2 Vragenuur: Vragen Ceder

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 12.3 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Ceder aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht "Arrestaties en avondklok in Paramaribo na rellen en bestorming parlement".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom, net als de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die dit debat op een andere manier volgen. Ik nodig de heer Ceder uit om zijn mondelinge vraag te stellen aan de minister over het bericht "Arrestaties en avondklok in Paramaribo na rellen en bestorming parlement". Het woord is aan de heer Ceder van de ChristenUnie.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Een aantal dagen geleden zijn we opgeschrikt door beelden van en berichten over demonstraties in Suriname, in Paramaribo, die uit de hand zijn gelopen. Die demonstraties hebben geleid tot een bestorming van het parlementsgebouw. Dat is wat ons betreft ook een aanval op de democratie.

Voorzitter. Wij zagen in de reconstructies van de dagen daarna dat er een tekort leek te zijn aan adequate beveiligingsmaatregelen en aan personeel bij de politie. Wij voelen ons als fractie — maar ik denk ook als parlement — vanuit onze historische verbondenheid met Suriname verbonden met de regering in Suriname en met de Surinaamse bevolking. Daarom hebben wij de volgende vragen aan de minister om te zien hoe wij hulp kunnen bieden aan Suriname, aan de Surinaamse bevolking en aan de Surinaamse overheid.

Allereerst wil ik weten of de minister contact heeft gehad met zijn Surinaamse ambtsgenoot om de situatie te bespreken. Zo ja, wat is er besproken en wat is er toegezegd?

Voorzitter. De onderliggende gedachten rondom de demonstraties hadden ook te maken met verschillende zorgen, zorgen op economisch vlak en zorgen over het tekort aan medicijnen, personeel en zorg. De Nederlandse regering heeft daar in de afgelopen maanden ook gesprekken over gevoerd met de Surinaamse regering. Ik vraag me af of de minister kan aangeven waar we nu staan. Ik heb eerder in september Kamervragen gesteld over het personeel uit het onderwijs en de zorg dat naar Nederland trekt en over het medicijnentekort. Ik vraag me af of de minister kan toelichten waar we staan in het proces van hulpverlening.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Hoekstra:

Voorzitter, het lijkt alsof het spreekgestoelte langzamer omhooggaat dan normaal.

Voorzitter, dank u wel. Ook dank aan de heer Ceder voor deze vraag naar aanleiding van het bericht dat ons afgelopen vrijdagavond allemaal heeft opgeschrikt. Ik was toen zelf in München. Toen ik die berichten binnenkreeg, heb ik meteen contact gehad met de heer Ramdin, mijn collega in Suriname. Ik heb later dat weekend opnieuw contact met hem gehad. Dit zijn natuurlijk buitengewoon zorgelijke berichten, precies zoals de heer Ceder beschrijft. Daarom heb ik gemeend dat het goed was om meteen namens Nederland uiting te geven aan onze bezorgdheid en aan onze volle, volle steun aan de Surinaamse regering. We hebben deze stijlfiguur eerder gezien in de Verenigde Staten en in Brazilië, en helaas zien we die nu ook in Suriname. Dat is zeer zorgelijk. Daar gingen de gedachtewisselingen met Ramdin natuurlijk ook over.

De eerste vraag van de heer Ceder was: heb ik contact gehad? Ja. Misschien heeft hij dat ook op Twitter gezien, want daar heb ik uiting gegeven aan onze betrokkenheid en zorgen. Ten aanzien van die betrokkenheid ben ik het zeer eens met wat de heer Ceder zo-even beschreef. Suriname is een derde land, maar het is wel een land waar wij een zeer bijzondere en zeer warme band mee hebben. Er is natuurlijk ook sprake van allerlei familie- en vriendschapsbanden. Dat maakt het logisch dat Ramdin en ik sowieso veel contact hebben. Dat geldt ook voor Santokhi en Rutte. Maar op zo'n moment zoek je elkaar extra op.

Dan de tweede vraag van de heer Ceder: wat doen wij om Suriname van dienst te zijn? Deze regering zet zich onder moeilijke omstandigheden zeer in om het leven van de Surinamers te verbeteren. We doen dat op een manier die uiting geeft aan de warme banden en op basis van volstrekte gelijkwaardigheid. Vanzelfsprekend ligt de verantwoordelijkheid uiteindelijk maar op één plaats en dat is in Paramaribo, want daarvoor is men daar aangesteld.

