3 Vragenuur: Vragen Markuszower

Vragen van het lid Markuszower aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over het bericht "Staatssecretaris: onaanvaardbare situatie dreigt in asielopvang, bedden zijn op".

De voorzitter:

Aan de orde is het mondelinge vragenuur. Ik heet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Ik geef graag het woord aan de heer Markuszower van de PVV, die een mondelinge vraag heeft aan de staatssecretaris over het bericht "Staatssecretaris: onaanvaardbare situatie dreigt in asielopvang, bedden zijn op". Het woord is aan de heer Markuszower, PVV.

De heer Markuszower (PVV):

Zeer veel dank, voorzitter. Er gaat iets grandioos mis in Nederland. Het is helemaal uit de hand gelopen. Nederlanders worden verdrukt en verdrongen. Als een Noord-Koreaanse heerser dwingt dit kabinet gemeenten om duizenden asielzoekers op te vangen. Iedereen weet dat meer asielzoekers, meer opvangplekken tot de grootst mogelijke ellende leidt. Asielzoekerscentra zijn broeinesten. Broeinesten van terreur, van geweld, van vrouwenhaat, van steekpartijen en diefstal. Meer opvangplekken betekent meer onveiligheid, meer criminaliteit, miljarden euro's aan belastinggeld. De staatssecretaris zadelt moedwillig gemeenten en de gewone man en vrouw die in die gemeenten wonen nu op met een enorme bak aan misère en rampspoed. Dat is toch ongelofelijk. Dat is toch verraad aan de gewone Nederlander. Maar de staatssecretaris is niet te stoppen. Ze gaat maar door. De staatssecretaris dwingt immers nu gemeenten tot opvang van meer, meer en nog eens meer asielzoekers. Weet de staatssecretaris, nota bene van de VVD, dan niet dat inmiddels niemand in Nederland meer die asielellende wil? Hebben de Nederlanders dan helemaal niks meer te zeggen? Waarom speelt de staatssecretaris de suikertante voor Afrika en het Midden-Oosten?

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter, dank. De belangrijkste vraag die gesteld is door de heer Markuszower is: waarom doe ik dit? Waarom belast ik Nederland en de gemeentes met de opvang van nog meer asielzoekers? Ik zie de heer Markuszower knikken en ik begrijp dat ik zijn vraag goed begrepen heb. Het antwoord op die vraag is dat Nederland mensen die vluchten voor oorlog en geweld bescherming wil bieden. Die mensen komen naar Nederland, die vragen om asiel en die hebben bescherming nodig. Degenen die onze bescherming verdienen, krijgen die ook. Degenen die hier asiel komen vragen, kunnen in de procedure genomen worden. Er zijn ook mensen bij die asiel vragen en die, nadat alles besproken en onderzocht is, geen recht hebben op asiel, maar tijdens de procedure zitten die mensen ook in de asielopvang. Dat is het systeem dat wij in Nederland hebben. Dat is het systeem waarvoor we ook Europese verdragen ondertekend hebben, internationale verdragen ondertekend hebben en partij zijn bij alle regelingen die hierover gaan. Nederland wil een land zijn en is een land waar men humaan met anderen omgaat, zeker met anderen die bij ons asiel komen vragen omdat ze bescherming zoeken. Dat is waarom wij asielopvang hebben.

Op dit moment is de opvangproblematiek groot. Dat heb ik u vorige week ook in het debat met de Kamer uiteengezet. Daar zijn een aantal factoren voor aan te wijzen. Een belangrijke factor is dat op dit moment in de asielopvang in Nederland 12.000 mensen zitten die al een status hebben, die er recht op hebben om in een gemeente uit te stromen om daar te beginnen aan de integratie en te gaan werken aan hun plek in de Nederlandse samenleving. 12.000 mensen in de asielopvang is heel erg veel. Zij hebben er eigenlijk recht op om ergens anders te zijn.

Daarnaast zijn er gedurende de covidperiode — we hebben die nog steeds niet achter ons gelaten, maar sinds de afgelopen zomer is dat opeens verlicht — een tijdlang reisbeperkingen geweest in de wereld en ook in Europa. Dat heeft ertoe geleid dat de instroom in Nederland beperkter was. Vanaf mei/juni zijn die reisbeperkingen grotendeels opgeheven en dat betekende dat wij veel meer instroom hebben gekregen. Daarnaast zijn er, vanwege dezelfde reisbeperkingen die werden opgeheven, veel meer mensen via nareis naar Nederland gekomen, want die konden weer naar Nederland komen. Dat is gebeurd.

