9 Wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet

Wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet

Aan de orde is het tweeminutendebat Wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet (35954, nr. 3).

De voorzitter:

Aan de orde is het tweeminutendebat Wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet (35954, nr. 3). Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Fijn dat u bij ons bent. We hebben drie sprekers van de zijde van de Kamer. De eerste spreker is de heer Rudmer Heerema van de fractie van de VVD. Hij heeft, zoals iedereen, twee minuten spreektijd. Het woord is aan hem.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, het lijkt wel een coalitiedebat vanaf hier, als ik zo zit te kijken.

De voorzitter:

De coalitie spreekt met zichzelf vandaag.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ja, we gaan wat afstemmen met z'n allen.

De voorzitter:

Nou, dat wordt spannend!

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Inderdaad. Waar is de PVV?

Voorzitter. We hebben een lange aanloop gehad naar dit tweeminutendebat. Dat komt omdat er steeds gekeken werd wat we nog meer moesten doen en welke informatie we nog meer boven tafel moesten krijgen, terwijl we volgens mij allemaal weten dat het gebruik van lachgas een risico is. Daarom heb ik dit tweeminutendebat aangevraagd en dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gebruik van lachgas een risico vormt voor de volksgezondheid en de samenleving;

overwegende dat de brede beschikbaarheid van lachgas bijdraagt aan risico's voor de volksgezondheid;

overwegende dat lachgas in veel gemeenten voor overlast zorgt;

constaterende dat lachgas is gevonden bij 1.800 verkeersongelukken van 2019 tot en met 2021;

constaterende dat het recreatief gebruik van lachgas zal worden verboden en zal worden geplaatst op lijst II van de Opiumwet;

verzoekt de regering om in overleg te treden met gemeenten om te bevorderen dat zij plaatselijke verboden in hun APV opnemen om te handhaven voordat lachgas aan lijst II wordt toegevoegd om de negatieve effecten van lachgasgebruik op de samenleving zo snel mogelijk terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema en Michon-Derkzen.

Zij krijgt nr. 4 (35954).

Heel goed. Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Bikker van de fractie van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dank u, voorzitter. Lachgas maakt veel kapot, juist onder jongeren. Het leidt tot verslaving, tot ernstige gezondheidsschade en helaas ook tot verkeersongelukken en zelfs verkeersdoden. Lachgas is kinderlijk eenvoudig te krijgen. De roep om hiermee te stoppen is daarom breed: van ouders, van artsen, van politie, van burgemeesters. Dat wil de ChristenUnie ook, om verslaving een halt toe te roepen en al die ellende die lachgas met zich meebrengt te voorkomen. Het is goed dat deze staatssecretaris zich daar voluit voor inzet. Ik noem minister Grapperhaus en staatssecretaris Blokhuis ook, die hier eerder hard voor hebben gewerkt.

Na te veel vertraging roep ik de staatssecretaris op om gas te geven en echt zo snel mogelijk, het liefst nog deze zomer, het verbod op lachgas in te laten gaan. Daarom twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vanwege gezondheidsschade een duidelijke noodzaak bestaat om op korte termijn te komen tot een lachgasverbod;

overwegende dat het kabinet aangeeft ook na beoordeling van de Kamer ten minste acht maanden nodig te hebben om de volgende stappen te doorlopen om te komen tot het lachgasverbod;

overwegende dat de Kamer reeds vorig jaar de motie-Kuik/Bikker aannam om zo spoedig mogelijk te komen tot een verbod op lachgas;

verzoekt de regering alles in het werk te stellen om de termijn van acht maanden tot het ingaan van het lachgasverbod in te korten en zo mogelijk, het liefst nog deze zomer, tot inwerkingtreding van het verbod over te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Slootweg.

Zij krijgt nr. 5 (35954).

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Samen met mevrouw Kuik zijn we een jaar geleden dit dringend verzoek begonnen. Wat is het belangrijk dat het nu ook snel van kracht wordt.

Ik zie een klein schrijffoutje, dus ik ga zo iets in de motie strepen, zodat u die ook flexibel kan lezen.

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat met het voorliggende ontwerpbesluit een lachgasverbod komt waarbij diverse uitzonderingsgronden worden geboden om lachgaspatronen online dan wel fysiek te verkopen;

overwegende dat grootschalig misbruik van deze uitzonderingsgronden het doel van het lachgasverbod zal ondergraven;

verzoekt de regering de effecten van het lachgasverbod en de geboden uitzonderingsgronden te monitoren en bij grootschalig misbruik over te gaan tot verdere aanscherping van de uitzonderingsvoorwaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bikker en Slootweg.

