6 Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2020

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2020 ( 35300-VIII ).

De voorzitter:

We zijn bezig met de behandeling van de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en we waren midden in de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We zijn toegekomen aan de bijdrage van de heer Kwint namens de SP-fractie.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De heer Kwint (SP):

Dank. En toen staakte het onderwijs weer. Een lastminutepoging om de staking te ontlopen mislukte faliekant, net zoals dat vorig jaar ook al mislukte. Minister Slob is hard op weg de meest bestaakte minister van dit kabinet te worden. De leraren waren glashelder: leuk hoor, eenmalig geld, maar wij laten ons niet afkopen. Er moet een structurele oplossing komen voor een structureel probleem. En gelijk hebben ze. Natuurlijk is het goed dat er eenmalig extra geld voor het onderwijs komt, dat is hard nodig. Maar laten we de eisen en wensen van de afgelopen tijd eens langslopen.

Het speciaal onderwijs is de enige sector die er nu echt meerjarig geld bijkrijgt, en dat is volkomen terecht. Deze mensen doen misschien wel het zwaarste werk dat je je kunt voorstellen en worden daar minder voor beloond dan hun collega's in het voortgezet onderwijs. Ik had het er vanmorgen al eerder over met een paar collega's, maar waarom is er niet besloten om de hele loonkloof te dichten? De afgelopen jaren zag je elk Kamerlid worstelen met het proberen om uit te leggen waarom een docent in het voortgezet speciaal onderwijs minder verdient dan een docent in de rest van het voortgezet onderwijs. Nu is er geld, maar wordt de kloof niet gedicht. Het is nogmaals prima dat dit geld erbij komt, maar hoe ga je het lerarentekort in deze sector aanpakken als het loodzware werk voor een docent in het voortgezet speciaal onderwijs nog altijd minder betaald wordt dan het werk van zijn collega twee straten verderop?

Dan door naar de rest van het akkoord. Dit jaar nog krijgen scholen er eenmalig 300 miljoen bij. Wederom, 300 miljoen is beter dan niks. Maar wat verwachten we nu dat scholen hiermee gaan doen? Je gaat er geen conciërge, onderwijsassistent of een nieuwe docent voor aannemen, want het geld is binnenkort weer weg. Wat verwacht het kabinet dat scholen hiermee gaan doen?

Wat we wel weten is wat de docenten willen: een hardere aanpak van het lerarentekort, een fatsoenlijke beloning, uitzicht op een leuker en haalbaarder beroep en zich eindelijk gehoord voelen. Leraren voelen zich niet gehoord. Niet dat ze niet op het ministerie mogen langskomen, maar echt gehoord; dat gehoord voelen waarbij je aan het eind van het gesprek ook echt de hoop hebt dat er iets gaat verbeteren. Ik zeg dit met pijn in mijn hart, maar heel veel mensen geloven dat niet. Ze geloven niet dat ze gehoord worden, ze geloven niet dat het met ons onderwijs de goede kant op gaat, ondanks hun inspanning elke dag weer. Eerlijk gezegd vreest de SP dat ze gelijk hebben. Daarom steunen wij de stakers, daarom hebben wij ze ook vandaag door het hele land met Kamerleden en andere activisten van ons op locatie ondersteund. Onze mensen zijn vandaag in het hele land op plekken aanwezig en wij zullen jullie blijven ondersteunen zolang als dat nodig is.

En het is nodig, want het onderwijs is in crisis. Webcamdocenten, klassen van 60 leerlingen, klassen die naar huis gestuurd worden, je kunt het zo gek niet bedenken of het is de afgelopen jaren in ons onderwijs gebeurd. Maar Den Haag blijft doof voor de noden van onze meesters en juffen. Daarom willen wij vandaag in het parlement hun stem zijn, bijvoorbeeld de stem van een docent op een middelbare school in Den Bosch die ons liet weten: "Juist door de dingen die zo goed lopen in onze school hebben wij meer zorgleerlingen dan gemiddeld; iets wat Den Haag mooi zou moeten vinden, want het sluit goed aan bij het passend onderwijs. De druk in de klassen neemt daardoor enorm toe en je merkt dat je niet opgeleid bent om bepaalde specifieke zorg te bieden. Oplossingen moeten nu vaak gevonden worden in het bellen met de directie om even wat rust in de klas te brengen, of je vooral even richten op de zorgleerlingen en de rest van de leerlingen aan zichzelf overlaten. Ik zit tegen mijn grenzen aan. Ik ga elke dag naar huis met het gevoel dat ik minimaal één kind tekortgedaan heb omdat er geen tijd, ruimte of kunde was om echt goed te helpen. Dat breekt op."

