4 Vragenuur: Vragen Vestering

Vragen van het lid Vestering aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de onjuiste en ongrondwettelijke uitspraken inzake de Wet dieren tijdens een bijeenkomst met boeren.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom. Ik nodig mevrouw Vestering uit om haar vraag te stellen aan de minister over de onjuiste en ongrondwettelijke uitspraak inzake de Wet dieren tijdens een bijeenkomst met boeren. Het woord is aan mevrouw Vestering, Partij voor de Dieren.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. 22 jaar geleden beloofde minister Brinkhorst het perspectief van dieren in de vee-industrie centraal te stellen. Tjeerd de Groot schreef hier zelfs nog aan mee. We passen dieren niet meer aan aan de vee-industrie, maar we passen de vee-industrie aan aan de behoeften en het natuurlijke gedrag van dieren. Daarna, in 2007, beloofde LNV-minister Verburg, nota bene van het CDA, hetzelfde en beloofde zij om dit uiterlijk in 2022 te realiseren. Om daar te komen volgden veel gesprekken en convenanten, die allemaal geen effect hadden, bijvoorbeeld het Actieplan Stalbranden, de plannen om de biggensterfte terug te brengen en de afspraken over het stoppen met het afbranden van varkensstaarten; allemaal zonder succes. Jaarlijks sterven er in de stallen in Nederland, dus nog voor het slachthuis, al 30 miljoen dieren van pure ellende; al die vrijblijvende afspraken in de sector ten spijt. Je kunt ook niet van de sector verwachten dat zij zichzelf strenge regels op gaan leggen om de dieren tegen de vee-industrie te beschermen.

Twee jaar geleden diende ik een wijziging op de Wet dieren in om de herhaalde beloften van de verschillende LNV-ministers nu eindelijk eens waar te maken. Het was in de wet al verboden om dieren pijn of letsel toe te brengen of hun gezondheid of welzijn te schaden, tenzij dit een redelijk doel diende. Dat was een open norm. Hier in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer zeiden wij: de vee-industrie is niet dat redelijke doel. De wetswijziging werd hier in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer aangenomen. Wat er toen gebeurde bij het ministerie van LNV bleek uit gewobde stukken: het zou draconische gevolgen hebben voor de veehouderij. De minister werd erop gewezen dat het amendement eigenlijk wel aansluit bij de LNV-ambitie. De minister noemde de wijziging vervolgens onduidelijk, maar hij bedoelde te zeggen dat hij het onwenselijk vond.

En dát is wat de minister afgelopen week wel durfde te zeggen in een zaal vol met boeren. Toen een boer hem vroeg uit te leggen hoe het zit met de dierwaardige veehouderij, vertelde de minister niet over die twintig jaar oude belofte, maar verspreidde hij desinformatie over de inhoud van de wetswijziging. Volgens minister Adema zou de nieuwe wet het verbieden om een koe in een weiland te zetten met 1 hectare ruimte. Had die koe maar zo veel ruimte. Totaal ridicuul. Hij maakte de Tweede Kamer hiermee belachelijk. De minister zegt: we moeten voorkomen dat de samenleving ons gaat dwingen om stappen te zetten. Mijn eerste vraag is dan ook: wie is de samenleving dan volgens deze minister? Is dat de Tweede Kamer of de Eerste Kamer?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Adema:

Dank u wel, voorzitter. Ik wil een verdere ontwikkeling realiseren naar een veehouderij waarin de behoeften van dieren leidend zijn. Ik doe dat op twee manieren. In het convenant Dierwaardige veehouderij werk ik toe naar afspraken met partijen over de inhoud en het tijdpad. Vervolgens veranker ik die afspraken in wet- en regelgeving. Hiermee sluit ik aan bij het beoogde doel van het amendement op de Wet dieren dat de Tweede Kamer vorig jaar heeft aangenomen. We moeten met elkaar de vraag beantwoorden hoe een dierwaardige veehouderij eruitziet, conform de zes leidende principes van de Raad voor Dierenaangelegenheden. Ik sta een systeemverandering voor waarbij er uiteindelijk alleen nog maar met diergericht ontworpen houderijsystemen wordt gewerkt.

