Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 83, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 83, item 3 |
Vragen van het lid Alkaya aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst over het bericht "Rechter kan fiscus niet dwingen iedereen te compenseren voor vermogenstaks".
De voorzitter:
Dan gaan we naar de tweede mondelinge vraag. Dat is de vraag van de heer Alkaya van de SP aan de staatssecretaris van Financiën, die ik ook van harte welkom heet. Het is een vraag over het bericht "Rechter kan fiscus niet dwingen iedereen te compenseren voor vermogenstaks". Het woord is aan de heer Alkaya, SP.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter, dank u wel. De overheid, met al haar grote en invloedrijke instellingen, hoort eerlijk en betrouwbaar te handelen. Ik vind dat mensen daar blind van uit moeten kunnen gaan. Mijn partij, de SP, vindt dat mensen daar blind van uit moeten kunnen gaan. Maar het lijkt helaas steeds minder vanzelfsprekend te worden. Zo zou je denken dat als de regering toegeeft dat zij in het verleden onjuist heeft gehandeld en besluit om mensen rechtsherstel aan te bieden, iedereen die onjuist is behandeld rechtsherstel krijgt, en niet alleen mensen die indertijd bezwaar hebben gemaakt. Maar precies dit is nu helaas wel aan de orde. Miljoenen Nederlanders moeten jarenlang belasting betalen over een rendement dat de Staat veronderstelt dat zij met hun spaargeld maken, maar dat zij in de praktijk helemaal niet maken, bijvoorbeeld omdat hun geld simpelweg op een bankrekening staat en daarmee al jarenlang helemaal niets oplevert. Voor veel mensen is dat simpelweg hun pensioen, waar ze van moeten rondkomen, en geen belegging of iets dergelijks. Miljoenen Nederlanders zijn dus onjuist en onrechtvaardig behandeld, maar slechts een klein deel van hen heeft bezwaar gemaakt. Dit kabinet heeft besloten om nu alleen die kleine groep mensen die bezwaar heeft gemaakt, te compenseren. En de rest niet. Van twee personen in precies dezelfde situatie krijgt dus straks één iemand wel rechtsherstel van het kabinet, dus wel de onterecht geïnde belasting terug van het kabinet, en de andere persoon niet. Wat moet de staatssecretaris afgelopen vrijdag dan ook blij zijn geweest toen de hoogste rechter aangaf dat hij het kabinet helaas ook niet kan dwingen om gewoon iedereen rechtsherstel aan te bieden.
De SP heeft daarom de volgende vragen aan de staatssecretaris over die uitspraak van de hoogste rechter. Wat betekent deze uitspraak voor het besluit van het kabinet om niet iedereen te compenseren? Klopt het dat deze uitspraak van de rechter de staatssecretaris geen strobreed in de weg legt om toch het juiste te doen en iedereen die onjuist is behandeld rechtsherstel te bieden? Als dat zo is — en volgens mij is dat zo — is de staatssecretaris dan bereid om vandaag de onzekerheid bij miljoenen mensen in de middenklasse van ons land weg te nemen door toe te zeggen dat gelijke gevallen ook gelijk behandeld zullen worden, ongeacht of ze bezwaar hebben gemaakt?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter, dank u wel. De Hoge Raad heeft afgelopen vrijdag uitspraak gedaan in twee casusposities. De eerste casus ging inderdaad om de vraag of een niet-bezwaarmaker toch hetzelfde behandeld zou moeten worden als een bezwaarmaker. Dan heb ik het dus over degenen die bezwaar hebben gemaakt tegen het arrest van 24 december. Onze hoogste rechter heeft duidelijkheid gegeven en heeft gezegd: als eenmaal je aanslag is opgelegd en onherroepelijk is vastgesteld, dan is de bezwaartermijn verlopen. Dan is het eigenlijk al een heel lang bestaande regel in de wet, maar ook in de jurisprudentie, dat daar niet meer op teruggekomen kan worden. Dat geeft op zichzelf ook helderheid. Anders zouden we, in gevallen dat er nieuwe jurisprudentie is, de discussie namelijk moeten heropenen over aanslagen die al zijn opgelegd in het verleden. Dan wordt het wel heel ingewikkeld in de belastingwetgeving, maar ook budgettair gezien en in de manier waarop de Staat aan zijn geld komt. Die duidelijkheid hebben we nu.
