Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 66, item 13 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 66, item 13 |
Aan de orde is de voortzetting van het debat over de ontwikkeling van de koopkracht en de stijgende energieprijzen.
(Zie vergadering van 23 maart 2022.)
De voorzitter:
Aan de orde is het vervolg van het debat over de ontwikkeling van de koopkracht en de stijgende energieprijzen. Ik heet de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van harte welkom. Helaas is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid afwezig door ziekte. We wensen haar natuurlijk het beste. Ik heet ook de minister van Financiën, de staatssecretaris van Financiën, de woordvoerders, de mensen op de publieke tribune en de mensen die het debat op een andere manier volgen van harte welkom. Ik zie dat er waarschijnlijk een punt van orde wordt gemaakt.
De heer Stoffer (SGP):
Dat klopt, voorzitter. Wij hebben heel veel informatie gekregen. Als we de gebruikelijke spreektijd voor de tweede termijn aanhouden, dan wordt het wellicht heel beknopt. Mijn voorstel is dus om er in ieder geval twee minuten van te maken, zodat we wellicht geen derde termijn nodig hebben, waar we ook over gesproken hebben. Mijn punt van orde is dus: twee minuten om alle informatie hier goed over de bühne te kunnen brengen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Stoffer van de SGP. Ik kijk even of er steun is voor dit voorstel. Het voorstel is dus: twee minuten in plaats van een minuut twintig, en dan geen derde termijn. Er is steun? Dan gaan we dat op die manier regelen. Ik kijk even naar de heer Klaver.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, ik had ook nog een punt van orde. Allereerst heel veel dank aan het kabinet voor alle toegezonden notities. Heel fijn. Het viel wel op dat er heel veel is weggelakt omdat het buiten de scope van de vraag viel. Omdat veel notities van Financiën kwamen, vraag ik de minister van Financiën of de informatie die is weggelakt wel bekend is bij de coalitiefracties.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de minister van Financiën. Kan zij deze vraag beantwoorden?
De heer Klaver (GroenLinks):
Of een andere bewindspersoon. Daar gaan ze zelf over.
De voorzitter:
Of een andere bewindspersoon?
Minister Kaag:
Niet stante pede. Volgens mij niet, maar ik wil het even herbevestigen.
De voorzitter:
Het wordt nog even uitgezocht. Dan stel ik voor dat wij nu van start gaan en dat een van de bewindspersonen daar zo op terugkomt. Ik geef als eerste het woord aan de heer Klaver van GroenLinks. U moet terug voor uw moties? Daar gaan de twee minuten! Gaat uw gang.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voorzitter, dank. Zoals zojuist gezegd, ook veel dank voor het toesturen van de notities. Het zijn 117 pagina's, die ik met veel plezier heb gelezen, omdat het ook echt inzicht geeft in de wijze waarop het kabinet heeft gezocht naar welke maatregelen genomen moeten worden.
Het heeft me echter geenszins gerustgesteld, om heel eerlijk te zijn. Als ik kijk naar welke besluiten zijn genomen en welke adviezen daaraan ten grondslag liggen, dan ben ik gewoon teleurgesteld. Er worden namelijk allerlei claims gedaan over waarom bepaalde zaken niet zouden kunnen, maar die zijn niet verder onderbouwd. Als het bijvoorbeeld gaat over iets aan de toeslagen doen, wordt er gezegd dat er problemen kunnen ontstaan met terugvordering. Maar mij wordt niet duidelijk of dan het probleem groter wordt en er daardoor meer mensen in de problemen komen, of dat het bedrag dat mensen eventueel zouden moeten terugbetalen omdat ze in de problemen komen dan een paar honderd euro hoger wordt. Hetzelfde geldt voor het wettelijk minimumloon. Daarover wordt gezegd dat het ingewikkeld is en dat we niet alle gevolgen overzien, maar ik zie geen doorrekening van wat het betekent als we het minimumloon in juli met 1%, 2%, 3%, 4% of 5% extra zouden verhogen. Wat zijn daar de effecten van? Dat zijn allemaal opties. Er worden beweringen gedaan die in hun algemeenheid kloppen, maar ik zie daar geen verdere uitwerkingen van.
Dan twee maatregelen die wel zijn genomen. Ten eerste de accijnsverlaging. Daarover wordt eigenlijk in advies na advies, in iedere memo opnieuw, geadviseerd om het niet te doen, omdat het eigenlijk een onverstandige, ongerichte maatregel is en veel ervan naar werkgevers gaat en niet bij individuen terechtkomt. Bij de btw is dat al helemaal het geval. Ik vond het vrij schokkend om te lezen dat het niet alleen ongericht is — dat wisten we al — maar dat het kabinet daarnaast niet eens kan zeggen of dit echt bij burgers terechtkomt. De energieleveranciers die hierop hebben kunnen reageren, zeggen ook dat ze niet kunnen garanderen dat dit echt naar de klant toe gaat en dat de energiepartijen dit niet in eigen zak houden.
Met andere woorden, we gaan straks 2 miljard uitgeven waarvan de doelmatigheid verre van vast te stellen is en het de vraag is of hier echt mensen mee geholpen worden. Ik vind dan ook dat we tot andere keuzes zouden moeten komen. Ik zou hier nog heel veel meer over kunnen zeggen, maar dat ga ik niet doen. Daar is de tijd namelijk helaas niet naar.
Ik heb één motie op dat punt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de energieprijzen de afgelopen maanden sterk zijn gestegen;
overwegende dat de groep "net-niet-minima" die geen recht heeft op de energietoeslag, grotendeels buiten de boot valt als het gaat om compensatiemaatregelen;
overwegende dat het verlagen van de accijns op benzine en diesel en het verlagen van de btw op energie maar zeer beperkt ten goede komen aan deze groep huishoudens, en dat dit geld volgens beslisnota's mogelijk überhaupt niet bij huishoudens terechtkomt;
verzoekt de regering om, in plaats van de verlaging van de accijns op benzine en diesel en de verlaging van de btw op gas en elektriciteit, het wettelijk minimumloon per 1 juli 2022 extra te verhogen boven op de gebruikelijke indexatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Klaver. Dan geef ik het woord aan de heer Nijboer van de PvdA.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Wij hebben twee halve dagen gedebatteerd en we vonden de argumentatie van het kabinet niet erg overtuigend. De minister van Financiën zei zelf ook: dit pakket verdient geen schoonheidsprijs. Dat ben ik van harte met haar eens. Mijn vraag is alleen wel waarom er dan geen beter, eerlijker pakket met gerichtere compensatie voor de lagere inkomens en middeninkomens ligt. De minister is immers de minister van Financiën en vicepremier, geen toeschouwer of commentator.
Daarom heb ik een voor mijn doen ongebruikelijk groot aantal moties, om toch een paar andere alternatieven voor het voetlicht te brengen, die ook in die memo's helemaal niet zijn weggeschreven. Sterker nog, er is meer commentaar op de accijnsverlaging en de btw-verlaging dan op andere alternatieven die ik nu voordraag.
Daar gaat ie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat gemeenten aangeven niet uit te komen met het budget;
verzoekt het kabinet het budget voor de energietoeslag te verhogen, zodat alle gemeenten inkomens tot 130% van het sociaal minimum een toeslag van €800 kunnen geven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat huurders in tochtige huizen vaak weinig aan de torenhoge energierekening kunnen doen;
overwegende dat sociale huurders een lager of middeninkomen hebben;
verzoekt het kabinet huurders extra te compenseren, bijvoorbeeld via de huurtoeslag, huurbevriezing of huurverlaging,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat reizen voor steeds meer mensen onbetaalbaar wordt;
overwegende dat er goede voorbeelden zijn in het buitenland waar openbaar vervoer fors aantrekkelijker is gemaakt in deze energiecrisis;
verzoekt het kabinet het openbaar vervoer fors betaalbaarder te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. Dan de laatste motie, en dat allemaal binnen de tijd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet van de 2,8 miljard slechts 480 miljoen ten goede laat komen aan compensatie voor de laagste inkomens;
overwegende dat er gerichtere maatregelen mogelijk zijn voor de lagere en middeninkomens dan de accijnzen en btw op de energierekening verlagen;
verzoekt het kabinet het koopkrachtpakket meer te richten op de lagere en middeninkomens,
en gaat over tot de orde van de dag.
Fantastisch. Dank u wel, meneer Nijboer. Dan geef ik het woord aan de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
Voorzitter, dank u wel. Een iets ander geluid van mij dan van de twee heren die voor mij spraken, niet omdat ik zo sta te springen om dit pakket, maar omdat we, als ik de strekking van de inbreng van de PvdA en GroenLinks overneem, het kabinet terug naar de tekentafel sturen. En snelheid is ook belangrijk. Mensen zitten nu in de problemen. Ik vind het pakket eigenlijk ook niet goed genoeg, maar ik wil voorkomen dat we verdere vertraging oplopen.
Ik heb drie moties. Op één ervan heeft de minister al min of meer een toezegging gedaan, maar die motie kan ze dan straks overnemen, zodat we er niet over hoeven te stemmen. Alle drie de moties zijn erop gericht dat we snel maatregelen nemen en aan de andere kant solidariteit in de samenleving behouden. Allereerst.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het moeilijk is gebleken om huishoudens in kaart te brengen die de compensatie voor gestegen energie- en brandstofprijzen het hardst nodig hebben;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe huishoudens die in energiearmoede dreigen te belanden, ook in de middenklasse, in de toekomst zo nodig sneller en gerichter kunnen worden geholpen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat snelle compensatie bijna per definitie ongericht is en dat een groot deel hiervan terechtkomt bij huishoudens die deze compensatie niet per se nodig hebben;
verzoekt de regering solidariteit in de samenleving te organiseren, bijvoorbeeld door het verhogen van de belasting op hoge inkomens of de belasting op winst van grote bedrijven,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Alkaya (SP):
Tot slot, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de energiebelasting een degressief karakter heeft, hetgeen inhoudt dat meer verbruik een lager belastingtarief inhoudt;
overwegende dat dit een gevoel van onrechtvaardigheid oproept;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe de energiebelasting eerlijker en dus minder degressief kan worden gemaakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Alkaya. Dan geef ik het woord aan de heer Tony van Dijck, PVV.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter, dank u wel. Deze week is toevallig de week van het geld. Laten we stilstaan bij de schuldenproblematiek. Ruim 600.000 huishoudens hebben problematische schulden in Nederland en dat was nog voor de energiecrisis. Bijna 100.000 mensen kloppen jaarlijks aan bij de schuldhulpverlening. Nu deze mensen te maken krijgen met een verdubbeling van de energielasten komen ze nog verder in de problemen. Deze minister voor Armoede gaat het dus ook erg druk krijgen, ben ik bang. Energiebedrijven luidden gisteren in De Telegraaf de noodklok. Zij vrezen ook voor een enorme schuldengolf dit jaar, omdat klanten de geëxplodeerde energieprijzen niet kunnen opbrengen. Zij maken zich grote zorgen, met name over de groep die net boven dat sociaal minimum zit en geen recht heeft op die €800.
Voorzitter. Niet alleen de minima, maar ook de middeninkomens en gepensioneerden met een AOW en een klein pensioentje krijgen dit jaar klappen. De PVV pleit er daarom voor om meer compensatie te geven en meer koopkrachtherstel. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de prijzen voor energie en brandstof aanzienlijk zijn gestegen;
overwegende dat mede hierdoor de inflatie flink is opgelopen en de koopkracht voor iedereen in de min zit;
verzoekt de regering ter compensatie de btw op energie en de accijns op brandstof tot eind 2022 op nul te zetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter. Dan nog kort over de eenmalige energietoeslag. In de brief lees ik dat alles tot stand is gekomen in nauw overleg met de VNG, maar tegelijkertijd krijgen we een brandbrief van de VNG waarin staat dat ze het budget ontoereikend vinden en dat de doelgroep niet helder is afgebakend. Kennelijk zijn er nog veel hiaten in deze wet. Kan de minister deze wegnemen? Wie komt er nu precies in aanmerking voor deze energietoeslag en hoe wordt dit bepaald? Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat gemeenten veel vrijheid hebben om de regeling eenmalige energietoeslag uit te voeren;
overwegende dat de regeling eenduidig, snel en eenvoudig moet kunnen worden uitgevoerd en gecommuniceerd naar de inwoners;
overwegende dat de VNG aangeeft dat onder andere de afbakening van de doelgroep nog onduidelijk is en dat het huidige budget waarschijnlijk ontoereikend is;
verzoekt de regering opnieuw in overleg te treden met de VNG om te voorkomen dat de uitvoering van de eenmalige energietoeslag in het gedrang komt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Grinwis van de ChristenUnie.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de bewindspersonen voor de duidelijke beantwoording in eerste termijn. Dank aan staatssecretaris Van Rij dat hij zodra mogelijk de ingewikkelde btw-teruggaveregeling voor zonnepanelen wil omzetten naar een btw van 0%. Ik ben daar blij mee en ik denk dat vooral heel veel mensen daar blij mee zijn, want wat is dat nu een gedoe. Ook dank aan de minister van SZW, die er nu niet is maar wordt waargenomen door de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, dat de €800 leidend is en niet het budget. Om aan alle onduidelijkheid een einde te maken en dat goed vast te leggen, ook vanuit de Kamer wat mij betreft, heb ik de volgende motie met ook een duidelijke boodschap voor de minister van Financiën.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet de huishoudens met inkomens tot circa 120% van het sociaal minimum eenmalig tegemoetkomt voor de gestegen energieprijzen met €800;
overwegende dat voor het kabinet die €800 leidend is en niet het daarvoor beschikbaar gestelde budget;
overwegende dat vanuit gemeenten signalen komen dat het beschikbaar gestelde budget niet afdoende is om de beoogde doelgroep tegemoet te komen;
verzoekt de regering om zo snel mogelijk in overleg te treden met de VNG/gemeenten om knelpunten te inventariseren, en als blijkt dat zij inderdaad niet afdoende budget hebben om huishoudens met lage inkomens tegemoet te komen, hun de benodigde extra middelen toe te kennen, en dit op een vergelijkbare manier te dekken als in de huidige regeling,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. De heer Nijboer, PvdA.
De heer Nijboer (PvdA):
Het is een heel precieze motie. Dus ik moet even goed begrijpen wat er staat. We hebben het ook gehad over de 130% die sommige gemeenten hanteren, waaronder de gemeente waar de heer Grinwis in de raad heeft gezeten. Het zijn sociale gemeenten, maar die kunnen dat waarschijnlijk niet uit het budget betalen. Ziet de motie erop dat gemeenten die 130% willen vergoeden en dat ook in de systemen hebben staan zodat het snel bij de mensen komt, ook genoeg geld moeten krijgen?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voor alle helderheid: deze motie grijpt aan op wat het kabinet zelf heeft gecommuniceerd, namelijk die €800 tot 120%. Het dictum van deze motie ziet daarop. Dat mag absoluut geen discussie zijn. Als er extra geld nodig is om gemeenten die €800, door het kabinet geformuleerd, aan de doelgroep te laten uitkeren, als daar dus een tekort ontstaat, moet er net zoals in het pakket van 2,8 miljard aan geld uit de aardgasbaten komen om dat bij te spijkeren. Als in de praktijk gemeenten die €800 niet kunnen targeten tot de 120%-groep, omdat ze een armoedebeleid hebben tot de 130%-groep, lijkt mij dat absoluut een onderwerp voor het gesprek tussen VNG/gemeenten en het kabinet. Daar doe ik in deze motie en in het dictum geen uitspraken over, aangezien het kabinet in de brief aan de Kamer aangeeft dat die 130%-uitbreiding met dit budget niet is voorzien. Ik zie wel het uitvoeringsissue dat de heer Nijboer ook ziet, en geef aan het kabinet mee "alsjeblieft, ga daar welwillend mee om", want als je boodschap aan de gemeenten is "keer snel uit" en het in de praktijk moeilijk blijkt om dat te targeten tot die 120%, moet je daar welwillend naar luisteren.