Er zit ook nog een andere factor bij. Het is zo dat degenen die geen plek krijgen in Nederland, van wie het asielverzoek niet gehonoreerd wordt, moeten terugkeren naar het land van herkomst. Er zijn ook mensen die in Nederland asiel aanvragen, maar die dat ook al in een andere lidstaat van de Europese Unie gedaan hebben. Dat zijn de zogeheten "Dublinclaimanten". Zowel die Dublinclaimanten als degenen die geen plek hebben gekregen in Nederland, van wie de asielaanvraag is afgewezen, moeten terug. Maar dat teruggaan is dus lastig vanwege covid, want andere landen vragen een negatieve PCR-test. En als jij liever niet teruggaat naar het land van herkomst — als je liever hier blijft, ondanks het feit dat je afgewezen bent, ondanks het feit dat je in een andere lidstaat eigenlijk je asielprocedure moet doen — dan weiger je, zo ervaren wij, die PCR-test. Dat betekent dus dat de opvang ook belast is met mensen die op die manier in de opvang zitten.

De heer Markuszower (PVV):

Een belangrijke vraag is natuurlijk waarom de staatssecretaris de lokale democratie uitsluit en deze asielzoekerscentra door de strot van de mensen in de gemeenten worden geduwd. De PVV zegt: stop met deze waanzin, geef onze huizen aan onze mensen, sluit de grenzen voor islamitische immigranten, sluit de grenzen voor alle asielzoekers en trek alle tijdelijke statussen in, zodat onze woningen naar onze eigen mensen gaan, zodat Nederland weer een vrij en veilig land wordt. Nederlanders worden nu uit hun huizen gejaagd. Nederlanders moeten plaatsmaken, hun woningen opgeven, omdat de staatssecretaris onze huizen aan buitenlandse gelukszoekers weggeeft. Nederlanders moeten vaak tien jaar, soms zelfs zeventien jaar, op een huis wachten, maar Somaliërs, Turken, Eritreeërs, Syriërs, Afghanen, half Afrika worden door het kabinet Rutte getrakteerd op huizen en zij, die buitenlanders, krijgen van Broekers-Knol, de staatssecretaris, ook nog eens geld voor inrichting en huisraad, en dat terwijl onze eigen Nederlanders soms dakloos zijn. 40.000 mensen in Nederland zijn dakloos. Er is ook heel veel verborgen ellende onder de Nederlanders.

En wat zegt u, mevrouw de staatssecretaris, tegen die al die Nederlanders, die nergens naartoe kunnen en niet aan een woning kunnen komen? Er zijn voor gewone Nederlanders geen woningen, en zeker geen betaalbare woningen, meer beschikbaar. Waarom krijgen zij, de gewone Nederlanders, van u geen woning, maar krijgen statushouders uit verre Arabische oorden, die hier niks bijdragen, maar alleen maar afbreken, wel een woning? We lezen dat de staatssecretaris nu 10.000 woningen aan statushouders gaat geven. Hoeveel Nederlanders moeten daarvoor hun huis verlaten? Waarom geeft u deze huizen, vraag ik aan de staatssecretaris, niet aan Nederlanders die al heel lang op een woning wachten? Waarom worden Nederlanders in hun eigen land gediscrimineerd? Waarom haat de staatssecretaris de gewone Nederlander?

De voorzitter:

Het woord is aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter. Ik wil toch eerst wel even iets rechtzetten. Het is niet zo dat gewone Nederlanders, zoals de heer Markuszower zegt, uit hun huis gejaagd worden. Dat is niet zo. Degenen die een status hebben gekregen in Nederland, hebben op een gegeven moment het recht, als ze die status hebben gekregen, om binnen veertien weken in een gemeente te gaan wonen om vervolgens invulling aan hun leven te kunnen gaan geven en te integreren in de Nederlandse samenleving. Er wordt niemand het huis uitgejaagd. Er is in Nederland een woningtekort — dat zal ik de heer Markuszower nageven — en dat is inderdaad schrijnend voor velen. Het is ook niet meer de regel is dat statushouders voorrang hebben boven een inwoner van een bepaalde gemeente. Het is aan de gemeenten om die eerlijk en op een nette manier te verdelen. Het is inderdaad een hele prestatie van gemeenten dat de afgelopen maanden voor elkaar is gekomen om 10.500 statushouders op te nemen in de gemeenten. Dat is omdat wij die verdragen hebben gesloten. Dat is omdat wij die afspraken hebben gemaakt. Dat is omdat we gebonden zijn aan die regels. En dat is omdat Nederland vindt dat mensen die bescherming zoeken voor oorlog en geweld, en die wij asiel willen bieden, op een gegeven moment ook het recht hebben om in onze samenleving te integreren en een nieuw leven op te bouwen. Dat is de reden waarom het zo gebeurt. We jagen niemand het huis uit.

