10 Artikel 100-brief inzake inzet in de strijd tegen ISIS

Aan de orde is het debat over de artikel 100-brief inzake inzet in de strijd tegen ISIS (AO d.d. 17/12).

De voorzitter:

Aan de orde is de plenaire afronding van het debat over de artikel 100-brief inzake inzet in de strijd tegen ISIS. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie van harte welkom.

Zoals gebruikelijk zijn de spreektijden drie minuten, meneer Van Helvert. Het is één termijn. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Karabulut. Nee, sorry, De heer Van Ojik. Mevrouw Karabulut keek mij zo aan dat ik dacht: u bent aan de beurt. De heer Van Ojik namens GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De fractie van GroenLinks heeft de Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS altijd gesteund. Dat geldt zowel voor de doelstellingen van die opeenvolgende missies, de bescherming van de bevolking van Irak en het bevorderen van stabiliteit in de regio, als voor de gevolgde werkwijze. Ik heb hier altijd benadrukt dat juist die geïntegreerde benadering, die gezamenlijke inzet van militaire middelen, diplomatieke middelen en ontwikkelingssamenwerking wat ons betreft een voorwaarde is voor een succesvolle bijdrage aan de ontwikkeling van Irak.

In het debat dat wij vandaag hebben gehad over de artikel 100-brief naar aanleiding van de stationering van Nederlandse soldaten ter bescherming van het vliegveld van Erbil, heb ik wel zorgen geuit. De belangrijkste zorg zit 'm bij de rol van de Iraakse overheid, de Irakese autoriteiten, bij het bevorderen van de stabiliteit. Er zit in Irak een regering die niet terugschrikt voor grootschalig en systematisch geweld tegen de eigen bevolking, met honderden doden en duizenden gewonden tot op heden als gevolg. Er is sprake van een gebrek aan inclusiviteit bij bijvoorbeeld het betrekken van soennieten en de wederopbouw in gelijke mate ten goede laten komen aan alle groepen in de bevolking et cetera. En er is sprake van dubieuze banden met het regime in Iran. Het meest recente en een heel wrang voorbeeld is de betrokkenheid van Irak bij de arrestatie en uitlevering van Ruhollah Zam, de Iraanse journalist. Die is alleen omdat hij zijn werk heeft gedaan, afgelopen weekend op de meest brute wijze door het Iraanse regime ter dood gebracht. Hij is opgehangen. Ik ben blij dat de minister in het algemeen overleg vanochtend heeft toegezegd om daar nog eens extra ook bij de Iraakse autoriteiten navraag te doen over wat precies die rol van Irak bij de arrestatie en uitlevering is geweest.

Ik ben ook blij met de nadruk die Nederland zal blijven leggen op de noodzaak dat er een onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar het geweld tegen de eigen bevolking. Op dat laatste punt zal ik een motie van mevrouw Karabulut, die zij straks naar het zich laat aanzien gaat indienen, graag steunen. Ik heb die motie medeondertekend.

Voorzitter. Wij kunnen instemmen met de bijdrage van Nederlandse mannen en vrouwen aan de beveiliging van het vliegveld van Erbil. Wij wensen de vrouwen en mannen die die zware taak gaan uitvoeren heel veel sterkte en succes. Datzelfde geldt natuurlijk voor alle mensen die achterblijven. We hopen met z'n allen dat iedereen aan het eind van deze missie veilig terugkomt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Ojik. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Een van ons vroeg zich in het debat hardop af, en ik geloof dat de minister dat nazei: hoelang gaat het duren voordat er stabiliteit is in Irak en in de regio? Wij vragen ons dat soms met lichte wanhoop in onze stem af. Ik stel me voor hoe het is om daar te wonen en keer op keer te zien dat wat je hebt opgebouwd met je gezin niet bestendig blijkt te zijn, omdat een terreurgroep allesvernietigend te werk gaat of omdat er demonstraties zijn die bloederig worden neergeslagen door de regering, waarvan je dacht dat die je zou beschermen. Kortom, mensen daar maken een hele moeilijke tijd door. Dan heb ik het nog niet eens over de straffeloosheid die er ondanks alle goede bedoelingen heerst als het gaat over de misdaden die door IS zijn gepleegd. Lang niet alle misdadigers zijn berecht. Het schiet helemaal niet op, als ik het zo even mag verwoorden, met de berechtiging ter plekke. Ik zou de ministers willen aanmoedigen om hun pogingen om dat te realiseren vooral voort te zetten en om — ik vraag het nogmaals — te zoeken naar een plan B en een plan C.

Voorzitter. De Partij van de Arbeid heeft steeds steun gegeven aan de strijd tegen IS. Dat zullen wij ook nu doen. Wij geloven dat een bijdrage aan de stabiliteit van dat gebied, van die regio, moet bestaan uit een diplomatieke inzet van Nederland, de EU en de internationale gemeenschap. Denk aan ontwikkelingssamenwerking, ontmijnen en het bieden van psychosociale hulp voor de getraumatiseerde meisjes en vrouwen uit de jezidigemeenschap die misbruikt zijn door IS. Kortom, wij moeten doen wat we kunnen. Dat zijn wij aan hen verplicht. Nogmaals, iedereen die het daar niet mee eens is, nodig ik uit om zich vijf minuten voor te stellen hoe het is om daar te wonen.

Voorzitter. We stemmen dus in. We wensen de vrouwen en de mannen die het vliegveld gaan beveiligen veel sterkte en succes. We wensen hun natuurlijk ook een behouden thuiskomst. We weten dat het ook voor de thuisblijvers een zware tijd is, dus ook hun wensen we veel sterkte. Nogmaals, voor iedereen een behouden thuiskomst.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ploumen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Stoffer namens de SGP.

