24 Jeugdbescherming

Jeugdbescherming

Aan de orde is het tweeminutendebat Jeugdbescherming (CD d.d. 01/12).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Jeugdbescherming. Ik heet de minister voor Rechtsbescherming wederom van harte welkom. Hij wordt nu vergezeld door de staatssecretaris van VWS. Er zijn negen sprekers van de zijde van de Kamer. Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Haga, die namens de Groep Van Haga het woord gaat voeren. Ja, ik ken de partijnaam die u buiten dit gebouw voert, meneer Van Haga. Gaat uw gang.

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de werkdruk voor jeugdbeschermers en jeugdhulpverleners hoog is;

constaterende dat de sector zelf aangeeft niet meer te kunnen functioneren als de administratielast niet per direct wordt verlicht;

verzoekt de regering alle administratieve regels en werkzaamheden voor jeugdbeschermers die niet strikt noodzakelijk zijn voor het verlenen van adequate hulp, te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 928 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering tegemoet te komen aan de eis van 400 miljoen euro vanuit de sector om meer jeugdbeschermers aan te nemen en daardoor de caseload van 1 fte per acht gezinnen te realiseren en alle ingeboekte bezuinigingsmaatregelen in de jeugdbescherming en jeugdhulp te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 929 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in alle door de IGJ onderzochte casussen bleek dat het feitenonderzoek ontoereikend was;

verzoekt de regering nogmaals een onafhankelijk, intensief perspectiefonderzoek een vereiste te maken voor het afgeven van een indicatie voor een uithuisplaatsing en/of een ots, alvorens dit advies naar de Raad voor de Kinderbescherming gaat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 930 (31839).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

En dan de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat gemeenten volgens de Jeugdwet in de periodieke vaststelling van hun plannen niet hoeven aan te geven hoeveel uithuisplaatsingen er in betreffende gemeenten hebben plaatsgevonden, hoe gemeenten gaan inzetten op het verminderen van uithuisplaatsingen en ondertoezichtstellingen en hoe deze verregaande kinderbeschermingsmaatregelen zich verhouden tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het Verdrag inzake de rechten van het kind en het Burgerlijk Wetboek;

constaterende dat een oordeel van het college met betrekking tot het gezag over een minderjarige volgens de huidige wetgeving niet verplicht moet leiden tot een onafhankelijk, intensief perspectiefonderzoek door relevant opgeleide, BIG-geregistreerde specialisten van een erkende zorgorganisatie;

constaterende dat veel ouders en kinderen op dit moment niet goed op de hoogte zijn van de mogelijkheid tot het starten van een klachtenprocedure bij een onafhankelijke klachtencommissie en het inschakelen van bijstand door een onafhankelijk vertrouwenspersoon;

verzoekt de regering de Jeugdwet te wijzigen door middel van het juridisch verankeren van bovengenoemde aanvullingen op de wet, teneinde kwetsbare kinderen en ouders beter te beschermen en het aantal ingrijpende kinderbeschermingsmaatregelen en de werkdruk voor jeugdbeschermers en jeugdhulpverleners te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga.

Zij krijgt nr. 931 (31839).

De heer Van Haga (Groep Van Haga):

Dank u wel, voorzitter. Mijn oprechte excuses dat ik bij het eerdere debat te laat was, maar als afsplitser heb je een beperkte bezetting, dus dat kan gebeuren.

De voorzitter:

Ja, dank voor uw inbreng. De tweede spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Westerveld. Zij zal namens GroenLinks het woord voeren.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Op 23 februari ontvingen wij de signaleringsbrief van de inspecties, die was gericht aan beide bewindspersonen. Daarin constateerden de inspecties dat het stelsel van jeugdzorg en rechtsbescherming nog steeds niet op orde is. Sterker nog, zij zeggen eigenlijk dat het steeds slechter gaat: er is onvoldoende rechtsbescherming voor ouders en voor jongeren, en jongeren die misschien wel mishandeld of verwaarloosd worden, krijgen onvoldoende hulp. Ze geven ook aan dat de wachtlijsten heel lang zijn. De inspecties zeggen ook dat hun manieren om toezicht te houden eigenlijk uitgeput zijn. Kortom, ze weten het niet meer.

Dan denk ik aan de jeugdbeschermers, die al sinds het debat dat wij over dit onderwerp hadden aan het staken zijn. Zij weten ook niet meer hoe zij ervoor kunnen zorgen dat jongeren de juiste hulp kunnen krijgen en voldoende beschermd worden. Dan denk ik aan ouders en aan de jongeren zelf die op wachtlijsten staan, die ontzettend hard hulp nodig hebben maar die niet kunnen krijgen, en die soms van het kastje naar de muur worden gestuurd. Die weten het ook niet meer. En ik sta hier als Kamerlid, en ik weet soms ook niet meer hoe we ervoor kunnen zorgen dat het kabinet zich houdt aan de punten die de inspectie aandraagt. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat kinderen en jongeren voldoende hulp krijgen en niet meer op wachtlijsten komen te staan? Mijn vraag aan beide bewindspersonen is dan ook wat ik als Kamerlid en wat mijn collega's hier moeten zeggen tegen ouders, hulpverleners en kinderen, tegen mensen die bij ons aankloppen omdat het stelsel niet klopt, niet op orde is en alleen maar slechter wordt. Dat zeg ik niet alleen, dat zeggen ook de inspecties. Daarover maak ik mij enorme zorgen.

Voorzitter. Ik heb nog één motie, en die gaat over het VN-Kinderrechtenverdrag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland minderjarigen het zelfstandige recht op sociale zekerheid ontzegt, het mogelijk maakt om volwassenenstrafrecht op kinderen toe te passen en jeugdstrafzaken onder omstandigheden af te doen zonder rechtsbijstand en zonder de mogelijkheid van hoger beroep;

overwegende dat het VN-Kinderrechtencomité er in de Concluding Observations van 9 maart 2022 bij Nederland op aandringt de bij de artikelen 26, 37 en 40 Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind gemaakte voorbehouden in te trekken;

verzoekt de regering om de voorbehouden bij de artikelen 26, 37 en 40 Internationaal Verdrag inzake de rechten van het kind in te trekken, en de Kamer te informeren over de wijze waarop Nederland aan deze artikelen gaat voldoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Mutluer.

Zij krijgt nr. 932 (31839).

Dank u wel voor uw inbreng. De derde spreker van de zijde van de Kamer is de heer Raemakers, die namens D66 het woord gaat voeren.

