9 Zevende incidentele suppletoire begroting Werk aan Uitvoering, Oekraïne en Herdenkingsjaar Slavernijverleden

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2022 (Zevende incidentele suppletoire begroting inzake Werk aan Uitvoering, Oekraïne en Herdenkingsjaar Slavernijverleden) ( 36165 ).

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van de Zevende incidentele suppletoire begroting inzake Werk aan Uitvoering, Oekraïne en Herdenkingsjaar Slavernijverleden, Kamerstuk 36165. Ik heet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Dijkgraaf, en uiteraard ook de leden van harte welkom. We hebben één spreker die maar liefst vijftien minuten spreektijd heeft aangevraagd en een aantal collega's die nul minuten hebben aangevraagd.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik zou tegen de heer Bosma, die al klaarstaat namens de PVV, willen zeggen: the floor is yours.

De heer Martin Bosma (PVV):

Dank u wel. Ik ben gewend voor volle zalen te spreken. Vandaag is daar geen uitzondering op. Ik dank de heer Van Strien voor zijn aanwezigheid. Ter zake.

Voorzitter. De PostcodeKanjer viel vorige week op de slavernijindustrie, de PostcodeKanjer van een kwart miljard euro. Het kan niet op. Van die kwart miljard gaat er maar liefst 200 miljoen naar een bewustwordingsfonds. We schijnen bewust te moeten worden gemaakt. Waarvan? Dat weet niemand. Blijkbaar deugt er iets niet aan de mening van het Nederlandse volk. Ons volk moet worden heropgevoed en leren een betere mening te hebben. We gaan met die 200 miljoen in een hogere staat van bewustzijn gebracht worden. Nu zijn we nog onwetend, maar straks gaan we het licht zien.

Onze overheid slaagt er niet in om de rijen bij de voedselbanken op te heffen of te voorkomen dat ouderen 's avonds onder een deken zitten te rillen omdat ze de energierekening niet meer kunnen betalen. Wel heeft de Staat de pretentie burgers een hogere staat van bewustzijn bij te brengen, een soort Bhagwan. De Staat als hoeder van de juiste mening. De Staat die werkt aan ons bewustzijn. Nu ligt er dus 200 miljoen euro te gillen om een bestemming. Die kan zo worden afgehaald. De hele slavernijindustrie en de hele diversiteitsindustrie kunnen massaal hun subsidieaanvragen indienen. We wensen de John Leerdammen en Kathleen Ferriers van deze wereld veel succes met het binnenhengelen van al dat gratis geld. We zijn erg benieuwd welke clubjes er met hoeveel doekoe vandoor gaan. Ongetwijfeld gaat bij marginale toko's als Kick Out Zwarte Piet en The Black Archives de kassa flink rinkelen.

Dat fonds is natuurlijk waanzin. Er is geen nulmeting of zo. We weten dus niet wat de huidige mening is van ons volk die moet worden verbeterd. Is — ik noem maar wat — 21% van de bevolking voorstander van slavernij en dient dat te worden teruggedrongen tot 9% of zo? We weten het niet. We weten alleen dat we bewust gemaakt moeten worden, maar waarvan weten we niet. Zijn we nog niet bewust genoeg dan? Al jarenlang wordt de Nederlander doodgegooid met NPO-televisieprogramma's, -radioprogramma's, allerlei opiniestukken, theatervoorstellingen, museumexposities over die ene vorm van slavernij waar links-liberale mensen een afkeer van hebben. De helft gaat naar onderzoek. Dat betekent dat de links-activistische kant op universiteiten nog meer in de watten gelegd gaat worden. Nog meer critical race theory, nog meer Gloria Wekker. Niets voor Piet Emmer of andere kritische stemmen. Nog meer eenheidsworst.

Er gaat ook nog eens 27 miljoen over de balk richting een slavernijmuseum. Nog meer propaganda. Nog meer indoctrinatie. Nooit zullen ze daar een woord wijden aan de islamitische slavernij. Nooit zullen ze er vertellen dat het in Afrika zwarten waren die zwarten tot slaaf maakten. Het past niet binnen hun politieke agenda.

