4 Vragenuur: Vragen Werner

Vragen van het lid Werner aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht "Burnout of gehandicapt? Geen schijn van kans op baan".

De voorzitter:

Ik nodig mevrouw Werner van het CDA uit om haar vraag te stellen aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die ik van harte welkom heet, evenals de woordvoerders. Mevrouw Werner heeft een vraag aan de minister over het bericht"Burn-out of gehandicapt? Geen schijn van kans op een baan". Het woord is aan mevrouw Werner van het CDA.

Mevrouw Werner (CDA):

Voorzitter. Fijn dat ik de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een aantal vragen kan stellen naar aanleiding van een artikel in De Telegraaf van afgelopen vrijdag. Het artikel gaat over het feit dat mensen met een handicap zelfs in tijden van krapte op de arbeidsmarkt niet aan het werk kunnen komen. Een kwart van de werkgevers zou iemand met een handicap niet zien zitten als werknemer.

Voorzitter. U denkt misschien: moet ik dan niet bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn? Dit onderdeel is een veel bredere discussie waard, namelijk rond emancipatie; daar gaat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over. Als een kwart van de werkgevers iemand met een handicap niet ziet zitten, dan kun je concluderen dat mensen met een handicap niet geëmancipeerd genoeg zijn of niet kunnen zijn. Bij emancipatie draait het om het streven naar gelijke behandeling vanuit een achtergestelde positie. Emancipatie is de sleutel tot participatie. Emancipatie is namelijk: drempels wegnemen.

Ik heb een aantal vragen aan de minister. Hoe levert het emancipatiebeleid van deze minister een bijdrage aan de opgave die bij zijn collega van SZW ligt om mensen met een handicap aan het werk te helpen? Hoe vult de minister deze plicht in vanuit emancipatie? Hoe kan de minister mensen met een handicap hierin meenemen? Welke acties ziet hij hierbij?

Binnen het emancipatiebeleid heeft de minister het uitsluitend over vrouwen en lhbtiq+. Terecht, en ook hard nodig. Maar mensen met een handicap horen hier ook thuis. Is het een blinde vlek binnen het emancipatiebeleid? Waarom worden mensen met een handicap hierin niet genoemd? Dit is hard nodig, om mensen met een handicap op alle terreinen te laten participeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de minister.

Minister Dijkgraaf:

Mevrouw de voorzitter. Dank aan mevrouw Werner voor deze vraag. Laat ik allereerst benadrukken dat mensen met een beperking absoluut recht hebben op dezelfde kansen in de samenleving en op de arbeidsmarkt als ieder ander. Het is goed om met elkaar vast te stellen dat er nog veel barrières zijn op deze lange weg. In het algemeen moeten we het er met elkaar over eens zijn dat iedereen die wil werken, ook moet kunnen werken.

Nou is er bij het streven naar zo'n inclusieve samenleving aandacht voor de emancipatie van verschillende groepen. Inderdaad, zoals u zei, voor vrouwen en mensen met een lhbti-achtergrond, en ook voor mensen met een beperking. Deze opgave van inclusie op alle terreinen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het kabinet. Er zijn nog heel veel andere groepen in de maatschappij die ook onze aandacht verdienen.

In mijn eigen rol als minister voor emancipatie ben ik verantwoordelijk voor de emancipatie van vrouwen en van mensen uit de lhbti-gemeenschap. Daarvoor ben ik coördinerend minister. Van de andere leden van het kabinet is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid coördinerend op arbeidsmarktterrein. Misschien het meest relevant: de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen is verantwoordelijk voor de banenafspraken voor mensen met een beperking. Ten slotte is er ook de implementatie van het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. Daar is de minister van VWS coördinerend. Het is dus een samenspel van ministers. Als we het thema diversiteit en inclusiviteit, absoluut cruciaal in deze samenleving, nog breder bekijken, dan zien we dat er nog andere ministeries heel nadrukkelijk bij betrokken zijn. Racisme en discriminatie bijvoorbeeld zitten weer bij het ministerie van Justitie en Veiligheid.

