Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 47, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 47, item 7 |
Aan de orde is het tweeminutendebat Onderwijs aan vluchtelingen p.o./vo/mbo/h.o. (CD d.d. 30/11).
De voorzitter:
Dan gaan we door naar het tweeminutendebat Onderwijs aan vluchtelingen p.o./vo/mbo/h.o. (CD d.d. 30/11). Allereerst geef ik het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. We hebben een tijd geleden alweer een goed Kamerdebat gehad over de problematieken die er zijn. Iedereen vindt dat studenten die naar Nederland zijn gevlucht goed onderwijs verdienen. Tegelijkertijd kan het een hele uitdaging zijn om dat goed te organiseren. Aan de andere kant weten we hoe schadelijk het is dat kinderen geen goed onderwijs krijgen of dat het afgebroken wordt gedaan. Daarover heb ik een setje Kamervragen ingediend, want het zijn te veel vragen om allemaal in dit debat te stellen. Ik wil dit debat graag gebruiken voor één concrete motie over studenten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vluchtelingstudenten, jongeren zonder de juiste verblijfspapieren en jongeren die nog in afwachting zijn van een besluit op een asielaanvraag worden beschouwd als internationale studenten;
constaterende dat veel van deze studenten niet afkomstig zijn uit de Economische Europese Ruimte (EER) en dat niet-EER-studenten het vaak veel hogere instellingscollegegeld betalen;
constaterende dat sommige van deze studenten in Nederland geboren en getogen zijn;
overwegende dat vluchtelingen in tegenstelling tot internationale studenten uit nood hier zijn en niet kunnen kiezen naar welk land ze gaan om te studeren, alsmede vaak weinig financiële ruimte hebben en deze vergelijking dus mank gaat;
overwegende dat onderwijs aan deze studenten niet zou moeten afhangen van de goede wil van onderwijsinstellingen;
verzoekt de regering om in samenspraak met onderwijsinstellingen en belangenorganisaties voor het voorjaar 2023 een regeling te treffen waardoor voor vluchtelingstudenten en jongeren die in afwachting zijn van een verblijfsstatus standaard het wettelijk collegegeld wordt gevraagd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u. Dan ga ik naar de heer Van Baarle van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Tijdens het commissiedebat was een van de onderwerpen die veelvuldig besproken werden het feit dat er nog geen goed beeld is van hoeveel vluchtelingenkinderen in Nederland zijn die recht hebben op onderwijs, en of ze dat mislopen. De minister gaf in het debat aan dat hij binnen twee weken hierover overleg zou voeren met de staatssecretaris. UNICEF geeft recentelijk aan dat het centrale beeld er nog steeds niet is, dat het nog steeds spaak loopt. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister tijdens het commissiedebat heeft toegezegd binnen twee weken te rapporteren over het krijgen van een beeld van de aantallen vluchtelingenkinderen die geen onderwijs volgen;
constaterende dat UNICEF stelt dat er nog steeds geen centraal beeld is van het aantal leerplichtige kinderen dat onderwijs misloopt, hoe lang al en om welke reden;
verzoekt de regering om zich er met urgentie voor in te spannen dat er een centraal beeld komt van de aantallen leerplichtige vluchtelingen en vluchtelingenkinderen die onderwijs mislopen, en hier binnen vier weken over terug te koppelen aan de Kamer,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Baarle (DENK):
Een ander onderwerp dat tijdens het commissiedebat aan de orde kwam, waren de veelvuldige verhuisbewegingen van kinderen, die ervoor zorgen dat er steeds problemen zijn in de onderwijsloopbaan van deze kinderen. Daar de volgende motie over.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Onderwijsraad in het verleden en UNICEF, LOWAN en de PO-Raad nu wijzen op het veelvuldig verhuizen van kinderen tussen opvanglocaties, wat de toegang en continuïteit in het onderwijs in de weg staat en daarmee schadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen;
verzoekt de regering afspraken te maken over het spoedig beperken van de verhuisbewegingen van vluchtelingenkinderen, en hier binnen vier weken aan de Kamer over terug te koppelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u. Dan ga ik tot slot naar de heer Van Meenen van D66. Meneer Van Meenen, ik heb goed begrepen dat u nog een inbreng wilt leveren, toch? Ja. Oké. U bent al aan de beurt. Het gaat ineens vlot.
De heer Van Meenen (D66):
Voorzitter. Ik zal volstaan met het voorlezen van mijn motie. Dat scheelt weer wat tijd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het onderwijs kampt met een gigantisch lerarentekort;
overwegende dat er in Nederland honderden statushouders zijn die in hun land van herkomst docent waren en dat ook graag weer zouden worden in Nederland;
overwegende dat het momenteel ontbreekt aan landelijke regie en opleidingen om vluchtelingen die een verblijfsstatus hebben, arbeidsplichtig zijn en in het bezit zijn van een onderwijsbevoegdheid in het land van herkomst in te zetten in het onderwijs;
van mening dat ingezet moet worden op het bevoegd en bekwaam maken van deze docentvluchtelingen, waarbij ook de juiste begeleiding geboden wordt om uitval te voorkomen;
verzoekt de regering een coördinerende rol te vervullen in het bevoegd en bekwaam maken van docentvluchtelingen, waarbij ingezet wordt op een passend onderwijsaanbod, ontwikkelbudget en financiering van ontwikkeltrajecten voor docentvluchtelingen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u.
De heer Van Meenen (D66):
Dank u.
De voorzitter:
Mooi binnen de tijd. Dat was weer de termijn van de Kamer. Ik kijk naar de minister om te zien of hij direct kan antwoorden. Dat kan hij. Ik geef het woord aan minister Dijkgraaf.
Minister Dijkgraaf:
Voorzitter. Ik geef graag een reactie op de motie op stuk nr. 26 van mevrouw Westerveld en de heer Van Meenen over vluchtelingenstudenten en -jongeren die nog in afwachting zijn van een verblijfstatus. Ik zou graag de leden vragen deze motie aan te houden. Ik vind de geest van de motie sympathiek, maar dit is een kwestie van een vrij grote orde en daar kan ik zeker niet hier eigenstandig over beslissen. Binnen het kabinet voeren we nu een veel breder debat over migratie. Daar wil ik dan ook, hierdoor gemotiveerd, de status van vluchtelingstudenten die in afwachting zijn van een besluit graag in betrekken. Mijn verzoek is dus om de motie aan te houden, met een kleine correctie misschien. U schrijft nu "voor het voorjaar". Als ik dat mag lezen als "in het voorjaar" — we zijn namelijk alweer in februari — dan wil ik graag vragen om de motie aan te houden in afwachting van de verdere discussies in het kabinet.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Het gaat mij erom dat er een oplossing komt. Ik hoop dat er in elk geval voor het volgende collegejaar duidelijkheid is voor deze studenten, maar prima om de motie aan te houden.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (34334, nr. 26) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan kijk ik naar minister Wiersma voor de verdere beantwoording.
Minister Wiersma:
Er is toch nog een vierde motie, voorzitter?
De voorzitter:
Ja. En die heeft u waarschijnlijk nog niet, aangezien u daarnaar vraagt? Dan gaan we even kijken of die uw kant op kan komen. Dan heeft u in ieder geval nog een andere motie die u kunt appreciëren. Wellicht kunt u naar de moties op stuk nrs. 27, 28 en 29 gaan?
Minister Wiersma:
Ja, dat komt goed. Ik heb nog twintig seconden nodig.
De voorzitter:
Ja. We geven u even een momentje.
Minister Wiersma:
Ik moet even de goede dingen zeggen, want anders lees ik gewoon voor wat ik krijg.
De voorzitter:
Dat is verstandig.
Minister Wiersma:
Ik wil de goede dingen kunnen zeggen. Is de vierde motie er al wel?
De voorzitter:
De tweede motie is van de heer Van Baarle, de derde ook. De vierde is van de heer Van Meenen; die motie zit achter in het setje.
Minister Wiersma:
O, maar niet in mijn setje. O, er komt nog een setje?
De voorzitter:
Er komt een setje aan. Wellicht kunt u beginnen met de moties op stuk nrs. 27 en 28.
Minister Wiersma:
Het gaat allemaal zo soepel, voorzitter.