Kan het nog erger? Ja, het kan nog erger. Behalve die 200 miljoen en die 27 miljoen doet de minister ook nog eens 7 miljoen extra in het zakje. Waarvoor? Voor een herdenkingsjaar voor 150 jaar afschaffing slavernij. Wacht even, 150 jaar? Dat hebben we toch allang gemarkeerd? Op 1 juli 2013 werd in het Oosterpark te Amsterdam herdacht dat toen ook al 150 jaar daarvoor de slavernij werd afgeschaft. In 2014 herdachten we 200 jaar afschaffing van de slavenhandel. Er was een nationale plechtigheid. Vraag aan de minister: waarom blijven we steeds 150 jaar herdenken?

We blijven niet alleen constant 150 jaar herdenken, maar ook constant excuses aanbieden. Al in 2001 betuigde minister Van Boxtel namens Nederland diepe spijt, neigend naar berouw. Hij beloofde toe te zien op het herschrijven van schoolboeken die onvoldoende spijt zouden tonen. In 2013 betuigde minister Asscher namens de Nederlandse regering ook al spijt en diep berouw. Steeds weer 150 jaar, steeds weer berouw en excuses en daarom steeds weer betalen. Bij de onafhankelijkheid van Suriname kreeg dat land een bruidsschat mee van 3,5 miljard gulden. Ook namen wij de schulden over van dat land, van nog eens een half miljard. Daarbij kwam nadrukkelijk de slavernij ter sprake; het ging over eeuwige schuld, eeuwige boete. De Nederlandse belastingbetaler is een hamster in zo'n hamsterwiel. Er komt nooit een einde aan. Mijn vraag aan de minister is: waarom kan die 7 miljoen voor dat herdenkingsjaar niet gewoon uit het bewustwordingsfonds komen? Minister Bruins Slot bulkt van het geld: 200 miljoen. Ze weet van gekkigheid niet waar ze dat moet wegstouwen. Waarom is er dan nog eens 7 miljoen extra? En let wel, dit herdenkingsjaar is niet zomaar iets; het is verheven tot directe kabinetsverantwoordelijkheid, een staatsrechtelijk unicum. Een nationale zaak. Daarmee wordt het meteen een zaak van groot belang om in de gaten te houden wat er herdacht wordt en wie.

De tweede vraag luidt: waar gaat de minister dat aan uitgeven? 7 miljoen: dat is nogal wat. Wat gaat er allemaal gebeuren? Mijn fractie maakt zich daar grote zorgen om. Ik zal dat toelichten. Vorige week bij het slavernijdebat deed een aantal Kamerleden verslag van het uitje dat zij maakten naar Suriname en de Antillen in het kader van de slavernij. Ondanks hun vliegschaamte en de schade die hun megareis toebrengt aan de ijsbeertjes, hadden Jesse Klaver en zijn gevolg van Kamerleden zich manmoedig in het vliegtuig gehesen, helemaal Gerard Joling indachtig: buy me a ticket to the tropics. We zagen de foto's van het stralende gezelschap in hun zomerse kledij op weg naar de Caraïben, met een zonnebril op het hoofd. Ik heb het even nagezocht. Mevrouw de voorzitter, weet u hoeveel die grap de Nederlandse belastingbetaler heeft gekost? Nou, de teller staat nu op €72.000 — vooralsnog, want nog niet alle declaraties zijn binnen. Let wel, dat staat dus nog eens los van die 200 miljoen, die 27 miljoen voor het museum en die 7 miljoen van de minister voor het herdenkingsjaar.

Het uitstapje leidde wel tot een aantal nieuwe inzichten bij onze reislustige collega's. Daar maakt mijn fractie zich weer grote zorgen over, omdat de PVV vreest dat dit deel gaat uitmaken van dat herdenkingsjaar à 7 miljoen euro. Welke inzichten deden onze collega's daar op? Nou, ze blijken zwaar onder de indruk van een aantal historische figuren. Tal van Kamerleden bepleitten vorige week in het debat eerherstel voor historische figuren als Tula en Boni.