De heer Raemakers (D66):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een goed debat gehad over de jeugdbescherming. Er is echt veel nodig om kinderen snel de hulp te kunnen bieden die ze nodig hebben. Er is een belangrijke maatregel aangekondigd, waar D66 al vaker om heeft gevraagd, namelijk de voorrang voor kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel. Zo kunnen zij snel geholpen worden en kan er worden gewerkt aan terugkeer naar hun ouders. D66 wil dat dat ook geldt voor kinderen in het vrijwillig kader die niet meer thuis wonen. Daarover willen we graag een motie indienen, want uit het debat bleek dat zij alleen voorrang kunnen krijgen als er voor hen een uitzondering gemaakt wordt, en dat zij niet onder de nieuwe regeling zullen vallen, zoals D66 wil. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing zeer ingrijpend is voor kinderen en ouders, en de overheid alles op alles moet zetten om die te voorkomen of zo kort mogelijk te maken;

overwegende dat het kabinet kinderen met een kinderbeschermingsmaatregel prioriteit wil geven bij de verdeling van de jeugdhulp, maar deze noodzaak ook geldt voor kinderen binnen het vrijwillig kader in plaats van een maatregel die door de rechter is opgelegd;

overwegende dat voorkomen moet worden dat de gang naar de rechter gezocht gaat worden om prioriteit te krijgen binnen de jeugdhulp, wanneer ook een vrijwillige maatregel passend zou zijn;

verzoekt de regering om er in overleg met gemeenten, jeugdzorgaanbieders en het Nederlands Jeugdinstituut voor te zorgen dat kinderen met jeugdhulp binnen het vrijwillig kader adequaat worden meegenomen in het afwegingskader dat helpt met de prioritering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Raemakers.

Zij krijgt nr. 933 (31839).

Dank voor uw inbreng.

De heer Raemakers (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

De heer Van Nispen is de volgende spreker, namens de Socialistische Partij.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Enige tijd geleden voerde mijn collega Peter Kwint met deze bewindspersonen een uitgebreid debat over de jeugdbescherming. Ik vervang hem vandaag. Mijn partij vroeg daar specifiek aandacht voor de problemen bij de zogenaamde vrijwillige uithuisplaatsingen. Wij willen natuurlijk allemaal minder juridisering, maar vervolgens zijn ouders wel rechteloos als ze daarin meegaan. Hoe vrij is een keuze voor dit kader wanneer iemand je vertelt dat de politie klaarstaat om in te grijpen als je niet meewerkt? Dat klinkt niet als vrijwilligheid, maar als voorwaardelijke dwang.

Mede in de nasleep van het toeslagenschandaal zien we de problemen. We weten niet eens meer waar we de ouders moeten zoeken, laat staan dat we ze kunnen helpen. Dat moet in de toekomst echt anders. Daarom heb ik de volgende motie. Die ziet op hetzelfde thema als de motie van de heer Raemakers, maar ik dien haar toch in. Mocht nou, als ik ze naast elkaar leg, blijken dat de strekking echt hetzelfde is, trek ik haar uiteraard in, maar dat kan ik nu nog niet helemaal beoordelen. Ik dien haar nu dus toch in, mede namens de heer Kwint.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de grens tussen een verplichte en een vrijwillige jeugdbeschermingsmaatregel op zijn best nogal poreus is vanuit het perspectief van de ouder;

overwegende dat het vrijwillig kader zich niet alleen onttrekt aan alle cijfers en registratie, maar ook aan de gangbare vormen van rechtsbescherming die horen bij een jeugdbeschermingsmaatregel;

verzoekt de regering op korte termijn werk te maken van een uitgewerkt rechtenkader voor ouders die vrijwillig meewerken aan een jeugdbeschermingsmaatregel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Kwint.

Zij krijgt nr. 934 (31839).

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Mutluer zal nu namens de Partij van de Arbeid het woord voeren.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. We moeten helaas nog steeds constateren dat te veel kinderen op dit moment geen tijdige of passende hulp ontvangen, met alle gevolgen van dien. De werkdruk van de jeugdbeschermers is enorm groot. Het is code zwart. Er moeten zo snel mogelijk eerlijke en landelijke tarieven komen. Ik ben benieuwd hoever de gesprekken tussen de minister, de gemeenten en andere actoren in dezen zijn. Dat is mijn eerste vraag, want het is belangrijk dat er een structurele oplossing komt.

Ik heb twee moties, die met name gaan om het ontlasten van jeugdbeschermers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de hoge werkdruk en grote tekorten in de jeugdbescherming vragen om creatieve oplossingen, zoals het inzetten van mbo 4-geschoolden voor administratieve taken, het extra stimuleren van zijinstromers en het gebruiken van junior jeugdbeschermers voor taken waar nog geen SKJ-registratie voor nodig is;

van mening dat de regering nu extra moet inzetten op zulke creatieve oplossingen;

verzoekt de regering om in samenspraak met de gecertificeerde instellingen deze oplossingsrichtingen uit te werken, en de Kamer hierover op korte termijn te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 935 (31839).

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Over het onderwerp van de andere motie hebben we een heel debat gevoerd: het tuchtrecht en jeugdbeschermers die de tuchtrechtelijke aansprakelijkheid als een last ervaren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat op dit moment de jeugdbeschermers individueel tuchtrechtelijk aansprakelijk zijn voor hun werk, terwijl belangrijke besluiten in teamverband worden genomen;

overwegende dat jeugdbeschermers hierdoor soms geen onorthodoxe maatregelen durven in te zetten die passend kunnen zijn voor jeugdigen;

verzoekt de regering om het individuele tuchtrecht toe te spitsen op persoonlijk verwijtbare fouten en bij besluiten in teamverband de organisatie aan te spreken in plaats van de individuele jeugdbeschermer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mutluer.

Zij krijgt nr. 936 (31839).

Dank voor uw inbreng. Mevrouw Maeijer mag nu spreken namens de PVV.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank u, voorzitter. Begin december voerden we het debat over de crisis in de jeugdbescherming. Nog geen paar maanden later ligt er weer een rapport van de inspecties, waaruit blijkt dat kwetsbare kinderen en gezinnen nog steeds onvoldoende hulp krijgen en de rechtsbescherming niet op orde is. Er blijkt ook uit dat, door te weinig mensen, kinderen geen vaste jeugdbeschermer hebben. Daardoor kan er onder andere onvoldoende worden gewerkt aan terugplaatsing. Graag een reactie hierop.

