Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | nr. 31, item 41 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | nr. 31, item 41 |
Aan de orde is het VAO Onderwijs en corona VII, funderend onderwijs (AO d.d. 25/11).
De voorzitter:
Dan gaan we nu naar het volgende VAO. Dat is het VAO Onderwijs en corona VII, funderend onderwijs. Ik geef het woord aan de heer Van Meenen namens D66.
De heer Van Meenen (D66):
Dank u wel, voorzitter. Drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de coronacrisis aantoonbaar leidt tot achterstanden voor leerlingen in het basisonderwijs;
constaterende dat de coronacrisis de kloof als gevolg van achterstanden verder verdiept;
constaterende dat 210 miljoen euro extra beschikbaar is voor de bestrijding van achterstanden als gevolg van corona in basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs;
constaterende dat het van belang is dat deze middelen zo snel en effectief mogelijk worden ingezet;
constaterende dat het van belang is dat de extra middelen voor het basisonderwijs vooral ingezet dienen te worden op scholen waar de achterstanden ook voor corona al het grootst waren;
verzoekt de regering de extra middelen die beschikbaar zijn gesteld voor het basisonderwijs zo spoedig mogelijk aan de scholen ter beschikking te stellen via de methode die eerder voor de werkdrukmiddelen is gebruikt, waarbij de middelen gericht worden toegekend naar rato van de verdeling van de reeds bestaande onderwijsachterstandsmiddelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het van groot belang is dat het onderwijs op een veilige wijze doorgang vindt;
constaterende dat de vorige schoolsluiting heeft geleid tot toegenomen achterstanden;
overwegende dat een pilot met sneltesten niet slagvaardig genoeg is om scholen zo veilig mogelijk te maken voor leraren en leerlingen;
verzoekt de regering de sneltesten, zodra ze gevalideerd zijn, onmiddellijk effectief en verantwoord in te zetten op scholen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onderzoek van de universiteit van Oxford uitwijst dat leerlingen uit groep 4 tot en met 7 het afgelopen schooljaar ongeveer 20% minder vooruitgang hebben geboekt dan voorgaande jaren, en dat kinderen met laagopgeleide ouders de grootste achterstanden hebben opgelopen;
constaterende dat de onderwijsinspectie haar zorgen heeft geuit over continuïteit van onderwijs, leerachterstanden, kansenongelijkheid en de voortdurende belasting op leraren;
overwegende dat juist de meest kwetsbare leerlingen het hardst worden geraakt door de coronacrisis;
overwegende dat deze achterstanden gevolgen hebben voor de uitslagen van de eindtoets, waardoor kinderen mogelijk een advies krijgen dat niet passend is;
verzoekt de regering in te zetten op stimulering van brede brugklassen, dubbele schooladviezen en latere selectie, zodat we alle kinderen de kans bieden terecht te komen op het juiste niveau,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Van Meenen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Voorzitter. Kamerbreed zijn er veel zorgen over de uitval van lessen. In het regulier onderwijs heeft een kwart van de scholen groepen leerlingen naar huis gestuurd, maar in het speciaal onderwijs, zowel in het speciaal basisonderwijs als in het speciaal voortgezet onderwijs, is dat fors hoger: daar is het maar liefst 69%. Daar hebben we het in het Kamerdebat over gehad met de minister. De minister deelt onze zorgen om juist deze groep leerlingen, waarvoor afstandsonderwijs vaak minder goed mogelijk is. Deze groep leerlingen heeft baat bij een vast gezicht voor de klas en niet bij steeds wisselende gezichten. Bij deze groep vallen er veel lessen uit en is het moeilijk om vervanging te vinden. Ik heb daarover een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er zowel in het speciaal basisonderwijs als in het voortgezet speciaal onderwijs fors meer lesuitval is door corona dan in andere onderwijssectoren;
constaterende dat dit komt doordat er onvoldoende bevoegde vervanging is;
overwegende dat het juist voor deze leerlingen belangrijk is om fysiek onderwijs te krijgen, omdat de mogelijkheden om vervangend onderwijs op afstand te krijgen beperkter zijn;
constaterende dat perspectief, baanzekerheid en goede arbeidsvoorwaarden essentieel zijn voor het behoud van personeel en het aantrekken van nieuwe mensen;
verzoekt de regering om met de actiegroep Van VSO naar GVO, vakbonden en werkgevers in gesprek te gaan en afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, contracten en een betere beloning van leerkrachten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik noemde de actiegroep Van vso naar gvo. Met gvo wordt "gespecialiseerd voortgezet onderwijs" bedoeld. Deze actiegroep heeft een petitie opgestart. Ik keek net even; ze hebben op dit moment meer dan 11.000 handtekeningen. Zij maken zich er hard voor om het speciaal onderwijs te laten vallen onder de cao van het voortgezet onderwijs, om te zorgen dat er gelijke regels zijn en dat de beloningen wat omhooggaan. Wat mij betreft verdienen zij deze steun. Dat zou heel goed zijn, omdat juist deze leraren te maken hebben met een groep leerlingen die echt wat extra aandacht verdient. Ik hoop dus dat het deze actiegroep lukt om nog meer handtekeningen te krijgen en nog vaker bij ons aan te kloppen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kwint namens de SP.
