de werknemer kan gaan kijken.

Ook nog even een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doelstelling om meer mensen pensioen te laten opbouwen is omarmd bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen en dat concurrentie op arbeidsvoorwaarden in uitzendwerk moet worden voorkomen;

constaterende dat secundaire arbeidsvoorwaarden gecompenseerd mogen worden met primaire arbeidsvoorwaarden, waardoor het risico bestaat dat uitzendbureaus gaan concurreren door hogere lonen te gaan bieden ten koste van secundaire arbeidsvoorwaarden, waaronder fatsoenlijke pensioensopbouw;

verzoekt de regering om wettelijk te verankeren dat in uitzendwerk lagere pensioenopbouw niet gecompenseerd mag worden via primaire arbeidsvoorwaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kathmann, Van der Lee en Van Kent.

Zij krijgt nr. 1190 (29544).

Het had wel iets sneller gekund. De heer Ceder van de ChristenUnie. Hij gaat dit record verbreken.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank, voorzitter. We hebben vandaag een goed debat gehad, waarbij we tegelijkertijd hebben gezien dat dit slechts het begin is van de stappen die we gaan zetten en dat het allemaal neerkomt op de uitwerking.

We hebben het gehad over het STAP-budget. Ook wij zien graag dat er echt een doorontwikkeling gaat plaatsvinden, maar we hebben het ook gehad over hoe wij omgaan met mensen in het tweede spoor. Wij vinden het belangrijk dat de overheid daar de juiste kaders voor geeft. Daarom hebben we met een aantal collega's de volgende motie opgesteld.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voornemens is een wetsvoorstel in te dienen waarbij de wet- en regelgeving rond loondoorbetaling bij ziekte wordt gewijzigd, waardoor naar verwachting meer werknemers te maken krijgen met re-integratie bij een andere werkgever;

overwegende dat de kwaliteit van begeleiding en ondersteuning bij re-integratie in het tweede spoor verbeterd kan worden;

verzoekt de regering om bij de uitwerking van het wetsvoorstel voor wijziging van loondoorbetaling bij ziekte duidelijke kaders te ontwerpen om willekeur of ongewenste situaties te voorkomen;

verzoekt daarnaast bij inwerkingtreding van het wetsvoorstel concrete voorstellen te doen voor verbetering van de re-integratie in het tweede spoor;

verzoekt de regering tevens om met betrokken partijen in gesprek te blijven over hoe de kwaliteit van de re-integratie tweede spoor kan worden verbeterd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ceder, Van der Lee, Romke de Jong en Palland.

Zij krijgt nr. 1191 (29544).

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Léon de Jong van de PVV.

De heer Léon de Jong (PVV):

Voorzitter, hartelijk dank.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Algemene Rekenkamer in haar verantwoordingsonderzoek stelt dat door het grote tekort aan verzekeringsartsen bij UWV de WIA-verzekering tegen inkomensverlies door arbeidsongeschiktheid niet meer uitvoerbaar is;

constaterende dat daardoor tienduizenden werknemers maanden moeten wachten op een beoordeling en in grote onzekerheid over hun inkomenspositie en re-integratiekansen op de arbeidsmarkt verkeren;

overwegende dat door de gepresenteerde zzp-plannen van dit kabinet op het gebied van arbeidsongeschiktheid de vraag naar beoordelingen op arbeidsongeschiktheid zal toenemen en daarmee het probleem van een tekort aan verzekeringsartsen zal groeien;

verzoekt de regering met uitgewerkte maatregelen en aantoonbare resultaten te komen ter oplossing van het grote tekort aan verzekeringsartsen bij UWV en deze voor het advies van de OCTAS-commissie met de Kamer te delen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Léon de Jong.

Zij krijgt nr. 1192 (29544).

De heer Léon de Jong (PVV):

Deze motie is echt van groot belang, ten eerste omdat de Rekenkamer constateert dat de WIA gewoon totaal onuitvoerbaar is als wij niet voldoende UWV-artsen hebben en ten tweede omdat, als de plannen van het kabinet goed uitvoerbaar moeten zijn, daar UWV-verzekeringsartsen bij horen. Dit moet dus echt opgelost worden. Wij verwachten van de minister dan ook niets anders dan oordeel Kamer als advies op deze motie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. De heer Smals van de VVD.