Voor het pad ernaartoe, ook naar aanleiding van het amendement, ga ik een convenant sluiten met de sectoren, dierenwelzijnsorganisaties en marktpartijen, om op die manier invulling te geven aan het amendement dat is aangenomen. Deze gesprekken om te komen tot een convenant staan onder leiding van de heer Van Ojik en zijn in oktober begonnen. Naar verwachting zullen ze in mei van dit jaar klaar zijn. Daarmee geef ik invulling aan het amendement dat is aangenomen op de Wet dieren.

Dank u wel, voorzitter.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik vroeg de minister of de Tweede Kamer de samenleving is, naar aanleiding van zijn uitspraak tegen de boeren.

Adema:

De Tweede Kamer hoort een afspiegeling te zijn van de samenleving. Ik ontken ook niet dat de Tweede Kamer het amendement heeft aangenomen. Ik heb inderdaad tegen de boeren gezegd dat de samenleving vraagt om andere systemen, en ook om dierwaardige systemen. Daarom werken we samen in het convenant Dierwaardige veehouderij om te komen tot nieuwe systemen.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Nogmaals mijn vraag: wat bedoelt de minister met de uitspraak "we moeten voorkomen dat de samenleving ons gaat dwingen om stappen te zetten"?

Adema:

Wij moeten zorgen dat we de ontwikkelingen in de samenleving voor blijven. We moeten goed kijken wat de samenleving van ons vraagt. Ik vind dat ook buitengewoon belangrijk, omdat de samenleving van ons vraagt om naar meer dierwaardige systemen toe te gaan. Ik zou het een slechte zaak vinden als de agrarische sector zich door de samenleving laat dwingen. Ik vind dat de agrarische sector zelf die stap naar voren moet zetten en zelf moet komen met nieuwe systemen om daarmee aan te sluiten bij de behoeften van de samenleving. Dat is wat anders dan wanneer we de agrarische sector daartoe laten dwingen door de samenleving. Ik vind het buitengewoon belangrijk, ook in het kader van rentmeesterschap, dat wij op een verantwoorde manier omgaan met dieren. Dat vraagt de samenleving ook. Ik vind het belangrijk dat de agrarische sector die stappen ook gaat nemen.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Ik vraag aan de minister: is dat gelukt in de afgelopen twintig jaar? Is daarmee de belofte die twintig jaar geleden is gedaan door verschillende LNV-ministers uitgekomen?

Adema:

Er is al heel veel veranderd in de veehouderij, maar wij zijn niet voor niks bezig met een convenant Dierwaardige veehouderij. Wij zijn niet voor niks bezig om daarin met partijen te komen tot afspraken voor een toekomstgerichte, dierwaardige veehouderij. Er moet dus meer gebeuren. Dat is ook mijn ambitie. Dat is ook mijn persoonlijke ambitie. Ik vind het namelijk buitengewoon belangrijk dat wij op een dierwaardige manier omgaan met onze dieren. Die dieren zijn ons toevertrouwd. Daar hebben wij voor te zorgen. Daar dragen wij een buitengewoon grote verantwoordelijkheid voor, ook vanuit het oogpunt van rentmeesterschap. Dat laatste zeg ik er dan persoonlijk maar even bij. Ik vind het heel belangrijk dat we daarmee op een goede manier omgaan, maar natuurlijk wel op een manier die past bij de ontwikkelingen die er zijn. Maar nogmaals, ik vind wel dat daarin meer kan gebeuren dan dat er tot nu toe gebeurd is, anders had ik dit convenant ook niet ingezet.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De minister zegt afgelopen week tegen deze boeren dat het convenant bedoeld is om de wet van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer te nuanceren. Dat zijn de woorden van de minister. De Raad van State zegt daarover dat met het wetsvoorstel waarmee de minister wil komen en dat is ingediend bij de Raad van State, de wil van de wetgever niet wordt gerealiseerd. Dat staat op z'n zachtst gezegd op gespannen voet met de Grondwet. Ik wil de minister dan ook allereerst het volgende vragen: wanneer is de hij van plan om zijn handtekening te zetten onder deze nieuwe wet?