De heer Kwint (SP):
Dank, voorzitter. We hebben het uitgebreid gehad over de impact die corona heeft op het onderwijs: natuurlijk op onderwijsachterstanden, maar soms ook gewoon op de veiligheid van docenten en leerlingen. De minister en ik hebben van gedachten gewisseld — en dat was niet voor het eerst — over de plek die onderwijs heeft op de veelbesproken coronaroutekaart, of eigenlijk over het totale gebrek aan plek dat onderwijs daarop heeft. Er zijn geen duidelijke criteria voor wanneer een school wel of niet dicht zou moeten wanneer het aantal besmettingen toeneemt. De minister zei toen: dat hoeft niet, want de GGD's kunnen gewoon zeggen dat een school dicht moet. Het verbaasde mij dus enigszins dat ik twee dagen later in Nieuwsuur allemaal schooldirecteuren achter elkaar hoorde zeggen: nee, de GGD adviseert alleen maar, die geeft geen advies, die keurt gewoon achteraf goed wat wij besloten hebben; als we met vragen bij de GGD komen, worden we eigenlijk niet geholpen. Ik vind toch dat het duidelijk moet zijn, aangezien de reden dat we onderwijs niet op die coronaroutekaart opnamen, de rol van de GGD was. Als nu onderwijsbestuurders massaal zeggen dat de GGD hen ook niet verder helpt, dan redeneren we in cirkels. En dat is volgens mij niet in het belang van een goede aanpak van deze pandemie. Het is ook niet in het belang van het draagvlak voor het coronabeleid. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in de zogenoemde coronaroutekaart geen enkel scenario heeft opgenomen waarin de scholen in het funderend onderwijs weer gesloten moeten worden;
overwegende dat het weliswaar onwenselijk, maar in een hevige pandemie die nog verre van onder controle is, zeker niet ondenkbaar is dat er een moment komt waarop dit nodig is;
van mening dat ouders, leerlingen en leraren recht hebben op voorspelbaarheid en duidelijkheid;
verzoekt de regering in een aangepaste versie van de coronakaart of anderszins inzicht te verschaffen in onder welke omstandigheden het sluiten van de scholen of andere onderwijsmaatregelen overwogen zullen worden;
verzoekt de regering tevens duidelijkheid te verschaffen over de rol die GGD's hebben bij het besluit om scholen al dan niet te sluiten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kwint (SP):
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kwint. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA.
Mevrouw Van den Hul (PvdA):
Dank, voorzitter. Ik heb een vraag en een motie. Allereerst mijn vraag. Die vraag leeft bij heel veel mensen. Ik kreeg 'm vaak de afgelopen dagen naar aanleiding van de berichten en vooral de beelden van Black Friday en de berichten over een mogelijke verlenging van de kerstvakantie die nog steeds boven de markt hangt. Is de minister het met ons eens dat door een eventuele verlenging van die kerstvakantie de kansenongelijkheid alleen nog maar meer dreigt toe te nemen? Ik zeg dan: liever school dan shoppen. Is de minister dat met ons eens?
En dan mijn motie, die mede wordt ingediend door mijn vrijzinnige vriend Van Meenen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er nog steeds signalen zijn van leraren die worden gedwongen fysiek aanwezig te zijn op school ondanks het feit dat zijzelf of iemand in hun huishouden in de risicogroep valt voor het coronavirus;
overwegende dat problemen rondom gedwongen fysieke aanwezigheid op schoolniveau moeten worden opgelost, maar idealiter zich überhaupt nooit zouden voordoen;
verzoekt de regering hierover in overleg te treden met werkgevers- en werknemersorganisaties en hun te verzoeken gedwongen fysieke aanwezigheid van leraren te voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Rog namens het CDA.