De voorzitter:

Tot slot de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Dat waren veel antwoorden, maar niet het antwoord op de kernvraag die ik heb gesteld. Eén: waarom wordt de lokale democratie uitgeschakeld? Twee: hoeveel Nederlanders moeten dan wel hun woning verlaten, en waarom worden Nederlanders gediscrimineerd en krijgen zij niet die woning maar statushouders wel? Drie is geen vraag, maar misschien een opmerking. Ik denk dat de staatssecretaris van Asiel en Migratie beter staatssecretaris van Landbouw of zo kan worden. Zolang die grenzen openblijven en zolang half Afrika hier binnen mag komen en getrakteerd wordt op een woning, blijven gewone Nederlanders namelijk in hun eigen land gediscrimineerd worden. Dat is een ongelofelijke schande.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begin met de laatste opmerking — het was geen vraag — van de heer Markuszower. Stel dat ik staatssecretaris van Landbouw zou zijn. Dan zou iemand anders Asiel en Migratie doen. Die heeft dan te maken met dezelfde verplichtingen van Nederland als de verplichtingen die ik zojuist genoemd heb. Ik noem de zaken die voortvloeien uit de Europese verdragen, de internationale verdragen en niet in de laatste plaats uit het Vluchtelingenverdrag. Dus dat maakt niet uit.

Dan wat betreft de lokale democratie. Ik ben begonnen met te zeggen dat Nederland gebonden is aan die verdragen. Dat geldt voor alle Nederlandse overheden, of het nou het Rijk is, de gemeente of de provincie. Nederland als geheel is gebonden aan die verdragen. Die hebben we gesloten en die zijn hier goedgekeurd in deze Kamer. Die verplichtingen komen wij na.

Wij hebben nu acute nood. Die acute nood kunnen wij op dit moment alleen maar opvangen door deze inderdaad vervelende maatregelen te nemen. Dat geef ik de heer Markuszower graag toe. Maar we doen het om de veel ergere maatregel te voorkomen, namelijk de crisisnoodopvang. Crisisopvang is namelijk voor alle partijen een vreselijke maatregel. Dan doel ik op gemeenten, de inwoners van gemeenten en zeker ook asielzoekers. Dan is er namelijk steeds maximaal een week, meestal 72 uur, ergens opvang. Vervolgens moet men in de bus naar een andere gemeente voor de opvang, enzovoort, enzovoort. Dat betekent ook dat, in het geval dat er kinderen zijn, kinderen geen onderwijs kunnen krijgen. Wij kiezen nu voor de aanwijzing voor acute noodopvang om ervoor te zorgen dat er in een periode van drie, maximaal zes maanden stabiliteit is en er dus op een redelijk normale manier geleefd kan worden. Maar die stabiliteit moet er ook zijn voor de gemeentes en ook voor de inwoners van de gemeentes.

De voorzitter:

Er is een aantal vervolgvragen. Eerst wil de heer Jasper van Dijk een vraag stellen, dan mevrouw Piri en daarna de heer Bisschop.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat een puinhoop is dit, zeg: eerst allemaal opvangplekken sluiten en vervolgens gemeenten gaan dwingen om weer nieuwe opvangplekken te openen. Als je ruzie met gemeenten wilt hebben, moet je inderdaad dit doen.

Net zo wonderlijk is het dat wij vorige week eigenlijk een beetje bedonderd zijn. Want vorige week woensdag stonden wij hier een hele dag lang te praten over huisvesting van asielzoekers, en toen hebben we hierover geen woord gehoord van de staatssecretaris. Vrijdag kwam de NOS met de scoop dat er gemeenten werden aangewezen en verplicht werden om plekken aan te wijzen voor het bieden van opvang. Waarom heeft de staatssecretaris dat woensdag niet gezegd? Waarom heeft ze niet veel eerder al gewoon maatregelen genomen om dit enorme probleem op te pakken?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik heb vorige week tijdens het debat het volgende gezegd. "De opvangproblematiek verslechtert met de dag, en het is nog maar de vraag of we iedereen met recht op opvang de komende periode van een bed kunnen voorzien." Ik heb gezegd dat er voor het einde van het jaar concreet nog 2.000 extra opvangplekken moeten worden gerealiseerd. Dat betreft bij voorkeur relatief grote locaties. De afgelopen dagen vond veelvuldig overleg plaats met de landelijke regietafel, met de provinciale regietafels, met de rijksheren, met alle betrokken partijen. Dat heeft zich van dag tot dag ontwikkeld. En aan het einde van die week kwamen we tot de conclusie dat we echt met de rug tegen de muur stonden. Dat gebeurde dus niet die woensdag, maar aan het einde van die week. Toen hebben we geconcludeerd dat we een maatregel moeten nemen om ervoor te zorgen dat we die 2.000 plekken inderdaad realiseren. Als we dat niet zouden doen, zouden de mensen op straat moeten slapen. Daar is toen hard aan gewerkt, en ik heb vanochtend de aanwijzing de deur uit gestuurd.