De heer Smals (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister vanzelfsprekend voor de beantwoording. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek blijkt dat tussen 35% en 40% van de gepensioneerden nog belangstelling heeft voor betaald werk en dat flexibiliteit in werktijden hierbij een belangrijke overweging is;

overwegende dat gepensioneerden ervaring, kennis en diversiteit op de werkvloer meebrengen en daarmee op allerlei plekken in organisaties van zeer grote waarde kunnen zijn, bijvoorbeeld bij het begeleiden van jongere werknemers of het inspringen voor zieke collega's;

overwegende dat het afschaffen van het nulurencontract er niet toe mag leiden dat deze groep actieve gepensioneerden de mogelijkheid wordt ontzegd om ervoor te kiezen om deze cruciale bijdrage aan de maatschappij te blijven leveren;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat de effecten van het afschaffen van het nulurencontract op de arbeidsparticipatie van gepensioneerden zijn en indien dit voor hun mogelijkheden tot arbeidsdeelname van belang is deze groepen uit te zonderen van het verbod op het nulurencontract,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smals en Den Haan.

Zij krijgt nr. 1193 (29544).

De heer Smals (VVD):

Dan nog één.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is om een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen in te richten;

overwegende dat draagvlak voor het invoeren van een aov onder zelfstandigen onmisbaar is, en duidelijk is dat een significant deel van de zelfstandigen nu al aangeeft gebruik te willen kunnen maken van een opt-out;

overwegende dat een opt-out eveneens tot een minder groot beslag op de capaciteit van het UWV voor sociaal-medisch beoordelen leidt;

overwegende dat bij de inrichting van de opt-out rekening wordt gehouden met de betaalbaarheid en uitvoerbaarheid van het collectieve stelsel;

van mening dat de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen vanuit het oogpunt van draagvlak een opt-outregeling zou moeten bevatten;

verzoekt de regering om vooruitlopend hierop in overleg te blijven met het UWV, Belastingdienst, verzekeraars, belangenbehartigers van zelfstandigen en andere organisaties om ervoor te zorgen dat alle partijen voorbereid zijn op de opt-out en dit tot zo min mogelijk aanvullende administratieve handelingen voor betrokken instanties en voor zelfstandigen leidt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smals en Bisschop.

Zij krijgt nr. 1194 (29544).

De heer Smals (VVD):

Dank u wel.

De voorzitter:

De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Houwelingen van Forum voor Democratie.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dank aan het kabinet voor de beantwoording. Ik heb één motie, die overigens is vastgesteld in overleg met en met steun van vertegenwoordigers van zzp'ers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit recent onderzoek van de Vereniging Zelfstandigen Nederland blijkt dat:

  • -bijna driekwart van de zzp'ers tegen een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering is;

  • -94% van de zzp'ers graag een opt-outregeling wil, mocht die verplichting er toch komen;

  • -27% van de zzp'ers zich op dit moment al onderling heeft verzekerd voor ziekte en arbeidsongeschiktheid via een zogenaamd broodfonds of schenkkring;

overwegende dat een broodfonds of schenkkring mooie voorbeelden zijn van particuliere initiatieven en bovendien ook de sociale cohesie en onderlinge gemeenschapszin kunnen bevorderen, omdat deze gebaseerd zijn op onderling vertrouwen en zo ook het onterecht aanspraak maken op een verzekering kunnen voorkomen;

overwegende dat 30% van de zzp'ers daarnaast minder goede ervaringen hebben met private verzekeraars die niet of met moeite uitbetalen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid;

overwegende dat een broodfonds of schenkkring geen verzekering maar een collectieve voorziening is;

overwegende dat zzp'ers zich tegenwoordig ook kunnen verzekeren via "crowdsurance", een moderne variant van het broodfonds en de schenkkring, die ook geschikt lijkt te zijn voor langetermijnverzekeringen;

verzoekt de regering, als er een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt ingevoerd voor zzp'ers, in ieder geval in gesprek te gaan met (vertegenwoordigers van) zzp'ers en te onderzoeken of broodfondsen, schenkkringen en crowdsurance onderdeel kunnen worden van de opt-outregeling;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe broodfondsen, schenkkringen en crowdsurance als onderdeel van de opt-outregeling wel kunnen voldoen aan de materiële eisen (met betrekking tot bijvoorbeeld de minimale duur en hoogte van de uitkering) die worden gesteld aan de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering, zonder zelf verplicht een verzekeraar te hoeven worden of met bestaande verzekeraars te moeten samenwerken;

verzoekt ten slotte de regering daarover voor Prinsjesdag aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Houwelingen.