Of een docent uit het voortgezet speciaal onderwijs, ik had het daarnet al over: "Ik verdien minder dan mijn collega's elders in het voortgezet onderwijs. Ik geef 990 klokuren les, en een docent in het voortgezet onderwijs geeft 750 uren per jaar les. Dat verschil zorgt ervoor dat vakdocenten nauwelijks naar het voortgezet speciaal onderwijs willen. Daarnaast is er geen vervanging meer te krijgen en verdelen is met onze leerlingen vaak geen optie. Door de bezuinigingen zijn we de afgelopen jaren van tien naar dertien leerlingen per klas gegaan. Dat klinkt weinig, maar kom gerust een weekje meedraaien om te ervaren hoeveel dat is".

Laat ik beginnen met dat laatste. Ik heb het net al gezegd over het speciaal onderwijs, maar wanneer gaan we de loonkloof nou dichten en wanneer geven we die mensen het salaris waar ze recht op hebben? De andere kant van deze medaille zie je in het regulier onderwijs. Klassen die ontwricht worden door de funeste combinatie van klassengrootte en zorgvraag. Het duurt maanden voordat je de ondersteuning krijgt waar je om vraagt. Het duurt soms wel tot een jaar tot een kind naar het speciaal onderwijs kan. Waarom? Onder meer omdat dit kabinet weigert om het mogelijk te maken om nieuwe scholen voor speciaal onderwijs te openen. En niet alleen dat. Op deze manier wordt ook geblokkeerd dat binnen het regulier onderwijs klassen ontstaan voor het speciaal basisonderwijs, gewoon binnen de huidige school. Dat is namelijk niet te betalen. Wil de minister die blokkade alsnog weghalen? Ik had het er met de VVD net ook al over.

Ik heb het vaker gezegd: ontlast die docent nou eens; ken ondersteuning direct toe. De Kamer heeft het hier de hele tijd over vertrouwen in de professional, maar ondertussen moet een halve ontdekking van de hemel voorgeschreven worden voordat je eindelijk de ondersteuning in je klas krijgt die je nodig hebt. Vertrouw die docent. Die vraagt niet voor de lol om hulp. Ken eerst ondersteuning toe en ga daarna controleren of het goed gegaan is. Is de minister daartoe bereid?

Van een docent op een basisschool hoorde ik het volgende. "In 2002 begon ik in groep 7. Daarin zaten toen 36 leerlingen, en het jaar erna 30. Ik kwam niet door de stapels werk heen. Ik wilde wellicht te veel voor de mij toevertrouwde leerlingen. Ik stopte gedesillusioneerd. In 2016 gaf ik het opnieuw een kans, want het liefste wil ik toch eigenlijk meester zijn. Dus met aangepaste verwachtingen en vooral een voor mijzelf opgelegde proeftijd van drie jaar sta ik nu weer op een basisschool voor de klas. En het lukt, al ervaar ik deze baan als een stuk zwaarder dan het werk van de afgelopen jaren. Als het lerarentekort de komende jaren groter wordt — en dat wordt het — overleven starters hun eerste drie jaar niet. Onze verantwoordelijkheid kan niet groter: didactisch leggen wij de eerste basis. Waardeer dit gelijk. Als die oplossing nu niet komt, valt iedere leerkracht om."

Karin, docent en tevens oma, laat weten: "Mijn prachtige vak is verworden tot een papieren tijger zonder tanden. Waar mijn tijd vroeger naar het voorbereiden van lessen ging, gaat die nu op aan administratie. Het is niet allemaal kommer en kwel. Lesgeven is het leukste, meest afwisselende, meest boeiende werk dat ik kan bedenken. Geen dag, geen les, geen kind is hetzelfde. Maar ik heb de keuze gemaakt om op mijn 59ste te stoppen met dit prachtige vak. Ik wil niet met een burn-out mijn mooie onderwijsjaren afsluiten."