De heer Nijboer (PvdA):
Er waren twee onderdelen in het debat. Het eerste was die 120%, genoeg geld en €800 is €800. Dat is deze motie en dat had het kabinet eigenlijk al toegezegd. Het andere was de 130%. Dat gaat dus niet gebeuren, maar daarover mogen ze wel in gesprek. Dat is hoe het zit.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Jazeker. Ja, dat klopt. Ik ga in het dictum niet verder dan het kabinet in het debat heeft toegezegd, maar wel met dien verstande dat het niet zo kan zijn dat dit geld dan maar uit de bestaande potten van het ministerie van SZW moet komen. Het zal gelijk met de andere maatregelen gedekt moeten worden op de manier zoals de maatregelen nu worden gedekt, dus uit de aardgasbaten.
De heer Klaver (GroenLinks):
Voor mijn gevoel was dit wel wat het kabinet al wilde gaan doen. Als u het nodig vindt om het nog in een motie vast te leggen, kan dat. Het echte punt is natuurlijk dat het om ongeveer 400.000 mensen zou gaan als alle gemeenten van 120% naar 130% zouden gaan. Daar is nu sowieso geen geld voor. Laat ik het anders formuleren. Steunt u het voorstel van de heer Nijboer en mij om ervoor te zorgen dat gemeenten ook daar financieel voor zijn toegerust?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, zover ga ik niet. Ik zeg wel tegen het kabinet: ik weet dat er gemeenten zijn met een armoedebeleid tot 130%. Ik ben benieuwd of zij het op korte termijn voor elkaar krijgen om een uitsnede te maken van 0% tot 120% om hun tegemoet te komen. Ga welwillend met die gemeenten in gesprek, want het gaat erom snel die €800 bij de mensen met de lage inkomens, die dit heel hard nodig hebben, te krijgen. Maar nee, ik ga niet zo ver om te zeggen: nu categorisch iedereen tot 130%.
De heer Klaver (GroenLinks):
Waarom eigenlijk niet? Dat is toch eigenlijk vreemd? Daar ging het in het vorige debat uitgebreid over. We zeggen niet categorisch. Nee, sommige gemeenten hebben dit beleid. Daar moeten we hen volgens mij in faciliteren. Nu wordt er verdorie een motie vanuit de coalitie ingediend op een punt dat het kabinet al min of meer heeft toegezegd: ja, we gaan dat financieren en er is geen probleem. Het echte punt is om ervoor te zorgen dat hiervoor honderdduizenden mensen extra in aanmerking komen en daar pakt de ChristenUnie niet op door. Dit is echt een potje gratis bier van heb ik jou daar.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Nee, dat is het niet. Deze motie zegt heel duidelijk op welke manier eventuele extra middelen gedekt moeten worden. Dat is één meerwaarde van de motie. De andere is — en dat zeg ik erbij — dat ik vind dat het kabinet een welwillend oor moet hebben, als gemeenten zich melden omdat zij moeite hebben met het snel uitvoeren van die armoederegeling omdat hun armoedebeleid niet van 0% tot 120% loopt maar van 0% tot 130% en van 0% tot 125%. Ik ga het kabinet op dit moment in die motie en met de Kameruitspraak die ik voorleg, houden aan wat het zelf heeft gecommuniceerd en niet wat wij hier in de Kamer wel of niet zouden willen. Als de heer Klaver of de heer Nijboer hier een motie op wil indienen, prima.
De voorzitter:
U was aan het einde van uw betoog?
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja.
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Van Weyenberg van D66.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank, voorzitter. Ik heb die motie medeondertekend omdat er gemeenten zijn die wel degelijk minder willen geven dan €800 tot 120% omdat ze bang zijn dat er meer gebruik van wordt gemaakt dan waar in het sommetje mee is gerekend. Zij moeten zich geen zorgen hoeven maken over de financiële rekening. We gaan nog apart met de minister voor Armoedebeleid praten over het wetsvoorstel. Daarbij moeten precies de vragen die volgens mij terecht door de heer Klaver en de heer Nijboer worden geadresseerd, aan bod komen. Maar ik wil ook niet een regeling maken die vastloopt in de uitvoering. We hebben een hele dikke brief van het ministerie van SZW gekregen over de grenzen die er zijn. Ik sluit me graag aan bij de welwillende houding van de heer Grinwis en bij zijn verzoek.
Ik heb zelf twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verduurzaming belangrijker is dan ooit, niet alleen omdat het goed is voor de aarde maar ook om onafhankelijk te worden van Poetin;
constaterende dat de subsidievoorwaarden van de Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing voor woningeigenaren (ISDE) als voorwaarde heeft om binnen één kalenderjaar minimaal twee isolerende (of aanverwante) maatregelen te nemen om voor subsidie in aanmerking te komen;
overwegende dat door de huidige drukte in de bouw het voor woningeigenaren lastig is om twee maatregelen uit te laten voeren binnen in één jaar;
verzoekt de regering om de subsidievoorwaarden op korte termijn te verruimen, bijvoorbeeld door bewoners de mogelijkheid te geven om ook voor subsidie in aanmerking te komen indien ze in een periode van twee jaar twee duurzaamheidsmaatregelen nemen of door subsidiemogelijkheden te bieden voor het uitvoeren van één duurzaamheidsmaatregel,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Weyenberg (D66):
Voorzitter. De tweede motie gaat over wat te doen voor mensen die nu in een schuldentraject zitten. Ik heb daar in het debat ook vragen over gesteld.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de stijgende energieprijzen ondanks de tegemoetkomingen een forse aanslag zijn op het vrij besteedbare inkomen van mensen met een laag inkomen;
overwegende dat mensen in een schuldentraject, zoals de Wsnp of de Msnp of een traject waarbij loonbeslag is gelegd, vaak een vast termijnbedrag betalen, waarbij zij een klein bedrag overhouden waaruit de vaste lasten moeten worden betaald;
van mening dat voorkomen moet worden dat deze groep nieuwe schulden opbouwt wanneer zij vanwege de toegenomen energiekosten niet meer van dit vrij besteedbare inkomen rond kunnen komen;
verzoekt de regering met bewindvoerders, schuldhulpverleners en schuldeisers in gesprek gaat om te bespreken of termijnbedragen tijdelijk aangepast kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Azarkan van DENK.
De heer Azarkan (DENK):
Dank, voorzitter. Al voor de crisis zaten al te veel Nederlanders in armoede. Te veel Nederlanders zijn kwetsbaar. Dat punt heb ik in mijn eerste termijn gemaakt. Hoe kan het dat in een welvarend land als het onze 400.000 kinderen in armoede leven, veel mensen aangewezen zijn op de voedselbanken en bijna een miljoen Nederlanders in de problemen komen als de prijzen stijgen? Dat debat zouden we echt eens met elkaar moeten voeren.
De tweede constatering is dat minister Van Gennip vorige keer zei: dank aan de Kamer, want u houdt mij scherp. Ik vroeg toen waaruit dat bleek. Misschien kan daar eens op gereflecteerd worden vanuit vak-K. Welke voorstellen van de oppositie zijn serieus gewogen en welke voorstellen zijn aangepast op basis van inzichten vanuit de oppositie? Of is het eigenlijk zo dat alles al redelijk afgewogen was, dat de beste ideeën al bij het kabinet lagen en dat alles al vergeven was en wij er een beetje voor spek en bonen bij zaten?
Voorzitter, ik heb twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zowel de energietarieven als de benzineprijzen fors zijn gestegen als gevolg van diverse externe factoren;
overwegende dat deze tarieven weer zouden moeten dalen als deze externe factoren op enig moment weer gaan verdwijnen;
verzoekt de regering om de ACM te laten monitoren of de tarieven voor energie en benzine in de toekomst weer dalen naar het niveau dat er was voordat vraag en aanbod op de energiemarkten verstoord werden, en hierover aan de regering en de Kamer te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland de benzine- en dieselaccijns heeft verlaagd met 17 en 11 cent per liter, maar dat de buurlanden België en Duitsland een substantieel grotere verlaging hebben doorgevoerd;
overwegende dat dit grens- en weglekeffecten kan veroorzaken, die nadelig zijn voor de schatkist en pomphouders in de grensregio's;
verzoekt de regering te monitoren hoe het verschil in brandstofprijzen zich ontwikkelt en welke effecten dit heeft, en indien nodig het beleid bij te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van Haga van de Groep Van Haga.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Voorzitter. De maatregelen zijn wat BVNL betreft onvoldoende. Laten we burgers en ondernemers permanent helpen. Daarnaast verdienen ondernemers wat extra aandacht. Daarom heb ik de volgende twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering de verlaging van de accijns op brandstof en de verlaging van het btw-tarief op energie uit het koopkrachtpakket permanent te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat mkb-ondernemingen hard worden geraakt door de stijgende energie- en brandstofprijzen en daardoor gedwongen worden de productie stil te leggen of zelfs failliet dreigen te gaan;
overwegende dat het huidige pakket voor veel mkb-ondernemingen niet voldoende steun zal bieden;
verzoekt de regering verder te onderzoeken welke soort mkb-ondernemingen het hardst worden getroffen en spoedig met een aanvullend pakket te komen voor deze groep,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Haga (Groep Van Haga):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Inge van Dijk van het CDA.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat we in onzekere economische omstandigheden leven, die afhankelijk zijn van externe ontwikkelingen, als gevolg waarvan zich verschillende economische scenario's voor kunnen doen;
overwegende dat groepen inwoners door zulke ontwikkelingen verschillend geraakt kunnen worden en dat we waar mogelijk moeten voorkomen dat kwetsbare groepen financieel door het ijs zakken;
overwegende dat het voor tijdige en effectieve beleidsreacties essentieel is om te weten welke groepen kwetsbaar zijn en wat het effect van verschillende scenario's op deze groepen is;
verzoekt de regering op korte termijn de onder de huidige economische omstandigheden kwetsbare groepen in kaart te brengen en voor deze groepen in verschillende scenario's uitvoerbare plannen voor te bereiden, zodat tijdig en effectief kan worden gereageerd met ondersteunend en gericht beleid voor 2023, en hiervoor ook voorbereidingen te treffen in de Miljoenennota en het Belastingplan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er reeds verschillende ondersteunende regelingen zijn waar mensen die hard worden geraakt in hun koopkracht onder de huidige omstandigheden gebruik van kunnen maken, zoals de bijzondere bijstand of bepaalde inkomensondersteuning voor ouderen;
constaterende dat deze regelingen lang niet bij iedereen bekend zijn, noch onder welke omstandigheden men gebruik kan maken van dergelijke regelingen of aan welke voorwaarden daarvoor moet worden voldaan;
overwegende dat inwoners als gevolg daarvan geen aanspraak maken op ondersteunende regelingen waar zij wel recht op hebben en die voor hen broodnodig kunnen zijn om het hoofd boven water te houden;
verzoekt de regering zo snel mogelijk een overzicht van dergelijke regelingen en een oproep om hier gebruik van te maken te communiceren via diverse landelijke mediakanalen, met de omstandigheden waaronder van dergelijke regelingen gebruik kan worden gemaakt en de voorwaarden waaraan moeten worden voldoen om aanspraak te kunnen maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Dan de laatste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de zogenoemde Europese btw-tarievenrichtlijn (Bijlage III bij Richtlijn 2006/112/EG) het mogelijk gaat maken na 5 april 2022 een btw-nultarief toe te passen op het openbaar vervoer;
constaterende dat ter ontlasting van de kosten van woon-werkverkeer overgegaan wordt tot accijnsverlaging over ongelode benzine, diesel en lpg/nlg en tot het verhogen van de onbelaste kilometervergoeding;
overwegende dat het reizigersaantal in het openbaar vervoer na de voorgaande coronamaatregelen naar verwachting pas in 2025 op het oorspronkelijke niveau teruggekeerd zal zijn;
overwegende dat het versneld herstellen van het reizigersaantal in het openbaar vervoer de mogelijkheid biedt om de regeling openbaar vervoer te bekorten of versneld te beëindigen;
verzoekt de regering, ten gunste van het vergroten van het aantal reizigers in het openbaar vervoer en het beperken van de reiskosten, te onderzoeken of het verlaagde btw-tarief op openbaarvervoersbewijzen tijdelijk naar 0% kan worden gebracht, en dit te betrekken bij de brede evaluatie van het lage btw-tarief waarvan het openbaar vervoer deel uitmaakt,
en gaat over tot de orde van de dag.
Daar is een vraag over van de heer Klaver van GroenLinks. Wilt u de motie nog even terug?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Nee.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ze kent de motie gewoon uit haar hoofd. Ik had een vraag. Ik vind het een buitengewoon interessante motie. Daarin wordt ook iets gezegd over de evaluatie. Is ook het verzoek aan het kabinet om dit te betrekken bij het Belastingplan van dit najaar, om te kijken of het daar al mogelijk is? Begrijp ik dat goed?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb begrepen dat de evaluatie later klaar is dan de plannen voor het Belastingplan ingediend worden, dus dat zal heel lastig worden. Maar ik vind het wel heel interessant om precies te weten wat de consequenties zijn, zodat we er wellicht later met elkaar over door kunnen debatteren.
De heer Klaver (GroenLinks):
Dan heeft deze motie dus pas op z'n vroegst effect in 2024.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Naar ik heb begrepen wel. Maar dan nog vind ik het echt serieus interessant om het te bekijken met elkaar.
De heer Klaver (GroenLinks):
Dan is wel mijn vraag: waarom een motie indienen om een debat te kunnen hebben over iets wat misschien in 2024 gaat gebeuren? Dat debat kunnen we dan sowieso met elkaar hebben. Ik dacht: dat is interessant, hier wordt het kabinet echt iets gevraagd. Richting het Belastingplan gaan we dan kijken naar een nultarief voor het openbaar vervoer. Maar dit is ook weer een gratis discussie om ergens in 2024 misschien een keer iets te gaan doen. Als dat het is, dan zou ik zeggen: hartstikke mooi, ik ben ervoor, maar dan is deze motie misschien niet nodig.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik denk dat die wel nodig is, omdat we daarnaast nog een ander probleem signaleren. We willen graag het openbaar vervoer stimuleren. Volgens mij zijn wij het daar wel over eens. We constateren dat het best lastig is om de mensen weer terug in het openbaar vervoer te krijgen. Dus wellicht zou het win-win kunnen zijn. Ik vind het echt de moeite van het onderzoeken waard.
De heer Alkaya (SP):
Ik vind het ook een interessante motie. Ik heb zelf ook Kamervragen gesteld over precies hetzelfde onderwerp. Ik wacht de antwoorden op die vragen af. De argumenten die mevrouw Van Dijk noemt, zijn niet tijdelijk van aard. In de motie staat: onderzoeken of het tijdelijk kan. Maar moeten we eigenlijk niet met z'n allen toe naar een permanent nultarief voor het openbaar vervoer, omdat het zo'n basisvoorziening is, vanwege al die argumenten die mevrouw Van Dijk hier ook zelf geeft?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
In relatie tot het koopkrachtdebat over de vraag hoe wij mensen kunnen helpen en kunnen stutten in hun inkomen en in relatie tot de discussie over hoe we het openbaar vervoer op niveau krijgen, hebben wij de motie ingediend en op basis daarvan een onderzoek aangevraagd.