De heer Stoffer (SGP):

Voorzitter. IS is een verschrikkelijke vijand. Die vijand moet verslagen worden. Zoals mevrouw Ploumen zojuist aangaf: stel je eens voor dat je daar woont en elke keer je toekomst in duigen ziet vallen. Dat Nederland eraan bijdraagt om terrorisme en IS te verslaan, is van groot belang, niet alleen voor de landen waarin IS direct actief is, maar ook om te voorkomen dat het kwaad naar Nederland komt. Wat dat betreft kan Nederlandse deelname aan de beveiliging van de luchthaven van Erbil, als onderdeel van een bredere internationale inzet, daadwerkelijk bijdragen aan de opbouw van de Iraakse rechtsstaat en veiligheid. Wij hopen dat dat niet te lang duurt. De wederopbouw is ook rechtstreeks in het belang van Nederland. De SGP-fractie acht dit daarom een verantwoord bondgenootschap.

Voorzitter. In het algemeen overleg heb ik gerefereerd aan de titel van het boek Het wordt avond, de dag loopt reeds ten einde, geschreven door Robert Sarah en Nicolas Diat. Naar minister Blok toe: dat bedoelde ik niet somber, maar als een hoopvol perspectief. Want hopelijk komen we bij de avond van het islamitisch terrorisme. Van daaruit die hoop.

Voorzitter. Als ik het over hoop heb, zo'n aantal dagen voor kerst, dan wil ik daar graag nog iets aan toevoegen. Want met de komst van Jezus Christus, de Messias, is ten diepste de dageraad definitief aangebroken. Het Bijbelboek Jesaja — ik heb het meegebracht — zegt in het negende hoofdstuk, vijfde vers, het volgende: "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst".

Voorzitter. In het perspectief van deze sjalom wens ik onze militairen en allen die zijn uitgezonden voor onze vrede en veiligheid van harte Gods zegen vooral een behouden toekomst ... thuiskomst en toekomst uiteraard.

De voorzitter:

Ook. Dank u wel, meneer Stoffer. Dan geef ik nu het woord aan de heer Koopmans namens de VVD.

De heer Koopmans (VVD):

Dank u wel, voorzitter. IS is het absolute kwaad. We weten allemaal van de barbaarse daden die IS-strijders hebben gepleegd. Genocide, kinderen tot slaaf maken, martelingen van de allerergste soort; het is verschrikkelijk. Het is verschrikkelijk voor de mensen daar. Er zijn duizenden en duizenden mensen het slachtoffer van geworden, maar er hebben ook miljoenen mensen onder het bewind van IS geleefd. Gelukkig, door de internationale strijd, is IS nu heel ver teruggedrongen, maar die strijd is nog niet voorbij.

Daarnaast is dit ook een strijd voor Nederland, want IS is ook een gevaar — we hebben dat gezien — voor Europa en voor Nederland. Wij moeten dus daaraan blijven bijdragen. Nederland is nu al heel wat jaren onderdeel van de internationale coalitie die die strijd heeft gevoerd. Wij mogen enorm trots zijn op de mannen en vrouwen die dat voor ons hebben gedaan. Nu is er een verzoek van de internationale coalitie dat onze mannen en vrouwen bijdragen aan het bewaken van een vliegveld in Noord-Irak van waar die strijd wordt gevoerd. Dat is een hele concrete en waardevolle missie. Die moeten wij dus steunen. Vanochtend hebben wij gesproken over alle voorwaarden, over de medische omstandigheden, over de veiligheid voor onze troepen, over de stabiliteit of het gebrek daaraan in de regio zelf, want wij moeten onze mannen en vrouwen die voor ons dit gaan doen, zo veel mogelijk steunen en de risico's waar dat kan zo veel mogelijk beperken.

Voorzitter. Deze missie is een concrete missie, een belangrijke missie. De VVD steunt die van harte. Wij wensen onze mannen en vrouwen die daarnaartoe gaan natuurlijk veel succes toe. Wij wensen ook het thuisfront heel veel sterkte toe. En wij wensen iedereen natuurlijk een behouden thuiskomst.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Koopmans. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, dank u wel. De inzet van het kabinet kan natuurlijk niet los worden gezien van het historisch perspectief. Waar begon het allemaal mee: de war on terror. Inmiddels heeft die war on terror meer mensenlevens gekost dan die ooit zal redden. Inmiddels zijn er al meer dan 1 miljoen onschuldige mensen gestorven aan dit zinloos geweld en zijn er meer dan 10 miljoen mensen gevlucht. Onschuldige kinderen die opgroeien in de ravages, mede veroorzaakt door Nederlandse bombardementen. Moeders die gedwongen worden te zoeken naar de lichamen van hun dierbaren tussen het puin na het zoveelste bombardement. En wanneer deze mensen voor een betere toekomst vluchten naar Nederland, worden ze ook nog eens geterroriseerd door hun eigen buren, zoals in Heerlen gebeurde de afgelopen periode.

Voorzitter. De minister weet dondersgoed dat de invasie in Irak in 2003, de katalysator van alle ellende, het startschot van de war on terror, compleet illegaal is verklaard. Niet alleen door voormalig VN-baas Kofi Annan, maar ook door de voormalige Britse premier Tony Blair en nog vele anderen. Maar wat doet onze minister? Wat doet onze regering? Wij gaan nog meer troepen inzetten. We weten allemaal dat als een Afrikaans land verantwoordelijk was voor de meest gewelddadige, langdurige en illegale invasie van deze eeuw, wij het voor het gerecht hadden gesleept. Het is daarom onbegrijpelijk dat we dit door de vingers zien wanneer het gaat om de Verenigde Staten. Nederland loopt als zeventien jaar als een kip zonder kop achter de Verenigde Staten aan. De minister is zich er toch wel van bewust dat de egoïstische strategie van eigenbelang van Amerika direct verantwoordelijk is voor de opleving van Daesh? Zeventien jaar lang hebben wij naar aanleiding van een illegale invasie geweld willen bestrijden met geweld. Zeventien jaar lang zijn landen in het Midden-Oosten ontregeld geraakt door de gevolgen van de invallen, nutteloze terreur en vluchtelingenstromen. Zeventien jaar lang heeft de wapenindustrie biljoenen kunnen verdienen over de ruggen van onschuldige mensen. Zeventien jaar verder pretendeert de Nederlandse regering nog steeds dat wij vrede hebben gebracht, terwijl de VS, na eindeloos strijden, de taliban erkennen als legitieme actor door met hen aan tafel te zitten. Waarom? Om belangen, eigenbelang, grondstoffen, olie, geld en macht. Ik zou zeggen: wees ten minste eerlijk waarom we hieraan moeten bijdragen.