Nu naar uw vraag. Hoe zit het nu eigenlijk met de dialoog tussen de nauwe definitie van emancipatie zoals die in mijn portefeuille zit en het belang dat u met kracht neerzet, en waar ik het helemaal mee eens ben, om ook aandacht te hebben voor mensen met een beperking? Er is ook een motie van mevrouw Werner en Van der Laan over het bevorderen van emancipatie van mensen met een beperking. In het kader daarvan — dat zijn de concrete acties waar hier naar wordt gevraagd — ben ik in overleg met de verschillende belangenorganisaties om een bijeenkomst te organiseren waar mensen die zich bezighouden met de emancipatie van vrouwen en lhbti en van mensen met een beperking bij elkaar komen. Die bijeenkomst zal dit najaar zijn. Het doel van die bijeenkomst is om de lessen en goede voorbeelden uit die verschillende emancipatiebewegingen met elkaar te delen. Wat kunnen we van elkaar leren? Dat doen we heel nadrukkelijk, onder het motto "niet over ons zonder ons", met vertegenwoordigers uit die gemeenschap. Zo lees en hoor ik ook de vraag. Kan het delen van goede voorbeelden en ervaringen uit één gemeenschap die achtergesteld is geweest, helpen om daarmee de emancipatie van een andere gemeenschap te bevorderen?

Misschien ook nog even iets ter aanvulling. We zijn ook bezig met de banenafspraken. Dat zit eveneens bij de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Mevrouw Werner geeft terecht aan dat het natuurlijk wrang is dat zelfs in deze tijd van grote arbeidstekorten mensen met een beperking nog steeds niet de kansen krijgen die ze verdienen. Ik vind trouwens dat ze die kansen sowieso verdienen. Dat heeft eigenlijk helemaal niets te maken met tekorten op de arbeidsmarkt, maar het maakt het wel extra wrang. De minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen is in gesprek met betrokkenen over wat ze daar kan doen. Ze is trouwens ook in gesprek met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties — want dat is het coördinerend departement voor de overheidssector, die ook een belangrijke werkgever is — over hoe het gaat met de banenafspraken die we met elkaar gemaakt hebben. Ik kan u zeggen dat de Kamer voor de zomer geïnformeerd zal worden over de uitkomsten van deze gesprekken en over de definitieve cijfers voor 2021. We hebben met elkaar afspraken gemaakt. Het is natuurlijk ook goed om te kijken hoe het daarmee loopt.

Mevrouw Werner (CDA):

Ik wil natuurlijk als eerste de minister bedanken voor zijn antwoorden. Ik begrijp ook zeker wat de minister zegt. Ieder departement heeft ook de plicht om het VN-Gehandicaptenverdrag na te leven. Maar mijn punt zit hoofdzakelijk in het volgende feit. Op het moment dat we het hebben over emancipatie — zoals ik al zei: emancipatie is echt de sleutel tot participatie, dat hebben mensen met een handicap echt ongelofelijk hard nodig — en je ernaar zoekt in het emancipatiebeleid vanuit hier, dan zie je dat mensen met een handicap er niet eens in benoemd worden. Daar zit mijn pijn. Want vrouwen vallen ook onder alle ministeries. De lhbtiq+-gemeenschap valt ook onder alle ministeries. Waarom worden in het emancipatiebeleid mensen met een handicap niet benoemd? Dat zouden we toch met elkaar moeten willen? U zou het toch fantastisch moeten vinden om te zeggen: die 2,3 miljoen mensen in dit land die een handicap hebben, pak ik op en ik ga daar ook een agenda voor schrijven? Dat moet toch geweldig voelen?