Eerst even Tula. Professor Goslinga beschrijft de opstand van 1795 op Curaçao. Hij vertelt dat de slaven in een oorlogsroes raakten, zich bezopen, huizen binnendrongen en op grote schaal mensen vermoordden. De hardwerkende onderwijzer Gerrit Sabel, die heel veel kindertjes had leren lezen, werd een van hun vele slachtoffers. Professor Goslinga beschrijft het: "'Snijd hem de kloten af,' schreeuwde er een. 'Laten we beginnen met zijn oren,' riep weer een ander. Een machete zwaaide door de lucht en het rechteroor van de arme onderwijzer Sabel viel in het zand. Bloed vloeide langs zijn wangen. Beduusd greep de kerel naar zijn oor, dat er niet meer was, tot grote hilariteit van de opstandige slaven die zich met zijn stumperig gedrag vermaakten. Een raapte het oor op en maakte er allerlei grimassen mee. Ten slotte duwde hij het Sabel in zijn mond. 'Hier, meester, eet je eigen oor op.' (…)'Wat doen we nu met die schoolmeester?' vroeg er een. (…) 'We brengen hem naar Toela.' (…)'We geven Toela zijn zin. We zullen hem brengen. Maar aan de staart van dit paard.'"

Er werd geroepen: "'Hij heeft toch nooit een slaaf gehad. Hij heeft ons toch nooit kwaad gedaan?'" Het antwoord luidde: "Hij is blank. Hij hoort bij de groep." Hij is blank. Hij hoort bij de groep. Vervolgens werd er met een groot mes ingehakt op de geslachtsdelen van de half bewusteloze schoolmeester. Zijn geslachtsdelen werden in zijn mond gestopt waaruit het oor ook nog half hing. Verder schrijft professor Goslinga: "Het paard liep langzaam de koenoekoeweg op, het naakte lichaam van de schoolmeester achter zich aan slepend." Professor Goslinga beschrijft hoe meester Sabel doodbloedde. Tenslotte schoten de slaven de helft van zijn gezicht weg.

Let wel, vorige week bepleitten de Kamerleden Piri, Partij van de Arbeid, Leijten van de SP, Teunissen van de dierenpartij en Van Strien van de VVD eerherstel voor deze Tula. Premier Rutte noemde Tula een wijs man met een enorme ontwikkeling. Ook CDA-minister Bruins Slot spreekt zich uit voor de rehabilitatie van meneer Tula. Wat vindt minister Dijkgraaf hiervan? Hij is tenslotte van Onderwijs. Vindt hij ook dat iemand die een onderwijzer vermoordt een voorbeeldfunctie moet hebben? Hoe staat hij tegenover het standpunt van zijn eigen VVD-fractie, die Tula aanduidt als "een historisch icoon"? Ik hoop dat ik u goed geciteerd heb, meneer Van Strien.

Welk signaal wordt er gegeven als een Nederlandse overheid een dergelijke moordenaar gaat bewieroken? We zien in Nederland een toenemend probleem met veiligheid op scholen. In Frankrijk werd de leraar Samuel Paty onthoofd. Wat denkt minister Dijkgraaf dat de invloed is op het schrijnende lerarentekort als de overheid standbeelden gaat bouwen voor racistische moordenaars van onze onderwijzers?

Een andere slavenopstand, die in 1773, werd vorige week genoemd. De leider Berbice schijnt ook onze steun te verdienen. In de Leidsche Courant van dat jaar, die ik bij me heb, lezen we dat de opstandelingen "zulk een verwoedheid hadden dat niemand, hetzij man, vrouw of kinderen, ja zelfs de plantageslaven, gespaard werd." Iedereen werd dus vermoord, ook de slaven en de kinderen.