Tegelijkertijd is het zo dat we in deze Kamer, op 2 februari voor de eerste keer en daarna in commissieverband, het debat hebben gevoerd over het arrest van 24 december en hoe daarmee om te gaan. We hebben ook het debat gevoerd over wat dat uitvoeringstechnisch en budgettair betekent. We hebben ervoor gekozen om eerst de bezwaarmakers tegemoet te komen. Dat is in lijn met wat de Hoge Raad op 24 december heeft gezegd. Er is toen namelijk iets heel opmerkelijks gebeurd. De Hoge Raad heeft dat rechtsgevolg aan dat arrest gegeven omdat hij van mening was dat de wetswijziging van 1 januari 2017 rechtstreeks in strijd was met artikel 1, eigendomsrecht EVRM en artikel 14, het discriminatieverbod. Vervolgens gaan wij ons nu buigen over de uitvoering van een unaniem aangenomen motie-Eppink. Die motie heeft al begin februari gezegd dat er óók in de situatie van niet-bezwaarmakers een tegemoetkoming moet worden bekeken. Dat gaan wij nu op een rijtje zetten.
Als je dat voor iedereen zou doen, dan kost het 4 miljard. Dat hebben we in de brief van 15 april duidelijk aangetoond in tabel 2.4. Ik teken er dan bij aan dat ook de miljonairs hun geld terugkrijgen, terwijl de motie spreekt over kleine spaarders. Als je niks doet, dan kost het 0 miljard. Als je toch iets doet voor de kleine spaarders, dan zal dat daartussen zitten. Dat willen we heel zorgvuldig uitzoeken. Daar komen we graag op terug bij de Kamer, met alle budgettaire en uitvoeringstechnische gevolgen. Ik kondig bij dezen al aan dat, als we wat doen, dat dan bij aparte wet zal moeten gebeuren. Dat is nodig om dat hier goed in de Kamer te bediscussiëren en geen gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris.
De heer Alkaya (SP):
Ik stelde de staatssecretaris een duidelijke vraag, namelijk: wil hij bevestigen dat de uitspraak van de Hoge Raad van afgelopen vrijdag de staatssecretaris geen strobreed in de weg legt om gewoon iedereen rechtsherstel te bieden? Hij heeft het nu over een tegemoetkoming; dan zwakt hij het dus al af. Maar er staat hem toch niets in de weg om gewoon het juiste te doen en iedereen gelijk te behandelen?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik kan nu alvast zeggen dat iedereen tegemoetkomen — het gaat mij er niet alleen om dat het 4 miljard kost — zou betekenen dat alle belastingplichtigen, dus ook degenen die het kunnen lijden, die tegemoetkoming zouden krijgen. Die kans acht ik niet zo groot, want ik heb te maken met een unaniem aangenomen motie in deze Tweede Kamer die tot iets anders oproept.
De heer Alkaya (SP):
Het is opportunistisch van de staatssecretaris om afhankelijk van de doelgroep beleid te bepalen en rechtsherstel te bieden aan een bepaalde groep en een andere groep mensen uit te zonderen omdat die "het wel zouden kunnen lijden", volgens zijn woorden. De staatssecretaris zendt hier vandaag een verkeerd signaal uit naar de samenleving. De SP wil een eerlijke overheid en de staatssecretaris laat vandaag het tegenovergestelde zien en bevestigt helaas het wantrouwen dat veel mensen in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld richting overheidsinstanties, zoals de Belastingdienst. De staatssecretaris zegt namelijk dat je bij de kleinste twijfel altijd bezwaar moet maken, omdat je anders weleens in een situatie terecht zou kunnen komen waarbij je geen rechtsherstel krijgt, ook al heb je daar wel recht op. Is de staatssecretaris zich hiervan bewust? Houdt hij rekening met de sterke stijging in het aantal bezwaarschriften in dat geval? Wat betekent dit voor de organisatie en de capaciteit bij de Belastingdienst? Kunnen we die mensen die straks al die honderdduizenden bezwaarschriften moeten afhandelen, vanwege deze staatssecretaris, niet veel beter inzetten bij het aanpakken van belastingontwijking en bij het oplossen van het toeslagenschandaal? Wat is de staatssecretaris van plan te doen in de organisatie om dit het hoofd te bieden?