Minister Dijkgraaf:

Ik denk dat vele bewindslieden hun portefeuille graag groter zien, maar op dit moment is de verdeling over de ministeries en over de bewindslieden zoals die is. Ik ben trots dat ik me vanuit mijn rol hiermee kan bemoeien en dat ik ook beleid kan ontwikkelen en een coördinerende rol heb rondom emancipatie van vrouwen en lhbti-personen. Dat is hoe we op dit moment de portefeuilles hebben verdeeld over de ministeries en de bewindslieden. Daar zitten de verschillende groepen bij. Als je het over inclusiviteit en diversiteit hebt, dan heb je het over verschillende achtergestelde groepen in Nederland. Het is een gegeven dat wij de overheid met onze ministeries op dit moment dusdanig hebben ingericht dat er een soort gedeelde verantwoordelijkheid is, maar dat in dit geval mijn portefeuille daarin beperkt is.

Mevrouw Werner (CDA):

Wat ik hier toch een beetje vreemd aan vind, is dat er blijkbaar een onderverdeling is, maar dat wordt gekozen voor vrouwen en lhbtiq+ als het gaat om emancipatiebeleid in de breedte. Dat vind ik ook knetterbelangrijk — begrijp mij niet verkeerd — maar het kan toch niet zo zijn dat mensen met een handicap niet onder dat emancipatiebeleid vallen? Dat kan ik gewoon niet begrijpen.

Minister Dijkgraaf:

Ik kan alleen maar herhalen dat wij een bepaalde portefeuilleverdeling hebben en dat dit is wat in mijn portefeuille zit. Ik kan mij heel goed voorstellen dat men bij een volgend kabinet misschien nog eens kijkt hoe het over inclusie en diversiteit wil nadenken. Mij valt op, ook als ik met mijn buitenlandse collega's spreek, dat het in ieder land anders ingericht is. Ik snap uw pleidooi, maar ik moet toch echt verwijzen naar mijn collega's die dit specifieke beleidsterrein in hun portefeuille hebben.

Mevrouw Werner (CDA):

Als het gaat over collega's in het buitenland: kijk naar Canada, kijk naar Duitsland. Die hebben zelfs een aparte commissaris voor het gehandicaptenbeleid. Ik kan mij gewoon niet voorstellen dat emancipatie van mensen met een handicap onder een ander ministerie valt. Ik vind dat heel gek. Ik vind het ook altijd raar bij zo'n begrotingsdebat. Dat is één keer per jaar — er wordt überhaupt heel weinig over emancipatie gesproken in dit huis — en dan gaat het over lhbtiq+ en over vrouwen. Nogmaals, dat is ontzettend belangrijk, maar 2,3 miljoen mensen kijken naar u en vragen: maak ook voor ons die agenda, want wij lopen achter ten opzichte van zo veel mensen in de samenleving. Dus ik hoop echt dat de minister na vandaag een inzicht krijgt en dat hij vanavond in bed denkt: inderdaad, het is een blinde vlek en dat ga ik even oplossen.

Minister Dijkgraaf:

Ik begrijp dit pleidooi. Nogmaals, het is geen blinde vlek van het kabinet. Deze heel belangrijke maatschappelijke groep is in mijn ogen goed belegd bij het ministerie van Sociale Zaken. Nogmaals, als we over diversiteit en inclusie praten, zijn er verschillende categorieën, minderheden en achtergestelde groepen in Nederland. Ik kan u toezeggen, ook namens het hele kabinet, dat we voor geen van deze groepen een blinde vlek hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we eerst naar de heer De Kort, VVD.

De heer De Kort (VVD):

Het is natuurlijk verschrikkelijk dat veel mensen met een handicap een burn-out hebben. Ik denk niet dat dat komt omdat zij een handicap hebben, maar omdat zij niet volwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. De vraag die ik aan de minister van OCW heb — ik spreek uit eigen ervaring — is als volgt. Boeken zijn niet altijd toegankelijk en worden niet altijd op tijd geleverd, waardoor je als persoon met een handicap onnodige studievertraging oploopt. Hoe kijkt de minister daarnaar? Binnen welke termijn kan hij daar concrete oplossingen voor bieden?