Zij krijgt nr. 6 (35954).

Dank u wel, tot zover. Er is nog een vraag van de heer Sneller terwijl u even de grammaticale fouten eruit haalt.

De heer Sneller (D66):

Dat kan tijdens de interruptie, voorzitter, want het is een heel voorspelbare vraag, namelijk: vindt mevrouw Bikker dat er ook op de andere effecten geëvalueerd en gemonitord moet worden als dat lachgasverbod is ingegaan?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

We zien wat zowel in het verkeer als in de gezondheid — ik heb ook huisartsen gesproken — de grote schadelijke gevolgen zijn van lachgas. Ik vind het vooral ontzettend belangrijk dat we die gevolgen heel scherp hebben. En als we hier nu met elkaar eindelijk dat verbod hebben, wat zou het dan treurig zijn als er nieuwe, slinkse wegen gevonden worden waardoor deze effecten zich opnieuw voordoen. Als de heer Sneller andere effecten kent waarvan hij het ook heel belangrijk vindt dat daarnaar gekeken wordt, dan ben ik even benieuwd welke. Natuurlijk is het belangrijk dat er slagroomtaarten gemaakt kunnen blijven worden. Daar is lachgas bij nodig. Natuurlijk is het belangrijk dat mensen een verdoving kunnen krijgen. Daar is lachgas voor nodig. Maar dit verbod moet er echt voor zorgen dat we de volksgezondheid bevorderen en criminaliteit tegengaan.

De heer Sneller (D66):

Dat laatst is een van de dingen waarvan ik het goed zou vinden als we dat ook bekijken. Is dit niet iets wat ondergronds gaat? Is dit niet iets wat buiten het zicht gaat gebeuren? Daar is nog minder voorlichting en zijn nog minder preventiemogelijkheden, omdat mensen iets strafbaars doen en zich daarom onttrekken aan dat toezicht. Mijn vraag is of we een paar van dat soort ongewenste bijeffecten van dit verbod, waar mevrouw Bikker voor is, ook in de gaten houden.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dan maak ik hem toch wat steviger. Juist doordat dit niet verboden is, normaliseren we het en lijkt het wel of het vrolijk kan zijn om lekker te lurken aan zo'n ballonnetje, terwijl we heel goed weten wat de gevolgen ervan zijn. Ik vind het dus belangrijk dat dit verbod tot uitdrukking brengt dat het onverstandig is om lachgas te gebruiken. Ik ben het natuurlijk met de heer Sneller eens dat het altijd belangrijk is om te kijken naar wat dit doet met het gebruik en daar ook op te interveniëren. Ik las bijvoorbeeld de schriftelijke inbreng van de VVD, waarin heel duidelijk vragen werden gesteld over de Turkse en Marokkaanse gemeenschap. Het is ook belangrijk dat daar goed voorlichting wordt gegeven over wat de gevolgen zijn. Daar moeten we ook naar kijken, want de volksgezondheid vinden wij allemaal belangrijk. Natuurlijk is het dan goed om te kijken welke effecten er zijn.

De heer Sneller (D66):

Een laatste interruptie, voorzitter. Ik zie u terecht gebaren. Over dat laatste zijn we het helemaal eens. Mevrouw Bikker zegt in haar antwoord: we weten allemaal hoe schadelijk het is. Uit alle onderzoeken die hieraan ten grondslag liggen en waar we ook dat uitgebreide schriftelijke overleg over hebben gevoerd blijkt juist dat dat het probleem is. Gebruikers zijn naïef over de risico's en weten helemaal niet hoe schadelijk het is. Volgens mij is dat juist de boodschap die we zouden moeten afgeven. Dit verbod mag niet ten koste gaan van die boodschap.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik ben het helemaal eens met de heer Sneller dat het heel goed is om jongeren en eventueel andere gebruikers bewust te maken van de gevaren en risico's van het pakken van een ballonnetje of meer dan dat. Ik zou het kabinet juist daarom willen aanmoedigen. Er komt een Nationaal Rapporteur Verslavingen. Die brengt dat breed in beeld. Dat is belangrijk, want juist op die manier kunnen we ervoor zorgen dat ook in de jeugdcultuur duidelijk is wat de risico's zijn en wat er beter kan om te voorkomen dat jongeren, en eventueel anderen, verslaafd raken.

De voorzitter:

Prima. Dank u wel.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Dan ga ik eindelijk m'n grammatica op orde brengen.

De voorzitter:

Ja, want anders nemen we haar niet aan, hoor. Ik zie toch een beetje spanning in de coalitie, maar de oppositie is er vandaag niet om die even in te koppen. Zo gaat dat dan.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

U kunt ook gewoon genieten van het dualisme dat hier plaatsvindt. Geniet ervan. Pluk de dag.

