4 Vragenuur: Vragen Warmerdam

Vragen van het lid Warmerdam aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de wachtlijsten opvang huiselijk geweld.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. Ik geef het woord aan de heer Warmerdam van D66. Mag ik zeggen: ook welkom aan meneer Warmerdam, die volgens mij ook aanwezig is? Oké. Ik heet dus ook meneer Warmerdam van harte welkom bij ons. Dan geef ik het woord aan de heer Warmerdam voor zijn mondelinge vraag.

De heer Warmerdam (D66):

Voorzitter. Ik wil het hebben over huiselijk geweld of, beter gezegd, geweld in afhankelijkheidsrelaties. Iedereen in Nederland heeft vorige week kunnen zien hoe afschuwelijk dat eruitziet en dat het iedereen kan overkomen, en dus ook een bekende Nederlander. Ineens werd geweld in relaties zichtbaar voor ons allemaal. Ik wil beginnen met het wensen van sterkte. Sterkte aan alle slachtoffers van dit geweld, de slachtoffers die bekend zijn, en zeker ook aan al die slachtoffers, veelal vrouwen, van wie we de naam niet kennen. Voor mij persoonlijk is het bijzonder dat ik juist op dit onderwerp de staatssecretaris mag bevragen, want ik ben opgegroeid met een vader die werkte als crisishulpverlener bij huiselijk geweld. Van jongs af aan ben ik mij daarom bewust van de schrijnende situaties die plaatsvinden acht de voordeur. Het heeft gemaakt dat ik mij nu inzet voor gendergelijkheid, voor de veiligheid van vrouwen en meisjes.

Voorzitter. Het aantal slachtoffers van huiselijk geweld is enorm toegenomen. Het gaat om vrouwen en kinderen voor wie hun huis een onveilige plek is, waar ze niet kunnen blijven, omdat ze gevaar lopen. Voor deze slachtoffers is het heel moeilijk om naar voren te stappen en om hulp te vragen. Des te schrijnender is het dat er, als ze wel die stap wagen en om hulp vragen, geen plek is waar ze terechtkunnen. De opvang zit namelijk vol. Dat betekent dat zij nog langer in hun onveilige situatie zitten en dat de situatie van geweld en mishandeling doorgaat en doorgaat. Bij escalatie leidt dat soms tot de dood van vrouwen.

Voorzitter. Dit is een onhoudbare situatie. In Amsterdam kijken we of er nog een Oranje Huis kan komen voor de opvang van deze slachtoffers. Heeft de kersverse staatssecretaris al contact gehad met Veilig Thuis? Krijgt de staatssecretaris dezelfde signalen over tekorten uit andere steden? En wat gaat de staatssecretaris op landelijk niveau doen?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank u wel, voorzitter. Als eerste zou ik willen zeggen: als er sprake is van huiselijk geweld, tegen iedereen en specifiek tegen vrouwen, dan moeten de slachtoffers áltijd kunnen rekenen op een veilige plek. Wie weet kijkt er wel zo iemand, en dan zou ik willen zeggen: weet dat je er niet alleen voor staat en dat er hulp is. Je kunt anoniem chatten en altijd bellen met 0800-2000.

Er is een plek nodig voor wie dat nodig heeft. Daar maken gemeenten en opvangorganisaties zich gezamenlijk hard voor. Gemeenten zijn op basis van de Wmo verantwoordelijk voor het bieden van voldoende opvangplekken. De wethouders van de 35 centrumgemeenten spannen zich daar dan ook voor in. In de gemeente Amsterdam heeft dit geresulteerd in de komst van een extra locatie van de Blijf Groep, maar de signalen uit Amsterdam onderstrepen de urgentie van deze grote vraag. Die zijn voor mij dan ook reden om de gesprekken met alle gemeenten over de vrouwenopvang te intensiveren. Overigens moet ik zeggen dat de manier waarop het capaciteitsvraagstuk nu in Amsterdam wordt aangepakt, te prijzen valt. Landelijk heeft het vorige kabinet vanaf 2020 structureel 14 miljoen euro extra vrijgemaakt voor de vrouwenopvang. Ik heb in het kader van de intensivering van de gesprekken met de VNG en Valente onder andere aandacht gevraagd voor betere samenwerking en andere en betere monitoring van opvangplekken.