In het debat van vorige week prees mevrouw Belhaj van D66 Jolicoeur, die in 1772 de opstand in Suriname leidde. Wat gebeurde daar? Welnu, een joodse man werd daarbij onthoofd. Hij had ook een medestrijder. Dat was Boni, vorige week opgehemeld door mevrouw Belhaj, mevrouw Piri, de heer Kuzu, mevrouw Leijten en de heer Van Strien. Deze meneer Boni pleegde overvallen en moordde hele plantages uit. Hij maakte mensen tot slaaf. Anderen werden vermoord. Ik neem aan dat de blanke vrouwen, zoals gebeurde bij de slavenopstand van Haïti, massaal het slachtoffer werden van groepsverkrachtingen. Vraag aan minister Dijkgraaf: maakt ook deze Boni deel uit van het herdenkingsjaar? Er bestaat bijna een Kamermeerderheid voor zijn heiligverklaring.

Conclusie: we leven in een land van moreel verval dankzij de diversiteitsideologie. Dit ministerie financiert de musea waarin onze helden worden afgezeken. Willem van Oranje, Michiel de Ruyter, Witte de With, ze worden allemaal belachelijk gemaakt, verwijderd of van haatbordjes voorzien. Het Verzetsmuseum, eveneens gefinancierd door dit ministerie, stelt dat er geen verzetshelden meer zijn. Wie zijn er nog wel helden? Blijkbaar de racistische moordenaars van baby's, kleuters en onderwijzers. Zij krijgen straks een ereplekje in het leugenpaleis dat Slavernijmuseum gaat heten. Zij krijgen een standbeeld, let maar op. Naar hen gaan straks straten vernoemd worden. Onze hardwerkende kindervriend Zwarte Piet moest kapot. Maar Tula? Die deugt. We zijn een ziek land.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bosma, voor bijna een soort nabeschouwing van het debat dat we vorige week hadden. Mocht u ooit nog een andere carrière ambiëren, dan is wellicht het inspreken van luisterboeken een goede optie. U heeft een mooie dragende stem. Laat ik het daarbij houden. Dat is mijn persoonlijke opvatting.

Ik kijk even naar de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Naar ik dacht is hij overigens niet van VVD-huize, maar van D66. Maar dat terzijde. Ik denk dat u verwachtte dat de heer Wiersma ook aanwezig zou zijn. Ik zie dat de minister meteen kan overgaan tot de beantwoording. Daartoe geef ik hem het woord.

Minister Dijkgraaf:

Voorzitter. Inderdaad, u zei het al: deze bijdrage van de heer Bosma leek een beetje op een nabeschouwing van het debat dat we vorige week over het slavernijverleden hebben gehad. Daarin hebben we over heel veel zaken gesproken. Onze minister-president heeft gesproken over de overkoepelende filosofie. Minister Hanke Bruins Slot heeft gesproken, ook vanuit haar verantwoordelijkheid voor het fonds van 200 miljoen. Ik sta hier als minister die verantwoordelijk is voor de organisatie van het herdenkingsjaar. Dat doen we in het kader van de zevende incidentele suppletoire begroting. In die begroting wordt meer duidelijk over het budget voor het herdenkingsjaar. Dat is de 7 miljoen, verspreid over drie jaar, waar de heer Bosma aan refereerde.

Misschien is het goed om even te markeren dat deze fondsen en de organisatie van het herdenkingsjaar vooraf zijn gegaan aan de andere initiatieven die u heeft genoemd: het fonds, de excuses en het museum. Daar praat ik vandaag niet over. Daar hebben we al uitgebreid over gesproken. We beperken ons nu even tot het fonds.

Waarvoor organiseren we dit jaar? De afschaffing van de slavernij is 150 jaar geleden. Het is al heel vaak gememoreerd: tot slaaf gemaakten moesten daarna nog tien jaar doorwerken. Effectief verkregen zij hun vrijheid pas tien jaar later. Daarom zijn hiervoor twee data belangrijk: 1863 en 1873.