De voorzitter:

Ja, dat is prachtig, ook als de coalitie zichzelf bestrijdt. Het woord is aan de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dan ga ik snel spreken, zodat mevrouw Bikker mij niet kan interrumperen. De Commissie risicobeoordeling nieuwe drugs is helder over die distikstofmonoxide. Ik zeg dat zo, omdat ik het woord "lachgas" toch een beetje gek vind in deze context. Zij zegt: het is gemakkelijk verkrijgbaar, overal door iedereen; geen leeftijdsgrens, geen volumebeperking, geen gebruiksinformatie, geen sluitingstijden, geen statiegeld, geen gezondheidswaarschuwing, geen kwaliteitsgarantie, geen advertentiebeperking, helemaal niks. Sinds 2015, toen dit voor het eerst bij de CAM op de agenda kwam, is er geen enkele noemenswaardige nieuwe regel vanuit de rijksoverheid gekomen om hier iets aan te doen. Dan ligt er nu dat voorstel om het op lijst 2 van de Opiumwet te plaatsen. Ik blijf tegen het voorgestelde verbod, maar ik kan ook tellen en ook buiten de coalitie zijn er te veel voorstanders van dit verbod om het tegen te houden. Ik richt me dus op de toekomst. Om te voorkomen dat we een volgende keer als rijksoverheid weer achter de feiten aanlopen en vervolgens met hagel moeten schieten, heb ik namelijk de volgende motie om onze aanpak voor nieuwe drugs sneller en gerichter te maken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het huidig wettelijk instrumentarium om het gebruik van nieuwe risicovolle middelen te reguleren te grofmazig is, waardoor deze middelen meestal gedurende geruime tijd zonder beperkingen of voorwaarden verkrijgbaar zijn, met alle gevolgen van dien;

overwegende dat regulering zoals het instellen van een minimum leeftijdsgrens voor verkoop, volumebeperking, een advertentieverbod of verplichte gezondheidswaarschuwing kunnen bijdragen aan het verminderen van de gezondheidsschade van deze middelen;

overwegende dat het toevoegen van een lijst 0 aan de Opiumwet voor middelen waar dergelijke beperkingen, eventueel tijdelijk totdat over een definitieve omgang is besloten, voor dienen te gelden een nuttige aanvulling zou zijn op het huidige wettelijk kader;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke manier de mogelijkheid kan worden gecreëerd om de verkoop en het bezit van nieuwe risicovolle middelen sneller en doelmatiger te reguleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sneller.

Zij krijgt nr. 7 (35954).

De heer Sneller (D66):

Als laatste de volgende vraag aan de staatssecretaris. Dit is een repressieve aanpak die structureel 14 miljoen kost. Is er ook een mogelijkheid dat geld dat daar overblijft, naar preventie gaat? En wat gaat hij verder doen om te zorgen dat de preventieaanpak geïntensiveerd wordt?

De voorzitter:

Dank u wel. Dan nog een vraag van de heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Als ik deze motie zo hoor, dan klinkt die mij in de oren als: er zouden nieuwe drugs kunnen ontstaan en die drugs moeten we eerder in beeld krijgen en eerder kunnen reguleren. Volgens mij streven we ergens wel hetzelfde na, namelijk dat we moeten zorgen dat er minder gebruikt wordt en dat, als er al gebruikt wordt, dat zo verstandig mogelijk gebeurt. Maar door die nieuwe drugs op deze wijze te behandelen, lijkt het erop dat we accepteren dat ze er zijn en dat ze gebruikt worden. Zo lees ik of hoor ik deze motie. Klopt dat? Want is het niet veel verstandiger om nieuwe gevaarlijke drugs gewoon te verbieden?