Zij krijgt nr. 1195 (29544).

Heel goed. Om 14.50 uur gaan we luisteren naar de antwoorden van de minister.

De vergadering wordt van 14.35 uur tot 14.51 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan luisteren naar de minister.

Minister Van Gennip:

Dank u wel, voorzitter. Dank voor het debat van vandaag en afgelopen dinsdag. Volgens mij is het een belangrijk debat, maar nog op hoofdlijnen. We zullen ongetwijfeld bij elke wet die ingediend gaat worden nog uitgebreide debatten over de verschillende details in de wet en de precieze uitwerking hebben. Maar dit is ook goede input voor alle uitwerkingen die nog gaan komen. Ik ga uw moties en vragen een voor een af.

Mevrouw Palland, we proberen inderdaad, zoals u dat verwoordde, "wat scheef is recht te breien". We gaan terugkomen op de agrarische sector. Op het punt van de leerrechtenverkenning heb ik u inderdaad een toezegging gedaan, net als op het punt van het generatiegesprek. Wat betreft uw motie, die op stuk nr. 1181, over goed bekijken hoe het met de jongvolwassenen in Nederland gaat: volgens mij heeft mijn collega Van Ooijen — dat deed hij samen met mij overigens — u al een brief gestuurd waarmee u geïnformeerd wordt over dat we in gesprek zijn met jongerenorganisaties over zo'n mogelijke strategie en dat we u voor het einde van het jaar informeren over de stand van zaken daarvan. Dat heeft hij u laten weten. Dat betekent niet dat de strategie dan af is. Dat is dan dus meer de inventarisatie van wat al die jongerenorganisaties gezegd hebben en wat dan de grote onderwerpen zijn waarover wij ons moeten buigen. Als ik de motie zo mag interpreteren, krijgt die oordeel Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Palland knikt enthousiast ja.

Minister Van Gennip:

Dan kom ik bij de heer Van Baarle. Het is natuurlijk erg belangrijk dat de uitvoering spoedig en zorgvuldig gebeurt. Wij zullen in de VIA-voortgangsbrief dat TNO-onderzoek waarnaar u vroeg, opnemen. Wat betreft uw motie op stuk nr. 1182 vraagt u volgens mij eigenlijk om twee dingen. U vraagt namelijk om in gesprek te gaan met jongeren- en studentenorganisaties. Dat wil ik dan graag betrekken bij het gesprek dat ik toch al met jongerenorganisaties ga voeren naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Palland. Maar ik wil u van tevoren al wel zeggen dat we de uitzondering voor studenten niet gaan opgeven. Die vind ik echt belangrijk. Die hoort bij dat studentenleven. Tegelijkertijd horen de jongeren voor wie de hoofdactiviteit geen studie maar een baan is, die dus gewoon al klaar zijn met hun studie of hun studie niet afgemaakt hebben — dat laatste kan natuurlijk ook — en die aan het werk zijn, gewoon onder de contracten te vallen zoals die ook voor ouderen gelden. Dat heb ik in het debat volgens mij ook heel goed toegelicht. Althans, ik hoop dat ik dat gedaan heb. Ik heb in ieder geval gepoogd het goed toe te lichten. Ik wil zeker met ze in gesprek, juist omdat die vraag over dat uitgestelde leven en die zekerheid zo belangrijk is. U brengt daar dan het onderwerp bestaanszekerheid bij voor de jongere jongeren op het moment dat die nog half aan het studeren en half aan het werk zijn. Maar de uitzondering voor studenten blijft wat mij betreft bestaan. Als ik de motie op die manier mag interpreteren, kan ik deze zo oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

De heer Van Baarle bevestigt dat.

Minister Van Gennip:

Mevrouw Den Haan, ik ben blij dat u blij bent met de Seniorenkansenvisie. Uw motie op stuk nr. 1183 ging over bekijken hoe we het STAP-budget ook voor ouderen kunnen inzetten. Dat heb ik in het debat toegezegd, volgens mij. Ik zou die dus willen overnemen, want dit is ongeveer wat ik letterlijk heb toegezegd in het debat.

De voorzitter:

Ik tuur naar mevrouw Den Haan en die knikt. Tenzij daar enig bezwaar tegen is, wordt deze motie overgenomen. Dat is niet het geval, dus we gaan niet over deze motie stemmen.

De motie-Den Haan/Romke de Jong (29544, nr. 1183) is overgenomen.