De heer Warmerdam vroeg specifiek nog naar signalen uit andere steden. Daarvan moet ik zeggen dat die signalen niet lijken te spelen bij alle centrumgemeenten en alle gemeenten die vrouwen opvang bieden. Het is op dit moment in veel centrumgemeenten wel erg druk in de opvang, maar de noodbedden zijn niet overal vol; gelukkig maar. De instroom van de noodbedden fluctueert wel van dag tot dag. Daarom wordt er ook gewerkt met een landelijk systeem van noodbedden en dat systeem vergt de noodzakelijke verbeteringen. Ook is in veel regio's besloten tot uitbreiding van de capaciteit, vaak in combinatie met flankerend beleid en andere maatregelen. En dat lijkt mij ook een goede keuze.

Tot zover mijn beantwoording van de vragen, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is weer aan de heer Warmerdam.

De heer Warmerdam (D66):

Dank, voorzitter. Ik hoor dat de staatssecretaris de urgentie voelt, net als ik, om dit aan te pakken. En daar ben ik blij mee. Dan wil ik het ook graag nog hebben over de gevolgen van de lockdowns op slachtoffers. De regering riep: blijf zo veel mogelijk thuis. Ik hoop dat we die leus nooit meer hoeven horen. Als we het hebben over de maatschappelijke gevolgen van de coronamaatregelen, dan mogen we huiselijk geweld niet onder stoelen of banken schuiven. Het aantal meldingen stijgt door de impact van lockdowns. Hoe gaan we er nou voor zorgen dat de opvanglocaties in gemeenten klaarstaan nu de meldingen toenemen?

Een ander knelpunt bij de opvang is het tekort aan woningen. Hierdoor stokt de doorstroom. Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij die doorstroom gaat bevorderen? Hoe werkt hij hierin samen met de minister voor Volkshuisvesting en welke acties gaan ze ook samen ondernemen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Voorzitter. Allereerst de impact van de coronacrisis op huiselijk geweld en met name de maatregelen. Ik deel de zorg dat de oplopende spanningen vanwege corona kunnen leiden tot onveilige situaties. Daar waar de omgeving veilig was, zou die ook onveilig kunnen zijn geworden. Ik moet ook zeggen dat het beeld moeilijk in cijfers uit te drukken is. We hebben ook niet altijd hard cijfermateriaal daarover voorhanden. Vorig jaar is er weliswaar een onderzoek gedaan, waaruit een gedifferentieerd beeld naar voren komt. We zien geen algemene significante stijging, maar we zien dat het in sommige gezinnen slechter ging en in andere gezinnen beter.

Dan de vraag over de samenwerking met de minister voor Volkshuisvesting, over de doorstroom na een verblijf in de opvanginstellingen. Ik moet daarbij inderdaad weer constateren dat het terecht is. Er zijn onvoldoende betaalbare woningen; dat heeft u terecht geconstateerd. Daardoor ontstaan er ook knelpunten in de opvang zelf. In het programma "Een thuis voor iedereen" van de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening vormen de slachtoffers van huiselijk geweld die uitstromen uit de opvang een van de betreffende aandachtsgroepen. Ik spreek de minister daar nota bene deze week nog over. Ik zal ook met hem verder actie ondernemen voor deze vrouwen.