Voorzitter. Het is toch ongehoord? Het gaat hier om kwetsbare kinderen en gezinnen, en om ingrijpen door de Staat. Dat zou met grote terughoudendheid, zorgvuldigheid en rechtsbescherming omgeven moeten zijn.

Voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de massaal vertrokken jeugdbeschermingsmedewerkers aan te schrijven en hen te verzoeken terug te keren als jeugdbeschermer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer.

Zij krijgt nr. 937 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er na een uithuisplaatsing onvoldoende wordt toegewerkt naar terugplaatsing;

verzoekt de regering omgang tussen ouders en kind bij uithuisplaatsing direct vanaf de eerste dag van uithuisplaatsing wettelijk te borgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer.

Zij krijgt nr. 938 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jeugdbeschermers 60% van hun tijd kwijt zijn aan administratieve lasten;

overwegende dat deze administratieve lasten bijdragen aan de hoge uitstroom van jeugdbeschermers, waardoor de kwaliteit en continuïteit van zorg aan kinderen in het geding komt;

verzoekt de regering met spoed te komen tot een concreet plan van aanpak om specifiek de administratieve lasten / regeldruk voor jeugdbeschermers terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maeijer.

Zij krijgt nr. 939 (31839).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb een vraag over de tweede motie. Die vraagt om wettelijk te borgen dat er omgang plaatsvindt met de ouders als kinderen uit huis zijn geplaatst. Ik ben daar natuurlijk helemaal voor. Er moet ook zo snel mogelijk worden teruggewerkt naar contact met de ouders. Kinderen moeten als het even kan weer thuis wonen. Maar er zijn natuurlijk ook kinderen die uit huis zijn geplaatst omdat er thuis gewoon geen veilige plek voor hen was. Ze zijn bijvoorbeeld mishandeld of hebben nog ergere zaken meegemaakt. We hadden vrij recent een rondetafelgesprek, waarbij een van de aanwezigen zelf ook zei: ik had eigenlijk veel eerder uit huis geplaatst moeten worden. Mijn vraag gaat daarover. Met deze wetenschap zou ik het namelijk moeilijk vinden om voor een motie te stemmen die zegt dat het in alle gevallen goed geborgd moet zijn. Misschien kan mevrouw Maeijer daar dus nog even op ingaan.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik snap dat dilemma. Daar heb ik natuurlijk ook een beetje mee geworsteld. Ik sloeg eigenlijk aan op wat professor Bruning zei. Zij zei volgens mij in dat rondetafelgesprek dat zij signaleert dat er na een uithuisplaatsing vaak een soort van afkoelingsperiode ontstaat, waarin er dus eigenlijk een soort schemergebied is tussen uithuisplaatsing en iets regelen voor de toekomst. Ik denk dat in de meeste gevallen het doel van een uithuisplaatsing toch moet zijn dat we gaan werken aan terugplaatsing en aan contact met de ouders. Dat zou wat ons betreft in ieder geval zo moeten zijn. Ik zoek dus naar iets om dat wettelijk beter te borgen. Op het moment van een uithuisplaatsing moeten er niet eerst een soort afkoelingsperiode en een soort schemergebied ontstaan, maar er moet direct worden overgegaan om richting de toekomst te werken aan omgang en contact.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat begrijp ik helemaal. Misschien zou in het dictum van de motie dan nog ergens een voorbehoud of zoiets kunnen staan. Want zoals ik nu net de motie hoorde, al zal ik 'm zo ook nog even lezen, klinkt het alsof het in alle gevallen altijd moet, maar soms is dat natuurlijk niet in het belang van het kind. Maar het is mooi dat we daar hetzelfde in staan.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik zie dat ik nog 37 seconden heb, voorzitter. Die ga ik dan natuurlijk ook benutten.

Voorzitter. Het is alweer meer dan twee jaar geleden dat het kabinet-Rutte III viel vanwege het ongekende onrecht dat de overheid gedupeerden in het toeslagenschandaal heeft aangedaan. Ik zie dat er nu tien kinderen van zeven gezinnen met behulp van het ondersteuningsteam weer teruggegaan zijn naar huis. Ik zou heel graag willen weten hoeveel lopende uithuisplaatsingen er nu nog zijn. En waarom zijn er nog maar tien kinderen teruggegaan?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De volgende spreker is de heer Peters namens het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Wij spreken in deze Kamer met grote regelmaat over jeugdbescherming, jeugdzorg en alle zorgen die wij hierover met z'n allen hebben. Dat is soms emotioneel en soms heftig. Soms is er de roep om actie, om drastische maatregelen. Vandaag valt dat mee, maar de druk is soms groot, ook in het land. Dat heeft in het verleden niet altijd alleen maar positieve gevolgen gehad, zeg ik daar maar bij. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de problemen binnen de jeugdzorg niet van vandaag of gisteren zijn;

constaterende dat in ieder geval al sinds 1989 door elkaar opeenvolgende stelselherzieningen wordt getracht om te komen tot meer efficiënte en toereikende integrale hulp, demedicalisering, ruimte voor de professional en preventie in de jeugdhulp en jeugdbescherming;

constaterende dat uit promotieonderzoek van dr. Sharon Stellaard blijkt dat de (stelsel)oplossingen voor problemen binnen de jeugdhulp telkens zelf problemen werden die de volgende (stelsel)oplossingen nodig maakten;

constaterende dat de druk om snel tot oplossingen te komen groot is;

van oordeel dat voorkomen moet worden dat drastische besluiten en overhaaste wijzigingen zorgen voor zogenaamd boemerangbeleid;

verzoekt de regering de lessen uit het verleden te gebruiken bij het nemen van maatregelen voor de toekomst om de jeugdzorg en jeugdbescherming te verbeteren, en zorgvuldigheid voor daadkracht te laten gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters.

Zij krijgt nr. 940 (31839).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben heel benieuwd wat deze motie inhoudelijk gaat betekenen. Niemand hier zal het ermee oneens zijn dat je lessen uit het verleden moet gebruiken om je plannen voor de toekomst te verbeteren. Ik heb vorige week het promotieonderzoek ook beluisterd. Dat was een ontzettend interessant onderzoek en de rapportage die we zagen in Nieuwsuur was ook heel interessant. Ik denk dat niemand daartegen is. Maar wat betekent deze motie bijvoorbeeld voor de onderhandelingen die al heel lang lopen over de hervormingsagenda? We zeggen allemaal dat die eigenlijk veel te lang lopen en dat er snel een oplossing zou moeten zijn.