Minister Van Gennip:

Dan kom ik bij de heer Van der Lee. U heeft een uitgebreide STAP-motie ingediend met zes ondertekenaars. Deze motie op stuk nr. 1184 vraagt mij om een verkenning te doen van zowel de korte als de lange termijn. Dat is belangrijk. Daar ben ik graag toe bereid. Daarover hebben we natuurlijk ook debat gevoerd. Voor de korte termijn kan ik dan verkennen hoe ik dat resterende budget uit STAP gerichter kan inzetten. Dat moet natuurlijk uitvoeringstechnisch mogelijk zijn. U bent zich ervan bewust dat er geen extra budget is. Dat betekent ook dat ik geen toezeggingen kan doen over budgettaire consequenties voor 2024 en 2025. Maar ik ben blij met de steun — die begrijp ik hieruit — van de heer Van der Lee. De interdepartementale ambtelijke verkenning naar beleidsopties is daarbij heel belangrijk en daarbij zullen we conform uw motie ook de leerrechten betrekken. Dus dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Ik heb uw andere twee opmerkingen goed gehoord.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 1185 om de duur van fase A van het uitzendcontract te verkorten van 78 weken naar 52 weken. Die motie moet ik ontraden. Ik vind namelijk dat we echt al een forse stap zetten om de positie van uitzendkrachten te verbeteren. Ik wil ook dat er sprake is van wendbaarheid voor ondernemers. Daarnaast is de allocatieve functie van uitzending voor mij belangrijk. Zoals gezegd, is er ook sprake van een balans tussen werkgevers en werknemers.

Dan de motie op stuk nr. 1186 van de heer Van Kent. Dat is een vrij vergaande motie, to put it mildly. Dus die moet ik ook ontraden. Ik begrijp waar u vandaan komt, maar u begrijpt ook dat ik de stappen die we nu al nemen, al een hele vooruitgang vind. Ik ben ook blij dat we over die vijfjaarstermijn meer duidelijkheid hebben. Handhaving in zzp is ontzettend belangrijk en daar gaan we het volgende week woensdag verder over hebben.

Vervolgens kom ok op de motie op stuk nr. 1187 van de heer Van Kent over vervanging door altijd een vast contract. In het voorstel staat nu dat bij een ontslagaanvraag het UWV zal toetsen of er een vervanger is en of er de komende dertien weken een vacature is. Dat is zoals we nu op hoofdlijnen duurzaamheid hebben benoemd. Hoe dat precies gaat uitwerken, werken we nog verder uit. Dat wetsvoorstel komt ook zo snel mogelijk naar u toe. Het wordt overigens sowieso niet altijd een contract voor onbepaalde tijd, maar zoals ik al zei wordt het ook niet een uitzendkracht voor een dag, want dat kan niet. Dus deze motie gaat voor mij te ver en moet ik dus ook ontraden. Ik begrijp wel wat uw insteek is, maar zoals de motie nu verwoord is, moet ik die echt ontraden, want altijd een contract voor onbepaalde tijd gaat te ver. Het kan bijvoorbeeld ook een jaarcontract zijn.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 1188. Daar had u echt een punt. Als de arbeidsomvang veel groter is dan wat er in het contract staat, hoe kunnen we er dan voor zorgen dat mensen hun rechten ook opeisen? U vraagt om een campagne op te zetten — dat had ik zelf opgeschreven — om de bewustwording te vergroten. Ja, heel graag. Oordeel Kamer dus, want dat lijkt me een hele goede toevoeging om ervoor te zorgen dat mensen, vooral jongeren en arbeidsmigranten, weten wat hun rechten zijn en die ook kunnen opeisen. Oordeel Kamer dus voor de motie op stuk nr. 1188.

De heer Van Kent had ook nog twee vragen. De verkenning waarnaar hij had gevraagd zal een maand of zes duren, dus die hoop ik voor het einde van het jaar af te ronden.