Adema:

U duidt op het advies van de Raad van de State. Ik wil uw opmerking wel even nuanceren. De Raad van State heeft namelijk een zogenaamd b-advies gegeven. Dat betekent dat men akkoord gaat met de wetgeving, maar dat men een aantal vragen heeft gesteld, die vragen om nadere duiding en nadere onderbouwing. Maar het is niet zo dat de Raad van State heeft gezegd: wat u wilt, dat kan niet. Het frame dat de Raad van State dit zou afwijzen klopt dus niet.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De Raad van State zegt dat het voorstel van de minister niet voldoet aan de wil van de wetgever. De Raad van State zegt dat het niet ondertekenen van de wet alleen kan wegens technische, niet-beleidsmatige factoren. Uit de Grondwet vloeit voort dat een gewijzigde wet zo snel mogelijk en in zijn geheel in werking moet treden. Lapt de minister hiermee de Grondwet aan zijn laars? Is dat zijn bedoeling?

Adema:

Vanzelfsprekend wil ik de Grondwet niet aan mijn laars lappen, zeg ik tegen mevrouw Vestering. De Raad van State heeft hierover een oordeel gegeven. Overigens vind ik het ook wat lastig om hier heel diep op het oordeel van de Raad van State in te gaan — ik nuanceer even het beeld dat u neerzet over het oordeel van de Raad van de State — want wij moeten nog met een formele reactie komen. Ik vind het gepast dat het kabinet eerst met een formele reactie komt waarin dit soort aspecten ook aan de orde zullen komen.

Mevrouw Vestering (PvdD):

De minister nuanceert de Raad van State. De minister nuanceert de Tweede en de Eerste Kamer. Dat is wat deze minister doet. Dus nogmaals de vraag: wanneer gaat de minister zijn handtekening onder deze wet zetten?

Adema:

De indiening van het wetsvoorstel is nu voorzien voor dit voorjaar. Zoals u weet, zal de wet ingaan per 1 januari 2024. Dat is de bedoeling. In de tussentijd werken we aan het convenant Dierwaardige veehouderij waarmee wij van de sectoren ook vragen om echt stappen te zetten naar een meer dierwaardige veehouderij. Nogmaals, dat doen we onder leiding van Bram van Ojik. De uitkomst van dat proces zal ook leiden tot onderliggende wetgeving die een nadere invulling geeft aan het ingediende amendement. Wij staan samen voor een dierwaardige veehouderij. Daarover geen misverstand. Ik heb er net al wat over gezegd. We doen het langs deze weg om op een goede manier invulling te geven aan het amendement en om een goed handhaafbaar systeem te ontwikkelen waarmee ook de handhavende instellingen verder kunnen. Dat is belangrijk in het kader van de uitvoering van de wetgeving. Het is belangrijk dat we kijken naar hoe die wordt uitgevoerd en hoe uitvoering gegeven kan worden aan dit amendement. Nou, dat doen we op deze manier.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Wat bedoelt de minister dan met het "nuanceren" van de wet?

Adema:

Dat is misschien een wat ongelukkige term geweest. Ik heb al eens eerder in een debat hier aangegeven dat we met het voorstel dat we nu aan het indienen zijn, het amendement willen verduidelijken. Er zijn namelijk heel veel vragen rondom dit amendement. Het geeft heel veel onduidelijkheid en heel veel onzekerheid in sectoren. We hebben er ook juridisch advies over ingewonnen dat ook aangeeft dat het amendement juridisch eigenlijk niet goed handhaafbaar is. De reikwijdte is niet bekend, is veel te groot. We moeten het op zo'n manier doen dat we verduidelijken wat we doen met het convenant Dierwaardige veehouderij en we de uitkomst daarvan straks onder kunnen brengen in onderliggende wetgeving. Dan hebben we een duidelijk kader waarop we ook kunnen handhaven.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Bedoelt de minister misschien met "onduidelijk" dat hij het onwenselijk vindt?

Adema:

Een amendement dat qua uitwerking niet doet wat ermee beoogd wordt, namelijk een dierwaardige veehouderij, is onwenselijk. Het is de gezamenlijke opdracht van kabinet en Kamer om te komen tot goede wetgeving, wetgeving die duidelijk is en die ook duidelijk maakt aan eenieder wat er precies bedoeld wordt én die ook handhaafbaar is. Dat beogen wij met dit traject.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Kan de minister bevestigen dat de landsadvocaat wel degelijk heeft aangegeven dat deze wetswijziging duidelijk is?

Adema:

Wij hebben een advies opgesteld. Wij hebben daar met het Openbaar Ministerie, NVWA en de landsadvocaat over gesproken. De analyse van die gesprekken is dat het een onduidelijk wetsvoorstel is, dat moeilijk handhaafbaar is.