Waarom komt deze 7 miljoen niet uit het bewustwordingsfonds? Nogmaals, dit liep voorop. Dit was een plan dat al veel eerder is geformuleerd. Daar zijn ook middelen voor gereserveerd.

Waaraan wordt de 7 miljoen uitgegeven? Allereerst aan de opening en de sluiting van het herdenkingsjaar. Dat is gedelegeerd naar de organisatie NiNsee. Die krijgen daar 1,5 miljoen voor. Ze hebben het al vaker georganiseerd, maar dit is een extra financiële bijdrage om het groots en waardig te organiseren. We hebben twee cultuurfondsen gevoed: het Mondriaan Fonds en het Fonds voor Cultuurparticipatie. Zij krijgen allebei 1 miljoen euro, plus daarbovenop nog de organisatiekosten, zodat organisaties voorstellen kunnen indienen. Als u mij vraagt wat daaruit komt, dan zeg ik: ik heb geen flauw idee. Ik weet wel dat het zorgvuldig beoordeeld wordt door fondsen die daar zeer veel ervaring in hebben. Het is belangrijk om te vermelden dat deze fondsen openstaan voor alle organisaties, voor alle individuen in het Koninkrijk. Daardoor verwacht en hoop ik ook dat er voorstellen vanuit de eilanden komen.

Dat beantwoordt ook de vraag of er, bijvoorbeeld op de eilanden, in het herdenkingsjaar aandacht wordt gegeven aan historische figuren. Ongetwijfeld. De minister-president heeft aangekondigd dat de rehabilitatie van Tula ook onderdeel zal zijn van het herdenkingsjaar op Curaçao. Dat hebben we in het vorige debat gezegd, maar ik memoreer het even. We praten vandaag over wat er in het herdenkingsjaar gaat gebeuren. Wat er precies gaat gebeuren, zal grotendeels afhankelijk zijn van de initiatieven, bijvoorbeeld van de andere landen in het Koninkrijk. Daar ga ik niet over. Ik ga er ook niet over wat er precies gehonoreerd zal worden in de twee cultuurfondsen. Er is ook een bedrag gereserveerd voor onze relaties met andere landen, bijvoorbeeld Suriname. Dat is ook een voormalige kolonie. Daarvoor staat volgens mij 0,8 miljoen op de begroting. Daarnaast is er ook ruimte voor communicatie en projectorganisatie. Ik zou zeggen: behalve een duidelijke markering van de opening en het begin, zal het jaar grotendeels gevoed worden op een verhoudingsgewijs bescheiden omvang, namelijk twee keer 1 miljoen, van initiatieven die maatschappijbreed in het Koninkrijk zullen worden ingediend. We gaan met elkaar kijken wat deze initiatieven precies gaan worden en hoe het jaar zal worden vormgegeven. Ik heb in het Kamerdebat ook gezegd dat wij spoedig de eerste rapportage kunnen leveren van goedgekeurde voorstellen. Dan krijgt u, meneer Bosma, ook een beter beeld van hoe het herdenkingsjaar zal worden ingevuld.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Bosma, PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik begrijp nog steeds niet waarom die potjes gescheiden moeten worden. Er is 200 miljoen uitgetrokken voor bewustwording. Minister Bruins Slot weet van gekkigheid niet wat ze met dat geld moet doen. Er is nog niet eens een begin van een aanzet waar het naartoe moet. Dan komt deze minister met het plan om ook nog eens 7 miljoen uit te trekken voor het herdenkingsjaar. Die 7 miljoen kan toch prima uit dat bewustwordingsfonds worden gehaald? Dan hadden we hier vandaag niet gestaan. Dan had het de belastingbetaler 7 miljoen euro gescheeld.