De heer Van Kent vroeg ook of je naast de CP nog een andere baan kunt nemen om je loonoffer op te vangen. Zoals we hebben gewisseld, is dat niet de bedoeling van de CP. De bedoeling is juist dat mensen in hun baan blijven in plaats van werkloos te worden. Het is natuurlijk ook niet de bedoeling dat je dan twee inkomens hebt: het geld dat je bij je huidige werkgever krijgt en daarbovenop de uren die je vrij bent en ergens anders gaat werken. De oude werkgever kan ook op elk moment zeggen: ik ben door de crisis heen en heb weer werk, ik wil u toch inzetten. Ik wil niet dat mensen er oneigenlijk gebruik van maken door een uitkering en een baan te hebben, maar ik begrijp wel dat de bestaanszekerheid een punt is. We gaan 'm meenemen als we nadenken over de verkenning. We komen daar bij het wetsvoorstel op terug. Maar er is wel echt een balans. Je wilt niet dat iemand 40% minder werkt en dan keurig netjes 10% inlevert, maar er 30% bij krijgt en daarnaast lekker gaat werken zodat hij twee inkomens heeft. Dat moet niet, maar ik begrijp de bestaanszekerheidsvraag goed. Hier moeten we gewoon goed over nadenken. Daar komen we dus op terug bij de uitwerking.

De heer Van Kent (SP):

Een denkrichting kan ook zijn dat je er tot een bepaald inkomen niet op achteruitgaat en boven een bepaald inkomen wel. Het zijn natuurlijk vooral mensen met wat lagere inkomens die die 10% absoluut niet kunnen missen. Dat zou ik u ook nog mee willen geven.

Minister Van Gennip:

Ja, dat kunnen we meenemen als we het overdenken.

Dan ga ik door naar de heer De Jong van D66. Over de O&O-fondsen hebben we het in het debat ook gehad. O, er is een totale metamorfose!

De voorzitter:

Een kleine gedaanteverandering!

Minister Van Gennip:

Mevrouw Sahla zit er nu. Haar collega De Jong heeft een motie ingediend over de O&O-fondsen, die ik oordeel Kamer wil geven. Aan de ene kant vind ik dat de O&O-fondsen echt goed bezig zijn. Ze investeren in de opleiding van hun eigen mensen. Er zijn ook echt al moderne manieren, zoals bij het Techniekpact, om naar de O&O-fondsen te kijken. De motie vraagt om continu het gesprek daarover aan te gaan, met name over arbeidsmobiliteit tussen sectoren. Dat doe ik natuurlijk graag, dus de motie krijgt oordeel Kamer.

Mevrouw Kathmann had het ook over de 10%. Die vraag heb ik net beantwoord bij de heer Van Kent. De pensioenmotie van mevrouw Kathmann, de motie op stuk nr. 1190, gaat eigenlijk in tegen wat er in het SER-MLT staat. We hebben dat punt uit het SER-MLT overgenomen in de brief over de arbeidsmarkt. Pensioen als een arbeidsvoorwaarde is aan de sociale partners. Zij gaan over de vormgeving van de pensioenregeling. Doordat het totaal aan arbeidsvoorwaarden ten minste gelijkwaardig — dus niet gelijk maar gelijkwaardig — moet zijn, is gegarandeerd dat uitzendkrachten altijd gecompenseerd moeten worden voor een eventuele lagere pensioenopbouw. Dat was ook precies uw punt: ga je dan concurreren op een lager pensioen en een hoger loon? Wel over de samenstelling ervan, maar niet over het totale pakket. Dat moet gewoon hetzelfde zijn. In het SER-MLT is dit op deze manier uitgewerkt. Ik wil dit dus echt bij sociale partners laten. Daarmee ontraad ik de motie dus, ook omdat u om een wettelijke verankering vraagt. Maar uw zorg begrijp ik goed.