De heer Peters (CDA):

Als het goed is, zijn de dingen waarvan wij denken dat die moeten gebeuren ... Laat ik een andere beeldspraak pakken. We rijden met een auto over de snelweg en we moeten ergens naartoe. We zien dat dingen niet goed gaan en dan moet er bijgestuurd worden. In het verleden hebben we meegemaakt dat we dan bij wijze van spreken met z'n allen aan het stuur gingen hangen: naar links, naar rechts, keihard trekken. Dan gaat het niet goed. Dan worden er besluiten genomen die achteraf weer andere problemen opleveren. Ik heb met de staatssecretaris tijdens het debat een discussie gehad over de wachtlijsten. Daarin ging het er bijvoorbeeld over dat kinderen die ernstige problemen hebben, voorrang moeten krijgen. Als je dat gaat doen, moet je nauwkeurig omschrijven wie dat zijn en moet je er een product bij hebben. En het punt is nou net dat een deel van die wachtlijsten ontstaat doordat aanbieders enkel die producten gaan aanbieden, omdat ze daarop worden afgerekend, terwijl je als cliënt, als persoon, helemaal niet per se binnen dat ene product past. De oplossing die we hadden bedacht, zorgt dus voor nieuwe wachtlijsten, omdat het product net niet past. Dat is wat ik probeer te zeggen. Wij zijn heel gauw geneigd om voor heftige, snelle oplossingen te kiezen, waarbij de oplossing weer voor een nieuw probleem zorgt. Daarom bepleit ik: denk daar nou eens rustig en goed over na. Dat zeg ik mede naar aanleiding van de discussie die ik met de staatssecretaris had tijdens het debat. Dan heb ik het uiteraard niet zozeer over de hervormingsagenda, mevrouw Westerveld, want daarin willen wij hetzelfde: die had er allang moeten zijn.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben blij met die laatste woorden, maar ik vraag mij af of de heer Peters het promotieonderzoek niet iets te veel versmalt tot een motie. Het ligt op mijn bureau. Ik heb het nog niet helemaal doorgenomen, maar er staan natuurlijk best een aantal verschillende zaken in dat promotieonderzoek. Wat de heer Peters in zijn motie volgens mij te veel benadrukt, is: laten we vooral wat langer wachten met zaken en geen overhaaste besluiten nemen. Niemand hier wil overhaaste besluiten nemen. Iedereen wil dat het beter gaat. Maar ik vind de motie … Ik zal die zo nog even lezen als die op mijn bureau ligt, maar ik twijfel erover of ik wil instemmen met een motie die ook gelezen kan worden als een opdracht aan het kabinet om overal eens even rustig over na te denken, terwijl je, als je kijkt naar bijvoorbeeld het inspectieonderzoek, naar wat er echt nodig is, ziet dat er op sommige vlakken echt wel enorme haast geboden is.

De heer Peters (CDA):

Een promotieonderzoek vat je niet samen in een motie, uiteraard. Dat zou wel mooi zijn, overigens. Ik heb heel veel moties gezien op basis van onderzoeken die heel dik waren, maar het is een beetje flauw om dat te vergelijken. Wat je snel kunt doen en wat goed en duidelijk is, moet natuurlijk gebeuren, maar je moet oppassen dat de oplossing die je hier bedenkt, niet onbedoeld een nieuw probleem oplevert, wat we in het verleden regelmatig hebben gezien. Want we maken steeds dezelfde fouten, steeds op dezelfde manier. Dat proefschrift heet niet voor niks "Boemerangbeleid", want dat is wat we doen. Daar moeten we van leren, dat moeten we niet steeds opnieuw doen, en dat doen we wél steeds opnieuw. Vandaar de oproep om eens goed terug te kijken: wat kunnen we nou leren van het verleden? Dat is geen oproep in de zin van: ga eens lekker op je handen zitten, want er is niks aan de hand. Nee, juist het tegenovergestelde. Maar goed, u hoeft er niet voor te stemmen. Maar zo is de motie in ieder geval bedoeld.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng en antwoorden. We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Er is een dozijn moties ingediend.

De vergadering wordt van 18.06 uur tot 18.20 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van het tweeminutendebat Jeugdbescherming. Ik geef als eerste het woord aan de minister voor Rechtsbescherming. Er zijn dertien moties ingediend. Mogelijk geven beide staatssecretarissen oordelen. We zien wel welke bewindspersoon een oordeel geeft over welke motie. Het woord is aan de minister voor Rechtsbescherming. Gaat uw gang.

Minister Weerwind:

Voorzitter, dank u wel voor uw ordentelijkheid bij het leiden van deze vergadering en voor hoe u mij stuurt. Ik wil ingaan op de moties op stukken nrs. 928, 929, 930, 932, 935, 936, 937, 938 en 939. Ik herhaal: 928, 929, 930, 932, 935, 936, 937, 938 en 939. Ik heb ook een paar vragen gekregen waarop ik zal ingaan.

Ik start met de motie op stuk nr. 928 van de fractie-Van Haga over het schrappen van de administratieregels. Laat ik vooropstellen dat ik werkdrukverlichting ongekend belangrijk vind. Er is een commissie van belanghebbenden, die bestaat uit cliënten, gecertificeerde instellingen en gemeenten, die er nu nauwlettend naar kijkt. Ergens in de maand april krijg ik dan een concreet advies. Dit is juist omdat ik met u samen van mening ben dat je de administratieve lasten zo laag mogelijk moet brengen. Ik lees de motie als zodanig en geef haar dan ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dat roept toch een interruptie op bij de heer Peters.

Minister Weerwind:

Ik merk het.

De heer Peters (CDA):

Ja, hoewel ik altijd blij ben met alles wat oordeel Kamer kan krijgen. Dan denk ik: nou, dat hebben we goed gedaan. We zitten op één lijn, zou ik dan misschien denken. Maar ik was gewoon een beetje verbaasd dat deze motie oordeel Kamer krijgt. Er staat eigenlijk in dat alle administratieve regels eraf gaan die niet strikt noodzakelijk zijn voor het verlenen van hulp, terwijl ik meneer Van Haga in zijn inbreng allerlei vragen heb horen stellen die dadelijk beantwoord moeten worden en die ook administratieve lasten met zich meebrengen die helemaal niets te maken hebben met het geven van hulp. Hij kan dat interpreteren zoals het is, maar ik moet dadelijk voor- of tegenstemmen. Volgens mij kan ik de motie helemaal niet lezen zoals u dat zegt. Ik kan het gewoon niet rijmen met wat er net verteld werd.