Minister Dijkgraaf:

Meneer Bosma stelt de vraag aan de verkeerde persoon. Wij, het ministerie van OCW, waren eerst. Wij hebben gezegd: wij gaan het herdenkingsjaar organiseren. Daarvoor is 7 miljoen beschikbaar gesteld. Het kabinet heeft in de brief die in december naar de Kamer is gestuurd, aangekondigd dat additioneel er voor de langere termijn aan een fonds van 200 miljoen wordt gedacht. Dat hebben we als kabinet besloten, om de verdere doorwerking van het slavernijverleden zichtbaar te maken en dat te adresseren. Maar in het hele traject was het voor iedereen klip-en-klaar dat we zouden beginnen met het herdenkingsjaar. Dat heeft een lange voorbereiding. De fondsen zijn daar ook voor gereserveerd. Daar beginnen we dus mee. Er is intensief gedebatteerd over die 200 miljoen. Alle vragen die u stelt, zijn goed beantwoord door mevrouw Bruins Slot. Ik sta hier om me te verantwoorden voor deze 7 miljoen. Ik heb al aangegeven: dit is de eerste stap die we hebben gezet. Voor een groot gedeelte wordt dit al uitgevoerd. De plannen worden nu gemaakt. Ik vind dat de budgetten in verhouding tot alle andere bedragen die u heeft genoemd, bescheiden zijn, maar wel heel erg belangrijk. Ze zijn uitsluitend en alleen bedoeld om het herdenkingsjaar, van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024, in te vullen. De fondsen en initiatieven waar de heer Bosma naar vroeg, zullen in de periode daarna komen. Daar hebben we het debat over gehad.

De voorzitter:

De heer Bosma, een vervolgvraag.

De heer Martin Bosma (PVV):

Jammer dat er zo weinig flexibiliteit is. Maar goed, het zij zo. Ik heb ook een ander punt willen maken. Meneer Tula is gewoon een moordenaar van een Nederlandse onderwijzer, een hardwerkende Hollandse onderwijzer. Hoeveel kinderen zou hij het aap-noot-mies hebben leren lezen? Hoeveel kinderen zou hij hebben leren rekenen? Kinderen van die plantages, zwarte kindertjes. Hij werd vermoord. En hij werd niet een beetje vermoord, hij werd aan stukken gehakt. Zijn oor eraf, zijn geslachtsdelen eraf, achter een paard gespannen.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Martin Bosma (PVV):

Zijn halve gezicht werd eraf geschoten. Het is toch verschrikkelijk wat er met die man gebeurd is? Deze minister, die de minister van Onderwijs is, kan toch niet toestaan dat iemand die een onderwijzer heeft vermoord, gerehabiliteerd wordt en wellicht deel gaat uitmaken van het herdenkingsjaar?

Minister Dijkgraaf:

Zoals ik ook in het vorige debat tegen de heer Bosma heb gezegd, leren we over de geschiedenis steeds meer. U bent zeer goed in staat om gruwelen uit die tijd beeldend te beschrijven. Ik hoop dat u diezelfde beeldende kracht wilt aanwenden om de gruwelen te beschrijven die de tot slaaf gemaakten zijn overkomen. Het is niet aan mij om hier een oordeel te vellen. Maar wat ik wel heel erg belangrijk vind, is meer leren over onze gezamenlijke geschiedenis — dat is helemaal in de geest van de manier waarop wij zowel het herdenkingsjaar als de periode daarna willen benaderen — en de landen van het Koninkrijk daarin een eigen rol geven. Ik heb zelf Curaçao bezocht. Ik weet hoe de persoon van Tula daar leeft. Eerlijk gezegd hoop ik dat wij steeds meer leren over de geschiedenis — dat kan ik ook in zijn algemeenheid zeggen — en dat iedereen uiteindelijk een beter beeld krijgt van wat er in de geschiedenis is, met alle details, maar dan wel voor alle betrokkenen. Ik denk dat dat ook in de geest is van de manier waarop wij het herdenkingsjaar van het slavernijverleden en van de periode daarna willen positioneren. Dat is natuurlijk ook aandacht vragen voor de afschuwelijke, gruwelijke dingen die de tot slaaf gemaakten zijn overkomen en waarvan we heel vaak geen individuele beschrijvingen hebben. Dat doet ons allemaal denken aan wat voor een gruwelijke tijd wij achter ons hebben liggen. Nou, die geschiedenis krijgt meer aandacht, denk ik, in alle initiatieven die daaruit gaan komen. Zoals ik al zei: voor Curaçao is de rehabilitatie van Tula een groot moment. Die zal ook tijdens het herdenkingsjaar plaatsvinden.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ten slotte. Deze minister start een centrum voor wetenschapscommunicatie. De minister zegt: er bestaat zoiets als "de wetenschap"; dat moet niet te veel becommentarieerd en bekritiseerd worden. Nou ja, oké. Het is professor Goslinga die dat allemaal beschrijft. Dat is een vooraanstaand wetenschapper, een vooraanstaand historicus. Hij vertelt hoe Tula daar heeft toegeslagen en wat voor gruwelijke dingen de slaven daar hebben gedaan. Is dat een gedeelte van de geschiedenis dat ook in die herdenkingsweek aan de orde gaat komen? Of komt daarin maar één kant van de geschiedenis aan de orde, voortkomend uit zaken als de critical race theory et cetera?