Ja, daar kan ik mee beginnen. Dank aan de heer Van Baarle voor zijn moties. Deze moties zijn overigens allemaal terecht; daar ga ik ook iets over zeggen. Maar ik wil eerst iets algemeens zeggen. Ik vind het best ingewikkeld, omdat er nu een paar dingen zijn die het voor het onderwijs best moeilijk maken. We hebben kinderen in het echte nieuwkomersonderwijs; daar kunnen we ze ook alles bieden. Bij de Oekraïense kinderen nam dat zo snel in aantal toe, dat we toen tijdelijke onderwijsvoorzieningen hebben gemaakt. Daar is ook een wettelijke basis voor gecreëerd, maar dat was specifiek voor hen. Daar zitten ook Oekraïense docenten et cetera. Je ziet nu dat sommige gemeenten in de verleiding komen om die te gebruiken voor iedereen. Dat mag niet; dat mag echt niet. Dat wil ik hier expliciet zeggen, want daarvoor wil ik eerst een debat met uw Kamer hebben en moeten we een wet hebben. Ik heb u toegezegd: die zijn we aan het maken. Dat zijn we echt heel snel aan het doen, maar dat kost tijd.
Er zijn ook gemeenten die naast het nieuwkomersonderwijs tijdelijke onderwijsvoorzieningen hebben. Zij hebben het nu over landingsplekken. Dat is iets wat in principe niet tot het onderwijs behoort. Dat valt onder wat het COA en de gemeenten doen, en waar zij soms het onderwijs wel bij betrekken. Ik vind dat zelf deels ongemakkelijk, omdat dat ertoe kan leiden dat gemeenten denken: ik heb ze daar al in een voorziening zitten, dus dan heb ik iets minder haast om die nieuwkomersvoorziening op orde te brengen. Daarnaast kan het natuurlijk ook allerlei veiligheidsrisico's met zich meebrengen, en extra aandacht die daar juist nodig is. Dat gebeurt niet onder mijn toezicht; ik heb daar beperkt zicht op. Als het onderwijs erbij betrokken is, dan kan ik nog weleens aan de inspectie vragen om eens bij die school te kijken, maar dat is zeer beperkt. Ik vind dat lastig; ik worstel daarmee. Ik zal dat ook doorgeven aan het ministerie van JenV, omdat ik daar, als dat niet goed gaat, niks in kan betekenen; het is geen onderwijs. Daarom heb ik zo veel behoefte aan die wettelijke basis. We maken veel tijd vrij om dat te doen, maar dat duurt nog even, dus ik wil ook via deze weg aan gemeenten vragen om geen dingen te doen die niet mogen.
Dat betekent soms dat het een hele ingewikkelde afweging is: wat bied ik een jongere dan nu? Maar daarmee kun je misschien uiteindelijk wel sneller nieuwkomersonderwijs bieden dan wanneer je dat niet biedt. En sommige zullen het echt goed doen, maar er zullen ook gemeenten zijn die het niet goed doen, of het niet goed kunnen of misschien niet willen. En dat vind ik heel ingewikkeld voor deze jongeren, want ik wil hun wel het beste bieden, ook in het onderwijs. Ik wil niet het risico lopen dat dat zo meteen een halfjaar, of één of twee jaar, in een soort afgeschaalde voorziening zit. Dat is geen onderwijs. Dat betekent ook dat mijn verantwoordelijkheid daar niet ligt, maar ik ga wel kijken in hoeverre ik me daarmee kan bemoeien om ervoor te zorgen dat dat niet tussen wal en schip kan komen. Dat vergt wat mij betreft een wet en een debat in de Kamer.
Daar hoort ook bij dat we dan de goede cijfers hebben. Er zijn twee moties van de heer Van Baarle daarover: een centraal beeld, inspannen daarvoor, en binnen vier weken. Ik zou de motie op stuk nr. 27 oordeel Kamer willen geven. Het COA is bezig met het verkrijgen van dat beeld. Ik moet eerlijk zeggen: ik zit bij dat beeld niet helemaal aan de knoppen. Dus ik kan wel zeggen "vier weken", maar dan zegt u tegen mij "dat heeft u niet gerealiseerd". Ik weet dat ik dat niet kan in vier weken, maar misschien kan het wel, kan het ministerie van JenV dat, of kan het COA dat. Dit wordt al geprobeerd. Blijkbaar is dat wel ingewikkeld. Dit zit net iets te ver af van wat ik vanuit mijzelf kan realiseren om te zeggen dat u dit gegarandeerd krijgt. Ik zet dus even een disclaimer bij die vier weken. We zullen dit verzoek natuurlijk doen aan de mensen die dit kunnen.