De heer Alkaya (SP):
De motie is helder en ook is helder hoe die is afgebakend. Ik vraag om de mening van mevrouw Van Dijk. Is zij het met mij eens dat wij aan het kabinet moeten vragen of dit niet structureel kan worden? Alle argumenten die zij aandraagt zijn structureel en niet tijdelijk van aard.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik heb nog helemaal geen idee wat de impact van het onderzoek zal zijn. Op het moment dat dit heel veel geld gaat kosten, zal ik moeten kiezen uit misschien heel veel goede wensen. Ik wil graag integraal die afweging kunnen maken en daarvoor wil ik het wel weten.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Inge van Dijk. Dan geef ik het woord aan de heer Heinen, VVD.
De heer Heinen (VVD):
Ik ben gewend dat ik altijd het woord krijg.
De voorzitter:
Het woord is aan de heer Heinen.
De heer Heinen (VVD):
Ja, dank u wel, ik stond netjes te wachten, mensen.
Voorzitter. Dit is wel een serieus onderwerp, ondanks dit lolletje. Alles wordt duurder en de energieprijzen stijgen. Onze koopkracht staat onder druk en mensen maken zich daar terecht zorgen over. Het is goed dat er nu, bovenop de eerdere verlaging van de energiebelasting, een aanvullend pakket ligt waarbij de btw op de energierekening wordt verlaagd, de accijnzen aan de pomp worden verlaagd en de steun aan kwetsbare huishoudens wordt uitgebreid. Het eerlijke verhaal is dat we mogelijk niet alles kunnen compenseren. Maar we kunnen er met elkaar wel alles aan doen om te proberen de pijn zo veel mogelijk te verzachten.
Onlangs heeft de Kamer besloten de jubelton eerder af te schaffen. Dit bleek technisch mogelijk. Ik hoorde van de staatssecretaris in zijn eerste termijn dat ook het naar voren halen van de kilometervergoeding technisch mogelijk is. Ik vraag me daarom af of we beide dan niet kunnen combineren. Het ene levert geld op en het ander kost geld: van goedkoop schenken naar goedkoop tanken! Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding, ook wel kilometervergoeding genoemd, pas in 2024 en 2025 wordt ingevoerd;
overwegende dat een eerdere verhoging in 2023 haalbaar moet zijn;
verzoekt de regering de onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari 2023 al zo veel mogelijk te verhogen en voor dekking in de eerste plaats te kijken naar de eerder verlaagde jubelton door middel van een intertemporele kasschuif,
en gaat over tot de orde van de dag.
Er is een vraag van de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
Het is goed om te zien dat de VVD inspiratie haalt uit mijn motie over de jubelton. Het verschil is natuurlijk wel dat ik sprak over zo veel mogelijk verlagen, omdat daar een ondergrens aan zit, namelijk nul. Zo veel mogelijk verhogen is toch wel iets anders van aard. Wat is zo veel mogelijk verhogen? Dit moet natuurlijk ook niet een enorme lastenverlaging voor het bedrijfsleven zijn. Dat is de VVD toch met mij eens?
De heer Heinen (VVD):
Dat vind ik een terechte vraag. Ik refereer hier aan het coalitieakkoord. Daarin wordt het in twee stappen verhoogd in latere jaren. Eerst gaat het van €0,19 naar €0,21 en dan van €0,21 naar €0,23. Dat kost zo'n 400 miljoen. Het gaat dus in stappen van 200 miljoen omhoog. De reden waarom ik "zo veel mogelijk" zeg, is omdat we natuurlijk ook goed moeten kijken welk budget we hebben om het te verhogen. In mijn eerdere termijn, waarin ik dit punt maakte, liep de heer Nijboer naar voren. Ik zie hem nu ook weer staan, dus misschien gaat hij dezelfde vraag stellen. Hij zei: laat het dan niet een doekje voor het bloeden zijn en slechts een tiende van een cent. Dat vond ik een terechte opmerking. Ik vind alleen dat we hier eerlijk met elkaar politiek moeten bedrijven. We moeten eerst kijken hoeveel het budget is. Op basis van een Kamerbrief over de jubelton en gehoord de staatssecretaris, kwam ik tot het rekensommetje van 160 miljoen. De staatssecretaris zei dat net wat anders te duiden. Ik hoor graag wat de staatssecretaris daar straks over te zeggen heeft. Maar dan kom je al heel dicht bij die eerdere verhoging. Daarnaast roep ik het kabinet ook op om dit mee te nemen in de voorjaarsbesluitvorming en te kijken of dit eventueel nog verder omhoog kan.
De heer Nijboer (PvdA):
De heer Heinen voelde hem al een beetje aankomen. Hij zei: goedkoop tanken. Nou, het wordt niet heel goedkoop als er 1 of 2 cent meer vergoeding is. Ik vraag toch aan welke orde van grootte hij denkt. Ik heb de kabinetsbrief gelezen. Daarin stond eigenlijk dat het deze kabinetsperiode moet, dus twee of drie keer 7 miljoen. Dat schiet dan niks op. Als je het 100 jaar doet, dan is het 700 miljoen. Dan schiet het wat meer op, maar dat is misschien wat lang. Ik dacht zelf een beetje richting een onbelaste vergoeding van 30 cent per kilometer, of in ieder geval stappen daarnaartoe. Dat vind ik redelijk, met deze prijzen. Waar denkt de heer Heinen aan?
De heer Heinen (VVD):
Deze snap ik. Dat past ook bij de heer Nijboer. Je geeft een vinger en hij neemt natuurlijk de hele hand. Zo ken ik hem ook. Het gaat altijd zo. Als ik "30 cent" had gezegd, dan had Nijboer hier natuurlijk gestaan en gezegd: ik wil 50 cent. Nee, is dat niet zo? Oké, ergens kunnen we elkaar dan vinden. Ik sluit hierbij in eerste instantie echt aan bij wat we in het coalitieakkoord doen. Dat zijn twee stappen omhoog, naar uiteindelijk 23 cent. Dat gaat dus in twee stappen, in 2024 en 2025. Dat treintje zou je eigenlijk naar voren kunnen halen. In die metafoor wil ik ook graag benoemen dat de onbelaste reiskostenvergoeding natuurlijk ook voor het ov geldt en niet alleen voor de automobilist. Misschien is dat goed om te benadrukken.
De heer Tony van Dijck (PVV):
In de brief stond te lezen dat het naar voren halen van het verlagen van de jubelton eigenlijk niks opleverde. We staan hier nu mooi weer te spelen, alsof er hoop is voor de mensen dat die kilometervergoeding eerder omhooggaat. Maar dat gebeurt dus niet, want de dekking op basis van de jubelton stelt niks voor. Dat heeft u zelf in de brief kunnen lezen. Misschien kan ik u helpen met een motie die de heer Omtzigt vandaag in een eerder debat indiende. Dat betrof de expatregeling, die alle coalitiepartijen wilden afschaffen. Dat levert 100 miljoen op. Daar kunnen we wél iets mee doen wat betreft het naar voren halen van de verhoging van de kilometervergoeding.
De heer Heinen (VVD):
Allereerst wil ik graag benoemen dat de winst van vanavond is dat de PVV meedenkt over de financiële dekking van voorstellen. Dat vind ik echt fijn om te zien. In het verleden was het natuurlijk: stap maar uit Brussel en daarmee betaal je alles. Dus, dank u wel.
In alle ernst snijdt de heer Tony van Dijck hier natuurlijk wel een serieuze discussie aan. Die heb ik ook gevoerd met de staatssecretaris. Als ik zelf sec bij de brief blijf, zoals die naar de Kamer is gestuurd, dan zie ik staan: additioneel 7 miljoen over de komende twintig jaar. Dan leert dat rekensommetje dat je additioneel 140 miljoen hebt. Ik heb de staatssecretaris ook gehoord. Hij zei: dat zit misschien iets anders in elkaar. Daarom zeg ik in de motie ook: kijk nou in de eerste plaats hiernaar. Ik denk dat het wel kan. Dan kun je, in boekhoudkundige termen, intertemporeel de kasjaren naar voren halen en het daarmee dekken. Ik snap dat mensen nu afhaken, want ik ga wel heel ver de techniek in. Het is technisch mogelijk, maar we moeten natuurlijk wel heel goed kijken of het inderdaad oplevert wat ik denk dat het oplevert. Dat ben ik met u eens.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Heinen. Dan geef ik het woord aan de heer Van Raan, Partij voor de Dieren.
De heer Van Raan (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik heb drie moties. Die zijn vrij lang, dus ik begin meteen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Investico heeft onderzocht dat vooral de rijke huishoudens profiteren van de belastingverlagingen op brandstof en energie;
constaterende dat er, in vergelijking met deze belastingverlagingen, juist relatief weinig middelen zijn vrijgemaakt voor de isolatie en verduurzaming van woningen, waar juist de armste huishoudens onder lijden;
constaterende dat fossiele bedrijven nu juist profiteren van de hoge prijzen voor brandstof en energie;
overwegende dat met een solidariteitsheffing voor fossiele bedrijven, bestaande uit winsten die nu op olie en gas worden gemaakt, kwetsbare huishoudens kunnen worden ondersteund in de energietransitie, die voor hen de enige echte duurzame oplossing voor de volatiele energie- en brandstofprijzen is;
verzoekt de regering om een solidariteitsfonds op te richten bestaande uit een solidariteitsheffing voor fossiele bedrijven, om in ieder geval de meest kwetsbare mensen te beschermen door de middelen hieruit beschikbaar te stellen voor besparing en verduurzaming van hun huizen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat door de hogere kosten van levensonderhoud, met name de kosten van energie, burgers in financiële problemen kunnen komen en dat daarbij hun buffers niet voldoende zijn om deze kosten op te vangen en burgers dus (verder) in de schulden terechtkomen;
overwegende dat hierdoor burgers buiten hun schuld in aanraking kunnen komen met deurwaarders, met alle nare gevolgen van dien;
constaterende dat deze hogere kosten, schulden en verhoogde kans op deurwaarders veel zorgen en stress kunnen veroorzaken;
verzoekt de regering in gesprek te gaan met organisaties van energieleveranciers op welke manier coulanter kan worden omgegaan met energieschulden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Raan (PvdD):
Dan de laatste motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet aangeeft ten behoeve van de koopkracht, besparing en verduurzaming te willen stimuleren;
constaterende dat het 0% btw-tarief nog niet van toepassing is op dubbelglas, warmtepompen, zonnepanelen, zonnebatterijen en isolatiemaatregelen;
overwegende dat dit soort effectieve manieren van besparen en verduurzamen nog lang niet voor alle inkomens binnen bereik is;
constaterende dat de EU sinds december 2021 het 0% btw-tarief toestaat voor meer producten die huishoudens helpen besparen en verduurzamen;
verzoekt de regering om het 0% btw-tarief voor dubbelglas, warmtepompen, zonnepanelen, zonnebatterijen en isolatiemaatregelen mee te nemen in de besluitvorming voorafgaand aan het Belastingplan 2023,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel.
De heer Van Raan (PvdD):
Dank voor uw coulance, voorzitter.
De voorzitter:
Merci, meneer Van Raan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Den Haan, Fractie Den Haan.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan het kabinet voor de inzet op het pakket met aanvullende maatregelen. Ik heb een aantal moties meegetekend met de heer Van Raan, maar ik vind het toch ook wel echt heel belangrijk dat alle maatregelen die er zijn, ook echt beschikbaar komen voor mensen en dat er, zeg maar, proactief wordt ingezet op het aanbieden van die maatregelen. Vandaag stond ook weer in de krant dat bijna 20.000 ouderen hun aanvulling op de AOW niet ophalen. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet een pakket aan maatregelen heeft gepresenteerd om de daling in koopkracht enigszins te compenseren;
overwegende dat er mensen zijn die recht hebben op een of meer van de maatregelen en dat door bijvoorbeeld laaggeletterdheid niet weten;
verzoekt de regering om samen met gemeenten te bezien hoe zo veel mogelijk huishoudens die de aanvullende maatregelen nodig hebben proactief benaderd kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan kijk ik even naar de heer Dassen van Volt.
De heer Dassen (Volt):
Dank, voorzitter. Dank aan de bewindspersonen voor het debat.
Een van mijn moties sluit bijzonder veel aan bij de motie die de heer Van Raan net indiende. Dus ik denk dat we dadelijk even moeten kijken wat de overlap precies is.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zonnepanelen, warmtepompen en isolatiemateriaal in Nederland onder het hoge tarief van 21% vallen;
overwegende dat het gebruik van zonnepanelen, warmtepompen en isolatiemateriaal het gebruik van gas significant kan terugdringen en dat dit huishoudens helpt hun energierekening betaalbaar te maken of te houden;
verzoekt de regering om in het Belastingplan 2023 tijdelijk de aankoop van zonnepanelen, warmtepompen en isolatiemateriaal onder het nultarief in te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Dassen (Volt):
Deze sluit daarop aan.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat werkzaamheden aan woningen, waar bijvoorbeeld isolatie onder valt, onder het 9%-tarief vallen en dat de Raad van Ministers van Financiën de mogelijkheid heeft gegeven om deze te verlagen naar een tarief tussen 0% en 5%;
verzoekt de regering om de opties binnen de btw-richtlijn in kaart te brengen, als input voor het Belastingplan 2023, om tijdelijk de verduurzamingswerkzaamheden van woningen, specifiek de isolatie van woningen en het installeren van dubbelglas, warmtepompen en zonnepanelen, onder het nultarief in te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Dassen. Dan geef ik het woord aan de heer Eerdmans, JA21.
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, goedenavond, ook aan de collega's. JA21 heeft twee voorstellen die we graag te berde willen brengen om de pijn te verlichten in ons land. Ik ben benieuwd naar de reactie van het kabinet. De eerste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat terecht veel aandacht uitgaat naar de gevolgen van de kelderende koopkracht en stijgende prijzen voor de mensen met de laagste inkomens;
overwegende dat werkende Nederlanders met een modaal inkomen echter eveneens hard geraakt gaan worden;
overwegende dat zij, net als voor veel reguliere toeslagen, ook niet in aanmerking komen voor de energietoeslag;
spreekt uit dat de koopkrachtmaatregelen van het kabinet ontoereikend zijn voor Nederlanders met een modaal inkomen;
verzoekt de regering deze groep meer prioriteit te geven in haar koopkrachtmaatregelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Eerdmans (JA21):
De tweede motie gaat over btw.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de btw-inkomsten voor dit jaar zijn begroot op 67,5 miljard euro;
constaterende dat de gestegen prijzen, ondanks de verlaging van de btw op energie, kunnen leiden tot hogere totale btw-inkomsten voor het Rijk;
overwegende dat de Staat niet extra mag verdienen aan het steeds duurder wordende dagelijks leven van Nederlanders;
verzoekt de regering eventuele hogere dan de begrote btw-inkomsten terug te laten vloeien naar de samenleving in de vorm van lastenverlichting,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Stoffer, SGP.