De liefde voor het vak was niet zo heel moeilijk te vinden in alle verhalen die ons toegestuurd werden. Voor deze verhalen had ik er nog tien andere kunnen vertellen. Iedereen houdt van het vak. Eigenlijk vindt niemand het salaris echt het belangrijkste, maar het is wel een onmisbare manier om uiteindelijk aan meer collega's te komen. De achtergrondmuziek van de telefoon die ik nu hoor, bevalt me wel trouwens.

Ik had echt de hoop dat deze begroting een structurele verbetering zou bieden. Er waren persberichten over extra geld en de premier benoemde het tot een van zijn 132 topprioriteiten, maar elk serieus voorstel uit de Kamer werd verworpen. En toen leek er een akkoord gesloten te worden, maar dat was met eenmalig geld. Gelukkig waren de docenten slimmer dan dat en staken ze vandaag. In het NRC konden we lezen wat er misging, en het is verbijsterender dan je had kunnen bedenken: ze zijn het gewoon vergeten te vragen. Docenten worden het slachtoffer van een potje politiek poker, waarbij iedereen eigenlijk wel extra structureel geld wilde voor de leraar, maar niemand het durfde te vragen omdat ze er ook nog wat ander bij wilden. Iedereen keek naar D66. D66 keek naar de andere drie partijen. Ik vraag hier vandaag aan het kabinet, maar ook aan de coalitiepartijen: klopt dit? Klopt het verhaal dat we in het NRC hebben kunnen lezen? Hoe serieus denkt u dat een docent zich genomen voelt als hij dit in de krant moet lezen?

De voorzitter:

Meneer Kwint, u bent ver over uw spreektijd heen.

De heer Kwint (SP):

Dat klopt niet, voorzitter. Ik had veertien minuten.

De voorzitter:

Oké, dan is het prima. We hadden hier zeven minuten staan. Dat is goed om te weten, want anders krijgt u ruzie met uw fractie.

De heer Kwint (SP):

Dat zou ik niet willen, voorzitter.

De heer Van Meenen (D66):

Gelukkig maar dat de heer Kwint nog meer spreektijd heeft, want ik luister altijd graag naar hem als hij weer een samenvatting geeft van alle problemen die er in het land zijn. Naar aanleiding van zijn oproep om te vertellen wat de problemen zijn, hebben mensen hem daar weer ruim over geïnformeerd. Dat is mooi. De reden waarom ik ooit de politiek in gegaan ben, is om aan dit soort problemen het hoofd te bieden. En dat is best lastig, kan ik je zeggen, zeker als je dat probeert door verantwoordelijkheid te nemen. Ik vroeg me af of er tussen de mails die de heer Kwint gekregen heeft ook een mail zat met de vraag: en wat heeft de SP in de afgelopen 30 jaar eigenlijk betekend voor het onderwijs, behalve dat zij naar onze problemen heeft geluisterd?

De heer Kwint (SP):

Die mails zaten er zeker tussen, ja. Die mensen heb ik dus een mooi antwoord gestuurd met alle voorstellen die wij de afgelopen jaren gedaan hebben, van het afschaffen van de lumpsum tot het strijden tegen de bezuinigen bij de invoering van het passend onderwijs, van de strijd voor het behoud van het leenstelsel tot het verhogen van de salarissen zoals ik straks zal voorstellen. Dat heb ik die mensen allemaal netjes laten weten.

De voorzitter:

De heer Van Meenen, tot slot.

De heer Van Meenen (D66):

Zeker, maar heeft u daarbij dan ook uitgelegd dat dat allemaal niet gelukt is omdat u eigenlijk nooit — en dat is jammer — de verantwoordelijkheid heeft genomen om werkelijk die keuzes te kunnen maken? Zelfs toen de SP 25 zetels had met Jan Marijnissen — dat was ongeveer het moment dat het lerarentekort begon — zei u: "Nee, wij doen niet mee. We blijven liever aan de kant staan en we laten liever het kopieerapparaat draaien voor weer een motie en weer een voorstel."

De voorzitter:

Meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

In uw tegenbegroting noemt u het onderwijs niet eens. Dit kabinet investeert meer in onderwijs dan u in uw verkiezingsprogramma hebt staan. Wilt u dat nou ook eens aan de mensen laten weten in plaats van alleen maar ...

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Meenen (D66):

... te vertellen over de problemen ...

De voorzitter:

De heer Kwint.

De heer Van Meenen (D66):

... en mensen een kopje soep — overal in het land staan de SP-busjes weer —aan te bieden? Als de leraren écht iets willen bereiken ...

De voorzitter:

Meneer Van Meenen ...

De heer Van Meenen (D66):

... dan moet er wel wat gebeuren.

De voorzitter:

Meneer Van Meenen, dit wordt uw laatste interruptie als het op deze manier gaat. Echt waar. Dit is veel te lang, veel te lang!

De heer Kwint (SP):

Het waren een hoop vragen inderdaad. Laat ik er een paar uit pakken. Het punt van de tegenbegroting vind ik echt extreem flauw. Er staat 2 miljard in voor loonstijging in de publieke sector. Ik hoef u toch niet uit te leggen dat leraren bij de publieke sector horen? Dat weten ze zelf in ieder geval prima. Laten we daar eens mee beginnen. Vervolgens vind ik het een hele, hele rare taakopvatting van een Kamerlid om te zeggen: ja, wij voeren hier de hele dag debatten. Ik kan u eerlijk zeggen: ik zat hier vannacht om kwart over één nog. Er worden hier veel debatten gevoerd. Maar waar het dan écht om gaat, hoe je dan écht je werk doet, is om zo'n akkoord te sluiten en je dan vier jaar lang netjes aan de letter van dat akkoord te houden en daar niks meer aan te veranderen. Dat is toch een rare opvatting van politiek? Wat zitten wij hier dan de hele dag te doen, zou ik aan de heer Van Meenen willen vragen.

De voorzitter:

Nou, volgens mij heeft u uw punt gemaakt, meneer Van Meenen. Ik moet echt een beetje vaart hierachter zetten. U heeft heel veel geïnterrumpeerd. U bent niet de enige, maar u bent wel een van de Kamerleden die het meest heeft geïnterrumpeerd.

De heer Kwint (SP):

Het zijn wel altijd mooie verhalen.

De voorzitter:

Ja, dat weet ik wel.

De heer Van Meenen (D66):

Meent u dit nou?

De voorzitter:

Ja, echt waar. Als u het nou kort houdt, dan krijgt u gelegenheid om te interrumperen. Maar om nou de hele geschiedenis erbij te halen en inleidingen te doen ... Dat gaat niet goed!

De heer Van Meenen (D66):

Nee, maar het is wel van belang, voorzitter.

De voorzitter:

Zeker.

De heer Van Meenen (D66):

Wij zijn hier niet zo met elkaar in gesprek ...

De voorzitter:

Nee?

De heer Van Meenen (D66):

... maar we zijn in gesprek met al die mensen die nu luisteren, die echte zorgen hebben en die willen dat die zorgen opgelost worden.

De voorzitter:

Maar zij kunnen niks terug zeggen.

De heer Van Meenen (D66):

Nee, zij kunnen niks terug zeggen.

De voorzitter:

Nee.

De heer Van Meenen (D66):

Maar de heer Kwint is hun woordvoerder, zegt hij.

De voorzitter:

Nee, we zijn allemaal volksvertegenwoordigers. Stel even uw vraag.

De heer Van Meenen (D66):

Ja, maar dat zegt hij. Ik spreek hem daar op aan.

De voorzitter:

Ja, maar kórt.

De heer Van Meenen (D66):

Ik zal het hierbij laten. Ik zou u niet willen irriteren.

De voorzitter:

Neu, het valt wel mee.

De heer Van Meenen (D66):

Ergeren; pardon. Het gaat mij erom dat hier het eerlijke verhaal verteld wordt.

De voorzitter:

Oké. Dat heeft u duidelijk gemaakt. Ik stel voor dat u verdergaat, meneer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ja, ik ga even door met het eerlijke verhaal.

Ondertussen voltrekt zich in het voortgezet onderwijs een crisis in slow motion. Waarom? Omdat het akkoord deels weggedefinieerd is door docenten die de goede papieren niet hebben ineens niet meer "onbevoegd", maar "benoembaar" te noemen. Dat maakt voor de praktijk van de klas natuurlijk heel weinig uit. Is de minister bereid om voortaan ook te laten zien hoeveel lessen er in totaal door onbevoegde én benoembare docenten gegeven worden? Naar onze mening — dat strookt met de verhalen die wij horen — is het tekort in het voortgezet onderwijs een stuk groter dan een hoop mensen denken.

Dat mailde een docent op de middelbare school ons ook: "Fulltime werken doe ik niet meer. Dat is echt niet vol te houden als je er ook nog voor je eigen kinderen en man wilt zijn. Ik zie mensen weer vertrekken uit het onderwijs omdat ze het niet volhouden. Ik zie jonge mensen richting een burn-out gaan. Aan het einde van de week ben ik helemaal op en in de vakantie ben ik vaak de eerste dagen ziek." Michel, een andere docent op de middelbare school, zegt: "Wat ik voor het onderwijs wil, is meer docenten, meer begeleiders, meer middelen. Ik wil een overheid die de leraren als essentieel onderdeel ziet van een goed werkende samenleving en die pal achter haar leraren staat. Meer respect voor het vak, een vak waarin kennis, vaardigheden en talent voor nodig zijn."

Voorzitter. Daarom — dan komen we bij de voorstellen — heb ik een amendement ingediend. Toen roekeloos gedrag van bankiers ons in een diepe crisis stortte, moesten we er allemaal aan meebetalen. Mensen verloren hun baan, hun huis, kwamen jarenlang op de nullijn. De publieke sector werd uitgekleed. Ondertussen lezen we in de krant dat de banken recordwinsten maken op de Zuidas. Dat kan best een tikje minder. En dan druk ik me nog heel vriendelijk uit, want ik wil de voorzitter niet boos maken. Dat vind ik belangrijk, voorzitter! Dat kan best een tikje minder, zeker omdat ook de mensen daar belang hebben bij goed opgeleide kinderen. Ik kan ze me nog goed herinneren: demonstraties daar met bordjes met "laat de banken de crisis betalen". Helaas is dat nooit echt gebeurd. Dat kunnen we dus alsnog regelen. Daarom een amendement. Wij stellen voor de bankenbelasting met een miljard te verhogen. Dat kunnen ze echt wel missen. De winsten vorig jaar waren bij de vier grootste Nederlandse banken alleen al 11 miljard. Die komen daar wel overheen. Met dat geld los je niet alleen de loonkloof op en los je niet alleen het onrechtvaardige salaris in het voortgezet speciaal onderwijs op, maar geef je het hele funderend onderwijs een extra loonstijging: basisschool of middelbare school, regulier of speciaal. En waarom? Omdat onze leraren dat verdienen en omdat het héél hard nodig is om de onderwijscrisis die ons land teistert, te lijf te gaan.

Durf een radicale keuze te maken, maar niet zo een als het kabinet recentelijk maakte voor scholen, namelijk om maar een ouder voor de klas te zetten en aan videoles te doen. Ik doel dus op een radicale en positieve keuze. Een keuze voor de leraar, die nu verzuipt, en voor de leerling, die anders niet leert spellen of rekenen. Is het kabinet bereid om te stoppen met die proefballonnetjes en pleisters waar docenten soms zo woest van worden en die docenten tot in het diepst van hun professionele zijn raken? Wilt u een radicale keuze maken? Maak dan zij-instroom gratis, verbied uitzendbureaus in het onderwijs en verplicht directies om een docent na verloop van tijd eindelijk eens een keer een vast contract te geven. Maar stop met die negatieve keuzes; grijp daarin in.

Later vandaag nemen de defensiewoordvoerders van de Kamer het over. Dan vliegen de miljarden hier door de zaal; in het geval van de JSF is dat letterlijk het geval. De miljarden voor de onderzeeërs komen daarna.

Gisteren werd bekend dat Nederland meer miljonairs en miljardairs heeft dan ooit. Vorig jaar boekte de Nederlandse banken recordwinsten. Laat dus niemand hier vandaag zeggen dat het simpelweg te duur is, dat we moeten kiezen in schaarste en dat het wel genoeg geweest is. Minister en Kamer, kies vandaag niet voor onderzeeërs, maar voor onderwijzers. Kies niet voor de miljardairs uit de Quote, maar voor de leerlingen van Rotterdam-Zuid. Kies niet voor ABN en ING, maar voor de docentenkamer. Dat verdienen de mensen die hier op de tribune zitten en de mensen die hier buiten en in de rest van het land staken. Dat verdient ons onderwijs.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kwint. Dan geef ik nu het woord aan de heer Futselaar namens de SP. U heeft gelijk, meneer Kwint, want u had veertien minuten. Dat hebben wij niet goed gezien. De heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter, elke dag waarop de heer Kwint zich aan zijn spreektijd houdt, is een positieve dag voor mij.

Voorzitter. Dan het hoger onderwijs. Vorig jaar discussieerden wij hier tijdens de begroting over hoger onderwijs voor een groot deel over de reserves. Centraal stond de vraag: hebben de universiteiten nou wel of niet te grote reserves en moeten ze daarop meer interen? Ik zou het vandaag ook willen hebben over interen op reserves, maar dan niet op die van de instellingen, maar op die van het wetenschappelijk personeel. Want wat er nu eigenlijk jarenlang gebeurt in onze universiteiten is dat we interen op menselijke reserves en dus een beetje roofbouw plegen op de mensen die het werk doen. Zeven op de tien werknemers in het wetenschappelijk onderwijs ervaart de werkdruk als te hoog. 71% zegt dat de werkdruk de laatste jaren steeds erger wordt. Dat is niet altijd het gevolg van bewust beleid, onwil of slecht bestuur, maar soms ook gewoon een consequentie van het systeem dat wij met z'n allen hebben opgebouwd. Dat zie je bijvoorbeeld aan de hoeveelheid werk en stress bij het aanvragen van onderzoeksgeld.

Voorzitter. Zowel ikzelf als de heer Paternotte stelden een maand geleden vragen over het niet toekennen van NWO-subsidie aan onderzoek rond de Event Horizon Telescope. Dat was voor mij een interessante casus, omdat het een voorbeeld was van de soms moeilijk te doorgronden keuzes van NWO en de moeilijke afhankelijkheidspositie waarin wetenschappers zich in de praktijk bevinden. De minister antwoordde daarop: daar gaat de NWO over; ik maak die keuzes niet. Dat antwoord is volkomen begrijpelijk. Maar de minister meldde opmerkelijk genoeg wel: ik ga twee ton voor wetenschapscommunicatie toekennen aan dit project. Dat heeft voor nogal wat ophef in het veld gezorgd. Gaat het zo makkelijk dat ergens geld bij komt als je er vragen over stelt? Ik zou de minister nu dus willen vragen: is er een direct verband? Als dat zo is ben ik — ik kan niet voor de heer Paternotte spreken — bereid om rustig nog een paar honderd sets Kamervragen in te dienen voor andere onderzoeksprojecten die worden afgewezen.

Maar, voorzitter, werkdruk is een serieus probleem, en niet alleen door de bureaucratische loting die wetenschapsgeld vaak blijkt te zijn. We zien in de praktijk ook volle collegezalen, overwerkte docenten en een groeiend ziekteverzuim. Dat probleem lijkt nu voor een deel van het personeel verergerd te worden door de herverdeling naar aanleiding van het advies van de commissie-Van Rijn. De bestuurders van klassieke universiteiten hebben al laten weten dat zij die kortingen niet gaan doorvoeren. Bravo, bestuurders. Maar universiteiten als Rotterdam, Tilburg en Maastricht hebben geen keus. Die krijgen gewoon een korting op hun dak.

Dat zal consequenties hebben op de werkvloer. Ik heb daar zonet in een interruptie al iets over gezegd. Het zal consequenties hebben voor het aantal mensen in dienst, voor de groepsgrootte, voor het aanbod van keuzevakken en voor de bereikbaarheid van docenten. Er is een grens aan wat van mensen gevraagd kan worden. Niet voor niets is WOinActie begonnen met een witte staking, waarbij het personeel geen overuren meer werkt in eigen tijd. Als zij dit consequent zouden doen, liggen onze universiteiten stil. Er wordt structureel zo'n 20% overgewerkt aan onze universiteiten. Je aan betaalde uren houden, betekent in de praktijk dat studentenvragen niet worden beantwoord, dat papers niet worden nagekeken en dat onderzoek wordt uitgesteld. En als je als docent in zo'n situatie zit, en er een extra korting dreigt via Van Rijn, omdat geesteswetenschappen niet genoeg economische waarde hebben of omdat er al zo veel psychologen zijn in dit land — zulke dingen worden gezegd, ook in deze Kamer — raakt dat je niet alleen in je werkdruk maar ook in je vaktrots. Kan de minister dat begrijpen? En wil zij, ook als zij niet financieel wil ingrijpen, in ieder geval staan voor de rest van de wetenschap, die zich nu wel heel erg in de hoek gezet voelt omdat ze toevallig een wat minder goede lobby hadden?