Dan de motie op stuk nr. 28 over de verhuisbewegingen. Die is zeer terecht. Ik denk dat de heer Van Baarle hier iets interessants laat zien, wat deels onmachtig voelt, ook voor mij. Dat is dat we de afspraak waarom hij vraagt al hebben. Het COA gaat daarover. We kennen de problematiek. In de praktijk zien we dat dit met ingewikkeldheden gepaard gaat. Er is natuurlijk een verbinding met de spreidingswet en allerlei andere maatregelen. Deze motie is nog verder van mijn bed dan waar ik mijn best voor kan doen. Ik kan altijd mijn best doen, maar ik durf niet te zeggen dat we dit helemaal gaan realiseren. Ik kan wel zeggen dat dit al de inzet is. In die zin zou ik deze motie gewoon willen overnemen, om te laten zien dat ik daartoe gemotiveerd ben. Ik neem de motie dus over, maar ik zet daar een disclaimer bij. Ik ga er niet over om dit helemaal te realiseren. Dat is gewoon zo.
De voorzitter:
Dank. Dat ging over de motie op stuk nr. 28. Ik kijk even of de heer Van Baarle instemt met het overnemen van de motie.
De heer Van Baarle (DENK):
Tot zoverre wil ik de minister allereerst bedanken voor zijn inleiding, waar betrokkenheid uit blijkt, en voor zijn positieve oordeel bij de eerste motie. Als de minister de motie overneemt en aangeeft dat deze afspraken er al zijn, mag ik hem dan vragen om het zo te interpreteren dat hij in ieder geval in gesprek gaat over de naleving van die afspraken, dat hij vanuit zijn portefeuille doet wat mogelijk is om JenV aan te sporen hieraan mee te werken en dat we daar ook nog een vorm van terugkoppeling over krijgen?
Minister Wiersma:
Dat doen wij continu. U kunt de verslagen van de onderraden niet inzien. Dat komt over 30 jaar wel een keer. U zult dan zien dat ik dit punt elke keer maak. Daarom gebruikte ik het woord "onmachtig". Ik begrijp uw gevoel helemaal en ik heb een beetje datzelfde gevoel. Daar heeft u weinig aan. Ik voel de inspanningsverplichting om dit aan te kaarten en elke keer bespreekbaar te maken. Ik heb oprecht het idee dat men zich hier echt bewust van is. Alles bij elkaar kunnen de omstandigheden het soms heel ingewikkeld maken. Dat dus, voorzitter. Ik voel de inspanningsverplichting, maar het verzilveren daarvan is niet aan mij.
De voorzitter:
De heer Van Baarle, tot slot.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik begrijp wat de minister zegt. Akkoord dat de motie met die interpretatie wordt overgenomen en dat de minister aangeeft: ik voel de inspanningsverplichting; geef mij het vertrouwen dat hiermee aan de slag wordt gegaan. Dank.
Dank. Tot slot.
Minister Wiersma:
Dank aan de heer Van Baarle.
Dan de heer Van Meenen. We zijn al bezig om een programma te starten op dit terrein. Dat weet de heer Van Meenen denk ik ook. Zoals we in de Kamerbrief hebben opgeschreven, starten we een programma voor statushouders met een bevoegdheid als leraar in eigen land, zodat zij ook in Nederland als bevoegd leraar aan de slag kunnen. In onze begroting is daar structureel 1 miljoen voor vrijgemaakt. Ik geef de motie op stuk nr. 29 dan ook graag oordeel Kamer, als ik haar zo mag interpreteren dat ze aansluit bij het programma met focus op de statushouders. In de motie wordt naast statushouders ook gesproken over docent-vluchtelingen. Het programma dat wij nu ontwikkelen, is bedoeld voor statushouders en niet voor vluchtelingen zonder status. Ik kan de motie dus uitvoeren als ik haar kan richten op de statushouders. De focus ligt op het voortgezet onderwijs. Uit de praktijk, bijvoorbeeld bij Windesheim in Zwolle, blijkt dat een dergelijk traject gemakkelijker te realiseren is in het vo dan in het p.o., vanwege de focus op taalontwikkeling in het p.o. Leraren in het p.o. moeten de taal beter beheersen dan in het vo om makkelijk de switch te kunnen maken. Ik kan de motie uitvoeren als het traject waarom wordt gevraagd zich richt op een start in het vo, eventueel later uit te breiden naar het p.o. en het mbo.
De voorzitter:
Ik zag de heer Van Meenen al knikken.
Minister Wiersma:
Dan was dat 'm, voorzitter.
De voorzitter:
Dat was het einde van dit tweeminutendebat.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ook over deze moties kunt u aankomende dinsdag stemmen. We hebben een korte schorsing. Daarna gaan we over tot het tweeminutendebat over digitalisering in het onderwijs.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20222023-47-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.