Voorzitter. Wij bij DENK geloven niet in kwaad met kwaad vergelden. Wij geloven dat de grondoorzaken voor conflicten moeten worden weggenomen. Wij geloven niet in deze zinloze strijd. Een strijd, die de levens van duizenden onschuldige mensen alleen nog maar meer in gevaar brengt. Een strijd, die jarenlang mensen, middelen en systemen uitput en ten slechte doet komen. DENK vraagt dit kabinet hier onmiddellijk een einde aan te maken. Maar goed, we kennen de verhoudingen in deze Kamer; de meerderheid wil helaas meedoen aan deze illegale oorlog.

Dat gezegd hebbende, wensen wij de jongens en meisjes die op missie worden gestuurd een veilige missie en ook weer een behouden terugkeer.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Belhaj namens D66.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. Ook al zijn wij aangekomen in de laatste fase van de militaire campagne, de strijd is nog niet beslist. Het kwaad dat ISIS heet, steekt met onverwachtse aanslagen, beschietingen en ander bloedvergieten nog vaak de kop op in Irak. Mijn fractie ziet de inzet die het kabinet voorstelt als passend binnen de bredere inspanningen om ISIS en extremisme in Irak te bestrijden en te verslaan. Mijn fractie vindt daarnaast dat deze missie bijdraagt aan de stabiliteit van Irak en dus ook haar bewoners. Daarom stemt D66 in met de voorgestelde missie om 100 tot 150 militairen naar Erbil International Airport te sturen.

Ik wil benadrukken dat het verslaan van ISIS niet direct een overwinning voor Irak betekent. Het land heeft nog een lange weg te gaan en ook na de militaire campagne zal er nog veel van de bondgenoten gevraagd worden. D66 maakt zich zorgen over de rol die Iran in Irak speelt en vraagt de minister de Kamer op de hoogte te houden van enige ontwikkeling die het risiconiveau van onze militairen doet verhogen. Wat betreft de communicatie binnen de coalitie wil ik nogmaals benadrukken bij de minister dat hij bij de Verenigde Staten moet blijven aandringen op goede en vooral tijdige communicatie.

Tot slot. Het kabinet gaf aan dat deze missie vanaf het einde van het jaar ingezet zal worden. Dat betekent dat ze voor kerst of wellicht daarna zullen vertrekken. In ieder geval hoop ik dat de mannen en vrouwen die uitgezonden worden, een goede kerst met hun eigen gezin of vrienden kunnen hebben. Als dat niet gaat, dan dank ik alvast familie en vrienden voor het offer dat ook zij brengen om te zorgen dat er elders vrede en veiligheid kan komen. Ik wens alle mannen en vrouwen die worden uitgezonden naar Erbil en de Nederlandse vlieger een veilig verblijf en een behouden thuiskomst. En zoals ik net ook al zei, wens ik de thuisblijvers heel veel sterkte.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Belhaj. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Karabulut namens de SP.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik begin met twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Iraakse veiligheidsdiensten vanaf oktober vorig jaar keiharde repressie hebben ingezet tegen demonstranten, met vele honderden doden en tienduizenden gewonden tot gevolg, wat Amnesty International een bloedbad heeft genoemd;

constaterende dat ruim een jaar later hiervoor niet één verantwoordelijke is gestraft en er zelfs nog niet eens een onderzoekscommissie hiernaar van de grond is gekomen;

constaterende dat ook de afgelopen maanden dodelijk geweld tegen demonstranten is ingezet in Irak;

van mening dat straffeloosheid moet worden bestreden;

overwegende dat Nederland Irak op allerlei manieren steunt, onder andere door training van de veiligheidsdiensten, maar ook militair;

verzoekt de regering er bij de Iraakse autoriteiten op aan te dringen dat serieus werk wordt gemaakt van bestraffing van de daders van het bloedbad van vorig jaar en, als dit niet binnen afzienbare tijd gebeurt, gepaste maatregelen tegen het land te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Van Ojik en Ploumen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 759 (27925).

Mevrouw Karabulut (SP):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland, voor het eerst sinds de onthulling over de vele burgerdoden in Hawija, opnieuw mee gaat doen met luchtaanvallen in Irak;

overwegende dat de parlementaire discussie over het bombardement op Hawija ertoe heeft geleid dat richtlijnen over transparantie zijn aangescherpt, nieuwe afspraken over communicatie richting de Kamer zijn gemaakt en dat tijdens deze discussie het belang van goed zicht op en betrokkenheid bij het doelontwikkelingsproces is benadrukt;

verzoekt de regering de Kamer volgens het aangepaste beleid te informeren over de militaire inzet boven Irak en de gevolgen daarvan en nauwe betrokkenheid bij het doelontwikkelingsproces te verzekeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 760 (27925).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Het liefst heeft mijn partij dat we niet weer nog meer militairen zenden naar Irak. De enige reden die ik heb kunnen ontdekken in de beantwoording op de vele vragen die wij hebben gesteld aan de regering, is bondgenootschappelijke "verantwoordelijkheid". Maar hoe kun je spreken van verantwoordelijkheid?