Dan de motie op stuk nr. 1191, van de heer Ceder. Die gaat over re-integratie in het tweede spoor en wijziging van loondoorbetaling bij ziekte. Dat zijn allemaal belangrijke onderdelen van die uitwerking. Ik ben de heer Ceder ook even kwijt. Ik ga uiteraard zorgen voor een gedegen wetsvoorstel. Dat doen wij in overleg met de verschillende betrokkenen met waarborgen voor werknemers en werkgevers. In dit geval is het essentieel dat we die re-integratie in het tweede spoor beter gaan doen, niet alleen om dit voorstel te kunnen laten werken, maar ook sowieso voor de langere termijn. Je wilt namelijk dat mensen beter re-integreren. Daar werken we dus aan, daarin gaan we verder en daar is ook extra budget voor vrijgesteld in het arbeidsmarktpakket. We zullen dus zorgen voor een nette uitwerking, komen met concrete voorstellen over re-integratie, en blijven in gesprek over de manier waarop we de kwaliteit van de re-integratie kunnen verbeteren. Die motie krijgt wat mij betreft dus oordeel Kamer.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 1992, van heer De Jong van de PVV. U vraagt mij in de motie iets waar wij over gedebatteerd hebben. Het zijn wat mij betreft twee zaken die allebei moeten: we moeten het UWV op orde krijgen en we willen — we zijn nog niet aan het moeten, want het moet nog door de Kamer — graag die aov voor zzp'ers met loondoorbetaling bij ziekte voor elkaar krijgen. We pakken dus die problemen bij het UWV aan. Daar hebt u vorige maand ook nog een brief over gekregen met alle maatregelen. Daarbij heb ik aangekondigd dat ik daar in Q3 weer een vervolg aan geef. Volgens mij wordt u ervan op de hoogte gehouden welke maatregelen we nemen, welke resultaten dat wel of niet al heeft en wat we extra willen. Dat gebeurt op dit moment elk kwartaal en op een gegeven moment misschien elk halfjaar, maar in ieder geval zeer regelmatig. Die informatie krijgt u dus ook steeds vóór het advies van OCTAS. Dat is er namelijk over ongeveer een jaar. U krijgt dus steeds de update van wat we doen. Wat mij betreft doen we dit dus gewoon al en is uw motie daarmee overbodig.

De voorzitter:

En dus?

Minister Van Gennip:

Dan is het toch aan het Kamerlid om daar iets van te zeggen? Als hij het niet overbodig vindt, is de motie ontraden.

De voorzitter:

Bij dezen dan. Dan zijn we eruit.

Minister Van Gennip:

Ook goed.

Dan de motie op stuk nr. 1193, van de heer Smals en mevrouw Den Haan, over het belang van gepensioneerden. Wij willen natuurlijk dat oproepcontract vervangen door een basiscontract — dat zit in de kern van alle voorstellen — zodat je meer flexibiliteit hebt voor werkgevers en werknemers. Een relatief klein gedeelte van de AOW-gepensioneerden die werken, werkt op dit moment op basis van oproepcontracten. De meeste mensen hebben zo'n kwartaal- of jaarurennorm. Ik ga er dus van uit dat het basiscontract in die gevallen echt voldoende flexibiliteit kan bieden voor die groep van werkende AOW'ers. We zullen in de komende maanden in de wetgeving meerdere toetsen doen. We kijken dus ook breed naar de mogelijke gevolgen van deze regelgeving. Voor extra onderzoek zie ik gewoon geen ruimte, maar als ik de motie zo mag interpreteren dat ik die effecten meeneem in het geplande traject van de komende maanden, krijgt de motie oordeel Kamer. Als u echt een apart onderzoek wilt, moet ik iets anders vertragen, maar die wetgeving moet door. Dus als het mee mag in de toetsen die we toch doen, krijgt de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

De heer Smals beaamt dit.

Minister Van Gennip:

Dan de tweede motie van de heer Smals, die op stuk nr. 1194. Uw motie bevat een heleboel overwegingen en meningen en daarna een verzoek. Ik loop vooral even de "van mening" en de "verzoekt" langs. De motie spreekt als mening uit dat de opt-out er moet komen. Er staat "een opt-outregeling zou moeten bevatten". Het is op zich een mening van de Kamer, dus mij past bescheidenheid om daar dan van alles van te vinden. Maar ik wil nog wel wat zeggen. Een. Het streven van het kabinet is om tot die opt-out te komen. Daarin ben ik het van harte met u eens, maar we vinden wel dat die opt-out uitvoerbaar, betaalbaar en tijdig invoerbaar moet zijn. Die toetsen zijn we nu aan het doen, en ik wil dus niet op dat eindoordeel vooruitlopen. Binnen die kaders doe ik mijn best om de opt-out vorm te geven, maar ik kan niet nu zeggen dat die er 110% zeker gaat komen. Als de bedoeling van deze motie is om dat als uitspraak van de Kamer te vragen, dan moet ik de motie ontraden, want daar is het echt te vroeg voor. Als het erom gaat om te zeggen dat u het belangrijk vindt dat die er komt binnen al deze kaders en met alle voorwaarden zoals we die in de brief hebben beschreven, maar dat u vooral het verzoek aan de regering doet om ons daarop voor te bereiden, dan is het verzoek uiteraard oordeel Kamer. U verzoekt ons om ons daar goed op voor te bereiden, weinig administratieve handelingen et cetera. Maar als het uw bedoeling is hier een uitspraak van de Kamer te krijgen dat die er sowieso moet komen, dan is het daar echt te vroeg voor.