Staatssecretaris Van Rij:
In de eerste plaats zijn er nog helemaal geen conclusies getrokken door het kabinet. We gaan ons huiswerk doen. Ik heb bewust het woord "denkbeeldig" gebruikt. De heer Alkaya loopt dus echt op de zaken vooruit. Hij legt mij bovendien conclusies in de mond die ik verre van mij werp. Ik denk dat het kabinet hier uiterst zorgvuldig opereert en dat blijven we ook doen.
Als laatste wijs ik de heer Alkaya erop dat als hij deze redenering consequent zou doortrekken, dat ook zou betekenen dat als de Hoge Raad in een voorkomend geval op basis van een interpretatie van de wet zou beslissen dat een bedrijf een teruggave van belasting krijgt, al die bedrijven waarvan de aanslagen al zijn opgelegd, dan óók in het gelijk gesteld zouden moeten worden. Dat willen we niet. De Hoge Raad heeft daar een duidelijke uitspraak over gedaan; die heeft de wet getoetst. De wet is zoals die is en die zullen we dus toepassen. Ik heb aangegeven dat wij eigenlijk verder willen gaan. We zouden ons er heel gemakkelijk van af kunnen maken door te zeggen: de Hoge Raad heeft gesproken en het is duidelijk. Nee, wij hebben gezegd: wij nemen de tijd, we analyseren het en we komen bij deze Kamer terug met uitgewerkte scenario's. Dan zal er besluitvorming plaatshebben op een democratische wijze.
De voorzitter:
De heer Alkaya, tot slot.
De heer Alkaya (SP):
Tot slot. Het kabinet neemt de tijd, maar in die tijd blijft wel grote onzekerheid bestaan en dat is betreurenswaardig. De staatssecretaris heeft het over "consequent zijn". Als senator zei hij nog: "Ik moet zeggen dat ik zelden zo'n slecht doordacht plan heb gezien." Dat waren zijn woorden. Hij heeft nu als staatssecretaris de kans om dat recht te zetten, maar ik constateer dat hij die kans toch laat liggen.
Staatssecretaris Van Rij:
Nog een hele korte reactie hierop. Ik begrijp heel goed dat er op tijd duidelijkheid moet komen. Daar roep ik ook toe op voor de belastingplichtigen die het aangaat. Ik heb daar alle empathie voor; in de eerste plaats heb ik er empathie voor dat dat rechtsgevoel gekrenkt is. Maar ik roep toch op tot enig geduld. We zijn echt op tijd bij deze Kamer terug om die discussie te vervolgen. Belastingplichtigen hebben wat het belastingjaar 2017 betreft tot uiterlijk 31 december de tijd om alsnog verzoeken tot ambtshalve vermindering te doen. Ik roep op om dat niet te doen en om de discussie af te wachten aan de hand van een zorgvuldig, goed doordacht scenariostuk.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is een aantal vervolgvragen. Een vervolgvraag is kort, zonder een uitgebreide inleiding. Ik geef eerst het woord aan de heer Van der Lee, dan aan de heer Eppink, de heer Ephraim, de heer Idsinga en mevrouw Inge van Dijk.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Met de uitspraak van de Hoge Raad, die veel sneller is gekomen dan eerder verwacht, is duidelijkheid gekomen in die zin dat in juridische zin formeel rechtsherstel niet in beeld is voor mensen die geen bezwaar hebben gemaakt. Tegelijkertijd ligt er de Kamermotie, die ook wij hebben gesteund. Wij vinden dat kleine spaarders moeten worden gecompenseerd. Ik ben wel benieuwd wanneer we inzicht krijgen in de mogelijkheden tot afbakening. Is dat pas bij de indiening van het wetsvoorstel of krijgen wij binnen een bepaalde deadline, die ik graag hoor, inzicht in de mogelijkheden tot het afkappen of het inkaderen, zodat wij daar als Kamer ook nog in mee zouden kunnen denken? Ik hou daar graag concrete tijdlijnen bij, want om te voorkomen dat iedereen verzoeken indient, is het wel belangrijk om nu haast te maken.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik hoop dat de heer Van der Lee mij in deze korte tijd al heeft leren kennen als iemand die daar goede afspraken over wil maken met de Kamer. Ik heb in het debat van 2 februari ook toegezegd dat de Kamer als eerste aan zet is. Toen is de brief van 15 april gekomen. Ik zeg hier wel het volgende toe. Ik moet dat mee terugnemen naar het kabinet en wij komen sowieso met een procesbrief terug, maar het lijkt mij alleszins redelijk dat we de scenario's, de opties, waar ik het over heb voor het zomerreces met u delen. Stel dat we dat doen, dan hangt daar natuurlijk een prijskaartje aan vast. Ik heb al aangegeven dat dat tussen de nul en 4 miljard zit. Dat zal dan ook in de augustusbesluitvorming meegenomen moeten worden. Ik wil dat ook even mee terugnemen naar het kabinet en met een goede procesbrief komen, maar de intentie is om u niet voor het blok te zetten of voor een fait accompli te stellen.