Minister Dijkgraaf:

Ik denk dat het de heer Bosma zal verheugen dat wij vanuit het ministerie van OCW geen ideeën hebben opgelegd over wat precies allemaal wel en niet in het herdenkingsjaar naar voren komt. Het is heel belangrijk dat dit door de mensen die zich daardoor aangesproken voelen, zelf wordt vormgegeven. Meer kennis verwerven over dat slavernijverleden is een heel belangrijk element. Daar hebben we ook in begrotingsdebatten over gesproken. Daar zijn ook moties over ingediend. Maar nogmaals, ik denk dat wij nu echt dat debat gaan overdoen en dit lijkt mij daarvoor niet het juiste moment.

De voorzitter:

Dank u wel voor de beantwoording. Ik zie dat de heer Bosma klaarstaat voor zijn tweede termijn. Daar gaan we dan maar meteen mee door. De heer Bosma van de PVV.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Ik dank ook het massaal opgekomen publiek. Fijn dat alle collega's hier zijn om deze belangrijke zaken ook even te examineren.

Tja, het gaat natuurlijk om moraliteit. De Staat der Nederlanden, en zeker een minister van Onderwijs, kan toch niet zomaar toestaan dat iemand die een Nederlandse onderwijzer heeft vermoord, hier een beetje gevierd gaat worden? Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse schoolmeester Gerrit Sabel tijdens de Curaçaose slavenopstand door slaven onder leiding van Tula op wrede wijze werd vernederd, gemarteld en vermoord;

overwegende dat Tula verantwoordelijk was voor deze moord;

verzoekt de regering Tula geen onderdeel te laten zijn van het herdenkingsjaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Martin Bosma.

Zij krijgt nr. 4 (36165).

De heer Martin Bosma (PVV):

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze bijdrage. Dan kijk ik even naar de minister. Heeft hij nog behoefte aan een schorsing? Ja, hij heeft behoefte aan een korte schorsing. Dus dan schorsen wij een enkel moment, voordat we overgaan tot de appreciatie van de motie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de tweede termijn van het debat over — ik moet het even goed voorlezen — de Zevende incidentele suppletoire begroting inzake Werk aan Uitvoering, Oekraïne en het Herdenkingsjaar Slavernijverleden (36165).

Het woord is aan de minister voor de appreciatie van de motie die is ingediend door de PVV.

Minister Dijkgraaf:

Voorzitter. Ik wil de motie van de heer Bosma ontraden met de woorden die ik net al heb gebezigd: meer kennis over het verleden is altijd welkom.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we hiermee aan het einde gekomen van dit debat.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de aanwezigen en uiteraard ook de minister. Ik wil iedereen laten weten dat de stemming over deze motie aanstaande dinsdag is. Ik schors tot 14.45 uur.

De vergadering wordt van 13.45 uur tot 14.45 uur geschorst.

Naar boven