De voorzitter:

Die vraag stelde u.

Minister Weerwind:

Ik heb net een interpretatie gegeven van hoe ik de motie zie en waarom ik haar kan ondersteunen. Maar laten we wel zijn: een administratie is er niet om te administreren, maar een administratie moet nut en noodzaak hebben. Zo lees ik de motie en zo heb ik het ook begrepen. Via u, voorzitter, zeg ik tegen het Kamerlid dat ik er met het Kamerlid Van Haga continu naar zocht dat ik de motie zo moet interpreteren. Het gaat om een stuk effectiviteit en efficiency, ook in de administratie. Daarin moeten we stappen zetten, maar je hebt wel inzicht en overzicht nodig. Daarom heb je ook data nodig en daarom heb je ook een administratie nodig.

De heer Peters (CDA):

Oké. We zullen voorstemmen als u de motie zo interpreteert, maar het staat er gewoon niet zo. Dat is de twijfel.

Minister Weerwind:

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 929. Dat is de motie van de 400 miljoen-eis, zeg ik even heel kort door de bocht. We werken op dit moment heel nadrukkelijk samen, de staatssecretaris en mijn persoon, in gesprekken met de gecertificeerde instellingen, met de VNG en met de elf accounthoudende wethouders die regio's vertegenwoordigen. Juist daarin zetten we stappen om te komen tot een kwaliteitskader en een prestatiebeschrijving, waardoor je weet wat je mag verwachten van een jeugdbeschermer en van een jeugdbeschermingsregio. De volgende stap waar je eigenlijk naartoe wilt, is om te komen tot dat landelijke tarief. Rondom het zomerreces gaan wij … We voeren die discussie nu al. Er is ook een werkgroep mee aan de slag. We zetten alle stappen in constructiviteit, omdat we de urgentie zien, voelen en beleven die geduid werd door velen van u. Ik wil aan dat proces verder inhoud geven.

Ook kijk ik naar de bekostigingsnorm. Vele gemeenten en jeugdbeschermingsregio's werken met PxQ, de prijs maal het aantal. Tegelijkertijd heb ik van Zeeland geleerd hoe het ook anders kan. Daar zeggen ze dat je met een lumpsumbenadering moet komen om de stabiliteit van de jeugdbeschermingsregio te realiseren, gecombineerd met PxQ. Het gaat er dus ook om hoe je de bekostigingsvorm in de toekomst inhoud geeft. Die stappen zetten we. Dan bouw ik aan een stelsel dat solide is en goed in elkaar zit. Daar werk ik naartoe. Ik ga de motie ten aanzien van de 400 miljoen-eis ontraden. Ik heb u net geduid welke stappen er worden gezet in de procesgang.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 930, die gaat over een uitgebreid perspectiefonderzoek; laat ik het zo omschrijven. Ik heb even gekeken naar de hele schakel die wordt doorlopen in de jeugdbeschermingsketen. Ik beschouw dit als een extra schakel en dan zeg ik: dit moet je niet willen. Er vindt al ongelofelijk veel onderzoek plaats, bijvoorbeeld door de Raad voor de Kinderbescherming en Veilig Thuis et cetera. Dit wil ik niet. Ik wil dat het efficiënt gaat en dat het gezin en het kind centraal staan. Vanavond spreek ik met kinderen en jongvolwassenen in Rotterdam om ze te ontmoeten. Ik doe dat bewust om de praktijk en de werkelijkheid te voelen. Zo probeer ik samen met alle specialisten in het veld te redeneren om te komen tot de solide veranderslag die zo noodzakelijk is en waar u mij toe heeft opgeroepen. Ik wil geen extra schakels in het proces. Daarom ga ik de motie ontraden.

Voorzitter. Ik kom bij de motie op stuk nr. 932 van het Kamerlid Westerveld van GroenLinks. Tegen mevrouw Westerveld zeg ik dat dit een herhaling van zetten is van het debat dat wij hebben gevoerd. Daarin heb ik u aangeduid waarom ik dat anders zie. Ik verwijs dan maar naar het debat en ga de motie ontraden.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voor de volledigheid wil ik zeggen dat ik natuurlijk de antwoorden van het debat erbij heb gepakt en ik constateer gewoon dat we het niet eens zijn. Daarom dien ik een motie in. Wij kwamen er namelijk niet uit in het debat. Ik heb de argumentatie van de minister gelezen, maar er mag wat mij betreft een Kameruitspraak over komen, dus vandaar deze motie.

Minister Weerwind:

Helder. Ik blijf bij het standpunt. Dank voor de duiding, mevrouw Westerveld.

Dan ben ik bij de motie op stuk nr. 935 over de werkdruk en het gebruiken van creativiteit. Tegen de Kamer en in het bijzonder tegen het Kamerlid Mutluer zeg ik dat ik voornemens ben om in mei bij de voortgangsbrief jeugd hier weer over te rapporteren. Ik ga de motie oordeel Kamer geven.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 936 over het toespitsen van het individuele tuchtrecht op persoonlijke fouten en het aanspreken van de organisatie bij besluiten in teamverband. Kijk, bij het tuchtrecht staat het handelen van een individuele SKJ-geregistreerde professional centraal en ligt er niet een bepaald besluit ter beoordeling. SKJ staat overigens voor Stichting Kwaliteitsregister Jeugd. Mag ik de motie zo opvatten dat er iets moet worden gedaan aan de druk die professionals voelen voor tuchtklachten om handelingsverlegenheid te voorkomen? Daar wordt reeds op ingezet, zeg ik met klem. Vanaf 1 januari dit jaar is de nieuwe werkwijze ook ingegaan bij SKJ. Die moet ook verlichting brengen bij de professionals. Als ik de motie zo mag interpreteren en uitleggen, kan ik die oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Mutluer dat bevestigt.