De heer Warmerdam (D66):

Dank aan de staatssecretaris. Het is fijn dat hij de zorgen deelt en dat er ook acties komen vanuit het Rijk. Maar ik hoor nog niet hoe we dit probleem van geweld in afhankelijkheidsrelaties echt bij de wortels aan gaan pakken. Dit gaat namelijk over structurele ongelijkheid, ongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Het gaat over emancipatie van meisjes en van vrouwen. Ik wil van de staatssecretaris horen dat hij niet enkel de symptomen aanpakt. Ik wil ook horen hoe hij zich in gaat zetten om de oorzaak van geweld in afhankelijkheidsrelaties aan te pakken. Wat gaat de staatssecretaris daaraan doen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Zoals u natuurlijk allemaal heeft meegekregen, zeker de heer Warmerdam, wordt er een regeringscommissaris aangesteld. Die gaat ook in dat volle domein kijken als het gaat om grensoverschrijdend gedrag, maar die kijkt ook naar de meest geëscaleerde situaties waarbij er sprake is van geweld en soms zelfs van voortdurend geweld. Kortom, daar zit ook de opdracht in over hoe die fundamentele vragen die hieronder liggen, worden aangepakt.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Warmerdam.

De heer Warmerdam (D66):

Tot slot. Ik hoop de stevige inzet van de staatssecretaris terug te gaan zien in een toename van het aantal opvangplekken en ook in een afname van geweld in afhankelijkheidsrelaties.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Warmerdam. Er zijn een aantal vervolgvragen. Allereerst mevrouw Simons van BIJ1. Dan de heer Hijink van de SP en mevrouw Maeijer van de PVV. Helaas heeft uw collega al twee vragen gesteld, mevrouw Kuiken. Het woord is aan mevrouw Simons van BIJ1.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Ook ik wil mijn collega bedanken voor het inbrengen van dit onderwerp. Het is heel erg belangrijk en op heel pijnlijke wijze voor iedereen tastbaar geworden dit weekend. Maar zoals u stelt: we weten dit al veel langer. We kennen de verhalen. We lezen in de krant over femicide. Dat daar nu aandacht voor is, is wellicht de silver lining in dit drama.

Mijn vraag aan de staatssecretaris gaat over meer dan alleen huisvesting op het moment dat de nood hoog is. Veel vrouwen die in een dergelijke situatie terechtkomen, zijn verstoken van financiële middelen, weten niet waar ze hulp moeten halen en kennen hun juridische positie niet. Veel vrouwen hebben moeite om, terwijl ze proberen weg te komen uit een gewelddadige relatie, misschien toch nog te zorgen dat vader wel de verantwoordelijkheid neemt die hij heeft ten aanzien van de kinderen. Mijn vraag is heel concreet of deze staatssecretaris bereid is om ook naar die randvoorwaarden, die randverschijnselen, te kijken als hij nadenkt over structurele plannen ter verbetering. Zo kan ik alvast meegeven dat we in Amsterdam dankzij een motie van BIJ1 meerdere steunpunten in de stad hebben kunnen realiseren.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Een suggestie, voorzitter. Het gaat om steunpunten waar vrouwen terechtkunnen voor financiële en praktische hulp die ze eventueel nodig hebben. Dat is mijn verzoek.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank voor de vraag, de suggestie en het verzoek. U heeft gelijk dat we er niet alleen voor moeten zorgen dat er een veilige plek is als het geweld geëscaleerd is, maar dat we ook moeten voorkomen dat het geweld daar ontstaat en voorkomt. Als er in het voortraject iets gedaan kan worden wat nu niet wordt gedaan om dat geweld te voorkomen, dan is dat altijd beter dan achteraf het geweld doorbreken en oplossen. Uw suggesties neem ik mee, zeker ook in de gesprekken die ik met de gemeenten voer. Ik zal die ook intensiveren.

Mevrouw Simons (BIJ1):

Dit keer ga ik het echt kort houden. Ik vraag de staatssecretaris natuurlijk ook specifiek om aandacht aan de voorkant. Er is een ontzettend breed scala aan maatregelen en structuren dat we daarvoor kunnen opzetten. Ik vraag hem om deze hulp ook te zien als hulp na verblijf in bijvoorbeeld een opvanghuis. Ik denk dat de staatssecretaris mij wel begrijpt.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik ben het zeer eens met mevrouw Simons. Als er uiteindelijk een oplossing is en je misschien een nieuwe plek hebt gevonden, dan moeten de zorg, de ondersteuningsstructuren en misschien ook wel de financiële ondersteuning niet wegvallen en soms zelfs geïntensiveerd worden. Dat is inderdaad een aandachtsgebied dat we niet mogen vergeten.