De heer Ceder is bekend met het langetermijntraject, de zogenaamde Makandragelden. Dat is een hele brede samenwerking vanuit de Nederlandse overheid, vooral op het gebied van de gezondheidszorg, maar ook op het gebied van de landbouw. De Belastingdienst en de politie dragen daar ook hun steentje aan bij. Ik meen dat ook De Nederlandsche Bank daar actief in is.

Dan is er natuurlijk de kortere termijn, want Ramdin en ik hebben ook gesproken over de vraag of er specifieke dingen zijn die bijvoorbeeld de politie nodig heeft op het gebied van toerusting. Daar hebben wij een gesprek over gevoerd. Ik denk niet dat het goed is om de verschillende details daarvan hier uit de doeken te doen, maar er is wel de vraag gekomen of Nederland daar bijvoorbeeld bij kan helpen. Die vraag wordt op dit moment uitgezocht door Justitie, maar ook door andere ministeries. Ik zeg de heer Ceder graag toe dat wij de Kamer daar ook over informeren. Maar ik vind het netjes naar Suriname en ook de andere ministeries toe dat we dat interne traject eerst afronden en dan met informatie naar buiten komen.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Fijn dat wat betreft infrastructuur rondom politie, wat betreft capaciteit en materieel, onderzocht wordt wat er kan. Ik hoor graag wanneer daarover duidelijkheid is. Ik heb ook een vraag gesteld over de zorgkant. Ik ben daar zelf een paar maanden geleden met een delegatie van de Kamer geweest. Het was zorgwekkend. Op de kinderzorg waren er geen artsen, waardoor kinderen aan vrij makkelijk behandelbare aandoeningen helaas kwamen te overlijden. Er is een tekort aan medicijnen. Ook op dit vlak — dit is niet de eerste keer — vraag ik de minister of hij in gesprek is en, zo ja, wat de stand van zaken is en wat de te ondernemen stappen zijn.

Minister Hoekstra:

Ik had gehoopt dat ik dat in ieder geval impliciet beantwoord had door de verwijzen naar die Makandragelden, die voor een belangrijk deel gericht zijn op gezondheidszorg. Ik ben het met de heer Ceder eens dat er op een heleboel onderdelen van het palet dat de overheid dient te bestrijken heel erg veel werk te verzetten is. De regering is ook gemotiveerd om dat te doen. Er is inderdaad reden tot zorg, onder andere naar aanleiding van de voorbeelden die de heer Ceder geeft. Wij proberen daar echt aan bij te dragen. Een oud-directeur-generaal van VWS, de heer Sprenger, is daar actief. Dat weet de heer Ceder ongetwijfeld. Wij zullen, ook in nauw overleg met de minister voor BHOS, kijken wat wij daar kunnen doen.

Daar zag de vraag van dit weekend overigens niet specifiek op. Aan de ene kant is er natuurlijk veel aan de hand in de samenleving en is er onvrede over de economische omstandigheden. Mijn optiek is echt dat deze regering enorm haar best doet om het land vooruit te helpen. Ze heeft natuurlijk een moeilijke erfenis aangetroffen in de boedel, laat ik het zo formuleren. Daarmee zijn niet op de hele korte termijn alle problemen opgelost. De vraag van Ramdin aan mij zag heel specifiek op meer de kant van: hoe equipeer je nou de politie?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Er lijkt ook een behoefte te zijn vanuit de Surinaamse samenleving — dat krijg ik terug — om op meerdere vlakken, dus niet alleen op buitenlandse zaken, maar ook op zorg, justitie en veiligheid en dienstverlening de banden wat steviger aan te halen. Ik hoor dat de minister op dit specifieke punt aan het onderzoeken is wat er mogelijk is. Daar ben ik hem ook erkentelijk voor en ik hoor graag wanneer wij daarover duidelijkheid verkrijgen. Maar het zou onze fractie goed lijken als wij een strategie gaan uitzetten voor hoe we op deze specifieke onderdelen interdepartementaal een agenda kunnen uitrollen, waarbij wij ook kijken waar er behoefte is aan kennis, capaciteit en kunde. Dat kan vanuit Buitenlandse Zaken, dat kan vanuit minister Schreinemacher. Dus echt kijken hoe we een integrale agenda kunnen opzetten, juist ook vanwege de historische banden. Zoals u aangeeft zijn heel veel familieleden, Surinamers of mensen met een Surinaamse achtergrond, in Nederland — meer dan in Suriname. Dat vraagt om een bepaalde urgentie, die ook door de Nederlandse samenleving ervaren wordt. Ik ben benieuwd of de minister bereid is om in ieder geval toe te zeggen dat hij dit integraal aanpakt. Ik ben er echt van overtuigd dat als u daar gaat rondvragen, er een concrete hulpvraag komt die interdepartementaal kan worden opgepakt door Nederland. Wat wij nu al doen kunnen we nog beter inzetten.