Minister Weerwind:

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 937, afkomstig van mevrouw Maeijer, over het aanschrijven van alle vertrokken jeugdbeschermers. Eerder heb ik met uw Kamer gedeeld dat de jeugdbeschermingsregio's echt worstelen met hun imago; dat krijg ik ook mee als ik de jeugdbeschermers in het land spreek. De werkdruk is groot. Ik geloof dat er 250 vacatures zijn op dit moment; dat zeg ik uit mijn hoofd. Met de 10 miljoen van het Rijk en de 10 miljoen van de rijksoverheid … Zeg ik dat goed? Ja, want het is 20 miljoen totaal. Daarmee kunnen ze circa 200 vacatures invulling geven. Dat wordt ook bewust ingezet. Ik werk daarnaast ook met de zijinstromers. Ik kan u ook melden dat twee gecertificeerde instellingen daar "ja" op hebben geantwoord en 44 zijinstromers hebben geclaimd als zodanig. Er is beweging. We zijn op weg. Een imagocampagne is zo ongekend belangrijk, dat we opeens zien ... Ik spreek met jeugdbeschermers. Laatst was er nog een ambassadeur namens de jeugdbeschermers die aangaf: ik heb er bewust voor gekozen om dit werk te doen en ik blijf dit werk ook doen. Ik spreek ook jeugdbeschermers die mij nadrukkelijk in de ogen kijken en zeggen: "Ik vertel het niet, want we hebben zo'n slecht imago. Ik vertel het dus niet op verjaardagen. Ik vertel het niet aan anderen." Ik ga de motie ontraden. Waarom? Omdat we echt in een rijdende trein zitten en met diverse acties bezig zijn.

Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 938 over het wettelijk borgen van de omgang met ouders. Ik heb uw Kamer toegezegd dat ik in juli kom met een wetsvoorstel. Dan regel ik onder andere die omgang na uithuisplaatsingen. Ik vind dat ook van belang. Ik kan u vragen om de motie aan te houden, maar ik kan de motie ook ontraden; dan ben ik gewoon heel duidelijk. Ik zeg het u met klem toe: in het wetsvoorstel dat uw kant op komt, laat ik zien hoe wij dat borgen.

Dan de motie op stuk nr. 939, over het terugdringen van de administratieve lasten en met een concreet plan komen. Eerder heb ik ook uitgelegd hoe ik kijk naar de administratieve lasten en wat ik daarin kan doen. Hoe kan ik dat enthousiasmeren en me daarvoor inzetten? Wij doen dit al, zoals ik heb aangegeven. Als ik het zo mag lezen dat dit aansluit bij wat we op dit moment doen — denk aan het verminderen van de regeldruk en de commissie van belanghebbenden die ik net noemde — dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Mag ik de motie op deze manier interpreteren? Ik zie dat dit het geval is, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, mevrouw Maeijer knikt.

Minister Weerwind:

Er zijn een paar vragen gesteld, als eerste door mevrouw Mutluer, over hoe het staat met het gesprek met de wethouders. Ik heb net gesproken over het kwaliteitskader en de prestatiebeschrijving. Samen met de bestuurders van de GI's, de accounthoudende wethouders en de VNG hebben we die stap gezet. De volgende stap wil ik ook zetten. Hoe krijg ik meer rust, zowel in het bekostigingsmodel als in het landelijk tarief? Voor mij staan daarbij de gezinnen en de kinderen centraal, waarbij ik ook kijk naar de professional die aan het werk is. De zijinstroom en de extra middelen zet ik allemaal in om ze meer menskracht te geven, zodat ze kunnen doen wat ze moeten doen. Op 20 april zit ik weer aan tafel met de genoemden en kijk ik samen met hen naar de voortgang van de maatregelen en kijken we of er nog meer nodig is.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Ik heb bewust geen motie ingediend, omdat ik weet dat die geen draagvlak zou hebben. Het ging mij met name om dat eerlijke landelijke tarief. En welke verantwoordelijkheid neemt deze minister daaromtrent ook? Gaat hij het niet allemaal op het bordje van die gemeentes leggen? Kan de minister mij toezeggen dat hij, nadat hij op 20 april dat gesprek heeft gehad, ook met een terugkoppeling komt richting de Kamer? Hoe kunnen we dat van hem terugzien?

Minister Weerwind:

Ik geef deze Kamer periodiek rapportages. Drie keer per jaar kom ik ook met een monitoring. Ik zit te zoeken. Wanneer en hoe informeer ik de Kamer? Wat heb ik uitgezet? Laat mij daarin die terugkoppeling ook weer geven. Dan kunt u de vinger aan de pols houden en zien welke stappen we zetten.

Mevrouw Mutluer (PvdA):

Wat ons betreft heeft dit wel urgentie. Ik weet even niet meer wanneer de eerstvolgende rapportage komt, maar ik kan me best goed voorstellen dat we na 20 april wel spoedig geïnformeerd worden over het vervolg, zodat we er ook een politieke discussie over kunnen voeren als we denken dat het de verkeerde kant op gaat.

Minister Weerwind:

Ik geef u aan dat ik rondom 1 juli die helderheid verwacht te hebben over dat landelijk tarief. Dat is echt een megastap die we daar zetten. Dan krijg ik eindelijk rust in het proces. Ik kijk ook naar die bekostigingsvorm. Natuurlijk wil ik dat eerder en sneller hebben. Ik besef dat de gemeenten bezig zijn met hun begroting voor het nieuwe jaar. Dat speelt dan. Dus zij wijzen mij ook op de urgentie. Ik kijk dus naar het haalbare en het uitvoerbare, en probeer dat te realiseren. Ik wil u hierin zo transparant meenemen. We zitten nu aan tafel. Als ik u meeneem in de gesprekken: we zien de gezamenlijke verantwoordelijkheid die we hebben. Daar lopen we niet voor weg. Ook al ben ik stelselverantwoordelijke met de gemeenten voor die uitvoering: nu omarmen en aan de slag! De urgentie is groot.

Er is een vraag gesteld door mevrouw Maeijer over het ondersteuningsteam. Er zijn op dit moment zo'n 180 lopende trajecten. Daar gaan 300 kinderen in om. Laat ik vooropstellen dat een van de belangrijkste dingen die de ouders van de uithuisplaatsingen — ik noem ze even de KOT-affaireouders — mij melden, is: "We weten niet eens wat ons is overkomen, maar het is ons overkomen. Geef mij het verhaal. Geef mij de erkenning weer. Laat mij mijn verhaal doen." Soms hebben ze geen huis, zijn ze hun huis of hun baan kwijt. Ze weten ook niet waar hun kinderen zijn. Dus al die stappen zet het ondersteuningsteam om weer die stabiliteit en wat vertrouwen te krijgen. Soms willen de ouders niet met overheidsinstanties aan tafel zitten, omdat ze daar geen vertrouwen in hebben. En dan ga ik mee met de opmerking in het debat dat u had met het Kamerlid Westerveld. Het moet voor kinderen een veilige omgeving zijn om ze terug te plaatsen. Dat is maatwerk. Daarom heb ik het volgende verzoek aan deze Kamer. We kunnen in kwantiteiten praten. Ik doe dat nu ook, door u terug te koppelen. Als u van mij hoort dat er elf zijn teruggeplaatst, dan zijn ze wel zorgvuldig teruggeplaatst en veilig teruggeplaatst. Een kind heen en weer schuiven, is niet goed voor zijn groei en voor zijn vertrouwen in volwassenen. Die zorgvuldigheid betracht ik in mijn beleid continu.