De heer Stoffer (SGP):
Voorzitter. Vorige week vroeg ik of de vermindering van de energiebelasting per 1 januari 2022 verhoogd kon worden. Daardoor zijn lage en middeninkomens namelijk veel meer geholpen dan door een generieke btw-verlaging. Ik dank het kabinet en specifiek de staatssecretaris voor de brief met de reactie op dat voorstel. Goed nieuws, want het blijkt voor de Belastingdienst wel uitvoerbaar, maar voor de energieleveranciers ligt dat moeilijker. Men geeft drie redenen aan. Voor klanten die dit jaar al een jaarrekening hebben gehad, moet er een nieuwe factuur opgesteld worden. Maar naar mijn bescheiden mening is dat een koud kunstje. Dat doen ze namelijk elk jaar al. Er dreigen problemen bij overstappers, maar ik denk niet dat er heel veel overgestapt zijn met een stijgende energierekening in het vooruitzicht. Ook hier is het niet onuitvoerbaar. Het is de vraag of het voordeel al in 2022 gemerkt wordt door huishoudens, omdat de voorschotten aangepast moeten worden. Maar een feit is dat gezinnen het voordeel in ieder geval wel gaan merken in tegenstelling tot een generieke btw-verlaging. Op pagina 77 van de inventarisatielijst wordt terecht opgemerkt dat een btw-verlaging mogelijk niet doorberekend wordt aan huishoudens. Waarschijnlijk komt een deel van de btw-verlaging dus bij de energieleveranciers terecht. En ten slotte: een btw-verlaging houdt de verduurzaming tegen, terwijl een hogere belastingvermindering daar geen invloed op heeft.
Kortom, ons voorstel is heel lastig, maar het lijkt wel uitvoerbaar. Voor lage en middeninkomens is het betalen van de energierekening wellicht nog veel lastiger en soms helemaal niet uitvoerbaar. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet voorstelt om de btw op energie te verlagen;
constaterende dat het profijt van deze verlaging stijgt naarmate men meer energie verbruikt, met als gevolg dat hoge inkomens relatief meer profiteren van de btw-verlaging;
overwegende dat met name lage en middeninkomens koopkrachtverlies ondervinden door de gestegen energieprijzen en dat juist zij ondersteund moeten worden, en dat dit bereikt wordt door de belastingvermindering energiebelasting te verhogen in plaats van de btw op energie te verlagen;
constaterende dat een verhoging van de belastingvermindering met terugwerkende kracht per 1 januari 2022 voor de Belastingdienst wel uitvoerbaar blijkt;
overwegende dat de nadelen voor energieleveranciers niet opwegen tegen de voordelen voor lage en middeninkomens;
verzoekt de regering de belastingvermindering energiebelasting per 1-1-2022 te verhogen en de btw op energie niet te verlagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Stoffer.
De heer Stoffer (SGP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Er is een vraag van de heer Nijboer daarover. Gaat uw gang.
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, ook omdat ik de heer Stoffer een beetje ken. Hij heeft die voorstellen heel precies gedaan. Daar heeft het kabinet ook naar gekeken. Hij zegt: eigenlijk vind ik echt dat de btw-verlaging beter op een andere manier bij de lage inkomens en de middeninkomens terecht kan komen. Wat betekent dat voor de houding van de SGP ten opzichte van het pakket dat het kabinet voorstelt als het deze motie, en alle andere tien, vijftien moties met alternatieven, naast zich neerlegt? Maar ik vraag nu naar de SGP-motie.
De heer Stoffer (SGP):
Als de coalitie het pakket steunt, dan kan ik hoog of laag springen, maar dan gaat dat het halen. Ik heb de vorige keer in mijn eerste termijn aangegeven dat ik het een mooie inzet vind van het kabinet, maar dat ik graag kijk waar verbeteringen mogelijk zijn. Volgens mij zijn zowel u als ik, en ook het kabinet, het erover eens dat het een verbetering is. Alleen, de vraag gaat over de uitvoerbaarheid. Als de Belastingdienst het niet had gekund, dan had ik gezegd: dat moeten we niet doen. Want ik wil de Belastingdienst niet kapotmaken. Die moeten we de komende jaren echt weer met elkaar opbouwen. Maar ik heb iets minder medelijden met de energieleveranciers. Persoonlijk heb ik de afgelopen keer het volgende gemerkt. Mijn energieleverancier ging failliet. Daarna, toen ik overstapte, hadden ze de jaarrekening zo voor elkaar. Die hadden ze ook zo weer vernieuwd toen bleek dat er nog een foutje in zat. Dan denk ik: het is zo'n generieke, makkelijke maatregel. Ik zou het erg op prijs stellen als het kabinet de motie oordeel Kamer zou geven. Dan zou ik daar positiever naar kijken. Maar dat laat onverlet dat ik gewoon heel blij ben met alles wat we op dit moment doen om lage inkomens en middeninkomens een steun in de rug te geven.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Plas, BBB. Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties. Ik begin met een spreekt-uitmotie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat burgers wordt geadviseerd de verwarming een paar graden lager te zetten en desnoods een extra trui of een deken te gebruiken om warm te blijven;
constaterende dat de cv-ketel in het Tweede Kamergebouw vaak op volle toeren draait, waardoor het vaak bloedheet is in het gebouw;
spreekt uit dat de Tweede Kamer het goede voorbeeld moet geven, de verwarming een paar graden lager moet worden gezet en wij allemaal maar een extra trui en deken moeten meenemen naar ons werk als we het koud hebben,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de energieprijzen en de brandstofprijzen de pan uit rijzen;
constaterende dat de kostprijs om voedsel te maken voor onze voedselproducenten zoals boeren, tuinders en telers, maar ook voor bedrijven zoals loonwerkers, transport, grondverzet en bouw enorm oploopt;
constaterende dat de exorbitant hoge energieprijzen de uitvoering van deze werkzaamheden fors bemoeilijken en in sommige gevallen zelfs leiden tot het stoppen met voedsel produceren of zelfs faillissementen;
overwegende dat in ons omringende landen, zoals België en Duitsland, nog wel rode diesel gebruikt mag worden voor deze sectoren en daarmee rechtsongelijkheid is ontstaan, alsmede een ongelijk speelveld;
verzoekt de regering de rode diesel in land- en tuinbouw, transport, loonwerk, bouw en grondverzet weer toe te staan, zodat de kostprijs voor onze ondernemers daalt en de prijs voor producten zoals voedsel niet verder de pan uit hoeven te rijzen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Let goed op, want hier gebeurt iets heel moois.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat door bizarre brandstofprijzen veel mensen grote problemen ervaren met mobiliteit, waaronder naar hun werk, maar ook naar familie;
constaterende dat de NS nu al bezig is om te kijken hoe treinen met veel lege stoelen beter kunnen worden benut door middel van prijsreductie, om daarmee drukke treinen tijdens de spits te voorkomen;
overwegende dat het voor het vullen van arbeidsplaatsen en lege stoelen in het ov van belang is dat het totale potentieel van het ov benut wordt, wat ook nog eens goed is voor het milieu;
verzoekt de regering te onderzoeken hoe reizen met het openbaar vervoer op korte termijn buiten de spits gratis gemaakt kan worden, en hier zo snel mogelijk een pilot voor op te starten met de NS,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
En wat is hier zo mooi aan? Deze dien ik in met de Partij voor de Dieren, met de heer Van Raan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Omtzigt. Gaat uw gang.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dank u wel, voorzitter. Zelden heeft een gedeelte van Nederland zo opgezien tegen sneeuw tijdens de komende dagen als nu. Met gasprijzen van €3 per kuub zullen mensen zich die 17 graden waar hier om gelachen wordt niet eens kunnen veroorloven.
Voorzitter. Sommige vragen van mij zijn niet goed begrepen. Eentje wil ik er uitlichten. Mensen die bij een failliete energiemaatschappij zaten, kregen verplicht een nieuw contract. Daar werd de prijs hoger. Maar de prijs werd ook hoger dan de prijs die andere mensen bij die maatschappij betaalden. Daarvan wil ik weten waarom dat zo was. Dat de prijs hoger wordt, dat is vervelend, dat kan ik snappen. Maar waarom mochten ze nog meer benadeeld worden?
Voorzitter, ik heb twee moties.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Want het is bizar dat je bijvoorbeeld in Rotterdam maar €200 krijgt, terwijl je hier in Den Haag €900 krijgt. We gaan weer terug naar een gemeentelijk bijstandsbeleid. Dat hebben we al 60 jaar niet gehad.
Voorzitter, de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Duitsland en België hun accijnzen op brandstof verlagen en dat dat enorme grenseffecten heeft;
verzoekt de regering in overleg te treden met de buurlanden teneinde grenseffecten te dempen;
verzoekt de regering de accijnzen zo vast te stellen dat de totale belastingdruk op zowel benzine als diesel maximaal 10 cent per liter hoger is dan in de buurlanden, zodat grenseffecten niet bizar groot zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Omtzigt. De bewindspersonen hebben aangegeven ongeveer twintig minuten nodig te hebben om zich voor te bereiden. Ik schors de vergadering tot 22.05 uur.
De vergadering wordt van 21.46 uur tot 22.05 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van het debat over de ontwikkeling van de koopkracht en de stijgende energieprijzen. Minister Schouten, ik kijk gezien de tijd even waar uw collega's zijn. We kunnen beginnen? Dan zullen we dat gewoon doen. Als er moties bij zitten die echt overbodig zijn, wil ik de minister vragen om dat ook gewoon zo uit te spreken en ze te ontraden. Als er moties zijn ingediend waar al een toezegging voor is gegeven, wil ik de collega's vragen om die moties in te trekken, want we hebben nu 35 moties. Dat zijn er erg veel, dus ik doe echt een oproep. We hebben met elkaar ook afgesproken om het aantal moties wat te beperken.
De heer Klaver, GroenLinks.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik hecht er toch wel aan om te zeggen dat ik de afvaardiging van het kabinet hier verwacht. Ik vind het fijn dat de minister wil beginnen en zal er ook niet voor gaan liggen, want ik vind het fijn dat zij er wel op tijd is. Het is ook al laat. Maar we hebben een tijd afgesproken waarop we weer beginnen. Als er meer tijd nodig is voor het kabinet, dan heb ik daar alle begrip voor, maar laat het dan even weten. Nu zijn ze gewoon te laat; ik vind dit eigenlijk niet kunnen.
De voorzitter:
Maar we hebben gelukkig een minister aanwezig, dus ik geef haar meteen het woord.
Minister Schouten:
Dank u wel, voorzitter. Dank ook voor het feit dat u mij toestond om mijn collega Van Gennip, die ik van harte beterschap wens, te vervangen. Niet alle moties liggen op mijn terrein, dus houdt u de administratie even goed bij, zou ik willen zeggen. Als ik af en toe naar een volgende motie spring, dan betekent dat dat de andere twee de moties die ertussen zitten gaan beoordelen.
Ten eerste de motie op stuk nr. 113. Die vraagt om nu al een verhoging van het wml per 1 juli door te voeren. Eerst wil ik benoemen dat dit een eenmalig pakket is. Een verhoging van het wml is natuurlijk, hopelijk, niet eenmalig. Ik bedoel: dat gaat niet eerst een jaar omhoog en daarna weer omlaag. Daar zit dus al een verschil in bij deze maatregelen. Daarnaast werkt het wml in ongelofelijk veel regelingen door, waaronder regelingen met een jaarsystematiek, zoals de arbeidskorting en de toeslagen. Dat kan ook weer leiden tot terugvorderingen van toeslagen. Die doorwerkingen moeten dus goed in beeld worden gebracht. Daar heb je echt een zorgvuldig wetgevingsproces voor nodig, waarin je ook kijkt naar bijvoorbeeld advisering van de Raad van State en de behandeltermijn in de Kamers. Daarom is die verhoging per 1 juli niet haalbaar. Volgens mij heeft mijn collega Van Gennip dat vorige week ook aangegeven. Daarom ontraad ik deze motie.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik heb het over het moment om de indexatie toe te passen. Dat is een AMvB en geen wetstraject. Daar besluit het kabinet altijd toe, ieder jaar. Ik vraag om de indexatie iets hoger te leggen dan wat die normaal is. Daar heb je dus geen heel wetstraject voor nodig. Het is pas vanaf 1 juli, en als ik goed ben geïnformeerd, moet dat besluit pas in mei genomen worden. Het kabinet heeft dus nog de tijd om in kaart te brengen wat daar de gevolgen van zouden zijn. Is het kabinet daartoe bereid? Ik bedoel: als daar gevolgen zouden zijn die echt niet kunnen, dan gaan we het natuurlijk niet doen, maar ik ben er niet van overtuigd.
Minister Schouten:
Je doorbreekt daarmee de systematiek die geldt bij de verhoging van het wml. Je laat dan dus de indexatie los en zet daar een eigen percentage bovenop. We moeten dan nog een discussie hebben over wat dat dan zou moeten zijn, maar dat werkt wel degelijk door in allerlei regelingen, omdat die niet gekoppeld zijn aan de indexatieverhoging. Dat moet je dus ook doen op al die andere punten. Dan krijg je echt wel te maken met dit soort aspecten, die qua uitvoering echt belastend zijn. Ik heb hier vorige week nog een debat staan voeren over het ook rekening houden met de uitvoering. Ik zou hier echt terug willen geven aan de Kamer dat dat hier zeker speelt.
De voorzitter:
De heer Klaver, tot slot.
De heer Klaver (GroenLinks):
Volgens mij klopt dat niet. Het gaat echt over het indexatiebesluit. De wet geeft de ruimte om af te wijken van de normale wettelijke indexatie, dus die kan je lager dan wel hoger leggen. Daarmee werkt het gewoon door in alle systemen zoals ze er liggen. Ik zou het kabinet toch echt willen vragen om in kaart te brengen wat dan de gevolgen zouden zijn als de indexatie 1%, 2%, 3%, 4%, 5% hoger ligt dan normaal. Dat wijkt af van de normale systematiek. Er wordt nu met een beleidsbesluit voor gekozen om de accijnzen per april al te verlagen. Dat wijkt ook af van het vragen van een advies aan de Raad van State. Er wordt in de memo's die ik heb gelezen ook over zaken geadviseerd, maar ook daar wordt van afgeweken. Dat kan dus ook op dit punt, als je dat maar wil.
Minister Schouten:
Ik denk dat wij van mening blijven verschillen over of dit heel complex is of niet. Het tweede verzoek van de heer Klaver, om het in kaart te brengen, is wat anders dan wat deze motie vraagt. De motie vraagt om het ook echt daadwerkelijk door te voeren. Dat moet ik toch ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 113 wordt ontraden.
Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 114, om het budget voor de energietoeslag te verhogen zodat het ook geldt voor 130% van het sociaal minimum. Het kabinet heeft aangegeven dat het gaat om 120%: de €800 geldt voor 120% van het sociaal minimum. Dit percentage ligt hoger dan datgene wat we al hebben afgesproken met de gemeenten. Ik wil er daarbij op wijzen dat er in december al sprake was van €200 bij 120% van het wettelijk sociaal minimum. Er is toen een incidentele suppletoire begroting door uw Kamer gegaan, waarmee de middelen met dat kader zijn vastgesteld. Binnen dat kader zijn wij gaan werken. Deze motie vraagt meer en is ongedekt, en moet ik daarom ontraden.
Dan ga ik — let even op — naar de motie op stuk nr. 117, die vraagt om het koopkrachtpakket meer te richten op de lage en middeninkomens. Ik hoop niet dat ik het ingewikkelder maak, maar ik wil daarbij gelijk de motie op stuk nr. 140 betrekken, want die motie ziet min of meer op hetzelfde. Ik moet beide moties ontraden. Dat doe ik gelijk maar even in één keer. Ze zien ongeveer op hetzelfde. De maatregel die het kabinet heeft aangekondigd, ondersteunt zowel de lage als de middeninkomens. We hebben ook gezegd: het dempt de pijn, maar het neemt niet alle pijn weg. Dit waren ook de maatregelen die we snel konden invoeren. We hebben wel toegezegd om de kwetsbare groepen in kaart te brengen en te kijken waar knelpunten optreden. We gaan TNO ook vragen om het onderzoek naar energiearmoede te actualiseren. We houden dus een vinger aan de pols. Deze motie roept al op om het koopkrachtpakket er meer op te richten. Het kabinet komt met Prinsjesdag altijd weer met maatregelen voor onder andere de lage en middeninkomens. Dan kunt u beoordelen of dat volgens u voldoende is. Maar op dit moment hebben we het koopkrachtpakket gericht op lage en middeninkomens en ontraad ik deze moties. Het gaat om de moties op de stukken nrs. 117 en 140.
Dan de motie op stuk nr. 118. Deze behoort misschien tot de categorie moties waar de voorzitter het net over had, want dit is al door minister Van Gennip toegezegd. In die zin is de motie dus een codificering van een toezegging; laat ik het maar even zo zeggen. Dat gaan we al doen: we gaan TNO vragen om dat onderzoek te actualiseren en collega Van Gennip heeft ook toegezegd om de opzet met de Kamer te delen. Dat zullen we ook zo spoedig mogelijk gaan doen.
De voorzitter:
Wilt u dan de motie intrekken, meneer Alkaya, omdat u de vorige keer al een toezegging heeft gekregen?
De heer Alkaya (SP):
Ja, voorzitter. Ik sta hier niet om stemmingen af te dwingen als dat niet nodig is, maar dit debat is wel opgesplitst in drieën. Die toezeggingen zijn dus wat moeilijk bij te houden, vandaar dat ik ook in mijn eigen inbreng zei: ik doe het voor de zekerheid. Maar als het is toegezegd zoals het hier staat, dan trek ik de motie met liefde in.
Minister Schouten:
We gaan het doen, meneer Alkaya.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya.
Aangezien de motie-Alkaya (35925-XV, nr. 118) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Schouten:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 122. Dat is de motie van de heer Tony van Dijck die de regering verzoekt met de VNG in overleg te treden over de eenmalige energietoeslag. Ik heb zeker wekelijks, maar nog vaker, overleg met de VNG. Daarbij worden dit soort zaken ook besproken. Ambtelijk hebben ze ongeveer elke dag contact met de VNG, ook hierover. Overigens is het ook goed om vast te stellen dat er een handreiking is opgesteld over het omgaan met de afbakening van de groepen. Die handreiking is ook in samenwerking met de VNG opgesteld. Die is van ons, maar opgesteld in samenwerking met de VNG. Daar ligt dus ook al een richtlijn. Ik kan wel oordeel Kamer geven en toezeggen dat wij in overleg blijven, zou ik bijna willen zeggen tegen de heer Van Dijck. Ik geef deze motie dus oordeel Kamer.
De voorzitter:
Is de motie daarmee ondersteuning van beleid?
Minister Schouten:
Ja, we doen het al.
De voorzitter:
Dan is de vraag even of de minister de motie kan overnemen, want we willen minder moties. Is dat een idee?
Minister Schouten:
Dat is ook prima.
De voorzitter:
Meneer Tony van Dijck van de PVV. Kan de minister de motie overnemen, aangezien het al gebeurt?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik ben heel blij met oordeel Kamer, met name omdat we vandaag een brief kregen van de VNG waarin expliciet deze punten als accenten genoemd worden met het verzoek aan de Kamer om dat mee te geven aan de minister. Ik zou dus graag willen dat de Kamer deze motie steunt en de VNG steunt, zodat de minister daarop kan acteren.
De voorzitter:
Kan de minister de motie overnemen? Nee? Dan zou ik tegen de minister zeggen: als u het al doet, is het een overbodige motie en moet u die eigenlijk ontraden. Het is aan de minister.
Minister Schouten:
Dat klinkt zo raar. Want ik ga de motie wel uitvoeren, dus dan is het raar om 'm te ontraden.
De voorzitter:
Dan doen we oordeel Kamer en dan gaan we erover stemmen.
Minister Schouten:
Dan de motie-Grinwis/Van Weyenberg op stuk nr. 123. Die vraagt ook om zo snel mogelijk in overleg te treden met de VNG en gemeenten om knelpunten te inventariseren en ook om, als blijkt dat het budget niet voldoende is, te kijken hoe we die extra middelen weer toe kunnen kennen, en dat op een vergelijkbare manier te dekken als de huidige regeling. Mag ik deze motie als volgt uitleggen? We hebben gezegd: de €800 is leidend bij 120% wettelijk sociaal minimum. Als blijkt dat de gemeenten daarvoor meer nodig hebben, dan geven wij de garantie — dat is het woord dat ze zoeken, zeg ik ook even tegen de heer Tony van Dijck, want dat stond ook in de brief van de VNG — dat de gemeenten dat ook gecompenseerd krijgen. Alleen, hier wordt een hele specifieke dekking aangedragen. Ik vraag de heer Grinwis en de heer Van Weyenberg of wij als kabinet, als het zich voordoet, nader mogen terugkomen op de dekking. Als ik de motie zo mag uitleggen, kan ik 'm oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Grinwis of hij zich in deze interpretatie kan vinden. Dat is het geval. Daarmee krijgt de motie op stuk nr. 123 oordeel Kamer.
Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 125, waarin de regering wordt gevraagd om in gesprek met bewindvoerders en schuldeisers te gaan om termijnbedragen tijdelijk aan te passen. Ik ben samen met de collega van EZK in gesprek met de energieleveranciers om te kijken hoe we kunnen omgaan met wat we zien aankomen. Deze motie vraagt om dat gesprek aan te gaan met bewindvoerders en schuldeisers. Ik wil dat doen om te zien hoe we zo nodig de goede stappen kunnen zetten. De motie kan ik dus oordeel Kamer geven.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 130 van mevrouw Inge van Dijk. Deze motie ligt een beetje in de lijn van de motie van de heer Alkaya. De motie ziet op het TNO-onderzoek dat al toegezegd is. Ik zou mevrouw Van Dijk willen vragen om deze motie — ik weet het niet zo goed; wat hadden we gedaan? — te heroverwegen. Dit is eigenlijk wel hetgeen we bij het TNO-onderzoek in kaart gaan brengen. Uiteindelijk maakt TNO niet de beleidskeuzes. Dat doen wij. Mevrouw Van Dijk kan met Prinsjesdag bezien of er volgens haar in wat het kabinet doet voldoende recht is gedaan aan de uitkomsten van het TNO-onderzoek. Maar het moet wel in die volgorde. Ik zie deze motie dus in het verlengde van de motie van de heer Alkaya.
De voorzitter:
Wat is het verzoek?
Minister Schouten:
Het tweede deel van de motie vraagt om maatregelen. Dat is uiteindelijk een beleidsweging. En die maken wij met Prinsjesdag; dat weet mevrouw Van Dijk ook. Dan kan zij zelf zien of dat volgens haar voldoende is.
De voorzitter:
Is uw verzoek om de motie aan te houden?
Minister Schouten:
Dat zou kunnen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Inge van Dijk. Is zij daartoe bereid?
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ja.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Inge van Dijk stel ik voor haar motie (35925-XV, nr. 130) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Schouten:
Dan de motie op stuk nr. 131, ook van mevrouw Van Dijk. Daarin wordt gevraagd om een overzicht van het niet-gebruik van regelingen. Ik ben al bezig met een breder actieplan op armoede en schulden. Eén onderdeel daarvan is het niet-gebruik van regelingen. U heeft vandaag onder andere in de krant kunnen lezen dat wij bijvoorbeeld gaan kijken hoe we het niet-gebruik van de AIO, de aanvulling voor de ouderen met een niet-volledige AOW-opbouw, proactief kunnen proberen te verminderen. Dat doen we zelf al. We gaan zelf al op zoek naar mogelijkheden. Ik zou dus eigenlijk willen vragen of ik deze motie mag betrekken bij het actieplan dat wij naar de Kamer gaan sturen. Dat zal voor de zomer zijn. Als ik de motie daarin mag meenemen, dan zou ze oordeel Kamer krijgen. Om nu apart daar los nog iets te doen terwijl we er al mee bezig zijn, vind ik dan weer wat veel. Maar daar kan ze landen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Inge van Dijk om te zien of zij zich kan vinden in deze interpretatie.
Mevrouw Inge van Dijk (CDA):
Ik had eigenlijk gehoopt, juist omdat het nu zo urgent is, dat we er op korte termijn voor konden zorgen dat er nog eens een extra slinger aan werd gegeven vanuit de landelijke overheid. We kunnen zeggen: beste mensen, alsjeblieft, dit is er allemaal, meld je. Heel veel mensen weten het namelijk gewoon niet. Onderzoek toont dat ook aan. Ik vind het dan wel jammer om te wachten tot de zomer, dus ik wil er heel even over nadenken.
De voorzitter:
Mocht mevrouw Inge van Dijk de motie toch in stemming brengen, wat is dan uw appreciatie?
Minister Schouten:
Dit gaat in potentie om veel regelingen. Dat is mijn punt ook. Als ik op al die regelingen gerichte communicatie moet gaan geven over waar welke persoon dat moet gaan doen, dan vrees ik dat we voor de zomer nog niet eens klaar zijn. Dat is namelijk nogal een klus. De essentie van deze motie onderschrijf ik. Als ik haar mee mag nemen in dat actieplan, geef ik haar oordeel Kamer. Als mevrouw Van Dijk dat niet genoeg vindt of niet snel genoeg, dan zal ik haar nu moeten ontraden.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Van Dijk. Anders blijft het zo in de lucht hangen.
Minister Schouten:
Ik heb een poging gedaan om naar mevrouw Van Dijk toe te komen.
De voorzitter:
Dus zoals de motie nu is, ontraadt u haar.
Minister Schouten:
Ik begreep uit de woorden van mevrouw Van Dijk dat zij verder wil gaan dan wat ik voorstel. Dan moet ik haar nu ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 135. Daarin wordt gevraagd om in gesprek te gaan met de energieleveranciers over de energieschulden. Zou ik één verzoek mogen doen? Het woord "coulanter" kan vatbaar zijn voor nogal wat discussie over wat dat precies betekent. Ik wil graag met de energieleveranciers in gesprek over de vraag op welke manier kan worden omgegaan met de energieschulden. Als de heer Van Raan het woord "coulanter" weglaat, dan weten we wel wat we bedoelen. Dan gaan we kijken wat de mogelijkheden zijn om oplossingen te zoeken. Dan zou ik haar oordeel Kamer kunnen geven.
De heer Van Raan (PvdD):
Dank voor de appreciatie. Dat is een kwestie van vertrouwen. Er staat nu "coulanter". Op die kant wil je sturen. Ik begrijp dat de minister dat ook wil doen, dus het lijkt me prima.
De voorzitter:
Dus het woord "coulanter" wordt uit de motie gehaald en dan dient u een aangepaste motie in. Dank.
Minister Schouten:
Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven.
Dan de motie op stuk nr. 137 van mevrouw Den Haan. Daarin wordt gevraagd om met de gemeenten te bezien hoe zo veel mogelijk huishoudens proactief benaderd kunnen worden. Ik noemde net al de AIO. Zij refereerde er zelf ook aan. Wij ondernemen daar zelf ook al actie op. Ook hier geldt eigenlijk hetzelfde als bij mevrouw Van Dijk. Dat nemen we expliciet mee bij het actieplan armoede en schulden. Daar nemen we dus ook het tegengaan van niet-gebruik mee. Als ik haar daarin kan meenemen, zou ik de motie oordeel Kamer kunnen geven.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Den Haan. Ze knikt, dus ze kan zich vinden in uw interpretatie.
Minister Schouten:
Dan tot slot van mijn kant de motie op stuk nr. 146. Daarin wordt gevraagd om in de wet vast te leggen dat de hele doelgroep van de energietoeslag €800 krijgt. Er wordt ook nog gevraagd om de afbakening van de doelgroep. In antwoord op de heer Tony van Dijck heb ik er net al aan gerefereerd dat er een handreiking is opgesteld in overleg met de gemeenten, waarin duidelijk wordt gemaakt welke groepen hier wel en niet voor in aanmerking komen. Maar het gaat hier ook over gemeentelijk beleid. Dat is heel nadrukkelijk in december al gecommuniceerd. Er wordt aangesloten bij de gemeenten, omdat zij het minimabeleid hebben. De gemeenten wisten in december dat zij tot 120%, op dat moment €200, zouden krijgen als tegemoetkoming. Zij hebben daarna gevraagd om er richting aan te geven voor welke groepen dit zou zijn. Dat hebben we gedaan in de met de brief aan de Kamer meegestuurde handreiking. Ik heb net ook al toegezegd dat de €800 de garantie is tot 120% wettelijk sociaal minimum. Deze motie moet ik ontraden.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Er is een groot verschil tussen €200 en €800. €800 is voor heel veel mensen uit de groep waarover we het hier hebben, meer dan de helft of driekwart van het maandinkomen. Dat maakt het verschil voor die mensen of ze wel of niet kopje-onder gaan. Als we nu kijken naar wat gemeenten doen, zien we dat de ene gemeente, zoals Den Haag, uitgaat van 110% tot 120% van het sociaal minimum en de andere niet. Dat zijn de mensen die een baan hebben en net boven de bijstandsuitkering uitkomen. Dat zijn mensen die elke ochtend om 06.00 uur schoonmaken, met een flexibel contract. Die mensen krijgen in Den Haag €900 en in Rotterdam €200. Dat scheelt €700. Dat betekent dat we terug zijn in de periode van de noodwet van Drees, toen de uitkeringen per gemeente verschillend waren, terug in de periode toen de uitkeringen hoger waren in Wassenaar en lager in Den Haag. Accepteert de regering dat?
Minister Schouten:
Er is nu al verschil in minimabeleid. Voor de regelingen waarvoor u in aanmerking komt, maakt het nu al uit in welke plaats u woont. Dat is de essentie van het gemeentelijk minimabeleid. Het is niet zo dat er nu helemaal geen verschillen zijn tussen gemeenten. Sterker nog, in sommige gemeenten zijn de regelingen toegespitst op 130% wettelijk sociaal minimum en in andere gemeenten op 110% wettelijk sociaal minimum. Deze regeling is €800 tot 120% wettelijk sociaal minimum. Dat zijn de kaders die we met de VNG hebben besproken. Daarop hebben we een handreiking gemaakt waarin staat hoe dat voor de verschillende doelgroepen specifieker kan worden ingevuld. Dat sluit ook aan bij het feit dat er is gekozen — de gemeenten hebben dat zelf ook aangegeven in een brief, waar de heer Van Dijck aan refereerde — om zelf een stap naar voren te zetten, omdat er is gezegd: dit willen wij dan wel uitvoeren, wetende dat er verschillen zijn tussen de gemeenten.
De voorzitter:
De heer Omtzigt, tot slot.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Het gemeentelijk minimabeleid is inderdaad verschillend. We hebben het dan over het betalen van een sportclub. We hebben het dan over het vergoeden van de extra kosten vanwege de zorg. Dit is een generieke inkomensmaatregel, die in gemeenten totaal verschillend gaat uitwerken. Doordat die totaal verschillend gaat uitwerken, zullen bijvoorbeeld — ik noem een groep — mensen die in Rotterdam een woning van Vestia huren, dat al tijden niet in dubbelglas investeert, het snoeihard voelen, want die krijgen de tegemoetkoming niet.
Minister Schouten:
Daarom wil ik juist nu nog een keer benadrukken — ik doe dat ook maar even via de heer Omtzigt naar alle gemeenten — dat er de garantie is om €800 tot 120% wettelijk sociaal minimum uit te keren. De reden waarom sommige gemeenten daar terughoudend in waren, is omdat ze niet zeker wisten of ze daarvoor het budget zouden krijgen. Ik wil hier nog andermaal benadrukken dat dat het geval is en dat ze dat bedrag dus voor die doelgroep kunnen uitkeren.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil de minister bedanken voor haar beantwoording. Ik kijk even naar de minister van Financiën.
Minister Kaag:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik reageer eerst op een verzoek van de heer Klaver. Zoals de Kamer zag, hebben de coalitiefracties een aantal technische vragen gesteld die in twee documenten zijn beantwoord. Een deel van de informatie was in eerste instantie gelakt, omdat de onderwerpen buiten de scope van de Kamerbrief vallen die wij vanavond bespreken. Het is correct dat de Kamer dezelfde twee documenten krijgt die de twee coalitiefracties hebben ontvangen. Dat gebeurt morgenochtend. Ik denk niet dat de heer Klaver ze vannacht nog wil ontvangen. Dat zou arbotechnisch ook niet goed zijn voor de ambtenaren, maar ze volgen dus morgenochtend. Dank voor de vraag.
Dan kom ik op de motie op stuk nr. 115 — ik spring dus ook tussen de nummers — over de tochtige huizen en een verzoek om een extra compensatie via huurtoeslag, huurbevriezing of huurverlaging. Het is een motie die op korte termijn niet uitvoerbaar is. De minister voor VRO stuurt dit voorjaar zijn programma Verduurzamen gebouwde omgeving en het programma Betaalbaar wonen naar de Kamer. Hierin zal er nader op worden ingegaan. Dus ik zou eigenlijk de indieners willen vragen om de motie aan te houden tot de minister voor VRO zijn programma heeft ingediend.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik had uit de memo's begrepen dat de huurtoeslag op zichzelf wel uitvoerbaar was, maar dat er nadelen aan zaten die het kabinet … Het inkomensbegrip wordt anders, mensen krijgen andere toeslagen en moeten meer terugbetalen. Ik heb uit de memo's begrepen dat het op zichzelf wel kon, ook per 1 juli.
Minister Kaag:
Er wordt ook nog huurbevriezing of huurverlaging genoemd.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik geef het kabinet alle mogelijkheden en alle ruimte.
Minister Kaag:
Maar het oordeel van het kabinet is dat het pakket ontraden wordt. Ik gaf de heer Nijboer in eerste instantie de optie om de motie aan te houden en het verder te bespreken met de minister voor VRO op basis van zijn pakket, dat dit voorjaar naar de Kamer komt.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb soortgelijke moties daar ook al weggestemd gekregen. Ik vind het wel passen binnen dit pakket, want juist huurders in een sociale huurwoning hebben een laag of middeninkomen en kunnen niks doen aan hun isolatie. Ik wil best nadenken of ik over twee weken … Maar ik houd de motie vooralsnog niet aan, omdat ik die binnen dit pakket vind passen als alternatief.
De voorzitter:
Ja.
Minister Kaag:
Ja. Ik heb net gezegd dat het oordeel hetzelfde blijft. Dan wordt zij ontraden.
De motie op stuk nr. 116 verzoekt het kabinet openbaar vervoer fors betaalbaarder te maken. De motie is ongedekt en inhoudelijk gezien is zij naar de inschatting van het kabinet niet te realiseren. Wij ontraden deze motie.
De motie-Van Weyenberg/Grinwis op stuk nr. 124 krijgt oordeel Kamer, mits "op korte termijn" mag worden gelezen als "met ingang van het volgende subsidiejaar, namelijk 1 januari 2023". Er moet ook rekening worden gehouden met de uitvoering. Bezwaarprocedures moeten worden voorkomen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ja, dat is prima.
Minister Kaag:
Dan de motie op stuk nr. 126 van de heer Azarkan. Die krijgt oordeel Kamer, als ik de motie zo mag lezen dat de ACM wordt gevraagd de tarieven voor energie en benzine te monitoren, met een slecht Nederlands werkwoord.
In de motie op stuk nr. 129 verzoeken de heren Van Haga en Smolders de regering verder te onderzoeken welke soort mkb-ondernemingen het hardst worden getroffen en spoedig met een aanvullend pakket te komen. Het kabinet ontraadt de motie, maar de minister van EZK houdt wel de vinger aan de pols bij de situatie in het mkb. De motie vraagt bij voorbaat met een aanvullend maatregelenpakket te komen, zonder een suggestie voor een dekking. Wij ontraden deze motie.
De motie op stuk nr. 140 is meegenomen door minister Schouten.
De motie op stuk nr. 143 is een spreekt-uitmotie en is dus aan de Kamer. Wij herkennen deze motie en ik zal zeker met truien en dekentjes komen, conform de oproep van mevrouw Van der Plas.
De motie op stuk nr. 145 ontraden wij.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris van Financiën.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank u wel, voorzitter. Dan hebben wij nog vijftien moties te gaan. Ik begin met de motie op stuk nr. 119 van de heer Alkaya. Die gaat over de vraag om solidariteit te organiseren door een verhoging van de belasting op hoge inkomens en van de belasting op winst van grote bedrijven. Wij hebben bewust gekozen voor tijdelijke maatregelen, zoals in de brief staat. Ik heb in eerste termijn gezegd dat, als je in de inkomstenbelasting — en dat geldt ook voor de vennootschapsbelasting — iets wilt wijzigen, dat meer een structurele maatregel is. In de inkomstenbelasting kan dat overigens pas per 1 januari aanstaande. Dat geldt ook voor de vennootschapsbelasting. Wij ontraden dus de motie op stuk nr. 119 van de heer Alkaya.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, de heer Alkaya van de SP.
De heer Alkaya (SP):
De aard van de maatregelen die het kabinet neemt, zoals de accijnsverlaging, zijn normaal gesproken ook structureel. Toch wordt daarvan gezegd dat het tijdelijk gebeurt. Dat zou met deze zaak ook kunnen. Maar dat is niet eens wat de motie vraagt. De motie geeft voorbeelden. De kern van de motie is solidariteit organiseren. De maatregelen komen terecht bij groepen waar ze niet terecht zouden moeten komen. We hebben er begrip voor dat het ongericht is, omdat het snel moet. Maar dan kun je ook eenmalig, incidenteel, van die groepen iets extra's vragen, want dat is solidariteit. Is het kabinet bereid om dat te doen?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb gezegd dat, als dat via de inkomstenbelasting of via de vennootschapsbelasting moet, dat pas kan per 1 januari aanstaande. Dit pakket ziet op dit jaar. Het zijn tijdelijke maatregelen voor negen maanden en zes maanden: negen maanden voor de accijns en zes maanden voor de btw. Het is dus tijdelijk versus structureel. Wat u wilt, gaat niet werken dit jaar.
De heer Alkaya (SP):
De motie gaat niet over dit pakket. Eigenlijk vraag ik aan de Kamer om een oordeel te vormen hierover, zodat het kabinet de opdracht meekrijgt om het op de een of andere manier terug te vragen aan de groepen waar deze tegemoetkomingsmaatregelen terechtkomen maar niet terecht zouden moeten komen. Dat is namelijk solidariteit. Als het kabinet zegt dat het dit ook niet op een andere manier wil organiseren, dan hebben wij een politiek verschil van opvatting en kunnen wij daarover stemmen. Maar de argumentatie die de staatssecretaris geeft, klopt niet.
Staatssecretaris Van Rij:
Het tweede argument is ook in de eerste termijn aan de orde geweest. Dat betreft specifieke versus generieke maatregelen. Je moet naar het totale pakket kijken, niet alleen naar dit pakket, maar ook naar het vorige pakket van 6,2 miljard. De specifieke maatregelen zijn echt gericht op de lage inkomens. Die zaten in het eerste pakket meer dan in het tweede pakket. In het tweede pakket zitten generieke maatregelen, voor lage en modale inkomens, maar inderdaad ook voor hoge inkomens. Dat is een keuze geweest. Dat is het verschil tussen fijnmazig en grofmazig. Overall vinden wij dat met de twee pakketten invulling aan de solidariteit is gegeven. Wij ontraden de motie.
De voorzitter:
We gaan naar de motie op stuk nr. 120.
Staatssecretaris Van Rij:
De motie op stuk nr. 120 verzoekt de regering te onderzoeken hoe de energiebelasting eerlijker en dus minder degressief kan worden gemaakt. Dat zijn wij met de heer Alkaya eens. In het coalitieakkoord staat ook dat wij dat gaan doen. We gaan dus met plannen komen om dat uit te werken. Ik geef in overweging om de motie aan te houden, totdat wij met onze plannen komen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de heer Alkaya.
De heer Alkaya (SP):
Het spijt me dat ik het coalitieakkoord niet uit mijn hoofd ken. Ik heb mijn best gedaan. Geldt het ook voor de gasrekening? Dan wil ik de motie best aanhouden. Als het niet voor de gasrekening geldt, dan niet.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat geldt ook voor de gasrekening.
De heer Alkaya (SP):
Dan houd ik de motie aan.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Alkaya stel ik voor zijn motie (35925-XV, nr. 120) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Rij:
Dan de motie op stuk nr. 121 van de heer Tony van Dijck om ter compensatie de btw op energie en de accijns op brandstof tot eind 2022 op nul te zetten. Dat kan niet. Dat is in strijd met Europese regelgeving, dus die motie ontraden wij.
De motie-Azarkan op stuk nr. 127 verzoekt de regering te monitoren hoe het verschil in brandstofprijzen zich ontwikkelt, welke effecten dit heeft en indien nodig, het beleid bij te stellen. Het is inderdaad goed om die effecten te monitoren. Ik heb al eerder onderzoek naar de effecten in de grensregio's toegezegd. Dit kan ik hiermee uitbreiden, dus oordeel Kamer.
Dan de motie op stuk nr. 128 van de heren Van Haga en Ephraim. Zij stellen voor om de tijdelijke btw-verlaging op energie en de tijdelijke accijnsverlaging op brandstof permanent te maken. Dat kost structureel ieder jaar 1 miljard. En dit pakket was heel nadrukkelijk bedoeld als tijdelijk en niet als permanent. Dus de motie op stuk nr. 128 ontraden wij.
Dan de motie op stuk nr. 132, ingediend door mevrouw Inge van Dijk en de heer Van der Molen. Daarin wordt de regering verzocht om, ten gunste van het vergroten van het aantal reizigers in het openbaar vervoer en het beperken van de reiskosten, te onderzoeken of het verlaagde btw-tarief op openbaarvervoersbewijzen tijdelijk naar 0% kan worden gebracht. Een algemene maatregel voor een 0%-tarief voor het openbaar vervoer als tijdelijke maatregel in het kader van koopkrachtmaatregelen klinkt sympathiek. Het is echter de vraag of dit de meest effectieve maatregel is. Het is nu 9%. Naar 0% gaan kost tussen 300 miljoen en 400 miljoen. De Europese Commissie komt waarschijnlijk dit jaar met een voorstel voor het internationaal treinvervoer. En het ministerie van Financiën evalueert dit jaar de verlaagde btw-tarieven. Het ligt dan ook in de rede om die EU-plannen en die evaluatie af te wachten. Ik stel dus voor dat de motie aangehouden wordt totdat wij die evaluatie hebben. Op basis van de gegevens van die evaluatie en die EU-plannen kunnen we dan deze discussie vervolgen.
De voorzitter:
Ik kijk even naar mevrouw Inge van Dijk. Wil zij de motie op stuk nr. 132 aanhouden? Dat is het geval.
De voorzitter:
Op verzoek van mevrouw Inge van Dijk stel ik voor haar motie (35925-XV, nr. 132) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Rij:
Dan de motie op stuk nr. 133, van de heer Heinen en mevrouw Inge van Dijk. Daarin wordt de regering verzocht de verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding, die is afgesproken in het coalitieakkoord, een jaar te vervroegen — dat kost 200 miljoen, waarschijnlijk kost het 260 miljoen — en voor de dekking daarvan in de eerste plaats te kijken naar de eerder verlaagde jubelton. Volgens mij wordt in de brief vrij goed uitgelegd dat dit geen goede dekking is. Wij hebben een positieve grondhouding om hiernaar te kijken, maar dan wel in het licht van het Belastingplan 2023. In die zin kan de motie aangehouden worden tot dat moment. Dan kunnen we de discussie vervolgen.
De voorzitter:
Ik kijk naar de heer Heinen. Ik begrijp dat hij de motie niet wil aanhouden. Wat is dan uw appreciatie?
Staatssecretaris Van Rij:
Oordeel Kamer.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 133 krijgt oordeel Kamer. De heer Tony van Dijck van de PVV heeft een interruptie.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Even een punt van orde. Als ik een motie indien zonder deugdelijke dekking, dan wordt die ontraden. Maar als een coalitiegenoot een motie indient zonder deugdelijke dekking, dan krijgt die oordeel Kamer. Dat kan niet.
Staatssecretaris Van Rij:
Nee, maar het is nog erger. Uw motie kan niet, want die is in strijd met de EU-richtlijn. Dus dat ging niet eens om de dekking. Dat is een ander argument. Wat u voorstelt — naar 0% gaan — kan niet.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Ik heb het niet specifiek over die motie. Ik spreek in het algemeen. Elke motie die hier door de oppositie wordt ingediend zonder deugdelijke dekking, wordt door u ontraden. Nu is er een motie zonder deugdelijke dekking van een coalitiepartner, en u zegt: oordeel Kamer. Dat is niet consequent.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb gezegd dat ik erop terug wil komen bij de behandeling van het Belastingplan, want het gaat om het één jaar naar voren halen van iets wat wij toch al gaan doen. Daar moet je dekking voor hebben voor het jaar 2023. Die dekking is al in het coalitieakkoord gevonden voor 2024 en volgende jaren. In de motie staat: kijk eerst eens naar het vervroegen van de jubelton. Dat is een gedeeltelijke dekking, maar veel te weinig. Dus ik wil daarop terugkomen. Daarom heb ik gevraagd om de motie aan te houden. Maar ik heb een positieve grondhouding ten opzichte van deze motie.
De voorzitter:
Ik geef eerst het woord aan de heer Klaver. Dan de heer Heinen.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik wil mijn collega Van Dijck bijvallen. Wij zijn het inhoudelijk over heel veel zaken niet eens, maar dit is echt de grootst mogelijke onzin. Zojuist wordt van allerlei moties van de oppositie gezegd dat die geen oordeel Kamer krijgen omdat er geen dekkingsvoorstellen bij worden gegeven. Nu is er een motie van de VVD die oordeel Kamer krijgt, waarbij uitgebreid betoogd wordt waarom die motie aangehouden zou moeten worden totdat het Belastingplan er is. Waarom ik hier nu op reageer, is omdat we precies één jaar na het 1 april-debat zitten. We hadden het toen over nieuwe verhoudingen in de Kamer en dat er meer dualisme zou zijn. Dit is precies hoe het kabinet ermee omgaat. Alsjeblieft zeg.
De heer Heinen (VVD):
Er wordt nu wel een nummertje van gemaakt. Dat vind ik een beetje flauw. Ik hoorde de staatssecretaris zeggen: als ik de motie letterlijk neem, dan kan het niet. Maar de staatssecretaris geeft er een duiding aan en met die duiding kan hij de motie oordeel Kamer geven. Dat is volgens mij normaal voor de manier waarop moties worden geapprecieerd. Bij de motie van de heer Van Dijck, waaraan werd gerefereerd, werd niet gezegd de motie anders te duiden. Er werd door de staatssecretaris aangegeven dat de motie niet kan en dat hij deze daarom ontraadt. Als de staatssecretaris had aangegeven dat als hij de motie anders leest, deze oordeel Kamer kan krijgen, dan hebben we gewoon de gangbare praktijk hier. Maar dat was hier helemaal niet aan de orde. Ik vind echt dat hier aan verdraaiing van de feiten wordt gedaan.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik word hierop aangesproken. Alsjeblieft zeg, "verdraaiing van de feiten"! Daar gaat het hier helemaal niet over. Eerst wordt gezegd: houd de motie aan, want er is geen volledige dekking. Niet alleen bij de heer Van Dijck, maar bij meerdere collega's is de dekking niet goed of is deze niet volledig. Je zou ook kunnen zeggen: met uw dekking kan het nog niet helemaal. Maar nu wordt er gewoon oordeel Kamer gegeven. Er wordt hier gewoon coalitiepolitiek bedreven in plaats van dat er een echt inhoudelijk debat wordt gevoerd. Precies een jaar na het 1 april-debat is dit de manier waarop hiermee wordt omgegaan. Alsjeblieft, trek één lijn, staatssecretaris. Dit is coalitiepolitiek. Dit heeft niks met inhoud te maken. Stop hiermee.
De voorzitter:
Ik geef nog even het woord aan de heer Tony van Dijck en dan aan de staatssecretaris.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Het gaat om 260 miljoen, zegt de staatssecretaris zelf. Ik heb zelf in een interruptie nog een constructief alternatief voor de dekking van de expatregeling aangegeven. Waarom heb ik dat gedaan? Dat had ik niet hoeven doen. Zelfs ik, als oppositie, denk constructief mee en u geeft gewoon oordeel Kamer. Met andere woorden: die 260 miljoen ritselen we wel ergens. Als ik iets indien, wordt er niks geritseld. Maar als een coalitiepartner iets indient, dan "ritselen we het wel of laten we het saldo oplopen". Dat kan niet. Je moet consequent zijn. Je moet zeggen: houd de motie aan tot het Belastingplan en doe je dat niet, dan is de motie ontraden. Bij alle oppositiemoties maakte hij die opmerking: aanhouden of ontraden.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik ben eigenlijk voorstander van deze motie, want ik heb dit ingebracht. Zij is mij iets te mager, maar ik ben wel blij met oordeel Kamer. Ik vind wel dat het kabinet het zich moet aanrekenen dat er met twee maten wordt gemeten. Er wordt een pakket van 2,8 miljard voorgelegd aan de Kamer. Daar is fundamentele kritiek op, overigens ook van coalitiepartijen. Er zijn 35 moties ingediend. Dat zijn er wellicht wat veel, maar dat komt ook doordat er betere invullingen vanuit de Kamer worden voorgesteld. En dan wordt er niets overgenomen, behalve deze motie. Er wordt althans niets wezenlijks overgenomen, behalve een onderzoekje naar de ACM en zo. Dat is wel een probleem met de Kamer voor dit kabinet als er zulk groot en grof geld gedurende het begrotingsjaar wordt uitgetrokken en de wezenlijke alternatieven van de oppositie worden weggewuifd, zelfs de algemene motie. Ik dien nooit zo veel moties in, maar ik heb er nu vier ingediend. Ze hoeven niet allemaal overgenomen te worden, maar er is er geen één waar echt serieus naar gekeken wordt. Dat is wel een probleem voor het kabinet de komende jaren.
De voorzitter:
Heel kort nog de heer Heinen en dan de staatssecretaris.
De heer Heinen (VVD):
Ik hecht er toch aan om te benadrukken dat als een oordeel Kamer wordt gegeven, er door het kabinet ook een duiding aan wordt gegeven. Een motie wordt geïnterpreteerd en op basis daarvan wordt oordeel Kamer gegeven. Nu wordt ervan gemaakt alsof er dealtjes zijn, de ene motie wel en de andere motie niet, en er met twee maten wordt gemeten. Maar ik hoor het kabinet constant zeggen: wij duiden de motie en met die duiding krijgt de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dat heeft u net gezegd. De heer Van Raan nog even.
De heer Van Raan (PvdD):
Los van de inhoud van de motie, de staatssecretaris heeft eerst verzocht de motie aan te houden. Bij mijn weten is het nog nooit voorgekomen dat als de motie niet wordt aangehouden, deze dan oordeel Kamer krijgt. Dat is het punt. Ik nodig de staatssecretaris uit om daarin niet met twee maten te meten, want hij beschadigt hiermee zijn eigen integriteit. Ik zou hem daarvoor willen behoeden. Ik zou hem willen uitnodigen om alsnog te zeggen "houd de motie aan" of om de motie te ontraden, zoals altijd.
Staatssecretaris Van Rij:
In de eerste plaats heb ik aanleiding gegeven tot iets wat niet bedoeld was. Dat is dat een groot deel van de Kamer de indruk heeft dat ik iets doe wat hier niet gebruikelijk is. Ik heb willen zeggen ... Ik kijk gewoon naar de tekst van de motie. Daar staat letterlijk: om de onbelaste reiskostenvergoeding per 1 januari al zo veel mogelijk te verhogen. Het is een maatregel die dan naar voren gehaald wordt. Als er geen dekking is, is er geen dekking. Ik heb niet gezegd dat ik die dekking ga vinden. Ik heb het alleen positief geduid, in de zin dat we een inspanningsverplichting gaan doen om te kijken of we iets met die motie kunnen bij de behandeling van het Belastingplan 2023. Als ik hier de indruk heb gewekt dat ik met twee maten meet, dan vind ik dat heel vervelend. Ik heb inderdaad "ontraden" gezegd, met de duiding ...
De voorzitter:
U bedoelt "aanhouden".
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, het was aanhouden, met de duiding die ik daarbij heb gegeven. Maar ik wil hier dus heel nadrukkelijk zeggen dat we een positieve intentie hebben om ernaar te kijken, maar er is geen toezegging, ook niet als de motie door de Kamer zou worden aangenomen, dat we de motie kunnen uitvoeren. Dat kan ik nog niet zeggen, want daar komen we op terug bij het Belastingplan.
De voorzitter:
De heer Van Raan, tot slot. Dan stoppen we even met deze discussie. Ik geef u het woord, meneer Van Raan.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik waardeer de poging van de staatssecretaris, maar eigenlijk maakt hij de kuil waar hij per ongeluk en onbedoeld in struikelde alleen maar dieper. Hij geeft nu namelijk oordeel Kamer aan een motie waarvan hij nu al zegt dat hij daar op geen enkele manier mee verder kan. Nogmaals, ik zou willen verzoeken ... Er werd gezegd: aanhouden. De motie is niet aangehouden. Dan moet je die eigenlijk ontraden.
De voorzitter:
We stoppen nu met deze discussie, want volgens mij heeft iedereen er nu iets over kunnen zeggen en ik zie dat de staatssecretaris bij zijn appreciatie blijft.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, dat klopt.
De voorzitter:
Meneer Klaver, u krijgt het woord als het geen herhaling is. Een aantal collega's hebben volgens mij namelijk al een beetje hetzelfde gezegd. Als u iets nieuws wilt toevoegen, krijgt u van mij het woord. Oké, ik hoor dat het om iets nieuws gaat.
De heer Klaver (GroenLinks):
Ik wil iets snappen. Ik wil iets begrijpen. Ik lees hier dat het verzoek is om de onbelaste reiskostenvergoeding al zo veel mogelijk te verhogen, zo snel mogelijk. Nu zegt de staatssecretaris: dat ga ik niet beloven, maar ik ga ernaar kijken. Dat is eigenlijk wat hij zegt, toch? Begrijp ik dat goed?
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, dat gaat erom die per 1 januari 2023 te verhogen. Dat is dus niet zo snel mogelijk. Dat is in het volgende belastingjaar. Nou, wij komen met een belastingplan. Dit staat al in het coalitieakkoord. Het gaat om het met een jaar vervroegen. Bij de jubelton hebben we ook het verzoek gekregen om te bekijken om het met een jaar te vervroegen. Toen heb ik ook niet toegezegd dat we dat gingen doen, maar wel dat ik dat zou onderzoeken. Vervolgens zijn we met een voorstel gekomen.
De voorzitter:
We gaan nu door naar de volgende motie. Nee, meneer Klaver, we gaan nu echt door naar de volgende motie.
De heer Klaver (GroenLinks):
Tot slot, en dan stop ik ermee. Dit vraagt de motie niet. En dat is waarom alle oppositiepartijen hier naar voren komen lopen. Dat is niet eens omdat we het hier inhoudelijk niet mee eens zijn, maar de motie vraagt dit niet. Dit is gewoon je reinste coalitiepolitiek. Er zijn hier afspraken gemaakt. Daarom worden de moties van de coalitie wel aangenomen en die van de oppositie niet. Dit is precies in de week dat het 1 april-debat een jaar geleden is. We zouden het allemaal anders doen. We doen het precies hetzelfde. En deze staatssecretaris, die nieuw is, doet hier gewoon keihard aan mee.
De voorzitter:
Laatste.
De heer Alkaya (SP):
Een nieuw punt, omdat het mij ook persoonlijk aangaat. Over de motie die ik over de jubelton indiende, zei de staatssecretaris: houd die aan, want anders is het ontraden. Toen heb ik 'm aangehouden om 'm pas een paar weken later in stemming te brengen. Daar zit dus een verschil. Het is niet op precies dezelfde manier gegaan. Daarom moet het, denk ik, een moment van reflectie zijn voor de staatssecretaris en het kabinet, want als ik toen had gezegd "ik dien die motie over die jubelton gewoon in", dan was die motie ontraden. Dan was het dus anders gegaan.
De voorzitter:
We gaan nu naar de motie op stuk nr. 131, want dit is voldoende gewisseld.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, ...
De voorzitter:
Nee. Volgens hebben we het echt vanuit verschillende kanten belicht. Ik stop deze discussie nu of het moet over een ander onderwerp gaan. Ik zie dat niet en we blijven niet in dit onderwerp hangen. De staatssecretaris is ook gevraagd om een stuk reflectie en we gaan nu echt verder. We blijven nu echt te lang hangen. Iedereen kan met eigen voorbeelden komen, maar ik vind dat het nu voldoende uitgediscussieerd is.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Punt van orde.
De voorzitter:
Nee, dit is ook geen punt van orde. Die zijn er al voldoende gemaakt. Nee.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Wie bepaalt hier het debat?
(Hilariteit)
De voorzitter:
Nou, gelukkig is dat wel duidelijk geregeld. Dat is namelijk de voorzitter. Maar als het geen punt van orde is, ben ik zeer teleurgesteld in u.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter, dit wordt een primeur. In mijn vijftien en een half jaar hier wordt dit mijn eerste ...
De voorzitter:
... punt van orde.
De heer Tony van Dijck (PVV):
... punt van orde. Houd je vast. Dit gaat namelijk over de geloofwaardigheid van deze staatssecretaris.
Misschien heeft u de instructies in "how to become a staatssecretaris" niet goed gelezen, maar het is nu eenmaal zo dat als u zegt "er is geen dekking" en u vraagt om 'm aan te houden ... Dat kan en dan zegt u: we gaan kijken of we iets kunnen. Dan houden we 'm aan. Maar als de persoon zegt "ik houd 'm niet aan", dan kunt u als staatssecretaris of als bewindspersoon niet zeggen: oordeel Kamer. Dan zegt u namelijk: als die wordt aangenomen, ga ik die motie niet uitvoeren. En dat is een doodzonde voor een bewindspersoon.
De voorzitter:
Meneer Tony van Dijck, u heeft dit punt ook al eerder gemaakt. Ik ben toch een beetje teleurgesteld dat het een herhaling was. Sorry.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter, ik wil er toch nog iets over zeggen. Ik ben overtuigd door wat de heer Alkaya zei. Ik heb verwezen naar de jubeltondiscussie en de motie verwijst daar ook naar. Ik heb even gereflecteerd op dit debat en hij heeft gelijk dat ik toen verzocht heb om die motie aan te houden, omdat ik het ging onderzoeken. Er lagen toen ook schriftelijke vragen van de Kamer en ik ben vervolgens met een antwoord daarop gekomen. Dus in die zin is het juist dat ook bij deze motie — dat was ook de eerste appreciatie die ik heb aangeven — het oordeel aanhouden is. Ik doe dat met de toezegging dat ik erop terugkom, net zoals we dat bij die jubeltondiscussie hebben gedaan. Ik heb gewoon goed geluisterd en de reflectie tot me genomen. Ik heb te snel oordeel Kamer gezegd. Het laatste wat ik wil, is dat bij deze Kamer de indruk zou ontstaan dat er coalitiepolitiek oude stijl bedreven wordt.
(Geroffel op de bankjes)
De heer Tony van Dijck (PVV):
Dus?
Staatssecretaris Van Rij:
Aanhouden!
De voorzitter:
Of? Meneer Heinen, help ons.
De heer Heinen (VVD):
Kent u die film Groundhog Day? Zo voelt het nu een beetje.
Nee. Ik dien 'm in en ik hoor de staatssecretaris in zijn eerste duiding een andere duiding geven aan de motie dan oordeel Kamer. Ik hoorde nu eigenlijk: "Ik geef er geen andere duiding aan. Ik lees 'm direct en daarom verzoek ik om 'm aan te houden." Ik zeg "ik dien 'm in" en dan ik weet ik wel zo ongeveer welk oordeel ik mag verwachten.
Staatssecretaris Van Rij:
Dan wordt het oordeel wel: ontraden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 133 wordt ontraden.
Staatssecretaris Van Rij:
Dan ben ik consequent.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Zijn we een kwartier verder!
Staatssecretaris Van Rij:
Dan ga ik naar de motie op stuk nr. 134 over een solidariteitsfonds, bestaande uit een solidariteitsheffing voor fossiele bedrijven om in ieder geval de meest kwetsbare mensen te beschermen door de middelen hieruit beschikbaar te maken voor besparing en verduurzaming van hun huizen. Het oordeel over deze motie is: ontraden. En waarom? Een solidariteitsheffing voor fossiele bedrijven is niet mogelijk. Hoewel de gedachte als zodanig begrijpelijk is, gelden er een aantal knelpunten. Het is niet duidelijk of er sprake is van een excessieve winst in de fossiele industrie of bij elektriciteitsproducenten in Nederland. Op dit moment hebben we ook geen meetbaar criterium daarvoor. Bovendien heeft het kabinet al 150 miljoen extra vrijgemaakt voor verdere ondersteuning van huishoudens bij het nemen van energiebesparende maatregelen en isolatie. Ontraden is de appreciatie.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 136.