De heer Rog (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Bij de aanpak van de coronacrisis in het onderwijs heeft het kabinet op twee fronten extra geld ter beschikking gesteld. Dat is mooi. Dat steunt mijn fractie vanzelfsprekend. Ik heb met de heer Van Meenen en de heer Heerema een motie ingediend over de manier waarop dat geld bij de meest kwetsbare kinderen in het basisonderwijs terecht kan komen, en dan het liefst ook op de wijze zoals we dat zo succesvol hebben gedaan met de werkdrukmiddelen.
De andere motie gaat over de ventilatie op scholen. Ook daar hebben wij extra geld voor. Tegelijkertijd, we weten sinds juni hoe ernstig die problematiek is, maar nog steeds zijn meer dan 800 scholen op dit moment qua binnenklimaat niet op orde. We weten inmiddels ook dat gemeenten niet weten welke scholen dat zijn. Zij hebben die kennis niet. Wij voelen een grote gezamenlijke verantwoordelijkheid, met het Rijk, met schoolbesturen en met gemeenten. Daartoe heb ik de volgende motie, die mede wordt ingediend door mijn vrijzinnige vriend Van Meenen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit een inventarisatie van het Landelijk Coördinatieteam Ventilatie op Scholen blijkt dat de luchtkwaliteit op ongeveer 800 scholen nog steeds niet op orde is;
overwegende dat het voortduren van deze situatie voor zowel de arbeidsomstandigheden van het onderwijspersoneel als voor de leeromstandigheden van leerlingen niet acceptabel is en dat rijksoverheid, gemeenten en schoolbesturen hier een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben;
voorts overwegende dat gemeenten er niet van op de hoogte zijn bij welke schoolbesturen of bij welke schoolgebouwen de luchtkwaliteit niet op orde is;
verzoekt de regering zo spoedig mogelijk de uitkomsten van de inventarisatie over de luchtkwaliteit op scholen te delen met alle gemeenten, en hen nogmaals te wijzen op de beschikbare subsidie van 30% door het Rijk en er zowel bij gemeenten als bij schoolbesturen op aan te dringen de noodzakelijke verbeteringen van de ventilatie op scholen onverwijld door te voeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel, meneer Rog. Dan wachten we even op de laatste moties. Die komen er zo aan. Die worden nog even gekopieerd en dan rondgedeeld.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik zie dat de minister kan antwoorden. We wachten even tot u de moties heeft. Anders geef ik u mijn setje.
Het woord is aan de minister.
Minister Slob:
Zo, we hebben de administratie weer op orde, mevrouw de voorzitter.
De voorzitter:
Dat moet ook, ja.
Minister Slob:
Ik dank de Kamer uiteraard voor de inbreng in de eerste termijn van dit VAO.
De heer Van Meenen heeft drie moties ingediend. De motie op stuk nr. 557 gaat over de wijze waarop de gelden worden toegekend die beschikbaar zijn gesteld om de continuïteit van het onderwijs te vergroten als er sprake is van uitval en de scholen extra menskracht nodig hebben om dat op een andere manier te doen. Dit is voor het p.o. en dus niet voor het vo en het mbo, als ik de motie goed begrepen heb. Het kabinet heeft ervoor gekozen om dit via de arbeidsmarktregio's te doen, omdat we denken dat het best nog wel ingewikkeld zal zijn om voldoende mensen te vinden en het ook belangrijk vinden dat die mensen heel flexibel ingezet kunnen worden op die plekken waar de scholen ze het hardste nodig hebben. Dat kan bij wijze van spreken de ene dag school A zijn en een andere dag school B of school C. We kunnen dit op een andere manier gaan doen, maar dan valt die samenwerking weg bij het ervoor zorgen dat je een pool van menskracht hebt. Dat is de keuze die wij gemaakt hebben. Daar staan we ook voor en daar hebben we dit geld ook voor beschikbaar gesteld.