De voorzitter:

Mevrouw Vestering, tot slot.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Tot slot, voorzitter. Is de minister aan de slag gegaan met een plan van aanpak om wel te voldoen aan deze nieuwe Wet dieren? Dus: voldoen, handtekening zetten onder de wet en zorgen dat die op 1 januari 2024 van kracht gaat, ook als het convenant wellicht niet ondertekend gaat worden.

Adema:

Ik heb u uitgelegd wat we aan het doen zijn en welk traject we gaan volgen en op dit moment aan het volgen zijn met het convenant Dierwaardige veehouderij, waarvan de uitkomst straks komt in onderliggende wetgeving. Wij houden vast aan dat traject.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Vestering. Er is een aantal vervolgvragen. Graag weer kort en krachtig. Allereerst de heer Thijssen, PvdA.

De heer Thijssen (PvdA):

We hebben het toch wel vaker meegemaakt dat deze minister buiten Den Haag andere dingen zegt dan hier in de Tweede Kamer. Dat blijkt ook nu uit het YouTubefilmpje waarin hij zegt: "Toen zei ik: wat wil je dan? Dat de samenleving gaat bepalen?" Hij zei net dat de Tweede Kamer de samenleving hoort te vertegenwoordigen. Volgens mij vertegenwoordigt de Tweede Kamer de samenleving en heeft de Tweede Kamer met de Eerste Kamer besloten dat er een amendement moet komen op de Wet dieren. Ik wil van de minister weten of hij dat gaat uitvoeren.

Adema:

Ik heb net aan mevrouw Vestering uitgelegd hoe wij uitvoering geven aan het amendement, namelijk met een convenant — de heer Bram van Ojik is de voorzitter daarvan — om te komen tot maatregelen die toewerken naar een dierwaardige veehouderij. De uitkomsten van het convenant zullen wij in onderliggende wetgeving neerleggen, zodat op die manier uitvoering wordt gegeven aan het amendement-Vestering. Dat convenant en die onderhandelingen lopen op dit moment. Ik hoop dat er in maart, april, uiterlijk mei uitkomsten zijn uit dat convenant. Die gaan we verwerken in de onderliggende wetgeving. Dat gaat naar uw Kamer. Dan krijgt u als Kamer vanzelfsprekend alle ruimte om daar input op te leveren en om daarover te discussiëren met elkaar.

De heer Thijssen (PvdA):

Dan horen we weer een ander verhaal dan wat we hoorden in het YouTubefilmpje van toen de minister op bezoek was bij de boeren. Daar zei hij namelijk: "Wat wil je dan? Dat de samenleving gaat bepalen?" De samenleving heeft bepaald, want wij zijn een afspiegeling van die samenleving. De hoogste organen van dit land hebben bepaald dat er een amendement moet komen in de Wet dieren. Ik wil gewoon weten wanneer de minister die wet gaat tekenen, zodat die van kracht wordt.

Adema:

Ik heb u net aangegeven dat als het gaat om de samenleving, ik het belangrijk vind dat de agrarische sector niet wacht totdat de samenleving dwingt, maar dat de agrarische sector vooruitloopt op de samenleving en ook zelf intrinsiek gemotiveerd is om aanpassingen te doen in de systemen, voordat de samenleving daarom vraagt. Ik vind dat ook een taak van de agrarische sector om op die manier vooruit te kijken en omgevingssensitief te zijn over wat de samenleving vraagt. Dat is wat ik ermee beoogd heb.

Natuurlijk, de Tweede Kamer hoort een afspiegeling te zijn van de samenleving; dat ontken ik ook niet. Ik ontken ook niet dat het amendement niet in de wet komt. Ik heb alleen gezegd: "Op die manier gaan wij invulling geven aan het amendement. Dat is een democratisch proces. Daar wordt u vanzelfsprekend ook nog in betrokken." Dat is eigenlijk wat ik gezegd heb. Dat is wat ik bedoeld heb met "de samenleving". Ik vind het echt belangrijk dat de agrarische sector goed nadenkt over vragen als: "Wat vraagt de toekomst van ons als het gaat om dierwaardigheid? Wat willen we zelf? Waartoe zijn we intrinsiek gemotiveerd?" Ik vind namelijk ook dat de motivatie uit de agrarische sector zelf moet komen en dat het niet steeds moet zijn dat de samenleving om dingen vraagt en dat er dan gedraaid wordt, omdat het niet anders meer kan.