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat we op het laatste punt wellicht verschillen van mening, ook afhankelijk van de drug die er voorligt. Maar we zijn het er volgens mij over eens dat als het opkomt ... Ik zei al dat die in 2015 voor het eerst opkwam. Dat staat ook in het rapport van het CAM. Nu wordt er een risicotaxatie gemaakt door de experts van de commissie risicobeoordeling. Die zeggen: het zijn veel jongeren die het gebruiken, daarom geven we het een hoge score op gezondheidsschade, want ze weten helemaal niet hoe ze ermee om moeten gaan. Dat snap ik heel goed, want ik wil ook niet dat jongeren dit gebruiken. Daar ben ik tegen. Alleen is er blijkbaar niets in de Warenwet, niets in REACH, niets in de CLS, in al die dingen die we allemaal hebben gelezen, in dat hele instrumentarium, wat ervoor kan zorgen dat jongeren van 12 jaar dit niet kunnen kopen, en jongeren van 16 jaar ook niet. We willen dat gewoon niet! Laten we dat in ieder geval meteen regelen. Er is geen wettelijk haakje voor om dat te regelen en dat is mijn voorstel: laten we zorgen dat we dat kunnen doen, plus alle dingen die ik heb genoemd. Neem de AHOJGI-criteria die we voor coffeeshops hebben. De A van affichering — dat mag niet. Waarom mag dat bij lachgas wel? Daar ben ik ook niet voor. Laten we dat soort dingen invoeren, juist vanuit een liberaal perspectief, maar volgens mij zijn wij het daar vaker over eens dan we denken. Laten we zorgen dat we dat soort dingen snel kunnen doen, zodat we de groepen die we allemaal willen beschermen, ook daadwerkelijk kunnen beschermen.

De voorzitter:

Prima, dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik schors de vergadering even en daarna gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de leden van de Kamer voor dit weliswaar korte, maar toch boeiende tweeminutendebat. Allereerst ga ik de moties appreciëren en dan nog de laatste vraag van de heer Sneller.

Allereerst de motie op stuk nr. 4: die lijkt me uitstekend, dus die kan ik oordeel Kamer geven. Dat is een motie van de VVD om te kijken of gemeenten vooruitlopend op het verbod al zelf in hun APV maatregelen kunnen nemen. Sommige gemeenten hebben dat ook al gedaan, dus dat kan daarop aansluiten.

De motie op stuk nr. 5 gaat over zo spoedig mogelijk deze zaak in werking stellen. Die zou ik ook oordeel Kamer willen geven, waarbij ik wel aanteken dat we in ieder geval zes maanden de tijd nodig hebben voor de notificatie bij de Europese Commissie. Daar zullen we niet omheen kunnen, maar we gaan desalniettemin zo snel mogelijk. Als het toch nog sneller kan, dan doen we dat uiteraard.

De motie op stuk nr. 6 gaat over het monitoren van de effecten van het lachgasverbod en specifiek de uitzonderingsgronden. Ook die motie zou ik oordeel Kamer willen geven. Het is belangrijk om die uitzonderingsgronden inderdaad goed in de gaten te houden, want het zou namelijk kunnen leiden tot een ander verdienmodel en een andere business zoals we die nu zien. Kortom, ook die motie kan ik oordeel Kamer geven.

De heer Sneller (D66):

Het interruptiedebat gehoord hebbende, is de staatssecretaris ook bereid om die andere dingen te monitoren? Ik weet dat het niet expliciet in die motie staat.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Klopt. Er komt een brede evaluatie van het WODC over dit verbod. Daarin zullen ook een aantal van de onderwerpen terugkomen die u heeft aangeraakt.

De motie op stuk nr. 7 is eigenlijk niet aan de orde in dit debat, zou ik willen zeggen, want die gaat natuurlijk over de bredere Opiumwet. Het is overigens een nogal serieuze verbouwing van de Opiumwet, die u hier overweegt. Het is aan de minister van VWS om daarop te reageren, dus ik zou u willen verzoeken om de motie aan te houden en het verder in debat te brengen met de minister van VWS.

De voorzitter:

Een verzoek aan de heer Sneller. Het woord is aan hem.

De heer Sneller (D66):

Als we het geregeld hadden, hadden we dit debat niet hoeven hebben, denk ik. Ik ben bereid de motie aan te houden, maar is het dan mogelijk om een schriftelijke appreciatie te krijgen van de minister?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ja, uiteraard kan de minister daar al op reageren. Dat lijkt me prima.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Sneller stel ik voor zijn motie (35954, nr. 7) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dan had u nog een vraag gesteld over de preventie van lachgas. U vroeg: als er geld overblijft van die 14 miljoen, kan dat dan in de preventieaanpak worden gestoken? Ik kan u toezeggen dat wij dit specifieke onderwerp zullen meenemen in hetgeen wij binnen de brede drugspreventie doen. Het overhevelen van het budget van 14 miljoen zal ingewikkelder worden, simpelweg omdat Justitie over dat deel van de begroting beschikt. Dat budget is niet zo eenvoudig over te hevelen naar de VWS-begroting. Dat is simpelweg ook technisch niet zo eenvoudig. Maar binnen de preventie van drugsgebruik in algemene zin nemen we het onderwerp lachgas met prioriteit mee wat mij betreft.

Dat was 'm, voorzitter.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag stemmen wij over de moties.

De vergadering wordt van 15.52 uur tot 16.04 uur geschorst.

Naar boven