Minister Hoekstra:

Daar toch even ... Wij zijn wel echt een hele andere weg ingeslagen in de zomer van 2020. Ik herinner me dat nog goed. Dat was een uitvoerige discussie in het vorige kabinet. Toen is er eerst een hoogambtelijke delegatie die kant uit gegaan, na de verkiezing van Santokhi. Heel breed, in Kamer en in kabinet, bestond er behoefte om Suriname de hand te reiken en na jaren van lastige verhoudingen te kijken hoe wij op dat hele brede palet, zeker ook op volksgezondheid, kunnen bijdragen — vanuit de overtuiging dat we daarmee deze regering zouden moeten helpen. Dus daarom ben ik begonnen met die schets. Er is eerlijk gezegd ook een heel groot commitment bij alle ministeries hier om daar te helpen. Daar zullen we mee doorgaan, zeker onder deze moeilijke omstandigheden.

Dan de eerste vraag van de heer Ceder. Laat ik hem toezeggen dat we de Kamer daarover proberen te informeren voor het einde van deze week. Ik denk wel dat dat dan op vrijdag wordt.

De voorzitter:

Tot slot de heer Ceder, kort.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik ben blij dat de minister aangeeft dat er voor het einde van de week duidelijkheid wordt gegeven. Ik zou de minister willen aansporen om de uitvraag juist op deze terreinen te herhalen, omdat ik ervaar en terugkrijg dat de inzet goed is, maar dat die nog geïntensiveerd zou kunnen worden.

Minister Hoekstra:

Ja.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ceder. Er is een vervolgvraag van de heer Boucke van D66.

De heer Boucke (D66):

De beelden uit Suriname gingen mij door merg en been. Ik ben er geboren, ik ben er opgegroeid en ik ken al die plekken waar de rellen geweest zijn. Ik weet ook dat het water de Surinaamse samenleving echt tot aan de lippen staat. Het gaat om inflaties van honderden procenten. Mensen kunnen hun boodschappen niet meer betalen. Het was nogal wat wat de minister net allemaal opsomde. Ik zie ook dat de relatie met Suriname sinds 2020 verbeterd is. Maar is dat genoeg? Moeten we niet versnellen? Moet er niet een schep bovenop? Hoe wil de minister daar invulling aan geven? Hoe wil hij Suriname, waarmee we toch een hele speciale band hebben, helpen in deze moeilijke tijd?

Minister Hoekstra:

Ik zou een hele dikke streep willen zetten onder dat laatste. Daarom begon ik daar net ook mee. Want ja, Suriname is een derde land, maar we hebben zeer warme en zeer intensieve banden met elkaar. Gelukkig hebben we die ook in politiek opzicht de afgelopen paar jaar weer kunnen aanhalen, nadat ze een tijd toch eigenlijk op een heel laag pitje stonden. Ik voel me persoonlijk dus zeer gecommitteerd om daaraan bij te dragen, en ik weet dat ook van de leden van het vorige en het huidige kabinet. Dat uit zich ook in het zeer frequente contact dat leden van de regering, inclusief de minister-president en ik, daar hebben. Wij zijn dus zeer gemotiveerd om al die dingen uit te voeren. We willen altijd kijken wat er nog additioneel kan worden gedaan. Daarbij zou ik overigens nog staande willen houden dat we een heleboel doen via de Makandragelden en dat hele brede palet waarvan je zou kunnen zeggen dat dat heel bewust bijna alle kerntaken van de overheid beslaat. Laten we de dialoog daarover gewoon voortzetten. Ik zal dit ook nog onder de aandacht brengen bij de minister voor BHOS. Zij is hier vanzelfsprekend ook actief op. Als er nieuws te melden is, zal ik de Kamer daar uiteraard ook over informeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wil ik de minister van Buitenlandse Zaken bedanken voor het beantwoorden van deze mondelinge vraag. We zien hem vanmiddag weer terug voor het andere debat.

Minister Hoekstra:

Zeker.

Naar boven