Mevrouw Piri (PvdA):

Allereerst chapeau voor de staatssecretaris. Want het is best knap om in deze week, met alles wat er gaande is, nog op deze manier het nieuws te halen.

Voorzitter. Afgelopen jaren hebben we constant gezien dat de IND en het COA geen structurele financiering krijgen. We hoorden het net en mijn collega van de SP meldde het al: verschillende opvangplekken van het COA zijn gesloten omdat er bedden leegstonden; dat was een kostenbesparing. Ik hoor de staatssecretaris keer op keer allerlei factoren buiten haar om aanwijzen als redenen waarom we in deze situatie zitten. Mijn vraag is: hoe reflecteert u nou op uw eigen handelen?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

In november 2019 ben ik begonnen om samen met het COA en de landelijke regietafel aan de provinciale regietafels te vragen om aan te gang te gaan om te zorgen dat er voldoende opvangplekken zouden zijn, omdat we voorzagen dat het moeilijk begon te worden. Dat heeft niet voldoende opgeleverd. We hebben voortdurend die vraag gesteld en vanaf de zomer hebben we die vraag met enorme urgentie gesteld. Ik moet u zeggen dat er sinds november 2019 geen opvangplekken zijn gesloten. Wat wel gebeurd is, en dat is een normale gang van zaken, is dat er bestuursovereenkomsten met gemeenten zijn gesloten voor een aantal jaren over opvang. Met sommige gemeenten is een contract afgesloten voor vijf jaar. Nu, vijf jaar later, is gezegd: we gaan niet verder. Dat kan. Maar dat is geen sluiten van de opvang, dat is gewoon een normaal proces waarbij een contract afloopt. Dat is wel gebeurd.

De voorzitter:

Mevrouw Piri? Nee? Dan meneer Bisschop, SGP. Gaat uw gang.

De heer Bisschop (SGP):

Het heeft niet zoveel zin om het debat van vorige week over te doen, denk ik. We hebben het er toen uitvoerig over gehad. We wisten ook dat er een noodsituatie was, of is, en dat er ingrepen te verwachten zouden zijn. Ik haak echter in op een opmerking van de staatssecretaris. Ze illustreert dat het asielbeleid aan de ene kant zo menselijk mogelijk is en aan de andere kant soms ook nog steeds heel softe trekken vertoont. Ik hoor de staatssecretaris zeggen dat er afgewezen asielzoekers zijn die uitgezet moeten worden, maar die niet weg kunnen, omdat ze een coronatest weigeren. Ja, wacht even. Er is in dat geval dus een juridische toetsing geweest. Het oordeel was negatief, geen recht op status. Het is dan toch aan de overheid om stevig in te grijpen en ervoor te zorgen dat die plekken beschikbaar komen voor mensen die daar mogelijk wel recht op hebben?

De voorzitter:

De staatssecretaris.

De heer Bisschop (SGP):