Is het niet onverantwoordelijk wanneer een van je belangrijkste bondgenoten, de Verenigde Staten, een onbetrouwbare partner is, die ons land niet eens informeert over hun eigen politieke programma in Irak, dat gericht is op Iran en dat ons een schietschijf zal maken in het noorden van Irak? En is het niet onverantwoordelijk van onze regering dat zij tegen de wil en wens van de Amerikaanse bevolking in, maar ook tegen de wens van een grote meerderheid van de Nederlandse bevolking in — daar ben ik van overtuigd — doorgaat met permanente oorlogsvoering? Dat heeft ons juist decennialang de onveiligheid gebracht die het kabinet zegt te bestrijden.

Voorzitter, tot slot. Is het niet onbegrijpelijk dat hier hele mooie woorden worden gesproken door heel veel partijen over dat het ons zogenaamd te doen is om de veiligheid van de Irakezen, terwijl diezelfde Irakezen worden onderdrukt en vermoord door allerlei milities onder verantwoordelijkheid van de staat, en onze regering juist die staat steunt en beveiligt? Ik vind het een grote schande.

Voorzitter. Desalniettemin zal een grote meerderheid in deze Kamer instemmen met deze missie. Ik wens onze militairen, deze mannen en vrouwen, natuurlijk veiligheid toe. Ik hoop dat ze ook weer gezond en veilig naar ons land zullen terugkeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Roon namens de PVV.

De heer De Roon (PVV):

Dank u, voorzitter. De strijd die in Syrië en Irak nog wordt gestreden tegen resterende terroristische cellen van IS, is een taak voor de veiligheidseenheden van die landen daar, niet voor die van Nederland. De PVV is er niet van overtuigd dat juist Nederlandse troepen noodzakelijk zijn om voor de beveiliging van het vliegveld van Erbil in Iraaks Koerdistan te worden ingezet. Hun taak ligt in Nederland, om ons land en onze bevolking te helpen beschermen tegen terroristische aanslagen hier in Nederland. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie niet uit te breiden met een compagnie van 100 tot 150 militairen voor de beveiliging van Erbil International Airport;

verzoekt de regering tevens de reeds lopende Nederlandse bijdrage aan de anti-ISIS-coalitie per direct te beëindigen, de militairen veilig huiswaarts te sturen en ons leger in te zetten om onze eigen grenzen te beschermen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 761 (27925).

De heer De Roon (PVV):

Indien de missie toch wordt uitgevoerd zoals de regering dat wil doen, en daar ziet het wel naar uit, wensen wij de Nederlandse militairen natuurlijk veel sterkte en succes en vooral een behouden terugkeer in Nederland. Ook hun dierbaren wensen wij sterkte bij het gemis van de uit te zenden militairen.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA.

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. Vorige week, op 10 december, vierde Irak voor de derde maal de nationale feestdag wegens de overwinning op IS. IS is territoriaal verslagen, mede dankzij de fantastische inspanningen van de vrouwen en mannen van Defensie Nederland. Echter, onder de radar is IS nog niet weg. Daarom kunnen we Irak nu niet alleen laten, niet in de steek laten. De taak die de Nederlandse vrouwen en mannen krijgen bij het vliegveld Erbil wordt ingeschat als van een laag dreigingsniveau. Eerder deze dag hebben we het daarover gehad in het algemeen overleg. Aan de andere kant zien we dat er nog verschillende dreigingen zijn waar we echt wel heel goed op moeten letten. We vragen de minister om daar heel scherp op te blijven en de Kamer daarover te blijven informeren. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de milities die nog actief zijn in Irak, die banden hebben met Iran en waarop de Iraakse regering nog steeds geen grip weet te krijgen. Ook het bezoek van paus Franciscus aan Irak — dat is heel mooi en positief — zal leiden tot de nodige extra beveiligingsmaatregelen, want de paus doet ook Erbil aan.

Irak is er nog lang niet. Er moet nog heel wat water door de Eufraat stromen voordat in Irak alles goed gaat. Uiteindelijk moeten we daar wel aan meewerken als Nederland. Zeker na deze derde zondag van de advent mogen we hopen, ernaar uitzien en ons verheugen dat er iets beter is, want uiteindelijk is hoop datgene in ons dat volhoudt, ondanks alle argumenten van het tegendeel, dat ons iets beters te wachten staat als we de moed hebben om daarnaar uit te reiken, als we de moed hebben om daarvoor te werken en als we de moed hebben om daarvoor te vechten. Dat is wat onze vrouwen en mannen in opdracht van de Nederlandse overheid gaan doen. We wensen onze vrouwen en mannen heel veel succes, heel veel sterkte. Dat wensen we ook de gezinnen die achterblijven. We zullen hen meenemen in onze gedachten en gebeden. We wensen hen natuurlijk een behouden thuiskomst.

De voorzitter:

Korte vraag, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wenst de heer Van Helvert ook dat het geweld tegen de eigen bevolking vanuit de Irakese regering stopt? Zo ja, steunt hij dan ons voorstel daartoe?

De heer Van Helvert (CDA):

Volgens mij hebben we in veel debatten al besproken dat niemand in deze Kamer voorstander is van het geweld dat de regering van Irak naar de eigen burgers heeft gericht. Daarom hebben we ook zojuist gezegd: Irak is er nog lang niet. Er moet nog heel veel water door de Eufraat stromen eer alles goed gaat in Irak. Op het moment dat we nu zouden zeggen "we stoppen met de steun aan Irak", zijn degenen die er het meeste last van hebben, diezelfde mensen waar mevrouw Karabulut voor op wil komen. Het steunen van de Iraakse overheid in het weghouden van IS maakt dat de regering van Irak eindelijk tijd krijgt om hun eigen zaken op orde te krijgen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

De regering van Irak vermoordt op dit moment de eigen burgers. Dit is een ontwijkend antwoord, omdat het CDA net als het kabinet, net als deze VVD-minister, geen enkele voorwaarde wil stellen aan de hulp, militair en niet-militair, die men geeft aan dit regime. Dat is kwalijk. Dan is mijn vervolgvraag: kan de heer Van Helvert mij uitleggen waarom die Irakese jongeren, die allemaal demonstreren om brood, om een baan, niet met 100 tot 150 mensen zelf dat vliegveld zouden kunnen bewaken? Waarom is dat volgens de heer Van Helvert?

De heer Van Helvert (CDA):

De Iraakse regering heeft zelf aangegeven dat ze dat niet kunnen en vraagt dat aan ons. Op de feestdag, 10 december, heeft de president van Irak heel duidelijk gezegd: dank aan alle buitenlandse steun die we krijgen om IS buiten de deur te houden. Wat mevrouw Karabulut voorstelt, om ze het maar zelf te laten oplossen, wil eigenlijk zeggen: ik wil dat de mensen die het daar heel erg hebben in Irak, die het heel zwaar hebben in Irak, die getergd worden door hun eigen regering, het nog slechter krijgen; ik wil dat ze een nog slechtere situatie tegemoet moeten zien. Dat is wat mevrouw Karabulut voorstelt. Het feit dat niet alles goed gaat in Irak, sterker nog, dat heel veel slecht gaat in Irak, is geen reden om de ogen te sluiten en te zeggen: weet je wat, laten ze het zelf maar oplossen.

De voorzitter:

Echt tot slot, mevrouw Karabulut. Er is uitgebreid over gesproken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Tot slot, voorzitter. Dit is heel veel retoriek, maar allesbehalve een antwoord op mijn vraag. Er moeten nu 100 tot 150 Nederlandse militairen, een binnenring, niet zijnde in het hoogste geweldsniveau, het vliegveld beveiligen. Tegelijkertijd zijn er in datzelfde Irak, in datzelfde gedeelte, massaprotesten van jongeren, sterke mannen en vrouwen, die een baan willen. En wat doet de heer Van Helvert? Wat doet dit kabinet? Zij steunen niet die mensen om een goede toekomst op te bouwen, maar ze steunen de Irakese regering, die op dit moment niks anders dan een failed state is en de bevolking alleen geweld presenteert. Ik vind het kwalijk dat er niet eens één voorwaarde aan wordt verbonden. Dat zegt heel veel over de agenda van dit kabinet.

De heer Van Helvert (CDA):

Ja, dit zijn gewoon twee verschillende zaken. Aan de ene kant zijn er de mensen in Irak die het beter willen hebben, die honger hebben, die een baan willen hebben. Dat willen wij allemaal in deze Kamer oplossen. Aan de andere kant hebben we het feit dat het vliegveld nu beveiligd moet worden. Een jongere die vandaag terecht protesteert in Irak omdat hij honger heeft, kun je niet volgende week inzetten voor de beveiliging van een vliegveld. Dat vereist net iets meer.

De voorzitter:

Dank u wel. Volgens mij is dat voldoende gewisseld, ook in het algemeen overleg. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. We zaten even te mijmeren of dit de laatste woorden waren namens de Kamer. Misschien gaat de voorzitter ons nog toespreken vanavond. Dan zouden dit de laatste woorden zijn van dit debat, als we vanavond geen debat krijgen over het vaccin.

We hebben uitgebreid gesproken over deze missie, om die vreselijke terreurorganisatie genaamd ISIS te blijven bestrijden. Het gevaar, de dreiging voor de Koerden, de jezidi's en de christenen, blijft reëel in dat gebied. We mogen hen op dit moment niet in de steek laten. Veel respect dus voor de troepen en voor deze regering, die het moedige besluit neemt om deze militairen die kant op te sturen.

Onze zorgen over de bewapening, de mogelijkheden om daar veilig te verblijven, de vervoersmiddelen en de evacuatie zijn vanmorgen in het debat weggenomen door het kabinet. Daarom kan de ChristenUnie instemmen met de missie. Het is een missie die de lifeline naar Koerdistan, de Koerdische regio, moet beschermen.

Voorzitter. We hebben verschillende geloofsgemeenschappen langs gehad. De heer Stoffer had het over Jesaja. De heer Van Helvert had het over de paus. Ik geloof de heer De Roon ook. Ik wil in de protestantse traditie aansluiten bij de tekst van Jesaja, die aangaf dat wij dezer dagen de komst van Christus als vredesstichter mogen verwachten. Laat mij dan ook de hoop uitspreken dat onze mannen en vrouwen, onze militairen, in de voetsporen van deze Vredesstichter, de komende maanden en het komend jaar ook vredestichters mogen zijn. Ik wens hen daarbij veel wijsheid toe, een veilige missie en een behouden thuiskomst.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik of de minister direct kan reageren. Dat is het geval.

Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken. Gaat uw gang.

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. Ik zal reageren in de volgorde van de sprekers. Collega Bijleveld zal de aan haar gestelde vragen en moties behandelen.

Allereerst sprak de heer Van Ojik zijn zorgen uit over de rol van de Iraakse overheid. Die zorgen herken ik. Ik zal inderdaad navraag doen naar haar rol en kennis van de ontvoering van de heer Zam. In mijn contacten zal ik benadrukken dat ik van hen verwacht dat zij verdere stappen zetten richting democratie en rechtsstaat. Ik zal zo meteen reageren op de motie die mevrouw Karabulut heeft ingediend. Ik dank de heer Ojik ook voor de steun die hij heeft uitgesproken.

Mevrouw Ploumen begon zeer terecht met de opmerking dat het niet zozeer voor ons de vraag is hoelang het nog zal duren, maar vooral voor de mensen die ermee moeten leven. Voor ons, als regering, brengt het de keuze met zich mee dat we deze verantwoordelijkheid blijven nemen. Mijn waardering voor mevrouw Ploumen, die haar steun daarvoor uitsprak. Dat gaat gepaard met inzet op het gebied van OS, op het gebied van steun aan vrouwen en meisjes in het bijzonder, en inderdaad een inzet op berechting. Daarvan hoop ik van harte dat we niet tegen elkaar hoeven blijven te zeggen: hoe lang gaat dit nog duren?

De heer Stoffer heeft gelukkig aangegeven dat het aanbreken van de avond altijd leidt tot de conclusie dat er daarna weer een nieuwe morgen komt. Ik dank hem voor zijn steun aan dit voorstel. Hetzelfde geldt voor de heer Koopmans.

De heer Kuzu, die neem ik aan op afstand meeluistert, is het niet eens met de missie. Ik voel wel de behoefte om hem te corrigeren op zijn stelling dat dit een illegale oorlog zou zijn. Dit is een missie op verzoek van en met instemming van de regering van Irak. Er kan geen twijfel over bestaan dat deze missie volledig voldoet aan het internationaal recht.

Mevrouw Belhaj zeg ik graag toe dat wij de Kamer zullen blijven informeren, ook als zich nieuwe, onverwachte ontwikkelingen voordoen rond de veiligheidssituatie. Wij zullen met de Verenigde Staten blijven communiceren dat als wij een gezamenlijke missie doen, aanpassingen en afbouw in goed overleg horen plaats te vinden.

Mevrouw Karabulut steunt de missie niet. Ze sprak wel terechte goede wensen aan de troepen en de familie in Nederland uit. Ze diende twee moties in. De tweede motie zal collega Bijleveld van een advies voorzien.

De eerste motie, op stuk nr. 759, verzoekt de regering om er bij de Iraakse autoriteiten op aan te dringen dat serieus werk wordt gemaakt van bestraffing van de daders van het bloedbad van vorig jaar, en als dat niet binnen afzienbare tijd gebeurt, gepaste maatregelen tegen het land te nemen. Het eerste deel van het dictum, het aandringen op gepaste maatregelen voor bestraffing, is mijn volledige inzet. Het tweede deel sorteert voor op maatregelen, waarvan ik nu niet kan zeggen of dat wel of niet gaat gebeuren. Het is niet zo dat ik altijd tegen maatregelen ben. Het is wel zo dat ik weet dat wij in coalities opereren om effectief te zijn, of dat nu in militair opzicht is, in ontwikkelingssamenwerking of, zoals in dit geval, voor het bevorderen van de rechtsstaat. Ik ga dus niet zonder overleg met de coalitiegenoten nu al zeggen hoe wij gaan reageren als de door ons gewenste bestraffing niet plaatsvindt. Dus vanwege het tweede deel van het dictum, ontraad ik de motie.

De voorzitter:

Een korte vraag, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is ook niet wat deze motie vraagt. De motie vraagt erom dat gepaste maatregelen worden getroffen, wanneer de Irakese regering na dat aandringen doorgaat met waar ze nu mee bezig is. Mij bekruipt het gevoel dat de minister gewoon niet wil. Ik begrijp oprecht niet waarom niet, gezien alle ellende in het land. Waarom wil hij geen enkele voorwaarde stellen en die dan ook afdwingen, indien nodig?

Minister Blok:

Hier hebben we ook vanmiddag een redelijk scherp debat over gevoerd. Ik heb toen aangegeven dat ik behoefte heb aan helderheid over het type maatregelen waaraan mevrouw Karabulut dan denkt. Daar reageerde zij weer boos op. Nu geef ik in alle helderheid aan dit ik geen maatregelen uitsluit, maar dat ik het niet logisch vind, aangezien wij in coalitieverband opereren, om hier in de Kamer als één land al zo stellig te zeggen dat Nederland — want de motie is aan de Nederlandse regering gericht — dat dan ook gaat doen. Dat is gewoon mijn eerlijke antwoord en daarom ontraad ik de motie. Maar met het eerste deel van het dictum ben ik het eens.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het kan niet allebei waar zijn. De minister zegt dat hij wil weten welke maatregelen genomen moeten worden. Als ik dan zeg dat dit gepaste maatregelen moeten zijn, geeft de minister ook niet thuis. Ik vraag dit en ik dring erop aan, omdat wij vorig jaar het precies hetzelfde debat hadden. Precies hetzelfde. De Irakese regering heeft beterschap beloofd. Er zou een onderzoek worden gestart, maar dat onderzoek is nog niet eens begonnen, terwijl ik dag in, dag uit de meest gruwelijke berichten krijg over slachtoffers van de regering. Als de minister oprecht zegt dat hij eerst in overleg wil met coalitiepartners, dan zou hij deze motie toch kunnen omarmen en later kunnen terugkomen op de invulling daarvan?

Minister Blok:

Nee, voorzitter, dat vraagt een andere motie. Dat vraagt een motie die dat dan ook als dictum heeft. Maar deze motie zegt in alle scherpte om maatregelen te nemen.

De voorzitter:

Ik ben bang dat jullie het niet eens worden.

Mevrouw Karabulut (SP):

We worden het inderdaad niet eens, maar duidelijk is wel dat de minister aan al die hulp en al die inzet geen enkele voorwaarde verbindt. Dat is bijzonder pijnlijk. Een carte blanche, puur en alleen om de bondgenoten te pleasen.

Minister Blok:

Mevrouw Karabulut weet heel goed dat er wel degelijk stevige gesprekken plaatsvinden met de Iraakse overheid, maar dat Nederland niet de enige speler is. Wij moeten dit in samenwerking met onze coalitiegenoten doen.

De heer De Roon gaf nog eens aan dat hij dit geen taak vindt voor Nederlandse militairen, maar voor de lokale, de Koerdische militairen. Hij zei met zoveel woorden dat Nederlandse troepen de taak hebben om Nederland te verdedigen. Ik wil daar wel bij zeggen dat als ieder land deze stelregel zou hanteren, Nederland een zeer onveilig land zou zijn. De veiligheid van Nederland kan alleen gegarandeerd worden omdat andere landen met ons willen zeggen: de veiligheid van Nederland gaat ook ons aan. Dan is het ook logisch dat die landen ook van ons verwachten dat wij die verantwoordelijkheid nemen. Overigens dank ik de heer Van Roon voor zijn warme woorden voor de troepen en hun familie en vrienden.

De heer Van Helvert zeg ik toe dat wij de Kamer zullen informeren over mogelijke ontwikkelingen die de veiligheid in het geding kunnen brengen, zeker ook als Iran daarbij betrokken is. Ik ben het eens met zijn insteek van hoop houden. Ik dank hem voor de steun voor deze missie.

De heer Voordewind vroeg of wij nu al de beroemde laatste woorden aan het spreken zijn. Dat weet je nooit natuurlijk. Niet alleen gaat de voorzitter nog spreken, het zou ook zomaar kunnen zijn dat er brexitnieuws komt en dat de Kamer daar misschien ook nog over wil spreken. Maar dat is allemaal in uw handen. In ieder geval dank ik de heer Voordewind voor zijn steun.

Ik wil eindigen met het ook van mijn kant uitspreken van mijn waardering voor de troepen en hun familie en vrienden die in Nederland blijven. Ik wens hun een succesvolle missie en een behouden terugkomst.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister heeft niets gezegd over de motie op stuk nr. 761 van de heer De Roon. Maar ik begrijp dat de minister van Defensie die motie zal behandelen. Het woord is aan de minister van Defensie.

Minister Bijleveld-Schouten:

Voorzitter, zal ik dan maar met die motie beginnen? Collega Blok zou deze motie voor zijn rekening nemen, maar u begrijpt dat wij deze motie moeten ontraden, want die staat haaks op wat wij van plan zijn. Wij hebben daar vanochtend ook over gesproken.

Ik wilde nog één antwoord geven aan mevrouw Belhaj. Onze mannen en vrouwen gaan in januari weg en zijn dus met kerst en met oud en nieuw nog thuis.

Ik ben blij dat de antwoorden die we in de richting van de heer Voordewind hebben gegeven vanochtend over de veiligheid, over de bewapening et cetera overtuigend zijn geweest, want het is belangrijk dat onze mannen en vrouwen daar met de beste spullen op hun taak toegerust kunnen zijn.

Voorzitter, dan wil ik de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 760 beoordelen. Zoals die nu is geformuleerd, moet ik haar ontraden. Het verzoek aan de regering in het dictum is "de Kamer volgens het aangepaste beleid te informeren over de militaire inzet boven Irak en de gevolgen daarvan". Tegen dat deel heb ik geen bezwaar. Dat heb ik vanochtend in het debat ook met mevrouw Belhaj gewisseld. Maar tegen het deel daarna — "de nauwe betrokkenheid bij het doelontwikkelingsproces te verzekeren" — heeft het kabinet wel bezwaar. Dat kunnen wij niet. Dan zouden we in dat hele proces aanwezig moeten zijn. Dat is de reden waarom ik die motie ontraad. Als die laatste zin er niet zou staan, kan de motie oordeel Kamer krijgen, want het is helder dat wij u volgens het aangepaste beleid zullen informeren.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Karabulut.

Mevrouw Karabulut (SP):

Betekent dit dus dat Nederland na Hawija meedoet aan het bombarderen boven Irak en dat we dus niet nauw betrokken worden bij het doelontwikkelingsproces?

Minister Bijleveld-Schouten:

Nee, dat betekent het niet, maar er staat dat ik die nauwe betrokkenheid moet verzekeren. Ik heb in het debat vanochtend precies aangegeven hoe dat gaat, hoe het ook op basis van de inlichtingenpositie gaat: dat daar één Nederlandse vlieger is die in een Amerikaanse squadron meevliegt, dat daarbij de Nederlandse Rules of Engagement worden gehanteerd, dat hij bij twijfel de red card holder kan inschakelen, die de DOPS is hier in Nederland en die bij twijfel over de inlichtingen en het doelontwikkelingsproces ook nee gaat zeggen. Dat is zoals het is, maar ik kan het laatste deel van het dictum niet verzekeren en dat ga ik ook niet doen. Als die zin dus blijft staan, moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):

De minister zei in eerste instantie: wij zijn daar wel bij betrokken. Als Nederland wel betrokken is bij het doelontwikkelingsproces, waarom kan de minister dat dan niet verzekeren?

Minister Bijleveld-Schouten:

Ik heb in het debat gezegd dat de coalitie, waar wij onderdeel van uitmaken, is betrokken bij het doelontwikkelingsproces. Het is het normale targeting proces zoals het altijd gaat. Ik heb ook uitgelegd hoe dat gaat. Ik heb overigens ook aangegeven dat wij de Kamer volgens de nieuw afgesproken regels daarover zullen informeren als dat noodzakelijk mocht zijn. Dat is dus zoals het is en daarom kan ik dat laatste deel echt niet aan u verzekeren.

De voorzitter:

Mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ja voorzitter, ik wil er geen koehandel van maken, maar als ik de minister goed begrijp, zegt ze: ik heb moeite met het begrip "verzekeren", omdat er altijd een bepaalde mate van onzekerheid in zit. Als het nou "te bewerkstelligen" zou zijn, is het dan wel conform de belofte die de minister zou kunnen doen?

Minister Bijleveld-Schouten:

Dat geeft iets meer ruimte, maar het gaat om het element van die nauwe betrokkenheid, want dat impliceert voor mij dat je in ieder onderdeel ervan erbij moet zitten en dat kunnen wij niet garanderen. Dat kan ik u echt niet verzekeren. Dat wij erbij betrokken zijn, is helder; dat dat volgens het normale beleid gaat ook. Het geeft iets meer ruimte, maar dan nog zou ik moeten zeggen dat ik de motie moet ontraden. Het blijft zo dat wij u die informatie echt doen toekomen, maar dat is het eerste deel van het dictum.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):

Ik zit te onderhandelen over de motie van iemand anders. Onbeschaamd, maar ik denk dat mevrouw Karabulut dat niet erg vindt. Ik begrijp van de minister dat het woord "nauwe" heel erg nauw luistert. Als je "nauwe" weglaat en de gevolgen daarvan …

De voorzitter:

Dit is echt … Oké.

Mevrouw Belhaj (D66):

Als het "de betrokkenheid die normaal is bij het doelontwikkelingsproces te bewerkstelligen" of iets dergelijks zou worden, is dat dan wel in orde?

Minister Bijleveld-Schouten:

Op een normale manier zijn wij inderdaad betrokken bij het doelontwikkelingsproces. Dat hebben wij in het debat ook gewisseld. Ik heb u ook aangegeven hoe het gaat met het accepteren van vluchten en hoe het gaat met de red card holder. Dat heb ik allemaal aangegeven. Ik laat mijn oordeel maar even het oordeel. Het is de motie van mevrouw Karabulut en ik heb dat aangegeven.

De voorzitter:

Eén, mevrouw Karabulut. Kort.

Mevrouw Karabulut (SP):

Eén ultieme poging dan. Als we het woordje "nauwe" zouden schrappen, dan zijn we er toch?

Minister Bijleveld-Schouten:

En "verzekeren" dan ook?

Mevrouw Karabulut (SP):

Het doelontwikkelingsproces te bewerkstelligen, en de gevolgen daarvan? Er zijn nog veel meer suggesties, maar "bewerkstelligen" vind ik wel chique en ook passen bij de minister.

Minister Bijleveld-Schouten:

Het blijft gewoon ingewikkeld. Uiteindelijk is ultiem de red card holder voor ons degene die ja of nee zegt. Dat is de ultieme sanctie die er is. Dat is degene zegt "dit kan wel" of "dit kan niet". Tja.

Mevrouw Karabulut (SP):

Als ik de minister met één dingetje mag helpen. Daartoe is natuurlijk wel de betrokkenheid bij dat doelontwikkelingsproces nodig, waarvan de minister eigenlijk ook al toegeeft dat dat de normale gang van zaken zou moeten zijn.

Minister Bijleveld-Schouten:

Zeker. Dan zou de motie overbodig zijn, hoor ik de heer Van Ojik zeggen. Dat zat ik net ook te denken. Dat zat ik precies te denken. Ik hoorde het ook tot mij komen. Dan zou dat deel een vorm van ondersteuning van het beleid zijn. Dat was het eerste deel ook trouwens. Daarom had ik ook geen bezwaar tegen die eerste zin. Wij zijn gewoon niet in ieder onderdeel betrokken. Dat is helder. Dat kan ook niet. De red card holder en de vlieger zijn uiteindelijk degenen die het moeten doen. Nou, vooruit, omdat het bijna kerst is. Dan moet u het wel echt wijzigen, dat "betrokkenheid te bewerkstelligen". Of "bevorderen", misschien is dat nog beter. Dan "bewerkstelligen", vooruit. Omdat het bijna kerst is. Dan weet u hoe ik haar heb geïnterpreteerd. Dat heeft u gehoord, met elkaar. Ik heb ook geantwoord op mevrouw Belhaj.

De voorzitter:

Nee, nee. Het is duidelijk. Alles komt in de Handelingen. Goed, dank u wel.

De voorzitter:

De motie-Karabulut (27925, nr. 760) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland, voor het eerst sinds de onthulling over de vele burgerdoden in Hawija, opnieuw mee gaat doen met luchtaanvallen op Irak;

overwegende dat de parlementaire discussie over het bombardement op Hawija ertoe heeft geleid dat richtlijnen over transparantie zijn aangescherpt, nieuwe afspraken over communicatie richting de Kamer zijn gemaakt en dat tijdens deze discussie het belang van goed zicht op en betrokkenheid bij het doelontwikkelingsproces is benadrukt;

verzoekt de regering de Kamer volgens het aangepaste beleid te informeren over de militaire inzet boven Irak en de gevolgen daarvan en betrokkenheid bij het doelontwikkelingsproces te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 762, was nr. 760 (27925).

Minister Bijleveld-Schouten:

Dan wou ik ten slotte nog even iets zeggen. Het is inderdaad bijna kerst. Een beetje de tijd van de hoop, zeg ik maar in de richting van iedereen die dat heeft gezegd. Ik ben blij dat ook degenen die de missie niet steunen allemaal de mannen en de vrouwen die op pad gaan wel steunen en dat die snappen hoe belangrijk het is om ze als Kamer allemaal kracht, sterkte en wijsheid toe te wensen. Dat we hier staan met respect voor de mannen en vrouwen die altijd met gevaar voor eigen leven uiteindelijk hun werk doen, daar ben ik erg blij om. Het is belangrijk dat dat zo is. Ook ik hoop op een behouden thuiskomst van al deze mensen, die in januari zullen vertrekken.

De voorzitter:

Dan wil ik de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie bedanken. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Iedereen is een beetje in de kerststemming, laten we het daarbij houden. Het is al door heel veel collega's gezegd, zij hebben hun wensen uitgesproken en ik wil me daarbij van harte aansluiten. Namens alle Kamerleden wens ik onze militairen, onze vrouwen en mannen, die worden uitgezonden een veilige missie en een behouden thuiskomst toe. Datzelfde wens ik hun familie en vrienden, het thuisfront, toe. Voor nu schors ik de vergadering tot 18.00 uur.

De vergadering wordt van 16.57 uur tot 18.05 uur geschorst.

Naar boven