Als we het conform deze motie zouden doen, dan zou dat wel een enorme versmalling zijn van het verdelen van het geld. Als ik deze motie goed begrijp, gaat het er alleen om dat de middelen moeten worden toegekend naar rato van de verdeling van de reeds bestaande onderwijsachterstandsmiddelen. Dat zou een halvering zijn van het aantal scholen dat deze middelen zou kunnen krijgen. Zo'n 2.500 scholen krijgen dan extra geld, maar ook bij andere scholen speelt dit probleem. Dat is dus niet de wijze waarop wij dit met elkaar beoogd hebben. Het zou een versmalling zijn van het aantal scholen dat ervan gebruik zou kunnen maken en het zou de flexibiliteit blokkeren om gericht mensen breed in te zetten in deze noodsituatie, want dat is het vaak. Om die reden ontraad ik deze motie.
De heer Van Meenen (D66):
Ik begrijp dat de minister het hier brengt als een versmalling. Dat is het in zekere zin natuurlijk ook. Het aantal scholen dat geld krijgt wordt minder, maar wát ze dan krijgen wordt meer. De minister is het hopelijk met mij eens dat het onderzoek laat zien dat juist daar waar al achterstanden zijn, de achterstanden het meest groeien. Dat laat zowel het onderzoek van de inspectie als dat van de universiteit van Oxford zien. Dat is hij toch met mij eens?
Minister Slob:
Ook als je het doet op de manier die het kabinet nu voor ogen heeft vanuit de arbeidsmarktregio's kan men ervoor kiezen om de inzet met name daar te laten plaatsvinden waar men vindt dat de urgentie het hoogst is, maar het gaat ook om de continuïteit van onderwijs. Stel dat een school niet valt onder deze definitie. Dat geldt voor veel scholen, want er zijn er maar 2.500 die het geld dan zullen krijgen. Stel dat je een van die andere scholen bent en er vallen mensen weg. Je zou dus gebruik kunnen maken van een pool, als die in de arbeidsmarktregio gemaakt is, maar nu wordt die pool niet gemaakt en je krijgt ook geen geld. Dan zal die school dicht moeten. Dat willen we natuurlijk ook niet, want dan ontstaan daar weer achterstanden. Ik snap ook heel goed wat u hier beoogt. U zegt eigenlijk dat u die scholen nog een extra plusje zou willen geven. Daar is in het kader van dit geld niet voor gekozen. Die krijgen op een andere manier een extra plusje, want zij krijgen die achterstandsmiddelen waarvan andere scholen weer geen gebruik kunnen maken. Om die reden ontraad ik toch deze motie, in het kader van de continuïteit en de flexibiliteit om een pool van docenten te kunnen creëren die dan ingezet kunnen worden.
De voorzitter:
Dan wil ik toch kijken hoe u de andere moties beoordeelt.
Minister Slob:
Deze ontraad ik in ieder geval. Nogmaals, wel alle begrip voor de intentie die erachter zit, maar ik denk dat we dan een beetje ons doel voorbijschieten en dat zou toch heel jammer zijn.
Voorzitter. Ook de motie op stuk nr. 558 moet ik ontraden. We zijn inderdaad nog niet zover dat de testen valide zijn, maar ook weten we dat het organisatorisch echt het een en ander vraagt als we dit gaan doen. Daarom willen we gewoon snel met een aantal pilots beginnen bij scholen die zich daarvoor aanmelden en waar we ook heel snel kunnen gaan handelen. Ik heb ook in het algemeen overleg aangegeven dat het uiteraard de bedoeling is dat we het, als het goed functioneert, zo snel mogelijk gaan verbreden, maar wel in deze volgorde. Zo heb ik het met mijn collega van VWS kunnen afspreken. Dit gaat op dit moment dus echt even wat te ver. Het zou wel een volgende stap kunnen zijn, maar voor dit moment ontraad ik deze motie.
De motie op stuk nr. 559 kan ik oordeel Kamer geven als ik die als volgt mag verstaan. Het is kabinetsbeleid en het is urgenter dan ooit dat we ervoor zorgen dat leerlingen als het even kan in brede brugklassen worden opgevangen en dat er dubbele schooladviezen zijn. We zien gelukkig dat het steeds meer praktijk aan het worden is. Wat betreft de latere selectie weet u dat we het in principe doen bij de 10-14-scholen. Dat is een groeiende groep. Dat is niet iets wat je zomaar van de ene op de andere dag kunt organiseren, want dat zou een hele systeemwijziging betekenen. Maar ik versta deze motie heel erg goed. U vindt dat we moeten proberen leerlingen die naar het vervolgonderwijs gaan op de goede plek te krijgen en dat we heel snel moeten kunnen handelen als het niet het geval is. Dat is ook mijn inzet. In dat opzicht zie ik het als ondersteuning van beleid en kan ik deze motie oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Vindt u dat niet goed, meneer Van Meenen?
De heer Van Meenen (D66):
Nou, je moet altijd een beetje opletten als bewindspersonen een interpretatie geven aan een motie. Ik begrijp best dat we het stelsel niet eventjes met een motie ondersteboven kunnen gooien, maar ik zou toch wel van de minister willen horen dat hij hiermee echt indringend met de schoolbesturen aan de slag gaat. Ik wil dat we echt gaan zien dat er meer brede brugklassen komen, dat er waar dat kan wel degelijk uitstel van selectie is, dat er dubbele adviezen gegeven gaan worden en dat we vaststellen hoe het nu is en wat de intentie is van de schoolbesturen. Ik zou echt wel terug willen horen wat het resultaat daarvan is.
Minister Slob:
De heer Van Meenen weet dat het altijd goed is om, als een motie wordt ingediend — daar zitten namelijk intenties achter — even te kijken of die correspondeert met de beoordeling van degene die uiteindelijk verantwoordelijk is voor de uitvoering van de motie. Het kan namelijk ellende achteraf schelen als daar licht tussen zit. Ik hoor de heer Van Meenen heel duidelijk zeggen dat hij niet direct een stelselwijziging voorstaat. Dat kan natuurlijk ook niet zomaar even een-twee-drie. Dit kabinet zit er nog maar een paar maanden missionair. Het doel dienen we met elkaar; wij willen dat leerlingen op een goede plek terechtkomen. Juist het ontbreken van de eindtoets in het afgelopen jaar heeft ervoor gezorgd dat daar toch twijfels over zijn. U heeft mijn ergernis ook gehoord op basis van de monitoring van de inspectie. Ik vind dat vo-scholen er meer aan moeten doen om dat wel in de gaten te houden. In dat opzicht zie ik uw motie echt als een steun in de rug om daar, mogelijk met een meerderheid van de Kamer, werk van te maken. Dan zullen we u natuurlijk volgens de reguliere manieren steeds op de hoogte houden.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 560 van mevrouw Westerveld moet ik ontraden op de wijze zoals die nu opgeschreven is. U vraagt eigenlijk van mij om aan te schuiven aan de tafel van werkgevers en werknemers en om afspraken te maken over contracten en betere beloning. U weet dat dat een verantwoordelijkheid van de sociale partners is. Wij zitten daar niet bij. Als u aan mij vraagt of ik nog een keer indringend onder de aandacht van de sociale partners wil brengen dat ze aandacht moeten hebben voor het vso en de positie van de mensen die daar werken, dan ben ik natuurlijk altijd bereid om dat te doen. Maar u wilt dat ik verder ga, en dat kan ik niet doen, want dat is niet mijn positie. Om die reden moet ik deze motie dus ontraden. De toezegging krijgt u. Ongeacht wat er met deze motie gebeurt, zal ik het uiteraard doen. Dat heb ik volgens mij vorige week al toegezegd.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik lees de motie anders dan de minister. De motie is in ieder geval met een andere intentie geschreven. Ik weet welke afspraken aan de cao-tafel gemaakt worden. Maar we weten dat bijvoorbeeld afspraken over het aantal tijdelijke contracten niet altijd goed gaan, gezien de terugloop van het aantal tijdelijke contracten. Ik wil de minister vragen om nog eens met de werkgevers en deze actiegroep om tafel te gaan zitten om nog een keer de positie van het vso onder de aandacht te brengen, omdat deze leerlingen en leraren dat verdienen. Met die intentie is deze motie geschreven.
Minister Slob:
Maar u verwees ook naar een handtekeningenactie die op dit moment wordt gevoerd en die wel gewoon iets meer vraagt. U legde er een verband tussen. U moet het dan dus niet vreemd vinden dat ik de motie op die wijze lees. U weet dat ik daar natuurlijk niet in mee kan gaan. Weet wel dat het kabinet, zoals ik vorige week heb aangegeven, vanuit het convenant dat enige tijd geleden is afgesloten extra geld beschikbaar heeft gesteld voor de docenten in het vso die in de diplomagerichte stroming werken. Dat is structureel geld, dus die krijgen daar extra voor beloond. Zij zitten ook in de hoogste schalen van de cao van het primair onderwijs. Maar als u aan mij vraagt of ik in gesprek wil gaan om nog een keer te wijzen op de positie van deze docenten, dan wil ik dat natuurlijk altijd doen. Maar daar heeft u geen motie voor nodig. Als deze motie, met deze tekst, een eigen leven gaat leiden, hebben we straks ook weer een probleem. Ik doe u dus die toezegging en dan kunt u volgens mij de motie zoals die hier opgeschreven is, intrekken. Dan zal ik u berichten over de uitkomsten daarvan. Maar dat intrekken is uiteraard aan uzelf.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Westerveld.
Mevrouw Westerveld (GroenLinks):
Ik ga nog even goed naar de teksten kijken met de twee collega's. De reden dat ik de actiegroep erbij haalde, is natuurlijk dat zij uiteindelijk zeggen: wij willen bij de cao van het voortgezet onderwijs horen. Ik weet ook dat we dat niet zomaar hier even in een motie moeten doen. Daarom staat dat ook niet in de motie. Ik hoop wel dat we het daar later nog eens uitgebreider met elkaar over hebben. Dat zal ongetwijfeld gebeuren. Maar daarom is de tekst in de motie zoals die is.
Minister Slob:
Goed, voorzitter. Ik heb erover gezegd wat ik erover gezegd heb.
De voorzitter:
Precies. Gaat u verder.
Minister Slob:
Anders wordt het misschien weer verwarrend.
De heer Kwint komt in de motie op stuk nr. 561 terug op een discussie die we inderdaad eerder gehad hebben. Allereerst zeg ik van mijn kant: de reden dat het niet op de routekaart staat, is niet omdat de GGD die rol heeft. De reden dat het niet op de routekaart staat, is dat wij niet generiek scholen willen sluiten. Dat is gewoon niet onze inzet. In de routekaart hebben we wel opgenomen dat eventueel, in een uiterste situatie, de bovenbouw van het vo mogelijk wel met aanvullende generieke maatregelen geconfronteerd gaat worden. Dat is de reden waarom het niet in de routekaart staat.
U zegt, ook op basis van de Nieuwsuur-uitzending, dat gebleken is dat het toch niet overal helder is. Dat heb ik ook geconstateerd. Het is in principe wel helder waar de verantwoordelijkheden liggen. De verantwoordelijkheden liggen bij de GGD om vanuit gezondheidsoverwegingen adviezen te geven. Dat zijn adviezen die ook uitgevoerd moeten gaan worden. Dat gebeurt ook zo. Men zegt dan dat op basis van medische gegevens een klas naar huis moet of dat een school misschien tijdelijk dicht moet. Dat is één. Daarnaast kan een veiligheidsregio altijd ingrijpen als ze dat nodig vinden en kan een school op basis van eigen inschattingen met betrekking tot de continuïteit en de veiligheid van het onderwijs als er heel veel docenten uitvallen soms ook een besluit nemen. Zo is het geregeld. Ik kan deze motie oordeel Kamer geven als ik haar zo mag verstaan dat het niet via de routekaart gaat — er staat ook "of anderszins" — maar dat we nog een keer heel helder op een rijtje zetten hoe het werkt, met name voor de scholen waar dat dus op een of andere manier nog niet doorgedrongen is. Dan kan ik de motie oordeel Kamer geven. Maar in principe is het helder. Je kunt het echter niet genoeg blijven zeggen, want het zijn 6.000 scholen, dus er komt er altijd wel een, twee of drie in beeld — daar kun je ook een uitzending van maken — waar het misschien toch niet helemaal helder is als het gaat om de uitwerking.
De heer Kwint (SP):
Dat is prima. Ik hecht er niet aan waar het opgeschreven wordt, of dat nou in een routekaart is of niet, als het maar bij schoolbesturen terechtkomt. Maar dan zou ik het wel fijn vinden dat die precieze verdeling van bevoegdheden nog wel even heel duidelijk wordt gemaakt. Mijn indruk is namelijk dat scholen zich af en toe — dat ligt volgens mij niet aan de inspanningen van mensen — aan hun lot overgelaten voelen, omdat zij niet altijd van de veiligheidsregio of van de GGD de feedback krijgen waar zij eigenlijk behoefte aan hebben. Scholen zijn ook geen epidemiologen en dan is het soms best ingewikkeld om als school zelf maar te beslissen "o, we gaan dit of dat erbij doen".
Minister Slob:
Dat begrijp ik heel goed. Dan is het, denk ik, wel belangrijk om niet te zeggen dat het niet helder is waar de verantwoordelijkheden liggen. Dan is het puur een probleem waarbij in die specifieke casus de uitvoering misschien niet helemaal goed gegaan is. We gaan dan niet met de vinger wijzen wie daar schuldig aan is, maar dat is dan gewoon een gegeven. Dat willen we natuurlijk ook graag voorkomen. Daarom zal ik de motie uitvoeren zoals ik dat net heb toegezegd als die wordt aangenomen. Zelfs als de motie niet wordt aangenomen, geldt hetzelfde: dan gaat het erom dat nog een keer extra te onderstrepen. Nu denkt mevrouw Westerveld: waarom zegt hij dan niet dat deze ook moet worden ingetrokken? Maar ach, dat laat ik ook aan de heer Kwint.
Voorzitter. Dan kom ik op de motie van mevrouw Van den Hul op stuk nr. 562 met betrekking tot mensen die gedwongen worden fysiek aanwezig te zijn op school, ondanks het feit dat zijzelf of iemand in hun huishouden in de risicogroep vallen van het coronavirus. Het is denk ik belangrijk om hierover het volgende heel helder te stellen. Het RIVM heeft precies in kaart gebracht wie onder risicogroepen vallen en wie dan dus ook gerechtigd zijn om niet op hun werk te verschijnen. Dat geldt dus ook voor leerkrachten. Ik heb het hier zelfs bij me. Dus op het moment dat leerkrachten hieronder vallen, mag men thuisblijven. Ik ben ook bereid om dat nog een keer extra onder de aandacht van de werkgevers te brengen. Voor al die andere situaties die niet sec onder deze regels vallen, maar waarbij er wel zorgen zijn en twijfels geldt: de afspraak is dat daarover in contact kan worden getreden met de werkgever en dat men tot afspraken moet komen. Het is altijd fijn als dat gewoon heel vloeiend gaat. Als het niet vloeiend gaat, kan men dat ook altijd doen via de medezeggenschapsraad en de vertegenwoordiging daarin. Maar ik ben bereid om dat nog een keer onder de aandacht te brengen, ook van de werkgevers. Om die reden kan ik deze motie oordeel Kamer geven. Ik zeg erbij: met deze uitleg.
De voorzitter:
De laatste motie.
Minister Slob:
Ik kom op de motie van de heer Rog, op stuk nr. 563. Een paar opmerkingen daarbij. In de eerste plaats: de heer Rog en ook de andere indiener, de heer Van Meenen, weten dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de vertegenwoordigers van de scholen ook vertegenwoordigd waren bij de afspraken die zijn gemaakt. Het is overigens mooi dat er nog een keer een motie in deze samenstelling wordt ingediend; het kan nog net even. Ik denk dat de heer Rog en de heer Van Meenen begrijpen dat als er in een bepaalde gemeente informatie is die gedeeld moet worden, je die informatie natuurlijk niet met een buurgemeente gaat delen. Maar het is wel belangrijk dat de lijntjes tussen de gemeenten en de scholen kort zijn. Mag ik de motie als volgt verstaan? Ik zal weer bevorderen dat zowel de vertegenwoordigers van de scholen als die van de gemeenten gewoon contact met elkaar zoeken. En waar dat nog niet gebeurd is, zal ik bevorderen dat ze hun informatie ook uitwisselen. Dat is volgens mij ook wat de indieners beogen. Ik zal dit nog een keer extra onder de aandacht brengen. Het zou vreemd zijn als men dit niet weet. Ik denk dat het in de gemeente Haarlem wel bekend is, maar misschien zijn er andere gemeenten waar dat niet zo is. Ik zal dus nog een keer extra onder de aandacht brengen dat deze regeling er is. Als ik de motie zo mag opvatten, kan ik haar oordeel Kamer geven.
De heer Rog (CDA):
Ik wil de minister het volgende aangeven. Er zijn gemeenten waar verantwoordelijke wethouders niet weten waar ze aan de bak moeten, niet weten welke scholen een binnenklimaatprobleem hebben. We hebben het geld en we hebben de inventarisatie. En we willen dat zowel de schoolbesturen als de gemeenten die kennis hebben én vervolgens met elkaar in gesprek gaan. Dus ik zou de minister wel willen zeggen dat de motie ook echt beoogt om de informatie over die inventarisatie ook aan de gemeente te geven. En geef die ook aan de schoolbesturen én laat ze met elkaar in gesprek gaan, zodat we dit onverwijld oplossen. Want dit probleem is groot en duurt te lang.