Daarnaast zeg ik nog één ding. Bij uithuisplaatsingen is op dit moment niet alleen de instroom gedaald, maar we gaan er ook nóg meer naar kijken en er nóg scherper bovenop zitten. Is dit wel de juiste weg? Dat doen de professionals. Dat doet de rechter. Dat doen we gezamenlijk in de keten. Dat doen we omdat je het kind het liefst in die veilige omgeving bij zijn biologische ouders wilt laten opgroeien, maar dan moet het een veilige omgeving zijn. Zo antwoord ik uw vraag, zeg ik tegen mevrouw Maeijer.

Nu ga ik in op de vraag over te weinig jeugdbeschermers. Ik heb in mijn inleiding trachten aan te geven hoe we die werkdruk terugdringen. Ik heb u ook gezegd dat ik in november vorig jaar brieven heb geschreven om aan te geven hoe ik invulling geef aan die kwaliteit en die rechtsbescherming, en hoe belangrijk die zijn. Dat deel ik helemaal met deze Kamer. Als ik de bestuurders van de gecertificeerde instellingen van de jeugdbeschermingsregio spreek, zeggen ze heel voorzichtig: we gaan nu zien dat er wat resultaten komen. Zijn we er al? Nee. Nee. Als er over een maand weer een rapport ligt, dan weet ik dat u denkt: wat zijn we nou opgeschoten? We zijn er nog lang niet. In 2015 hebben we het stelsel gedecentraliseerd. Vervolgens zijn wij diep met elkaar in discussie gegaan sinds begin 2022, en moeten we stappen zetten, grote stappen, om verder te komen. Die schuw ik niet, samen met de staatssecretaris. Het is inderdaad een proces dat een zekere lange adem vergt en vraagt, omdat we het nu goed willen doen.

Voorzitter. Volgens mij heb ik de vragen die aan mij gesteld zijn, beantwoord. De overige vragen en moties liggen bij de staatssecretaris. Is dat correct?

De voorzitter:

Ja. Dank voor uw inbreng. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris van VWS. Hij zal ook nog een paar moties van een oordeel voorzien. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dat klopt, voorzitter. Ik begin met de motie op stuk nr. 931 van de heer Van Haga. Allereerst stelt meneer Van Haga daarin dat een betere registratie van uithuisplaatsingen moet plaatsvinden. Dat deel ik met de heer Van Haga. Vervolgens komt hij met een punt over het perspectiefonderzoek. Dat is eigenlijk een andere motie. Dat punt gaat over de motie op stuk nr. 930. Die heeft de minister eerder al ontraden. Daarna komt er nog een punt over het beter kunnen betrekken van de klachtencommissie. Dat deel ik ook met de heer Van Haga. Ten slotte eindigt hij met het juridisch verankeren van het totaal. Daar slaan we eigenlijk een andere afslag in. Ik ben niet voornemens om de punten waar ik het mee eens ben, te verankeren. Ik wil dat op andere mogelijkheden doen. Dat wil ik bijvoorbeeld via bestuurlijke afspraken doen in een akkoord of op andere manieren. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 931.

Dan de motie op stuk nr. 933 van de heer Raemakers. Laat ik kort zijn. Die motie kan ik oordeel Kamer geven.

Vervolgens heb ik de motie op stuk nr. 934 van de heer Van Nispen over een rechtenkader. Ik heb een toezegging gedaan aan de heer Kwint om bij het vrijwillige kader beter te gaan informeren over het zicht op de aantallen en de informatiepositie. Ik informeer u voor de zomer nog over de stand van zaken en over de voorstellen om die te verbeteren. Ik wil u eigenlijk verzoeken om dit eerst af te wachten. Ik wil u dus vragen om de motie aan te houden, alvorens dit rechtenkader als feit te presenteren. Of en op welke manier een rechtenkader nodig is, kunnen we namelijk nog niet zo goed zeggen. Ik verzoek de heer Van Nispen dus om de motie op stuk nr. 934 aan te houden.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen, gaat u de motie aanhouden?

De heer Van Nispen (SP):

Ik begrijp de toezegging van de staatssecretaris zo dat hij ons gaat informeren over de aantallen en de informatie, of iets in die zin. Wordt daarin dan ook de vraag meegenomen die wij in de motie hebben neergelegd, dus of een rechtenkader mogelijk en wenselijk is? Als de staatssecretaris zegt "daar ga ik dan concreet op in", dan zijn wij inderdaad bereid om de motie voor nu aan te houden.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ja, ik stel voor dat ik dat ga doen. Ik zal daarin dan ook reflecteren op de eventuele toepassing van een rechtenkader. Ik zeg niet dat ik een rechtenkader ga presenteren, maar ik reflecteer dan wel op een eventuele positie daarin, met de informatie die wij hebben.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (31839, nr. 934) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 940 van de heer Peters. Ook daarover kan ik kort zijn. Die kan ik oordeel Kamer geven. Volgens mij is het belangrijk om te blijven leren van dit soort belangrijke promotieonderzoeken.

Voorzitter. Daarmee ben ik aan het einde gekomen van de beantwoording.