Minister Dijkgraaf:

Ik kan u toezeggen dat binnen het onderwijs in de breedte de zorg voor studenten, leerlingen, met een beperking of chronische ziekte een heel belangrijke categorie is. Daar besteden we op alle mogelijke manieren aandacht aan. Het is een grote categorie, in alle vormen van onderwijs. Dat is iets wat centraal staat in onze benadering, want juist het onderwijs moet natuurlijk maximaal inclusief zijn.

De voorzitter:

Kan de minister een reactie geven specifiek op het onderwerp dat de heer De Kort aangeeft, namelijk de boeken?

Minister Dijkgraaf:

Voor zover ik weet, is daar adequate aandacht voor. Maar ik kan daar zeker nog een keer goed naar informeren. Als ik dan nog wat extra informatie heb, dan laat ik die graag tot u komen.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de heer Kwint, SP. O, eerst mevrouw Westerveld, GroenLinks. U bent een gentleman, meneer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ik was gewoon later!

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik stond hier gewoon eerder, voorzitter. De heer Kwint is zo ruiterlijk om dat gewoon toe te geven.

Voorzitter. We leven in Nederland het VN-verdrag voor mensen met een beperking helemaal niet goed na. Dat is ook een reminder aan onszelf, omdat we daar nog een debat over zouden hebben. Ik heb specifiek een vraag aan deze minister. In artikel 27, lid 1g van dat verdrag voor mensen met een beperking, een internationaal verdrag, staat dat de overheid specifiek de taak heeft om mensen in de publieke sector aan het werk te helpen. Dit is de minister van Onderwijs. Onderwijs is natuurlijk ook de publieke sector. Ik zou hem dus willen vragen: wat doet hij eraan om ervoor te zorgen dat mensen met een beperking in het onderwijs gaan werken? Dat is natuurlijk hard nodig, met het oog op de enorme tekorten die we hebben. Het is gewoon zonde als we deze mensen niet in het onderwijs of in de zorg aan het werk gaan helpen.

Minister Dijkgraaf:

Dat is een goede vraag. Als we kijken naar de arbeidsparticipatie van mensen met een beperking, dan denk ik dat we de overheid heel erg moeten aanspreken als werkgever. Ik voel mij dan nog dubbel aangesproken, want die werkgever is wat betreft het onderwijs misschien wel in indirecte zin mijn ministerie. Ik vind dat dus een belangrijk punt. Op dit moment zijn we kabinetsbreed plannen aan het ontwikkelen rondom die arbeidskrapte. Daarbij gaat het er echt heel nadrukkelijk om hoe we alle mensen die op dit moment niet participeren, toch die mogelijkheid kunnen geven. Wat is daarvoor nodig? Dat is sowieso belangrijk, maar in deze tijd helemaal. Ik denk eerlijk gezegd dat u terecht aangeeft dat het onderwijs toch wel — ik noem het vaak "de moeder van alle arbeidstekorten" — de allerbelangrijkste sector is, zeker bij ons in huis. Ik vind uw oproep aan mij om ook eens een keer door die bril te kijken naar wat wij doen bij het werven van leraren, een hele belangrijke. Ik neem die dus graag mee in onze plannen die we kabinetsbreed ontwikkelen rondom die arbeidstekorten, maar ook heel specifiek rondom het lerarenbeleid, zoals dat bij ons ministerie ligt.

De heer Kwint (SP):

Ik vind het vervelend dat het hier heel erg gaat over de vraag "wie gaat waarover?", waar het zou kunnen gaan over de kwetsbare positie van mensen met een beperking die graag willen werken. Daar hebben die mensen uiteindelijk helemaal niks aan. Ik snap dat dat de Haagse realiteit is, maar uiteindelijk wordt niemand daarmee aan het werk geholpen. Werkgevers klagen steen en been in de media, in de kranten, waar dan ook, over dat het onmogelijk is om geschikte mensen te vinden. Je ziet dat ze gewoon vaak niet bereid zijn om een kleine aanpassing te doen waardoor iemand met een wat grotere afstand tot de arbeidsmarkt gewoon zijn werk kan doen. Wat vindt deze minister van de oproep van werkgevers, die wel voortdurend zeggen dat ze niemand kunnen vinden, maar die niet bereid zijn om daar de noodzakelijke investeringen voor te doen?

Minister Dijkgraaf:

Ik moet zeggen dat het in het algemeen zo is dat deze verantwoordelijkheden goed belegd zijn. Het is ook aan uw Kamer om de minister die verantwoordelijk is voor deze zaak bij het vragenuur te roepen. Dat kunt u doen op ieder moment. Deze minister was ook beschikbaar geweest. Maar de vraag van mevrouw Werner was net iets anders. Zij vroeg echt naar het samenspel tussen emancipatie en mensen met een beperking. Ik kan dus alleen maar zeggen wat ik eerder al zei, namelijk dat sowieso ons beleid moet zijn dat iedereen die wil werken, ook kan werken. Ik zei ook al dat het kwetsend is dat dit, zelfs in een tijd van een groot arbeidsmarktekort, blijkbaar niet werkt en dat mensen op een of andere manier nog steeds moeite hebben om de banen te krijgen die ze zouden verdienen. Dus ik snap de oproep.

Mevrouw Agema (PVV):

Het antwoord "ik ga er niet over" is wel wat flauw in de richting van mevrouw Werner. Het kabinet spreekt immers met één mond. Ik zou deze minister het volgende willen vragen, of het nou gaat om emancipatie, de arbeidsmarkt en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of de commissie voor VWS en de minister van VWS, die dan weer over het VN-verdrag over de rechten van mensen met een beperking gaat. Zou het niet goed zijn om met z'n drieën eens bij elkaar te gaan zitten? Op die manier kan worden bekeken wat nou die koudwatervrees is, waarom mensen met een beperking ten tijde van een overspannen arbeidsmarkt zo moeilijk aan een baan komen, en wat het laaghangende fruit is dat geplukt kan worden, zodat ook aan deze mensen meer perspectief geboden kan worden. Zou de minister dat niet toe kunnen zeggen?

Minister Dijkgraaf:

Wij zitten op dit moment zeker bij elkaar, met zelfs meer dan drie bewindslieden, want volgens mij zaten we daar zelfs met z'n tienen. Dus dit heeft de aandacht van het hele kabinet. Welk reservoir is er nog van mensen die op dit moment niet de weg kunnen vinden naar de arbeidsmarkt? Dat is volgens mij gewoon een heel belangrijke vraag. Welke barrières zijn er nog en welke barrières kunnen we wegnemen? En moeten we daarvoor misschien ook maatregelen nemen die net een stapje verdergaan dan we tot nu toe zetten? Die vragen staan heel hoog op onze agenda. Ik denk dat we vanuit het kabinet ook snel met onze ideeën over die arbeidsmarkttekorten naar buiten komen.

De voorzitter:

Kunt u daarin ook de Kamer informeren over specifiek de mensen met een beperking?

Minister Dijkgraaf:

We nemen heel specifiek daarin ook deze categorie mee.

De voorzitter:

Wanneer verwacht u hiermee ongeveer naar de Kamer te komen?

Minister Dijkgraaf:

Ik dacht dat het voor de zomer was.

De voorzitter:

Ik dank u zeer. Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid hier. De minister wil nog iets zeggen.

Minister Dijkgraaf:

Ik wil misschien nog even bevestigen dat in dat bewindspersonenoverleg ook de ministers die hier al eerder zijn genoemd bij elkaar komen en dat we de resultaten in een brief over de banenafspraken voor de zomer aan uw Kamer doen toekomen.

De voorzitter:

Dank u zeer. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit mondelinge vragenuur. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur. Dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt van 14.56 uur tot 15.00 uur geschorst.

Naar boven