De voorzitter:

Dan ga ik naar de heer Hijink van de SP en daarna mevrouw Maeijer van de PVV.

De heer Hijink (SP):

Als de opvanglocaties waar vrouwen en kinderen terecht moeten kunnen, volraken, dan is dat natuurlijk vreselijk voor die vrouwen en die kinderen die in een gewelddadige situatie zitten en die daar eigenlijk zo snel mogelijk uit moeten. Maar het is ook niet goed voor vrouwen en kinderen om langer dan strikt noodzakelijk in zo'n opvanghuis te blijven wonen. En dat is wel wat we nu soms zien gebeuren, omdat zij nergens naartoe kunnen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: wat wordt er nou gedaan om de doorstroom te verbeteren? Ik vond dat de staatssecretaris die vraag net niet goed genoeg beantwoord heeft. Het is immers niet goed als vrouwen en kinderen daar te lang moeten blijven. Daar herstellen ze niet. Daar word je als vrouw niet beter van en daardoor verlies je misschien zelfs je zelfstandigheid. Dus wat gebeurt er nou om ervoor te zorgen dat deze vrouwen en deze kinderen in een normale betaalbare woning terecht kunnen komen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank voor deze vraag van de heer Hijink. Ik deel de probleemanalyse geheel. Als je te lang in een opvanginstelling verblijft — dat geldt helaas voor alle opvanginstellingen — dan is dat vaak zelfs slechter voor je herstel dan dat het een verbetering is van je herstel. Daarmee ben ik het volledig eens. Dat moeten we dus ook zien te voorkomen. Er moet uitstroom uit de instellingen plaatsvinden. Wat gebeurt er al? Er start een programma, Een thuis voor iedereen, waarin deze specifieke aandachtsgroep een plek krijgt. De komende tijd gaan we in dat programma, Een thuis voor iedereen, ook specifieke afspraken maken over wat we voor deze groep gaan doen en wat we meer gaan doen dan de afgelopen tijd.

De voorzitter:

Mevrouw Maeijer, PVV, en dan tot slot mevrouw Westerveld, GroenLinks.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Mijn vraag is tweeledig. Deelt de staatssecretaris de mening van de PVV dat het in eerste instantie de dader zou moeten zijn die uit huis wordt geplaatst en niet het slachtoffer, en dat die ook zou moeten opdraaien voor eventuele kosten die worden gemaakt als er geen ander tijdelijk onderdak is dan een hotel?

De voorzitter:

Ik vraag de staatssecretaris om daar eerst op te reageren.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik moet zeggen dat het voor mij het aller-, allerbelangrijkste is dat het geweld stopt en dat er een veilige plek is voor deze vrouwen, als het een situatie is van een man-vrouwverhouding. Als die plek thuis is, waarbij de man vertrekt, is dat voor mij inderdaad preferent boven dat de vrouw vertrekt. Maar over het algemeen is dat minder snel te realiseren. Daardoor geef ik er de allerhoogste voorkeur aan dat er sowieso een veilige plek is. Dat is voor mij leidend.

Mevrouw Maeijer (PVV):