De voorzitter:

Dank voor uw beantwoording. Op de valreep is er toch nog een vraag van mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb beide bewindspersonen nog een vraag gesteld over de signaleringsbrief van de inspecties. Die is bijna tweeënhalve week geleden naar deze twee bewindspersonen gestuurd. Daarin spreken de inspecties de bewindspersonen direct aan. Daar staan nogal wat heftige woorden in. Ik werd zelf flink verdrietig en boos van de opmerkingen van de inspecties. Ik vroeg om een reflectie daarop van beide bewindspersonen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Volgens mij was de vraag van mevrouw Westerveld, om heel precies te zijn: wat zeggen we in die periode tegen ouders en kinderen? De minister en ik gaan ook vaak op werkbezoek. Dan ontmoeten we ouders, kinderen en professionals. Dan vragen zij natuurlijk ook aan ons: "Wat doen jullie? Wat zijn jullie precies aan het doen? Hoe komen jullie in actie?" Wij noemen dan gewoon sec de dingen die wij nu doen. Ik wil niet het hele debat opnieuw doen. Wij noemen dan bijvoorbeeld de unieke stap die wij hebben gezet, namelijk dat wij kinderen voorrang geven op de wachtlijst. Wij noemen dan de elementen van de twee keer 10 miljoen. Wij noemen dan de zijinstroomregeling. Wij noemen dan de afspraak over het toekomstscenario. Daar is vaak heel veel enthousiasme over. Dan zie je dat er bij al deze mensen ook begrip voor is dat het ingewikkeld is om veranderingen te realiseren, maar dat we met elkaar stap voor stap de goede kant op moeten bewegen. Dat is onze inzet. Die inzet heeft eigenlijk ook heel veel gemeenschappelijk met uw inzet en vaak ook met de inzet van ouders en kinderen zelf.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Het ironische is dat de staatssecretaris hier een paar zaken noemt die níét gebeuren. Neem bijvoorbeeld die twee keer 10 miljoen. Er is de komende vier jaar niet twee keer 10 miljoen voor werkdrukvermindering. De gemeentes hebben gezegd: wij gaan na 2023 niet meer cofinancieren. Of neem de voorrangsmaatregel bij wachtlijsten. De inspecties zeggen dat dit soort maatregelen onvoldoende van de grond komen, omdat de problemen al zo groot zijn. Dat is nou precies de machteloosheid die ik ook vaak voel in dit soort debatten. We weten eigenlijk allemaal niet meer goed waar we moeten beginnen. Ik merk die urgentie ook veel te weinig bij de staatssecretaris en bij de minister. Ik weet dat ze betrokken zijn bij het onderwerp. Ik weet ook dat ze op bezoek gaan bij ouders, bij kinderen, bij hulpverleners en ga zo maar door. Maar de Kamer heeft inmiddels bijna twee weken geleden bijvoorbeeld gevraagd om binnen een week met een reactie te komen. Die is er nog niet. Uit dat soort zaken merk ik te weinig urgentie. Als we dit echt urgent vinden, als het kabinet dit net als de beide inspecties ook een crisis durft te noemen, dan kunnen we veel meer doen. Mijn oproep aan de staatssecretaris en de minister is om dat ook zo te voelen en om niet alleen te zéggen dat er urgentie is. Ik weet dat ze het misschien wel zo voelen, maar ik roep ze ertoe op om daar ook daden aan toe te voegen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

We moeten ervoor oppassen dat we het debat dat we gevoerd hebben gaan overdoen, denk ik. Daarin hebben minister en ik gesteld — volgens mij is de minister daar zelfs mee begonnen — dat wij deze situatie als een crisis beschouwen. Volgens mij zit er dus echt geen licht tussen wat mevrouw Westerveld daarover heeft gezegd en wat deze minister en ikzelf daarover hebben gezegd. Vervolgens nemen we een heel scala aan maatregelen, in het domein van de zorg en in het domein van de rechtsbescherming en de jeugdbeschermers. Is het probleem opgelost? Nee. Zetten we stappen in de goede richting? Ja. Dat moeten we blijven doen.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Ik heb nog een vraag over de motie op stuk nr. 933, die net oordeel Kamer heeft gekregen. Die gaat over de voorrangsregel. Ik heb in het debat ook al vragen gesteld over de effecten van die regel op andere kinderen die wachten op hulp. Ik heb ook gevraagd: zou het kunnen dat het aantal uithuisplaatsingen of ondertoezichtstellingen hierdoor toeneemt, omdat je dan voorrang krijgt? Nu vraagt deze motie om uitbreiding van de groep van vrijwillige uithuisplaatsingen. Je kunt je natuurlijk al afvragen in hoeverre het te monitoren is of het vrijwillig is of drang. Maar hoe kijkt de staatssecretaris eigenlijk aan tegen eventuele effecten van die voorrangsregel in brede zin, met dit erbij getrokken?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Het is cruciaal dat de tijdelijke voorrangsregeling inderdaad niet het effect moet hebben dat mevrouw Maeijer noemt, namelijk dat daardoor juist een uithuisplaatsing wordt aangevraagd. Dan heeft het een catastrofaal effect en is het precies het tegenovergestelde van wat we willen. Dat zal dus zeker niet moeten gebeuren. Deze motie van meneer Raemakers kan daar juist bij helpen, want die voorkomt dat je in het vrijwillige kader altijd denkt: we kunnen beter een maatregel aanvragen, want dan krijgen we tenminste die zorg. Ik vind dat de motie ook heel goed geformuleerd is. Het gaat er namelijk om dat het adequaat wordt meegenomen in de prioritering. We hebben altijd gezegd: als er sprake is van iemand in het vrijwillige kader die eigenlijk net zo veel voorrang moet krijgen, omdat de urgentie even hoog is, dan moet daar geen onderscheid tussen zijn. Daarom helpt deze motie echt om én het effect te voorkomen dat een maatregel onnodig wordt aangevraagd, én te voorkomen dat kinderen in het vrijwillige kader die wel die hulp moeten krijgen niet geholpen worden, terwijl hun situatie net zo urgent is als die in het gedwongen kader.

De voorzitter:

Mevrouw Maeijer, tot slot.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Tot slot, want ik wil het debat ook niet overdoen. Worden die effecten wel gemonitord?

Staatssecretaris Van Ooijen:

We hebben daar geen landelijke monitoring op zitten. We hebben dit in samenspraak met het NJi opgezet. Er wordt uiteraard ook nog verder bij aanbieders uitgevraagd wat de effecten nu zijn: wat zien jullie? Maar we hebben specifiek voor deze maatregel geen landelijke monitoring ingericht. Het gaat eigenlijk om een maatregel die gebaseerd is op een steun in de rug geven om de schaarste op een goede manier te verdelen en vervolgens ook om professionals aan het werk, in positie, te houden om hun werk zo goed mogelijk te doen.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit tweeminutendebat. Dank aan de leden voor hun inbreng, en aan de bewindslieden en hun ondersteuning.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De moties komen aanstaande dinsdag in stemming, op 21 maart.

Naar boven