Staatssecretaris Van Rij:
Als u het goedvindt, neem ik de moties op de stukken nrs. 136, 138 en 139 in één keer mee. En waarom? Er komt een EU-richtlijn aan. Die EU-richtlijn zal hoogstwaarschijnlijk volgende week in de Ecofin worden vastgesteld. Dan weten we ook — ik heb het er in de eerste termijn al over gehad — dat er een btw-nultarief op zonnepanelen mogelijk is. Er wordt nu ook gevraagd om warmtepompen, zonnebatterijen en isolatiemaatregelen. Dat kan bij sommige niet, bij isolatiemaatregelen daarentegen weer wel; daar is er een verlaagd btw-tarief. Ik wilde eigenlijk de toezegging doen dat wij met een goede brief over dit onderwerp komen waarin we precies zeggen wat er wel onder de nieuwe EU-richtlijn kan en wat niet. Bij alle drie de moties is de appreciatie: aanhouden.
De voorzitter:
Dan kijk ik even of de heer Van Raan bereid is zijn motie op stuk nr. 136 aan te houden. Dat is het geval.
Op verzoek van de heer Van Raan stel ik voor zijn motie (35925-XV, nr. 136) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
Dan kijk ik naar de heer Dassen. Hij is bereid zijn motie op stuk nr. 138 aan te houden.
Op verzoek van de heer Dassen stel ik voor zijn motie (35925-XV, nr. 138) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
De voorzitter:
De heer Dassen is ook bereid zijn motie op stuk nr. 139 aan te houden. Dat is fijn.
Op verzoek van de heer Dassen stel ik voor zijn motie (35925-XV, nr. 139) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 141. Dat is een motie van mevrouw Van der Plas en de heren Stoffer en Van Haga: verzoekt de regering eventuele hoger dan begrote btw-inkomsten terug te laten vloeien naar de samenleving in de vorm van lastenverlichting.
De voorzitter:
Sorry dat ik u onderbreek, maar u heeft het nu over de motie op stuk nr. 144. Die is van mevrouw Van der Plas en de heren Stoffer en Van Haga, maar u moet volgens mij nog de motie op stuk nr. 141 doen. Die begint met Eerdmans en u zei Van der Plas.
Staatssecretaris Van Rij:
U heeft gelijk: de eerste ondertekenaar is de heer Eerdmans. Die had ik eerst moeten noemen. De tweede ondertekenaar is mevrouw Van der Plas. Dat is lastig, want je kan niet zeggen dat er al een meevaller is. Dat weten we natuurlijk pas aan het einde van het jaar, wanneer we de staat van de inkomsten en alle belastinginkomsten opmaken. Deze motie heeft geen dekking en daarom ontraden we 'm.
Dan de motie van de heer Stoffer over de belastingvermindering op de energiebelasting. In de eerste termijn heeft hij daarom gevraagd. Toen heb ik de toezegging gedaan dat we gaan uitzoeken of je dat eventueel toch zou kunnen doen met terugwerkende kracht naar 1 januari 2022. Technisch kan dat vanuit de Belastingdienst, omdat het een parameterwijziging is en geen structuurwijziging. Echter, uitvoeringstechnisch levert dat zo ongelofelijk veel nadelen op. We hebben maar liefst 61 energieleveranciers. Er zijn er geloof ik inmiddels alweer 5 failliet, dus 56. Om en nabij 20% van de mensen wisselt. Dat jaar loopt van 1 april tot 1 april. Het is dus niet zo dat dat loopt van 1 januari tot 31 december bij de energiebedrijven. Dus in de uitvoering wordt dat echt een drama met pro rata berekeningen en mensen die het dan waarschijnlijk wel, niet of gedeeltelijk terugkrijgen. Dus wij ontraden deze motie om uitvoeringstechnische redenen bij de energiebedrijven.
Dan de motie op stuk nr. 144 van mevrouw Van der Plas c.s. Ik ben niet voornemens om opnieuw een verlaagd tarief voor rode diesel te introduceren. Het verlaagde accijnstarief is op 1 januari 2013 afgeschaft. Benzine, diesel, lpg en dus ook de diesel in de landbouwsector, profiteren van deze accijnsverlagingsmaatregel. Wij ontraden deze motie dus.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Van der Plas, BBB.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Rode diesel werd afgeschaft in 2013 als een bezuinigingsmaatregel. Dat had verder nergens anders mee te maken dan dat er gewoon geld naar de staatskas moest. Maar natuurlijk profiteert iedereen van die accijnsverlaging. Het is natuurlijk wel zo dat de sectoren die ik noem voor hogere kosten staan en sowieso al te maken hebben met hogere kosten om een product te produceren. In Duitsland en in België mag het wel. Er is dus eigenlijk gewoon sprake van rechtsongelijkheid. In Duitsland en België wordt het wel toegestaan. Die hebben dus een fors lagere prijs. In Nederland is het niet toegestaan. Boeren en mensen die in de grensstreek wonen, mogen met hun tractor bijvoorbeeld naar België rijden, terugrijden naar Nederland en het daar wel gebruiken. Maar voor de rest van de boeren in Nederland, en ook voor loonwerkers en mensen die werken in het grondverzet of de bouw, noem het maar op, betekent dat natuurlijk wel dat er een ongelijk speelveld is. Dat is ook een beetje de reden van mijn motie. Het zou ook nog een tijdelijke maatregel kunnen zijn. Als deze motie wordt ontraden op deze manier, dan wil ik die ook nog wel omschrijven als: kunnen we onderzoeken of het kan?
Staatssecretaris Van Rij:
Het punt dat mevrouw Van der Plas maakt, is natuurlijk een terecht punt. We verschillen zeker nu er sprake is van de aangekondigde maatregelen in Duitsland: de tariefverlaging op accijns. Die gaan zelfs naar het minimumtarief qua accijns. België heeft ook een tijdelijke tariefverlaging gedaan. In dit jaar worden de verschillen dus wel heel groot. Maar in zijn algemeenheid, kijkend naar wat de buurlanden doen en wat de effecten zijn in de grensregio, maar ook als het überhaupt gaat om accijnsbeleid, denk ik dat het goed is dat we die discussie ook later dit jaar voeren. Dan is die ook meer structureel. Dan gaat die niet alleen over dit jaar, maar dan gaat die over het accijnsbeleid.
Ik kijk ook naar de volgende motie van de heer Omtzigt, die vraagt om daar met de buurlanden over in gesprek te gaan. Dat wil ik graag doen. Dus onderzoeken? Ja. Dat is geen toezegging dat we het gaan doen, maar ik ben me heel erg bewust van de grote verschillen. Tegelijkertijd is er ook sprake van een enorm effect als je iets structureel wil maken; dan zou je dekking moeten hebben. Dat zeg ik dus ook niet toe. Dat hoor ik u ook niet zeggen. Maar u legt eigenlijk het probleem neer dat de verschillen te groot zijn geworden. Daar zijn we ons van bewust. We hebben al de toezegging gedaan dat we dat gaan monitoren. Ik neem een voorschotje op een deel van de motie van de heer Omtzigt. Dat je daar ook met de Belgische en Duitse collega's over in gesprek gaat, lijkt me heel terecht.
De voorzitter:
Als mevrouw Van der Plas de motie aanpast naar "onderzoeken", wat is uw appreciatie dan?
Staatssecretaris Van Rij:
Onderzoeken kan je alles, maar daar zit niet de verwachting aan vast dat we het gaan doen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Dan ga ik die motie wel wijzigen, want uit een onderzoek komt misschien wel iets naar voren van: hé, het kan wel, zij het tijdelijk — dat zou ook nog een optie kunnen zijn. Dus ik hoop dat er dan een onderzoek wordt gedaan met een open vizier, en niet zo van "we gaan onderzoeken in de lijn van de verwachting dat het toch niet lukt", maar ook door te kijken of het wél lukt op de een of andere manier.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, dat onderzoek willen we doen, gewoon ook om te kijken: wat doet Duitsland, wat doet België, wat doen wij, wat zijn de plussen en wat zijn de minnen? We monitoren al en we nemen dit mee.
De voorzitter:
Dan wil ik aan mevrouw Van der Plas vragen of ze een aangepaste motie wil indienen.
Mevrouw Van der Plas (BBB):
Ja, dat doe ik zo meteen.
De voorzitter:
Ja, dat is goed. Het mag ook morgen. Dank u wel.
Dan hebben we nog één motie over, waar u al wat over zei.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja. Dan ben ik bij de laatste motie, die op stuk nr. 147. Op het eerste verzoek zeg ik: ja. Maar het tweede verzoek is: verzoekt de regering de accijnzen zo vast te stellen dat de totale belastingdruk op zowel benzine als diesel maximaal €0,10 per liter hoger is dan in de buurlanden. Dat kan ik nu echt niet toezeggen. Dus ik ontraad deze motie.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Er is een reëel probleem aan de Duitse grens. Straks hebben we €0,30 à €0,40 per liter verschil. Dat betekent gewoon dat al die pomphouders binnen een paar weken failliet zijn. Ik bedoel een brede strook van Noord-Groningen tot Zuid-Limburg. Wat is een acceptabel verschil of wat is een acceptabele oplossing voor die pomphouders? Overigens kost het de Nederlandse Staat natuurlijk bakken vol geld, want in Maastricht, Arnhem, Enschede, Emmen of in Veendam is er niemand meer die in Nederland tankt.
Staatssecretaris Van Rij:
We weten nog niet precies wat de inhoud van de Duitse plannen is. We hebben alleen een aankondiging gezien. We weten niet wanneer het wordt ingevoerd en hoe het wordt ingevoerd. In België is het slechts zes maanden. Stel dat het in Duitsland drie maanden is. Ik ga nu natuurlijk geen toezegging doen dat wij die koppeling gaan maken met iets waarvan ik niet weet wat het is. Ik heb daarnet tegen mevrouw Van der Plas gezegd: we gaan wel die vergelijking maken en dat onderzoek doen.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Er gaat een drama gebeuren aan de grens. Dat draai je niet zomaar meer terug. Ik heb veel van die bedrijven failliet zien gaan de vorige keer. Wat er nu nog staat, gaat dan ook gewoon binnen een paar maanden failliet. Dan kun je niet meer tanken aan de grens. Dan zijn daar ook geen accijnsinkomsten meer voor de Nederlandse Staat. Ze zijn er gewoon niet meer. Dus dit is niet iets van: o, ik vind het leuk, ik ben van de "Blij dat ik Rij"-lobby. Als er een verschil op een tank is van €25, dan weet ik precies wat er in Enschede gebeurt: dan ben ik de enige die nog naar het tankstation in Enschede gaat, echt de enige. Beseft de staatssecretaris dat?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb gezegd dat ik me bewust ben van de verschillen. Ik zie dat onze buurlanden ook verlagingen doorvoeren, zowel bij de accijns alsook met andere maatregelen. We hebben het nu over de accijns. Wij hebben dit pakket. Wij gaan het niet alleen monitoren, maar ook onderzoeken. Ik ga ook niet vooruitlopen op hoe de Duitse maatregel precies uitpakt, want nogmaals, die kan ook voor kortere tijd zijn. Ik kan deze motie nu dus alleen maar ontraden, omdat daarin gevraagd wordt om nu al de koppeling te leggen dat het verschil maximaal €0,10 mag zijn.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Omtizgt.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Dat is echt teleurstellend. Als de staatssecretaris zegt dat het verschil maximaal €0,12 kan zijn, begrijp ik dat. Maar als er geen maximum op zit, kom ik hier over een paar maanden op terug en nodig ik hem uit in de grensregio.
Ik heb nog een overkoepelende vraag. We hebben hier een wat raar debat. We hebben hier 35 moties, met iedereen zijn ding, van de pompstations in de grensregio's van mij, tot de rode diesel van BBB, tot de kilometervergoeding, waar al eerder een keer een VVD-kabinet over gevallen is, die ze nog even een paar cent omhoog willen doen. Denkt de regering dat er met wat er nu ligt, geen groepen zijn die gigantisch door het ijs zakken in de komende paar maanden? Hoe denkt de regering dat dit gaat zijn voor mensen met een inkomen vlak boven die 120%? Dat zijn mensen die afdelingschef zijn bij Albert Heijn, die 40 uur per week werken en die alleenstaand zijn. Dat zijn jongeren die geen compensatie krijgen, want onder de 21 jaar verstook je geen energie. Heeft het kabinet een boodschap voor deze mensen, die de komende maanden snoeihard door het ijs gaan zakken?
De voorzitter:
Dank u wel, maar even een verzoek. We gaan geen uitgebreid debat meer hebben. Dit is echt de tweede termijn. U heeft al een aantal vragen kunnen stellen. Ik geef tot slot het woord aan de staatssecretaris. Ik kan me voorstellen dat er anders een nieuw debat ontstaat. De staatssecretaris, tot slot.
Staatssecretaris Van Rij:
Uiteraard begrijpt het kabinet dat we in een extreme situatie terecht zijn gekomen, die niemand heeft kunnen voorzien. Eerst stijgen de energieprijzen zeer. Vervolgens breekt een oorlog uit in Oekraïne, met alle gevolgen van dien. Dat raakt mensen diep. In de eerste plaats denk ik toch vooral ook aan de mensen die voor het oorlogsgeweld moeten vluchten en hierheen moeten komen, maar ook aan onze eigen bevolking en wat het daarmee doet. Natuurlijk weten we dat als kabinet. Maar het kabinet heeft ook gezegd: we kunnen het niet allemaal compenseren, maar we komen met een dempend pakket. Mevrouw Van Gennip heeft dat in de eerste termijn namens het kabinet helemaal uitgelegd. Maar ik wil ook niet de indruk wekken dat wij hier harteloos een financieel verhaal staan te houden. Natuurlijk voelen we heel goed wat er in de samenleving aan de hand is op dit moment.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Dank u wel. Nee, meneer Omtzigt, we sluiten nu de beraadslaging. Nee, echt niet. U stelt een heel belangrijke vraag, maar we gaan niet het debat overdoen. Het is ook geen punt van orde. We zijn nu echt aan het einde gekomen van deze beraadslaging. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording. U blijft daar staan voor een punt van orde?
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Voorzitter, ik maak een punt van orde en daar hoeft dan geen antwoord op te komen. We hebben een uitzonderlijke situatie, met een wet over die €800 waar ik fundamentele bezwaren tegen heb. Vragen over wie er nou voor in aanmerking komt, zijn niet of onvoldoende beantwoord. Ik ga ze allemaal schriftelijk stellen. Het is heel ingewikkeld, maar de wet gaat al in voordat die hier behandeld wordt. Dat hadden we vorige keer aan de orde. Het is heel lelijk, want er vallen groepen van tienduizenden mensen buiten. Ik markeer dat hier en kom daar zeer spoedig op terug, om alsnog te vragen om die groepen tegemoet te komen. Het kabinet moet niet denken: we hebben hier een deal. Een wet hoort hier gewoon eerst behandeld te worden. In de wet die bij de Kamer ligt, staat nog €200. Daar staat niet eens €800 in. Er staat nog het verkeerde bedrag in! Dus dan weet u dat.
De voorzitter:
Meneer Omtzigt, u heeft uw punt gemaakt.
De heer Omtzigt (Lid Omtzigt):
Ja, ik heb het gemaakt.
De voorzitter:
Daarmee zijn we nu echt aan het einde gekomen van de beraadslaging, niets ten nadele van de, denk ik, terechte vragen die nog gesteld worden. Maar we moeten het debat ook een keer beëindigen, en dat ga ik nu doen. Ik dank de bewindspersonen nogmaals voor hun uitgebreide beantwoording. Ik dank ook de woordvoerders, net als de mensen die het debat gevolgd hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
We gaan over de ingediende moties volgende week dinsdag stemmen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20212022-66-13.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.