Voorzitter. Ik zou de minister ook willen vragen of zij nou echt verbetering ziet in de strijd voor minder flexcontracten bij de universiteiten. Dat is ook een bron van werkdruk. Ik geloof dat de wetenschap naast het professionele voetbal en de horeca de tak van sport is met de meeste flexcontracten. Het ging van 42% flexcontracten in 2015 naar 39% in 2018. Dat is een procent per jaar. Het is vooruitgang — dat moet ik ook zeggen — maar het is wel een heel beperkte vooruitgang. En laat ik hier dan ook maar zeggen dat universiteiten niet alleen de slachtoffers zijn van slecht beleid, maar ook gewoon de uitvoerders daarvan. Flexplekken zijn namelijk schering en inslag. Universiteit Eindhoven: boven de 50% flexcontracten. Tilburg en Delft: erger geworden in de afgelopen jaren. Groningen en Twente: bijna niets veranderd. Ik noem ze hier maar gewoon even. Ik zou de minister specifiek willen vragen of zij deze voortgang afdoende vindt. Wat zou zij nu willen doen? Zij heeft namelijk eerder dit jaar al eens aangekondigd dat zij misschien met een norm zal komen. Is het daar zo langzamerhand geen tijd voor? En ziet de minister net zoals ik dat er bij hogescholen een tegenovergestelde trend dreigt te komen, aangezien zij steeds meer op flexcontracten inzetten? Dat vind ik een zeer zorgelijke beweging. Wat vindt de minister daarvan?

Tot slot nog eventjes over het leenstelsel. Daar is al iets over gezegd: er waait een andere wind, lijkt het. Dat is mooi. Op dit moment zijn verschillende groepen bezig met ideeën voor het leenstelsel. Je hebt Coalitie-Y, daar doe ik aan mee. Onder leiding van het CDA gaan we, geloof ik, binnenkort naar de SER. Ik ga graag mee. Ik wil er wel dit over zeggen: wat ons betreft is een verbetering van de huidige situatie, een einde van het leenstelsel, niet iets voor een komend kabinet. Dus u kunt nog voor de verkiezingen een wetsvoorstel van de SP voor een basisbeurs verwachten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Futselaar.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Meenen van D66. Het gaat niet helemaal goed tussen ons vandaag, hé? Ik weet niet wat er aan de hand is. Onze relatie gaat niet helemaal goed.

Goed, het woord is aan de heer Van Meenen namens D66.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Dank u wel. Ik wil ook beginnen met collega Beertema van harte beterschap te wensen. Ik ben het eigenlijk bijna nooit met hem eens, maar hij is wel een van mijn favoriete gesprekspartners in de Kamer. Het is echt heel naar wat hem overkomt.

Leraren, schooldirecteuren, onderwijsondersteunend personeel, bestuurders, ouders, leerlingen, jullie allemaal, ik heet je namens de D66-fractie van harte welkom bij de onderwijsbegroting. Wij, D66, dat zijn die negentien stoeltjes die je daar in het midden ziet staan. Ik sta hier vandaag als leraar, want dat ben ik: een wiskundeleraar. Ik sta hier vandaag ook om de vriendschap tussen D66 en het onderwijs te versterken, want voor ons staat onderwijs op nummer één. Het komt op de eerste plaats. Waarom vinden wij dat? Omdat iedereen in de samenleving de kans moet krijgen om zich te ontwikkelen. Mensen moeten naar zelfstandigheid worden geleid, talenten kunnen ontdekken en dromen kunnen najagen. Dat is niet alleen van belang voor een gelukkig, vrij en gezond bestaan, maar het is ook in het belang van ons als samenleving als geheel, want kennis is onze enige grondstof.