De heer Smals (VVD):

Het is misschien goed om dat even mondeling toe te lichten. Ik kan helemaal mee in de gedachtegang van de minister. Het is vooral om uit te spreken dat dat de default is. Als het niet kan, dan hebben we daar ongetwijfeld een debat over en kunnen we op die manier van gedachten wisselen. Maar dat was het idee.

Minister Van Gennip:

Als ik 'm zo mag interpreteren dat het de inzet is om er te komen onder alle voorwaarden van de brief, dan vind ik het prima om de motie oordeel Kamer te geven, omdat het verzoek gewoon oordeel Kamer is. Maar dan kan het ertoe leiden dat die er uiteindelijk niet komt. Die kans is klein, maar niet nul. Ik kan u niet 110% garantie geven dat die er wel komt.

De voorzitter:

De heer Smals bevestigt dat.

Minister Van Gennip:

Dan is het dus vervolgens niet zo dat de Kamer zegt dat die er moet komen op basis van deze motie. Even voor de duidelijkheid.

De heer Smals (VVD):

Nee, klopt. Maar ik ga uit van het volgende. Stel in het onverhoopte geval, althans dat vind ik, dat het niet lukt dat die hier op tafel komt, dan hebben we daar ongetwijfeld nog eindeloze debatten over.

Minister Van Gennip:

Ja. Ik denk eerder dat het debat zal gaan, maar dat weet ik natuurlijk nog niet, over de extra maatregelen die je moet treffen als je hem wilt invoeren. Dan komt er zoveel meer tijd bij en is het dat dan wel waard. Dat zal het interessante debat in de Kamer worden. Ik denk dat het meer langs die lijnen gaat zijn dan sowieso wel of sowieso niet.

De heer Van der Lee (GroenLinks):

Het is helder wat het oordeel is van de minister en de interpretatie die zij geeft, maar eerlijk gezegd heb ik daar als Kamerlid beperkt mee te maken als ik word gevraagd over een mening te stemmen. Mijn vraag via de voorzitter aan de heer Smals is of hij de motie niet kan aanpassen. Als hij dit wel in stemming brengt, dwingt hij partijen die een andere opvatting hebben om hiertegen te stemmen.

De heer Smals (VVD):

Het is natuurlijk altijd leuk om partijen tot een uitspraak en een mening te dwingen. Daarvoor zijn wij hier bij elkaar. Ik ga nog eens nadenken over de suggestie van de heer Van der Lee.

Minister Van Gennip:

Of u maakt er twee moties van.

De voorzitter:

U kunt er ook twee moties van maken. Dat zou misschien het handigste en het meest zuivere zijn.

De heer Smals (VVD):

Maar dat gaat op dit moment niet gebeuren, volgens mij. Dat wordt ingewikkeld. Ik ga erover nadenken en we kijken wel even hoe het loopt.

De voorzitter:

U houdt het spannend.

De heer Smals (VVD):

Ja.

De voorzitter:

Mocht u met een motie of twee nieuwe moties komen, dan horen we graag ook weer het oordeel van de minister, maar dat zal ons schriftelijk bereiken.

Minister Van Gennip:

Ik heb het oordeel eigenlijk al gegeven, maar dat ligt dan aan de expliciete tekst straks.

Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 1195, van de heer Van Houwelingen. Volgens mij hebben we ook hier het debat over gehad. We zijn aan het uitwerken hoe de opt-out eruit kan zien. Het lijkt mij sterk dat een broodfonds zonder verzekeraar en zonder samenwerking met bestaande verzekeraars aan de eisen kan voldoen. Dat heb ik in het debat ook zo gezegd. Ik kan me wel een samenwerking met verzekeraars voorstellen, maar die sluit u in uw dictum uit. Deze motie moet ik op dit moment dus echt ontraden. Uiteraard gaan we bij de uitwerking van het wetsvoorstel ook bekijken welke rol de broodfondsen wel kunnen spelen. Ik denk dat ze voor de overbrugging van de wachttermijn een goede rol kunnen spelen in samenwerking met de verzekeraars. Maar zonder zelf verplicht een verzekeraar te moeten worden of met bestaande verzekeraars te moeten samenwerken, dat gaat niet lukken.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Dat begrijp ik toch niet goed, want er staat niet in de motie dat dit zo moet gaan gebeuren. Het is een verzoek om daar onderzoek naar te doen. De minister zei volgens mij in het debat heel duidelijk: ik kan het me moeilijk voorstellen. Nou, prima, maar de minister heeft het ook niet uitgesloten. Het is slechts een verzoek om in overleg met de zzp'ers te kijken of zo'n constructie mogelijk zou kunnen zijn. Dat lijkt me toch iets wat bijna niet kan worden geweigerd.