U was iets te snel, voorzitter, want de afronding van mijn eerste vraag was: hoe vaak wordt zo'n huisverbod nou daadwerkelijk opgelegd? Daarnaast zou ik willen inzoomen op een specifieke groep kwetsbaren, namelijk de ouderen. Toenmalig staatssecretaris Blokhuis sprak vorig jaar in een debat het bange vermoeden uit dat er achter de voordeur bij deze groep mensen veel meer gebeurt dan we daadwerkelijk weten. Hij stelde bijvoorbeeld voor dat er interventies zouden plaatsvinden, zoals huisbezoeken. Ik zou graag willen weten wat er het afgelopen jaar is gebeurd en in hoeverre deze staatssecretaris zicht heeft op wat er gebeurt achter de voordeur van deze kwetsbare groepen.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik heb de precieze cijfers van hoe vaak er sprake is van zo'n huisbezoek nu niet paraat. Desgewenst kan ik die uiteraard doen toekomen aan de Kamer, zodat u daar kennis van kunt nemen. Ik ben het zeker eens met de vorige staatssecretaris dat het geweld dat ouderen treft, ook aandacht vraagt, zeker als er sprake is van structureel geweld. Eigenlijk ben ik het dus helemaal met u eens dat dit ook een onderwerp is dat onze aandacht vraagt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er is in de Kamer al vaker aandacht voor gevraagd dat je beter daders uit huis kunt plaatsen dan slachtoffers, helemaal als het vrouwen met kinderen betreft. Als zij weg moeten, betekent dat voor de kinderen vaak dat ze naar een andere school moeten en in een andere omgeving zitten. Dat heeft enorm veel impact. Kan de staatssecretaris ons op korte termijn heel duidelijke informatie geven over wat er de komende tijd gaat gebeuren om ervoor te zorgen dat vrouwen en kinderen in dezelfde veilige omgeving kunnen blijven wonen en de daders vervolgens uit huis worden geplaatst? De Kamer heeft hier de afgelopen jaren heel erg vaak aandacht voor gevraagd.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We hebben niet heel goed door wat het kabinet nou echt wil doen om dit te realiseren.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik ben het met u eens — dat gaf ik eigenlijk ook al aan de PVV-fractie aan — dat de situatie die u beschrijft, de voorkeur heeft. Maar het allerbelangrijkste voor mij is dat die veilige plek er direct is en dat er geen moment verloren gaat door administratie en bureaucratie of door het zoeken naar de beste oplossing. Er moet een veilige plek zijn, en wel direct. Dan is het voor mij soms acceptabel dat, in plaats van dat er wordt gewacht op een huisverbod, de vrouw uit huis wordt geplaatst … Nee, het huis uit gaat. Niet "uit huis wordt geplaatst", maar "het huis uit gaat".

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Ik ben blij met de vraag van de collega van de PVV en ook met het antwoord van de staatssecretaris. Er is inderdaad redelijk wat huiselijk geweld onder ouderen, vrij onzichtbaar. Wat boven water is gekomen, is het topje van de ijsberg. Daarvoor was met name het programma Ouderen in veilige handen. Dat is uiteindelijk verzand in alleen maar financiële mishandeling, maar er is natuurlijk ook heel veel sprake van fysieke en psychische mishandeling. Kan de staatssecretaris eens nagaan hoe het op dit moment ermee staat en of de lokale allianties die gevormd zijn op gemeentelijk niveau echt van de grond zijn gekomen?

Staatssecretaris Van Ooijen:

Ik ken de programma's over de financiële mishandeling van ouderen ook van dichtbij, vanuit mijn vorige rol. Daar is zeker aandacht voor geweest. Daar zijn stappen in gezet. Maar dat brede vraagstuk van het geweld tegen ouderen — dat heeft vaak een andere vorm dan waar we het nu over hebben, namelijk vrouwenopvang — vraagt onze aandacht. Dat vraagt ook een versteviging van de aanpak, met name op lokaal niveau, met de basisinfrastructuur die er binnen wijken en gemeenten is.

Mevrouw Den Haan (Fractie Den Haan):

Dan zou ik nog graag van de staatssecretaris willen horen of hij daarnaar zou willen kijken. Ik was vorige week bij 113 Zelfmoordpreventie. Daar hoorde ik dat 20% van de zelfmoorden vorig jaar onder ouderen was. Ik weet niet of er een causaal verband is, maar ik vind dat een hoog getal. Ik ben daarvan geschrokken. Ik zou het fijn vinden als de staatssecretaris daar nog eens naar zou willen kijken.

Staatssecretaris Van Ooijen:

Dank. Ik neem dat mee. Ik ben inderdaad medeverantwoordelijk voor de preventie van suïcide. Daar zal ik deze specifieke groep in meenemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de het mondelinge vragenuur. Ik dank de staatssecretaris voor zijn aanwezigheid hier en ik dank de heer Warmerdam voor het stellen van de laatste mondelinge vraag.

Ik schors de vergadering voor een enkel moment en dan gaan we daarna stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven