Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | nr. 31, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | nr. 31, item 4 |
Vragen van het lid Pia Dijkstra aan de minister van Justitie en Veiligheid over de blokkade door de minister van een benoeming van een rechter in een toetsingscommissie voor euthanasie.
De voorzitter:
Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Pia Dijkstra namens D66 voor haar vraag over de blokkade door de minister van een benoeming van een rechter in een toetsingscommissie voor euthanasie.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Dank u wel, voorzitter. Afgelopen zaterdag was het precies twintig jaar geleden dat onze euthanasiewet van kracht werd, of werd aangenomen, moet ik zeggen. Die wet geeft artsen na een uitermate zorgvuldig proces de mogelijkheid om euthanasie uit te voeren bij mensen die ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Het oordeel over de vraag of de uitvoering van een euthanasieverzoek conform de zorgvuldigheidseisen uit de wet is uitgevoerd is in beginsel aan de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie, de RTE. Een ethicus, een arts en een jurist maken deel uit van de RTE, zodat zaken vanuit meerdere specialismen bekeken worden. De leden van deze RTE worden na een zorgvuldige procedure en selectie voorgedragen door een sollicitatieadviescommissie bestaande uit leden van de RTE zelf. De voorgedragen kandidaat wordt daarna enkel nog formeel benoemd door zowel de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als de minister van Justitie en Veiligheid. Waar Nederland twintig jaar geleden een primeur had met zijn euthanasiewet heeft deze minister vandaag, zoals de Volkskrant vanochtend schreef, ook een primeur. Althans, daar leek het op. De Volkskrant schreef dat het voor het eerst is dat een door de RTE voorgedragen lid niet benoemd is. Inmiddels is mij gebleken dat dat in elk geval eenmaal eerder is gebeurd. Het heeft toen alleen niet de aandacht van de pers getrokken.
Maar dit roept bij mij wel een groot aantal vragen op. Kan de minister bevestigen dat er vandaag tien nieuwe RTE-leden benoemd zijn maar dat één lid, een jurist, niet benoemd is? Aangezien de benoeming door zowel de minister van VWS als de minister van JenV moet gebeuren, hoor ik ook graag of de minister van VWS deze benoeming ook blokkeert of dat alleen de minister van JenV dat doet. En kan de minister precies uitleggen waarom hij de benoeming van deze plaatsvervangend raadsheer blokkeert? Want uiteraard staat de minister formeel in zijn recht als hij kandidaten niet benoemt, maar dan wil ik wel dat hij verantwoording aflegt.
De voorzitter:
De minister.
Minister Grapperhaus:
Voorzitter. U vraagt mij naar een besluit naar aanleiding van een voorgedragen benoeming. Over die besluiten worden geen mededelingen gedaan. Over de procedure kan ik het volgende opmerken. We hebben jaarlijks een aantal benoemingen in de RTE's. Er waren er dit jaar elf, en daarvan is er één niet doorgegaan. Dat is een beslissing van de minister van VWS en van mijzelf gezamenlijk. Wij hebben daarvan de coördinerend voorzitter alvast mondeling en vertrouwelijk op de hoogte gesteld. Er komt deze week een brief aan de voorzitter, waarin een en ander nader uiteengezet wordt. Dat is een vertrouwelijke brief. Om privacyredenen wordt dat verder niet uiteengezet.
Verder zegt de memorie van toelichting op artikel 4 van de Wtl — u vindt het vast goed dat ik 'm even afkort, want u weet precies waar het over gaat — …
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
De euthanasiewet, ja.
Minister Grapperhaus:
… dat wij een toetsing moeten doen op een aantal daarin genoemde criteria.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik dank de minister voor zijn antwoord, dat eigenlijk niet heel anders was dan ik had verwacht, maar ik vind het toch wel ingewikkeld. Want als ik kijk naar het cv van de niet benoemde kandidaat zie ik twee zaken. Ik zie een hele mooie juridische carrière, onder andere als plaatsvervangend raadsheer aan het hof. Ik zou dus ook graag de bevestiging van de minister willen horen dat deze kandidaat zelfs recent nog door het ministerie van VWS werd uitgenodigd om juristen bij te scholen over de euthanasiewetgeving en de rechtspraak op dat gebied.
Maar ik zie ook dat dit afgewezen lid een actieve rol vervulde bij Stichting de Einder, een stichting die zelfeuthanasie bespreekbaar wil maken. En ongeacht of de minister en ik het eens zijn met dit doel, vraag ik of de minister het met mij eens is dat dit streven op zichzelf niet verboden is. Ik vraag de minister, die zelf jurist is, of het niet juist de taak is van een jurist binnen de RTE om op basis van de wetgeving van de Wet toetsing levensbeëindiging, de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie te beoordelen of een euthanasieverzoek uitgevoerd is conform de zorgvuldigheidseisen.
Ik voeg daar maar even aan toe dat de huidige voorzitter van de RTE, Jacob Kohnstamm, voorzitter is geweest van de NVVE. Hij heeft zich, net als de nu afgewezen kandidaat, ook een voorstander getoond van de pil van Drion. Onlangs is de heer Kohnstamm herbenoemd door beide ministers.
Een ander voorbeeld is een medisch-ethicus, Theo Boer, die negen jaar in de RTE heeft gezeten maar die juist vanuit een heel andere achtergrond keek naar de euthanasiewet. Hij was lid van de Medical Ethics Committee of the Dutch Council of Churches.
Kortom, is dat niet waar het om gaat? Gaat het er niet om dat iemand een goede jurist is en op basis daarvan kan oordelen?
Minister Grapperhaus:
Ik ga omwille van de tijd niet voor u allen herhalen wat ik daar eerder over heb gezegd. Daar verwijs ik dus naar. Maar ik wil er ook nog eens naar verwijzen dat de memorie van toelichting op artikel 4 heel duidelijk aangeeft dat wij moeten toetsen op basis van de "… specifieke deskundigheid vanuit de eigen discipline op het terrein van de onderhavige problematiek, alsmede op grond van geschiktheid om een voorgelegd geval van verschillende kanten te bezien en aan abstract geformuleerde criteria te toetsen." Dat zijn echt de criteria waar wij ons aan houden. Het zijn twee ministeries, twee bewindspersonen die daarnaar kijken. Daar wordt dus heel zorgvuldig naar gekeken. Verder blijf ik zeggen: er komt een vertrouwelijke brief aan de coördinerend voorzitter waarin dat nader wordt toegelicht.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Dijkstra.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Voorzitter, ik krijg geen antwoord en dat is zeer onbevredigend, want het gaat natuurlijk wel om een sollicitatiecommissie van RTE's die zelf deze kandidaat ook hebben getoetst.
De voorzitter:
Dat heeft u duidelijk gemaakt aan de minister.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik heb nog één vraag aan de minister. Het is nog niet in het Staatsblad gepubliceerd, althans ik heb het niet kunnen vinden. Ik zou de minister willen vragen om te overwegen om alsnog tot benoeming over te gaan.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Dijkstra.
Minister Grapperhaus:
Daar wil ik heel kort tegen mevrouw Dijkstra over zeggen dat ik het ook vervelend vind dat dit naar buiten komt nog voordat wij die brief hebben kunnen sturen. Dat vind ik ook heel erg naar voor de betrokkenen. Nogmaals, er is alleen mondeling een beleefdheidsmededeling vanuit VWS gedaan aan de voorzitter, maar het besluit wordt deze week in een vertrouwelijke brief toegelicht.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Van der Staaij van de SGP en daarna naar mevrouw Tellegen en de heer Van den Berge.
De heer Van der Staaij (SGP):
De weging in individuele situaties is natuurlijk lastig om publiek te bespreken, maar wat wel een belangrijke vraag is, is wat je verwacht van leden van de toetsingscommissie. Mijn vraag aan de minister is of het zich verhoudt met de onafhankelijke rol en beoordeling van de toetsingscommissie als iemand buitengewoon uitgesproken allerlei opinieverhalen schrijft waarin gezegd wordt dat de euthanasiewet veel ruimer moet worden uitgelegd en moet worden aangepast. Als je je eigenlijk meer in een bepaalde lobby opstelt, ben je dan wel geschikt om die rol te vervullen in de toetsingscommissie?
Minister Grapperhaus:
Ik weet niet … Ik ken u en ik weet dat u mij weleens ongeduldig heeft aangekeken toen ik voor de tweede keer dezelfde tekst ging uitspreken.
De voorzitter:
Heeft u het tegen de heer Van der Staaij of tegen mij?
Minister Grapperhaus:
Tegen u.
De voorzitter:
Oké. Dat mag u niet herhalen inderdaad.
Minister Grapperhaus:
Ik bedoelde het goed. Op de vraag van de heer Van der Staaij zou ik namelijk weer dat stukje gaan citeren uit de memorie van toelichting. Dat zijn de criteria waar de minister van VWS en ik — daar worden we ook uitgebreid over voorgelicht — ons echt op richten; dat is een lang traject.
De voorzitter:
Maar de heer Van der Staaij kent dat stuk, denk ik.
De heer Van der Staaij (SGP):
Zeker, en dat geeft nog geen antwoord op mijn vraag, waarmee ik een stuk verfijning vraag. Het is gewoon een eerlijke en faire discussie. Vind je dat iemand die zich heel erg als een pleitbezorger manifesteert van een veel ruimere uitleg van de euthanasiewet, sterker nog, van verregaande aanpassing, geschikt is om die onafhankelijke rol te vervullen, die de toetsingscommissies moeten vervullen? Dat is meer een algemene vraag. Ik ben benieuwd hoe de minister de frase die hij net voorlas, interpreteert.
Minister Grapperhaus:
Maar toch gaat het uiteindelijk om een optelsom van — ik zeg het heel voorzichtig en zal niet het hele citaat geven — specifieke deskundigheid, geschiktheid in gevallen en de abstracte criteria die in het algemeen zouden moeten gelden. Ik vind dat de ministers in ieder geval zorgvuldigheid past bij die toetsing.
Mevrouw Tellegen (VVD):
Ik vind dit een heel frustrerend antwoord. De Kamer heeft toch recht op iets meer motivatie op het moment dat een minister een kandidaat blokkeert. Vertrouwelijkheid is belangrijk — dat begrijp ik — maar transparantie tot op een bepaalde hoogte ook. Als ik net even het gesprek tussen mijn collega Van der Staaij en de minister hoor, dan zou ik de vraag andersom willen formuleren. In welke mate hebben de uitlatingen van deze kandidaat, waarbij gepleit is voor het recht op leven en het legaliseren van de pil van Drion, een rol gespeeld? En kan de toetsingscommissie in beroep tegen dit veto?
Minister Grapperhaus:
De woorden "blokkering" en "veto" miskennen mijns inziens toch de opzet van de wet. Het gaat er namelijk om of de minister van VWS en de minister van JenV — excuses voor de afkortingen — besluiten over te gaan tot een benoeming. Bij de eerdere bijdrage gaf mevrouw Dijkstra ook een beetje de invulling dat het alleen een formele toets is. Maar dat is nou juist niet de opdracht in artikel 4. Dat laat de memorie van toelichting op artikel 4 ook zien. Ondertussen heeft u toch aan mij gemerkt dat ik vind dat de weging altijd heel zorgvuldig moet zijn. Dat gebeurt ook. Ik kan daar nog heel veel meer over zeggen, maar dit is wel gewoon hoe dit soort procedures moeten verlopen volgens de wet.
De heer Van den Berge (GroenLinks):
Om heel eerlijk te zijn vind ik dit een heel ongemakkelijke discussie, omdat het gaat om een kandidaat die door de toetsingscommissie zelf was goedgekeurd en was aangenomen, en waarvan de minister zegt dat hij die kandidaat toch niet wil benoemen. Daar zijn zwaarwegende redenen voor nodig. Collega Dijkstra stelde daar onder anderen terechte vragen over. Ik snap dat de minister ook ongemak voelt om in de openbaarheid argumenten over een persoon te delen, dus mijn vraag is eigenlijk: kunnen we niet vertrouwelijk geïnformeerd worden over de argumenten van de minister om deze benoeming — het woord "blokkeren" mogen we van de minister niet gebruiken — tegen te houden?
Minister Grapperhaus:
Laat ik eerst eens even beginnen met te signaleren dat er dus heel veel benoemingen worden gedaan. Het lid Dijkstra wees er terecht op dat het al eens eerder voor is gekomen dat een benoeming niet doorging. Over die benoemingen leggen wij hier ook nooit verantwoording af aan uw Kamer. Dat zou, vrees ik, een mer à boire worden voor de hier aanwezige, maar ook voor de hier niet aanwezige leden. Laat dat duidelijk zijn. Daarnaast moeten we ons echt heel goed realiseren — en daarmee ga ik weer terug naar waarmee ik opende in antwoord op het lid Dijkstra — dat de zorgvuldigheid altijd gebiedt om omwille van de privacy gewoon een vertrouwelijke brief te sturen aan in dit geval de voorzitter, waarin we dit uitleggen. Die voorzitter deelt dat uiteraard met de betrokkene. Hoe die betrokkene daarmee omgaat of wat die doet, is vervolgens niet aan mij. Maar ik vind het echt niet aan mij om dat te doen.
De voorzitter:
Mevrouw Pia Dijkstra en dan de heer Van Otterloo.
Mevrouw Pia Dijkstra (D66):
Ik zou de minister toch nog willen vragen om te reageren op de vraag van mevrouw Tellegen. Zij vroeg of er beroep mogelijk is. Ik zou de minister toch nog een keer in reactie op de vraag die de heer Van der Staaij heeft gesteld, namelijk wat je allemaal moet meewegen bij de beoordeling of een benoeming wel of niet kan, willen vragen of het toch ten principale niet zo is dat een jurist oordeelt op grond van wetgeving en niet op grond van persoonlijke opvattingen. Dat is toch wat de jurist moet doen? De minister is dat zelf, dus die weet dat beter dan wie dan ook. Dank.
Minister Grapperhaus:
Ik vrees dat ik in ieder geval één jurist ken die ook persoonlijke opvattingen heeft en die weleens meeneemt in zijn beslissingen. Die staat hier. Het zou kunnen dat ik een soort unicorn ben in mijn hele vakgebied. Dat is een eenhoorn. Dat zou kunnen. Maar laat ik hier heel duidelijk over zijn en dat blijf ik ook zeggen: de weging geschiedt heel zorgvuldig. Die geschiedt door twee bewindslieden en dat leidt tot benoemingen en een enkele keer tot een niet-benoeming. Dat wordt goed afgewogen en vertrouwelijk, gemotiveerd meegedeeld. Ik meende dat ik mevrouw Tellegen echt wel geantwoord had, maar ik proef bij een aantal leden dat zij misschien niet helemaal gelukkig zijn met die beantwoording. Maar dat komt ook doordat het ongemakkelijk is. Daar wees de heer Van den Berge dan misschien een beetje op. Ik vind dat het belang van het individu hier zwaarder weegt, dus dat je het gewoon vertrouwelijk verantwoordt. Dan staat het altijd aan diegene vrij om daar verder nog wat over te zeggen.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Wat nu onduidelijk blijft, althans voor mij, is de vraag of de persoonlijke opvattingen van de kandidaten überhaupt een rol spelen. Speelt het een rol in de beoordelingscriteria van de beide bewindslieden of het, zoals in dit geval, een verklaard voorstander van verruiming van de huidige wetgeving is of in een ander geval een verklaard tegenstander van die verruiming?
Minister Grapperhaus:
Nou, ik heb het net al een paar keer geciteerd en geparafraseerd. Die criteria hebben een heel hoog abstractiegehalte. En ik denk dat het heel belangrijk is — en nu spreekt deze ene jurist weer voor zichzelf; maar goed, wel als minister van Justitie en Veiligheid — dat je je eigen persoonlijke opvattingen over zoiets altijd aan de zijkant moet zetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur ... Pardon, minister.
Minister Grapperhaus:
Ik heb niet geantwoord op mevrouw Tellegen. Mevrouw Dijkstra heeft wel gelijk op dat punt van het beroep.
De voorzitter:
Ja, het beroep.
Minister Grapperhaus:
Ik moet eerlijk bekennen dat het nu wel, denk ik, een besluit is, maar ik wil daar graag in een kort briefje op terugkomen. Het is volgens mij wel een besluit dat onder de Abw valt. Maar ik heb toch even digitaal zitten bladeren. In de wet zie ik die mogelijkheid niet zo gauw, maar ik ben wel bereid om daar nog even op in te gaan.
De voorzitter:
Om daarop in te gaan in die brief die u naar de Kamer gaat sturen. Dat is fijn. Dank u wel dat u daarop terug bent gekomen. Ik schors de vergadering tot 15.00 uur, en dan gaan we stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20202021-31-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.