Minister Van Gennip:

Als ik weet dat het op die manier gewoon niet gaat lukken ... We doen al zo veel ... Ja, dat is een flauwe, maar ...

De rol van het broodfonds is op dit moment niet die van een verzekeraar. Het broodfonds heeft geen balans waaruit langjarige verplichtingen betaald kunnen worden. Als u de samenwerking met bestaande verzekeraars sowieso uitsluit, dan weet ik niet hoe dat dan wel zou kunnen. En dat was ook waarom ik zojuist in het debat zei: ik kan me wel voorstellen dat ze samen met verzekeraars iets gaan doen of zich ontwikkelen tot een verzekeraar. Maar u sluit beide wegen uit.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Als ik nog even mag, voorzitter. We hebben gesproken met de zelfstandigen en zij zeggen dat ze al een heel eind zijn en dat het mogelijk moet zijn. Ik heb begrepen dat die crowdsurance al bijna in de goede richting gaat en dus dat het kan. De zelfstandigen zijn van mening dat het zou moeten kunnen. En nogmaals, het is geen verzoek om dit te gaan doen. Het is een verzoek om met de zelfstandigen te gaan praten en om te kijken of het wellicht mogelijk is.

Minister Van Gennip:

Met de zelfstandigen praten we regelmatig. Op deze manier is het nog niet langsgekomen, maar het komt ongetwijfeld in de komende weken of maanden langs. Maar ik ga nu niet een heel groot breed onderzoek doen als dat zo afgebakend wordt: niet samenwerken met verzekeraars en zelf geen verzekeraar worden. Daardoor weet je namelijk al wat de uitkomst zal zijn.

De heer Van Houwelingen (FVD):

De minister heeft in het debat zelf aangegeven dat het haar onwaarschijnlijk lijkt, maar zij heeft ook min of meer gezegd dat ze het niet kan uitsluiten. Die broodfondsen zijn er al en ze doen het al voor een deel. Ze doen het al, want ze hebben dit al voor ziektes en zelfs voor arbeidsongeschiktheid. Zzp'ers zijn ook een hele grote groep en ze hebben waarschijnlijk de massa om dit vorm te kunnen geven. Dat zeggen ze zelf. Het is dus slechts een verzoek om te kijken. De minister zei dat er al heel veel getoetst wordt. Nou, neem dit dan ook even mee en kijk er even naar. Het hoeft helemaal geen uitgebreid onderzoek te zijn. Rapporteer even aan de Kamer over dat overleg. Dat is alles en dat lijkt me een heel redelijk verzoek.

Minister Van Gennip:

Ik heb toch moeite met die laatste zin van het dictum: zonder zelf verplicht een verzekeraar te hoeven worden of met bestaande verzekeraars te moeten samenwerken. Ik ben echt wel een supporter van broodfondsen en van schenkingen, omdat ik zie hoe goed dat werkt in de bestaande situatie met zelfstandigen. Overigens, dat is dus vaak voor een, twee of soms vijf jaar. Maar ik zie niet zo goed hoe zij deze grote verplichting om 30 jaar lang door te betalen op zich kunnen nemen, zonder ook maar een aanraking met een verzekeraar te hebben.

De heer Van Houwelingen (FVD):

Tot slot. Dat is dus het probleem. De minister sluit in feite uit dat het zonder de verzekeraars zou kunnen. Ik heb dan ook betoogd in mijn betoog dat dit laat zien hoe sterk die lobby van de verzekeraars is. Ik kan niet anders zeggen, want waarom zou je dit anders bij voorbaat uitsluiten?

Minister Van Gennip:

Voorzitter. Ik ben door mijn opmerkingen heen.

De voorzitter:

Wordt het toch nog even onrustig aan het eind van dit debat.

Dank u wel. Het wordt hartelijk gewaardeerd. Dank aan de minister voor haar bijdrage, zowel dinsdag als vandaag.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Aanstaande dinsdag stemmen wij over de moties. Ik schors tot 15.30 uur. Nogmaals dank aan de minister.

De vergadering wordt van 15.17 uur tot 15.30 uur geschorst.

Naar boven