De voorzitter:
Dan de heer Eppink. U kunt gewoon al naar de interruptiemicrofoon lopen, hoor. We hebben geen coronaregime meer. Gaat uw gang.
De heer Eppink (JA21):
Ik was natuurlijk enigszins teleurgesteld over de uitspraak van de Hoge Raad dat compensatie voor de kleine spaarders, de niet-bezwaarmakers, niet mogelijk is, of althans dat ze daar geen recht op hebben. Aan de andere kant valt het mee dat er geen verbod is op het conform de motie-Eppink van 2 februari compenseren van spaarders. Ik ben blij dat die optie open is gebleven. Ik hoop ook dat de staatssecretaris die motie ziet als een sociaal en moreel fundament voor het fiscaal beleid in deze kwestie. Ik ben ook blij met zijn idee om eventueel een speciale wet te maken om deze kwestie op te lossen. Ik hoop dat dat goed in het hoofd blijft van het kabinet en dat dat ook echt zal gebeuren, want het is een Kamerbrede motie.
Staatssecretaris Van Rij:
Daar heb ik eerlijk gezegd niet zo gek veel op te antwoorden, anders dan wat ik al eerder heb gezegd: wij nemen die motie-Eppink heel serieus. De Hoge Raad heeft nu gesproken. We hebben de brief van 15 juli en de bijlages, en we komen bij deze Kamer terug met de verschillende scenario's. Maar ik heb goed verstaan wat de heer Eppink zojuist gezegd heeft.
De heer Ephraim (Groep Van Haga):
Geld dat de fiscus in het verleden geïnd heeft, maar waar ze geen recht op had, is gewoon onrechtmatig en wederrechtelijk verkregen. Is de staatssecretaris bereid om de verjaringstermijn van twaalf jaar, die bijvoorbeeld staat voor diefstal van eigendom, ook te hanteren voor de te veel betaalde belasting van de kleine spaarders?
Staatssecretaris Van Rij:
Het antwoord is nee. Laten we de termijnen die we in het fiscale recht hebben vooral gewoon blijven hanteren. Dat is de termijn van vijf jaar als het om verzoeken tot ambtshalve vermindering gaat. Verder heb ik er niets aan toe te voegen.
De heer Idsinga (VVD):
De uitspraak van de Hoge Raad voelt voor velen onrechtvaardig en is ook voor velen teleurstellend. De staatssecretaris gaat hierop broeden. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: denkt hij dat er nu, gelet op het feit dat de Hoge Raad nu een uitspraak heeft gedaan, ruimte is voor maatwerk in de oplossingen? En, zo ja, welke criteria wil hij daarbij gaan hanteren? Tot slot heb ik de oproep aan de staatssecretaris om inderdaad liefst nog voor het zomerreces met contouren te komen, zodat wij daarover misschien ook nog als Kamer met u van gedachten zouden kunnen wisselen.
De voorzitter:
Ik hoor meer dan één vraag.