Minister Slob:
Het is natuurlijk op zich best bijzonder als gemeentes geen goed contact met hun schoolbesturen hebben, en scholen en gemeentes niet van elkaar weten wat ze aan het doen zijn. Maar goed, dat kan gebeuren dus dat willen we ook graag voorkomen.
De voorzitter:
Ik zie meneer Van Meenen naar de microfoon lopen. Nee, meneer Van Meenen, echt niet. Nee, de minister is aan het woord.
Minister Slob:
Zeker, de voorzitter beslist dat.
Voorzitter, dat is een. Ik zal dus inderdaad ook in gesprek gaan met die vertegenwoordigers om ervoor te zorgen dat ze die informatie ook met elkaar delen en dat de gemeentes op de hoogte zijn van wat de scholen doen. U weet ook dat die eerste subsidieregeling via Binnenlandse Zaken loopt. Daarbij is de gemeente zelfs de instantie die het verzoek moet indienen. Dan moet men zich dus ook bij elkaar vervoegen, want anders kan er niet eens sprake zijn van een aanvraag en van ... Ik zal dus zorgen dat die verbindingen gelegd gaan worden.
De voorzitter:
Nee, mijnheer Van Meenen, het is een motie die is ondertekend door de heer Rog. Hij praat gewoon namens iedereen die onder die motie staat, dus ook namens u. Meneer Rog, kort.
De heer Rog (CDA):
Ja, kort. Ik wil de minister goed begrijpen. Volgens mij vragen we in de motie dat hij dus inderdaad de informatie die we hebben, niet alleen met de scholen, maar ook met de gemeenten wil delen. Ik heb het dus over de informatie die tot stand is gekomen op basis van een initiatief van deze minister met die inventarisatie van dat landelijke coördinatieteam. En de partijen moeten met elkaar in gesprek gaan. Ik heb de indruk dat de minister nu zegt: ja, maar ik ga de scholen vragen of ze de gemeenten willen informeren of het bij hun school op orde is of niet. Maar ik vraag toch echt dit, en ik zou heel graag willen dat de minister dat op die manier doet.
Minister Slob:
Voorzitter. Twee dingen. Het eerste gaat over de eerste tranche die we nu gehad hebben. Dat rapport is openbaar en daar was de Vereniging van Nederlandse Gemeenten bij betrokken. Dat is dus breed verspreid. Wat er nu nog aan aanvullende informatie wordt verstrekt, gaat rechtstreeks naar het ibo toe. Daar wordt die informatie ook gebruikt voor de voorstellen die in het voorjaar zullen gaan komen. Dat is de wijze waarop we het op dit moment doen. Wat nu belangrijk is, met name voor die gemeentes waar scholen het niet op orde hebben, is dat de gemeentes dat weten, dat zij samen met scholen kijken naar oplossingen en zorgen dat er aanvragen worden gedaan. Anders kunnen ze dat geld niet eens krijgen. Dat zal ik uiteraard op mij nemen, want het is heel vreemd als dat nog niet gebeurd is. Daar zal ik mijn specifieke verantwoordelijkheid nog een keer extra voor nemen. Dat is wat u vraagt. Daarom kan ik haar oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Goed. Bij dezen krijgt de motie van de heren Rog en Van Meenen oordeel Kamer.
Minister Slob:
Ik heb nog één vraag van mevrouw Van den Hul: liever school dan shoppen. Daar ben ik het volledig mee eens. U weet dat er een discussie over een verlengde kerstvakantie wordt gevoerd in het kader van OMT-advies 88. Dit wordt in het kader van de R-factor onderzocht om te kijken of het een bijdrage kan leveren. Ik ben er heel helder over geweest dat ik niet zit te wachten op extra weken vakantie, ook in het kader van de achterstanden, die oplopen. Maar we wachten nu even af waar het OMT definitief mee gaat komen.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik denk dat de heer Kwint vandaag op tijd naar zijn dochtertje Féline kan. Anders krijg ik een brief van haar, begrijp ik. Het ligt niet aan mij, zeg ik hier. Ik dank de minister. Ik dank de woordvoerders.
De vergadering wordt van 17.42 uur tot 18.47 uur geschorst.
Voorzitter: Van Toorenburg
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20202021-31-41.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.