Is de staatssecretaris bereid om daar in de nadagen van haar bewind nog steviger stappen in te zetten?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wat betreft de afgewezen asielzoekers, waarbij het niet mogelijk is om ze uit te zetten vanwege een PCR-test — dat is het eerste punt dat de heer Bisschop maakt — weet de heer Bisschop ook dat de motie-Valstar is aangenomen. Daar zijn we meteen druk mee aan de gang gegaan. Er zijn landen waar dat al mogelijk is. Het is een ongelofelijk belangrijk punt dat ook in Nederland gezegd kan worden: op die manier kun je niet tegenhouden dat je uitgezet wordt naar je land van herkomst. Dat is zeker het geval. Daarnaast is het zo dat van de mensen die afgewezen worden, er nogal wat met onbekende bestemming vertrekken. Dus die zitten niet meer in de opvang. Maar alles bij elkaar is het toch wel zo … Dat geldt ook voor de Dublinclaimanten. Die zitten achttien maanden in de opvang. Als we ze dan niet terug kunnen sturen, dan moeten ze opnieuw in de asielprocedure worden opgenomen. Dat betekent ook weer opvang. Dat is het systeem. Daar kunnen we van alles van vinden en daar heb ik ook mijn opvattingen over, maar het is wel zo dat het niet het geval is dat je de Dublinclaimanten maar in de gevangenis kan zetten of kunt zeggen van "nou, zoek het maar uit". Dat kan niet.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Het is natuurlijk lastig, want we hebben hier vorige week een debat over gehad. Je wil voorkomen dat je van dag tot dag beleid moet maken. Dat hoor ik ook wel uit de woorden van de staatssecretaris. Dat is iets naars, voor de gemeenten en ook voor de bewoners van de opvang. Dus mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. Nu hebben we noodopvang voor de komende drie tot zes maanden. Ik hoor de staatssecretaris ook vertellen over bestuursovereenkomsten die af kunnen lopen. Wat gaan we nu doen om te voorkomen dat we weer in een problematische situatie terechtkomen, niet alleen voor de komende drie maanden, maar verder vooruitkijkend?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik ben blij dat mevrouw Koekkoek die vraag stelt, want dan kan ik ook het antwoord geven. Ondertussen wordt er heel hard gewerkt aan nieuwe locaties, maar vooral ook aan het verminderen van die 12.000 statushouders in de opvang, want dat remt gewoon. Het klinkt onaardig om te zeggen dat het een prop is, maar het remt toch wel de mogelijkheden voor opvang. Dus daar wordt hard aan gewerkt. Er wordt door het COA en door mijn ministerie ook hard gewerkt om mogelijkheden te blijven zoeken en te vinden — er zijn ook mogelijkheden, maar die zijn er niet morgen, maar op de iets langere termijn — zodat er opvanglocaties komen, ook voor de langere termijn, want we moeten af van de noodopvang. We hebben afgelopen zomer toch vrij onverwacht ruim 2.000 Afghaanse evacués in Nederland gekregen. Die zijn ook opgenomen in de opvang. Die zijn opgenomen in de noodopvang, omdat er toen ook al weinig plek was. Die noodopvangen moeten leeg. We willen die mensen een fatsoenlijk dak boven het hoofd bieden. Maar dat is, boven op de andere factoren die ik genoemd heb, waarom het zo druk is. Ja, die 2.000 is best een hoop. Daar zijn we druk mee bezig. Door het COA wordt nu dus echt gewerkt aan meer opvang en door het ministerie van Binnenlandse Zaken aan meer uitstroom, en we werken harder aan opvanglocaties voor de langere termijn, zodat we niet iedere keer na drie maanden weer moeten denken: o, wat nu weer? Want dat zou inderdaad een hele vervelende situatie zijn. Dat geef ik mevrouw Koekkoek graag toe.

Mevrouw Koekkoek (Volt):

Als vervolg daarop heb ik een vraag. Ik denk dat dat een goede richting is, maar hoe doen we dat dan concreet? Ik las vanochtend dat gemeenten het misschien wel eens zijn met wat er nu gebeurt, maar het niet eens zijn met de gang van zaken. Dus hoe nemen we daarin gemeentes voldoende mee, niet alleen ten aanzien van de noodopvang — ik ben het met de staatssecretaris eens dat we daarvanaf moeten — maar ook ten aanzien van bijvoorbeeld bestuursovereenkomsten die aflopen en niet verlengd kunnen worden?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Wij hebben een zelfstandig bestuursorgaan. Dat is het het COA. Dat heeft de taak om ervoor te zorgen dat deze opvanglocaties er zijn, er in voldoende mate zijn en er voor de langere duur zijn. Daar wordt aan gewerkt. Tegelijkertijd is het ministerie van Binnenlandse Zaken het ministerie dat zich zorgen, zich druk maakt over de uitstroom van de statushouders, dus ook daar wordt aan gewerkt. Er wordt dus van alle kanten hard aan gewerkt om dat te regelen. De gemeenten hebben de afgelopen periode heel veel inzet gepleegd, waardoor er 8.500 extra opvangplekken zijn gekomen, maar die zijn bijna allemaal van tijdelijke aard. 80% is van tijdelijke aard. Daarnaast zijn er 10.500 plekken gevonden voor statushouders. Er is dus hard gewerkt, maar we hebben op dit moment acuut 2.000 plekken nodig. Die moeten eigenlijk tussen nu en veertien dagen geregeld zijn; vandaar dat de keuze is gevallen op een aanwijzing, maar het gaat wel om locaties waarvan we weten dat het daar snel kan en daar een fatsoenlijk volume is.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur. Ik wil de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte danken. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur en daarna gaan we stemmen.

De vergadering wordt van 14.41 uur tot 15.02 uur geschorst.

Naar boven