Staatssecretaris Van Rij:
De tweede vraag heb ik eerlijk gezegd al beantwoord, dus dat ga ik nu niet herhalen. Over maatwerk zeg ik wel tegen de heer Idsinga — dan verwijs ik toch ook naar de brief van 15 april — dat daar ongelofelijk veel haken en ogen aan zitten, hoe mooi dat ook zou zijn. We hebben wat betreft de bezwaarmakers over de periode 2017-2020 toch moeten kiezen. Daarbij hebben we niet gekozen voor puur maatwerk, maar hebben we een afweging gemaakt die recht deed aan het arrest. Dat is uiteindelijk de spaarvariant geworden. Je betaalt dus geen belasting als je geen rente hebt genoten, maar verder trekken we wel het forfaitaire stelsel, zoals we dat kennen, door. Dat doen we ook voor 2021. Ons voorstel — maar daar komen we nog over te spreken — zal ook zijn om dat voor 2023 en 2024 te doen bij aparte wet. Hoewel ik de vraag begrijp, wil ik hier niet al te hoge verwachtingen wekken over maatwerk. Als er een oplossing komt — dat zullen we uitwerken — zal er altijd een zekere mate van grofmazigheid in zitten. Om heel eerlijk te zijn: dan ligt het natuurlijk erg voor de hand dat als je wat zou doen, je dan de redenering van de spaarvariant, zoals die gekozen is bij de bezwaarmakers, zou doortrekken.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik was eerlijk gezegd verbaasd over de uitspraak, want die appelleert toch echt wel aan de vraag of hiermee recht wordt gedaan. Maar goed, die uitspraak ligt er nu eenmaal. Eigenlijk zegt deze uitspraak ook: maak voor de zekerheid maar overal bezwaar tegen. Ik zie de "no cure, no pay"-bedrijven alweer als paddenstoelen uit de grond poppen en een enorme druk leggen op de organisatie. Ik ben blij dat er rond de zomer met een voorstel gekomen wordt. Wordt in dat voorstel dan ook rekening gehouden met hoe hiermee wordt omgegaan? Hoe gaan we ermee om waar het gaat om de organisatie en hoe gaan we er überhaupt mee om ten opzichte van alle andere uitdagingen die er liggen? Ik ben namelijk echt bang dat dit een van de gevolgen zal zijn met betrekking tot de uitwerking, want dit gaat ook geld kosten.
Staatssecretaris Van Rij:
Wat het eerste punt betreft, wil ik toch op het volgende wijzen. Het lijkt nu net alsof er maar één arrest was, het kerstarrest. Er is jarenlang geprocedeerd door belastingplichtigen ten aanzien van box 3, ook over de jaren voor 2017. Daar heeft de Hoge Raad trouwens ook iets over gezegd in het arrest. Het betreft dus niet alleen het jaar 2017 maar ook de jaren 2015 en 2016. Daarvan heeft de Hoge Raad gezegd: daarbij blijf ik bij de lijn die ik had en ik acht ook het oude stelsel van voor 2017 in strijd met artikel 1, het eigendomsrecht, maar niet met artikel 14, en ik geef er geen rechtsgevolg aan. Waarom zeg ik dat? Dit is natuurlijk een ontwikkeling. De Hoge Raad valt niets te verwijten; die spreekt recht op basis van de casuspositie en de ontwikkelingen in het recht. En die heeft op 24 december, even in gewoon Nederlands, gezegd: en nou is het mooi geweest. De Hoge Raad zei: het is niet alleen in strijd met het eigendomsrecht, maar ook met het discriminatieverbod; de wetgever heeft veel te lang getreuzeld, tien jaar lang, en nu geef ik er rechtsgevolg aan. In die zin zou ik er ook niet toe willen oproepen dat nu door iedereen altijd maar bezwaar gemaakt moet worden tegen iedere aanslag. Dit is een unieke situatie, die wij erkennen. We hadden heel bot kunnen zeggen: nou, dit is het; we doen niets. Nee, we gaan heel serieus kijken, juist omdat het het rechtsgevoel krenkt van de groep kleine spaarders en omdat de Tweede Kamer er heel duidelijk over is geweest: wat kunnen we eventueel nog doen? Die discussie wordt op tijd gevoerd met de Tweede Kamer.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Het gaat mij er vooral om dat dit voor heel veel mensen gewoon complexe materie is. Zij zien dit gebeuren. Ik word aangesproken op straat door mensen die zeggen: als ik dit geweten had, dan … Zij zeggen dat zij de volgende keer dan maar overal bezwaar tegen gaan maken. Dat is best een natuurlijke reflex van een burger. Ik voorzie daar gewoon een enorme druk op de organisatie. Ik vraag eigenlijk om wel rekening met die praktijk te houden in de uitwerking van de oplossingen, maar ook bij de inrichting van de Belastingdienst.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. De plicht van de politiek is — zo beschouw ik het in ieder geval als staatssecretaris — om daar duidelijk over te zijn, dus om op tijd duidelijk te zijn, ten aanzien van zowel de bezwaarmakers als de niet-bezwaarmakers. Qua uitvoering hebben we nu juist gekozen voor iets wat de Belastingdienst wel degelijk goed kan uitvoeren. Dat hebben we ook in de commissie besproken en daar is een technische briefing over geweest. Als we iets gaan doen voor de niet-bezwaarmakers, zullen we dat uiteraard doen op een wijze die uitvoerbaar is. Ik vind ook wel dat het de plicht is van in ieder geval de staatssecretaris, maar ook van de politiek, om daar op een eerlijke manier met belastingplichtigen over te communiceren. Ik zou hier heel makkelijk kunnen zeggen "ja, we komen ze tegemoet", om vervolgens, niet alle consequenties doordacht hebbend, hier misschien te moeten terugkomen met de boodschap dat er toch nog wel wat haken en ogen aan zitten en het toch iets ingewikkelder in elkaar zit. Dat wil ik niet. Ik wil wel op tijd terugkomen. Ik roep de belastingplichtigen op om enig geduld te betrachten, hoe vervelend dat ook is, zeker voor de kleine spaarders.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik sluit me wel een beetje aan bij mevrouw Van Dijk. We krijgen heel veel mails van mensen die geen bezwaar hebben gemaakt. Zij zeggen: ik heb altijd netjes mijn belastingen betaald, dan is het onrechtmatig en dan krijg ik het ook nog niet terug. Daarom heb ik ook de motie van de heer Eppink gesteund. Tegelijkertijd vind ik het moeilijk uit te leggen dat we straks 3 miljard, 4 miljard gaan uitkeren aan mensen die misschien wel 1 miljoen, 2 miljoen of 3 miljoen op de bank hebben staan. Dat vind ik ook niet te verdedigen in een tijd dat de koopkracht, juist van de meest kwetsbare inkomens, enorm onder druk staat. Ik vraag de staatssecretaris of hij in de varianten die hij beschrijft, wil kijken of hij de kleinere spaarders kan ontzien maar de grote spaarders … Ja, als mensen echt 2 miljoen of 3 miljoen op de bank hebben staan, vind ik niet dat wij dat per se moeten compenseren. Wil hij zo'n variant ontwikkelen?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik kan helemaal volgen wat de heer Nijboer zegt. Ik krijg die brieven ook. Dat zijn geen brieven van de miljonairs of de mensen die acht of negen ton hebben. Nee, dat zijn de brieven van de gepensioneerde verpleegster die een beetje gespaard heeft, of van iemand die fietsenmaker is geweest. Daarom gaan we dat serieus bekijken. Dat is helemaal in de geest van de motie-Eppink. Ik kan de redenering van de heer Nijboer volgen.
De heer Alkaya (SP):
Ik heb met mijn eigen vragen geprobeerd om hier een antwoord op te krijgen en ook het CDA heeft twee keer de vraag gesteld, maar de staatssecretaris antwoordt niet helemaal op die vraag. Hoe gaat hij in de organisatie om met het signaal dat breed naar de samenleving uitgaat, niet alleen maar richting mensen die vermogensbelasting betalen maar richting iedereen, dat je maar beter voor de zekerheid bezwaar kunt maken tegen alles? Hij zegt dat dat niet de bedoeling is en dat hij dat ook niet wil uitspreken en uitstralen, maar dat is inherent het signaal dat uitgaat van de uitspraak van de hoge rechter en van de wijze waarop het kabinet ermee omgaat. De vraag aan de staatssecretaris is wat hij binnen de organisatie regelt om daar het hoofd aan te bieden.
Staatssecretaris Van Rij:
Gelukkig zien wij tot op dit moment dat belastingplichtigen — ik heb het dan over de groep van de niet-bezwaarmakers — alles rond dit onderwerp heel goed volgen, ook wat er in deze Kamer over wordt gezegd door u en van de kant van het kabinet. Dat leidt er niet toe dat de brievenbus zo vol ligt met berichten van allemaal mensen die nu alsnog bezwaar maken. Dus ik roep ook de heer Alkaya op … Ik weet dat hij van mij nu vandaag wil horen dat ik die 4 miljard ga spenderen. Ik zie ook heel goed in dat hij zegt: dit voelt niet lekker. Moeten we dan naar een samenleving toe waar je eigenlijk altijd toch maar iets doet voor degene die het brutaalst is geweest en bezwaar heeft gemaakt? Nee, dat moeten we niet doen. Aan de andere kant heeft de Hoge Raad hier nu heel duidelijk aangegeven: als er nieuwe jurisprudentie is, ook als je geen bezwaar hebt gemaakt, dan zit je termijn erop. We maken de uitzondering in deze situatie om er nog eens goed naar te kijken, omdat het niet goed voelt vanuit het rechtsgevoel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan wil ik de staatssecretaris danken voor zijn beantwoording.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-83-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.