De heer Van Campen (VVD):

Collega Vestering zegt dat de wil van de wetgever niet wordt gevolgd, maar het probleem is nou juist dat de wil van de wetgever volstrekt niet duidelijk was in het amendement-Vestering. Er zijn heel duidelijk enkele adviezen op gegeven. De minister wijst naar de landsadvocaat, de NVWA en het Openbaar Ministerie. Maar met het amendement-Vestering zijn boeren straks gewoon vogelvrij verklaard.

De minister stelt dat deze wet vanaf 2024 in werking gaat treden. Ik vind het ondeugdelijke wetgeving. Wij hebben ons als Kamer te verhouden tot de praktische uitvoerbaarheid van de voorstellen die we hier doen. Ik zou de minister willen vragen naar het risico dat er nog steeds is. De geamendeerde Wet dieren, die het amendement-Vestering bevat, gaat wel in werking vanaf 2024. De minister kondigt daarnaast simultaan andere wetgeving aan. Is de minister het met de VVD eens dat dit nog steeds een zwaard van Damocles is zolang die tweede parallelle wetgeving nog niet door beide Kamers is? Hoe gaan we ervoor zorgen dat die wetgeving op tijd, voor 2024, door beide Kamers is, zodat boeren niet vogelvrij worden verklaard en er een zwaard van Damocles boven hun hoofd hangt?

Adema:

Dat is ook een heel terechte vraag, want dit geeft een hoop onrust en onzekerheid bij bedrijven. Daar ben ik het zeer mee eens. Daarom werken wij ook heel hard aan het convenant, zodat er ook duidelijke afspraken komen. Mijn bedoeling is dat dit nog voor de zomer naar de Kamer komt, zodat die hier voor de zomer het debat over kan voeren en tot een besluit kan komen, en het in het najaar in de Eerste Kamer kan worden behandeld. Vanzelfsprekend is het daarbij dus noodzakelijk dat die wetgeving snel wordt behandeld. Die moet zorgvuldig, maar wel snel worden behandeld om ervoor te zorgen dat we voor 1 januari 2024 de onderliggende wetgeving hebben geaccordeerd.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

We hebben in het landbouwdebat te maken met een zeer verhitte discussie. Wat het voor mij persoonlijk heeft betekend, heb ik verteld in de begrotingsbehandeling. Toen vertelde ik dat er boeren bij mij thuis op bezoek waren geweest en mijn erf vol hadden gestort met kuilgras en plastic. Ik heb dit YouTube-filmpje naar aanleiding van dit vragenuur bekeken en ik zie dat de minister — hij zegt tegen de boeren altijd: zeg maar "Piet" — heel erg zijn best doet om de kloof tussen de politiek en de boeren te verkleinen. Maar hij doet dat over de rug van de Tweede Kamer. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Ik hoorde hem tegen te boeren zeggen dat hij een politicus had horen zeggen dat die niets zag in het landbouwakkoord omdat je met de landbouw geen afspraken kunt maken. Ik vraag aan de minister: welke politicus heeft dat hier gezegd, aangezien ik het niet gehoord heb?

Adema:

Dat heb ik ook niet in de Tweede Kamer gehoord, maar dat heb ik buiten de Tweede Kamer wel gehoord.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb de minister nog iets horen zeggen tegen de boeren daar, omdat hij dikke vrienden wil worden met de boeren. Hij zegt: in Den Haag roepen ze weleens dat de grootvee-eenhedennorm alles oplost. Mijn vraag aan de minister is: wie roept dat hier in Den Haag? Want ik heb het hier in Den Haag nog nooit iemand horen roepen. En wat denkt de minister in het algemeen over die stemmingmakerij, die ons als Kamerleden treft? Die boeren worden namelijk in de waan gelaten dat er hier in Den Haag allerlei dingen over ze gezegd worden die niet gezegd worden. Die hoor ik nooit. Dus mijn vraag is: wie heeft er geroepen dat de gve-norm alles oplost?

Adema:

Ten eerste, mevrouw Bromet, ben ik minister van Landbouw. De landbouw staat voor enorme opgaven. Binnen die opgaven zoeken wij naar het toekomstperspectief voor de boeren. Het is niet zo dat ik probeer vriend te zijn met de boeren. Ik stap uit dat frame. Ik voel me wel verantwoordelijk om de boeren namens de overheid perspectief te bieden binnen de grote opgaven die er liggen. Daartoe voer ik de gesprekken, ook met de agrarische sector. Daartoe ga ik ook op pad naar zaaltjes om dat gesprek met de boeren te voeren. Ik loop niet weg voor de opgaven. Ik wil geen vriend worden van de boeren, maar ik wil wel samen met de boeren op zoek naar het perspectief voor hun toekomst, want uiteindelijk gaat het om hun toekomst. Er liggen enorme opgaven voor de agrarische sector. Ik maak ook bij elk bezoek duidelijk dat we daar echt mee aan de slag moeten. Maar ik ben er niet op uit om vriend van de boeren te worden; ik ben erop uit om binnen de grote opgaven die er liggen het perspectief voor de boeren te geven.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Ik denk dat de minister ondergetekende bedoelde, die de minister bij de begrotingsbehandeling heeft gewaarschuwd dat een afspraak met de vertegenwoordigers van de primaire sector heel erg lastig is. Die vertegenwoordigers zijn namelijk geen baas over hun achterban. Dat is in het verleden ook gebleken. Dat is misschien een wat genuanceerdere, preciezere weergave van wat ik heb gezegd. U zou er goed aan doen die nuance ook tot u te nemen. Ik had nog veertien andere waarschuwingen voor u bij de begroting. Mijn vraag is een andere.

De voorzitter:

Heel kort.

De heer Tjeerd de Groot (D66):

Die gaat over die dierwaardige veehouderij. Want het amendement-Vestering, zegt u, gaat in per 1 januari 2024. Daar gaat u uw handtekening onder zetten. Maar wat nu als er geen convenant komt? Het is natuurlijk denkbaar dat dat niet lukt, ook al hopen we het niet. Als er geen convenant komt, wat gaat de minister dan doen?

Adema:

Ja, dat zijn als-danvragen waar we ons toe hebben te verhouden op het moment dat die als-danvragen zich voordoen. Er wordt op dit moment aan de tafels gesproken over een convenant over dierwaardige veehouderij. Daarbij wordt ook voortgang geboekt. Ik wil dat proces de ruimte geven. Ik heb op dit moment geen signalen dat dit niet zou lukken. Er wordt gesproken. Ik gun de sectoren ook die rust aan de tafel, zodat onder leiding van de heer Van Ojik, die dat op een uitstekende manier doet, die gesprekken kunnen worden gevoerd en tot voorstellen gekomen kan worden. Ik heb gezegd tegen de convenanttafel: wanneer er geen voorstellen komen, dan kan er een moment komen dat ik zelf keuzes ga maken als minister, die vanzelfsprekend uiteindelijk in de onderliggende wetgeving zullen landen. Maar vooralsnog ga ik ervan uit dat uit het convenant goeie maatregelen komen.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Een boer die aan tafel zit bij de gesprekken over dit convenant, geeft aan dat je de uitvoering van het amendement zonder de boeren moet doen. Hij zegt namelijk: boeren gaan altijd kijken of dit praktisch kan. Kan de boer er wat aan verdienen? Volgens hem moet het convenant het dierenwelzijn in de veehouderij radicaal gaan verbeteren. Het heet immers, zo zegt deze man, het convenant Dierwaardige veehouderij. Ik vind dus dat we ons moeten verplichten om alleen naar het dier te kijken. Kan de minister hierop reageren? De minister heeft vijf agro-industriesectoren aan tafel en de Dierenbescherming en Caring Farmers. Waarom laat de minister de agro-industrie de wet herschrijven?

Adema:

Uiteindelijk is het niet de agro-industrie die de wet herschrijft. Het is de Tweede Kamer die straks aan de slag gaat met deze wetgeving. Ik heb gezegd: wij komen met een voorstel naar de Tweede Kamer en het is aan de Tweede Kamer om dat voorstel te beoordelen en daar een debat over te voeren. Wellicht komen er wijzigingen; dat weet ik niet.

Daarnaast heb ik aangegeven hoe ik sta tegenover dierwaardige veehouderij. Uit het oogpunt van rentmeesterschap vind ik dat wij verantwoordelijkheid dragen voor dieren. We hebben op een zorgvuldige manier met dieren om te gaan en de veehouderij dient dierwaardig te zijn volgens de zes principes van de Raad voor Dierenaangelegenheden. Dat is mij veel waard en daar zet ik mij voor in.

Wanneer er uit een convenant onvoldoende afspraken komen die leiden tot een dierwaardige veehouderij, dan zal ik zelf maatregelen gaan nemen, zoals ik net tegen de heer De Groot zei. Ik vind het goed dat we samen met sectoren proberen oplossingen te vinden die gedragen worden door de sector, zoals we ook met het landbouwakkoord doen, maar er zullen dingen gaan veranderen. Daarover is voor mij geen enkele twijfel. Wanneer die veranderingen niet ver genoeg gaan, ga ik vanzelfsprekend ingrijpen. Dat zei ik net ook tegen de heer De Groot. We blijven dus met deze partijen aan tafel en ik hoop van harte dat er goede voorstellen komen die uiteindelijk de dierwaardigheid van de veehouderij verhogen met draagvlak uit de sector. Ik denk dat dat mogelijk moet zijn en ik vind dat een groot ding waard.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Vestering.

Mevrouw Vestering (PvdD):

Dit soort praatjes horen we nu echt al heel erg lang in de Tweede Kamer. Jaar na jaar na jaar na jaar na jaar hebben we gehoord dat uiterlijk in 2022 het perspectief van dieren centraal zou staan. De Tweede Kamer heeft gezegd: het is nu genoeg geweest met al deze praatjes. De Kamer heeft een wetswijziging vastgesteld met steun van de Eerste Kamer. De minister gaat nu even twintig jaar terug in de tijd en zegt: ik ga het alsnog proberen te regelen met de sector via een convenant. Zelfs partijen die daarbij graag willen aansluiten en willen meepraten, zijn niet welkom, omdat hun visie wellicht niet aansluit bij de praktijk. Aan de tafels is er dus geen ruimte voor afwijkende visies. Hoe denkt de minister dat de democratie hier in dit huis werkt? Heeft de minister op zijn minst één voorbeeld van een convenant van de afgelopen twintig jaar dat wel iets wezenlijks heeft betekent voor de dieren?

Adema:

We hebben bijvoorbeeld goede afspraken gemaakt over het gebruik van antibiotica. Daar is echt wel een behoorlijke stap gezet. Ik vind het vreemd dat u zegt dat ik twintig jaar terugga in de tijd. Dat vind ik geen recht doen aan de veehouderij. Ik vind, met u, dat dingen kunnen verbeteren. Ik vind, met u, dat we naar meer dierwaardige veehouderij gaan. Maar we moeten niet vergeten dat er in die twintig jaar die u beschrijft, heel veel dingen zijn veranderd en verbeterd. Dat kan beter. Dat ben ik met u eens. Maar het frame dat er in die twintig jaar niks is gebeurd en we weer twintig jaar terug in de tijd zijn, kan ik niet delen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik las in de ambtelijke beslisnota die bekend is geworden van de Kamerbrief van vorig jaar, dat er best wel gewaarschuwd werd voor de tijdklem die erin kan zitten als het amendement in werking treedt, maar het convenant nog onvoldoende uitgekristalliseerd is. We zijn inmiddels een aantal maanden verder. Ik hoorde de minister net iets over een tijdpad zeggen, maar hoe ziet hij dat op dit moment? Is hij het met de SGP-fractie eens dat het wel echt duidelijk moet zijn wat de mensen die dieren houden kunnen verwachten als het amendement in werking treedt?

Adema:

Ik ben dat zeer met de heer Van der Staaij eens. Wij moeten ervoor zorgen dat dit traject van het convenant, inclusief de onderliggende wetgeving voor de Wet dieren, voor 1 januari is afgehandeld. Ik zei net ook al tegen de heer Van Campen dat wij de planning hebben om het convenant binnenkort af te ronden. De eerste fase is in maart of april afgerond en de tweede fase in mei, maar vanuit april kunnen we al de eerste conclusies gaan trekken. We kunnen dan dus gaan bouwen aan de onderliggende wetgeving, die dan ook in voorhang enzovoorts naar de Kamer toegaat. Zo kan de nieuwe wetgeving dit jaar afgerond worden en kan die per 1 januari in werking treden met de onderliggende wetgeving.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik wil de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte danken voor de beantwoording. Ik schors de vergadering tot precies 15.00 uur en dan starten we met de stemmingen.

De vergadering wordt van 14.55 uur tot 15.02 uur geschorst.

Naar boven