De belangrijkste factor voor goed onderwijs zijn uiteraard de leraren. Jullie bieden iedere leerling in je klas naar je beste kunnen het beste onderwijs. Ik weet er alles van. Het leraarschap is een fantastisch beroep, het is belangrijk en het is soms ook zwaar. We hadden recent de hashtag "dat leerde je niet op de lerarenopleiding". Ik moest denken aan de tijd dat ik net leraar was, 40 jaar geleden, op een mbo en de broer van een leerling om het leven kwam bij een auto-ongeluk. Je leert niet hoe je daarmee moet omgaan. Je leert het later wel en dan heb je je collega's hard nodig. Dat zijn momenten dat je wel iets kunt betekenen. Of ik denk aan die andere leerling op die school die heel schuchter van de lts kwam en die eigenlijk leraar wilde worden. Het is hem gelukt en ik heb hem daar ook een zetje voor kunnen gegeven. Misschien staat hij vandaag wel te staken. Nou ja, dan is hij niet helemaal goed ... Nee, hoor, dat is terecht. Het is prachtig als je ziet hoe mensen zich ontwikkelen.

Voorzitter. Het lerarentekort is om al die redenen, omdat je zo veel kunt betekenen voor mensen, veel meer dan alleen het zijn van die leraar in je vak, wiskunde in mijn geval, een ernstige bedreiging voor de kwaliteit van het onderwijs. Het is dus ook een breed maatschappelijk probleem. Nu hoor ik jullie op de publieke tribune al denken: ja, het is mooi dat je dat allemaal zegt, maar wat doe je er dan mee? Wij worden daar als D66 het meest op aangesproken. Wij stellen onderwijs op één en het is ook terecht dat u ons daarop aanspreekt.

Ik wil toch uitleggen hoe dat gaat en in wat voor omgeving wij hier zitten. Bij elke onderhandeling die er is, ondanks alles wat meneer Kwint in de krant leest, gooien wij onderwijs op tafel. Wij willen altijd meer voor onderwijs. Dat gaat overigens over heel veel meer dan alleen maar geld. Toen wij in de oppositie zaten onder het kabinet-Rutte I en -Rutte II hebben wij onze meerderheidssteun kunnen bieden in ruil voor onderwijsinvesteringen. In 2012 is de hele bezuiniging op passend onderwijs geschrapt door het lenteakkoord en is er 100 miljoen euro bijgekomen. In het herfstakkoord van 2015 is er 500 miljoen structureel extra naar het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs gegaan. Wij horen natuurlijk voortdurend: er was geen geld in die tijd. Nee, maar als je het wil, is het er wel.

Blijf nog maar even zitten, meneer Kwint. Ik vind dat de heer Kwint al heel veel geïnterrumpeerd heeft. Vindt u niet, voorzitter? Nee hoor, ik zie hem graag komen.

Zonder deze akkoorden was er in de afgelopen jaren geen extra geld naar het onderwijs gegaan. En leraren, als ik hierover met jullie in gesprek ga, over al het extra geld dat er gekomen is, dan zie ik veel glazige blikken, want jullie hebben er veel te weinig van gemerkt.

De voorzitter:

Ja, en de heer Kwint staat er al.

De heer Van Meenen (D66):

Wilt u de klok even stilzetten, voorzitter?

De voorzitter:

Ja, dat komt goed. Dat was ook een beetje uitlokking naar de heer Kwint, dus ik moet hem het woord geven.

De heer Van Meenen (D66):

Uitlokking?

De heer Kwint (SP):

Zo hoor ik het graag, voorzitter. Ik hoef de interruptie eigenlijk bijna niet meer te plaatsen. De heer Van Meenen zegt het zelf. Het is absoluut waar dat er in deze periode dankzij de inzet van D66 geld voor het onderwijs bij gekomen is. Laten we dat hier ook maar gezegd hebben. Maar, zoals de heer Van Meenen zelf zegt: als je wil, dan kan het. Ik heb net gezegd waar het geld hier allemaal tegen de plinten klotst en een paar voorbeelden daarvan genoemd. Dan kan het. Is de heer Van Meenen het met mij eens dat het lerarentekort ondanks de inspanningen van D66 nog elke dag erger wordt en dat de bijdragen van dit kabinet dus nog niet hebben geleid tot een verbetering, over het geheel gezien, voor de docent en de leerling?

De heer Van Meenen (D66):

Ik kom daar verderop in mijn verhaal nog op terug. We hadden het erover wat in deze periode is gebeurd. Wat ik probeer uit te leggen, is dat wij met de negentien zetels die wij hebben, geen meerderheid hebben in deze Kamer. Dat zal iedereen begrijpen. We hebben een coalitie gesloten met drie zeer goede, vriendelijke partijen aan de rechterkant van het spectrum. 82 zetels zitten daar. Dat is al een meerderheid. Drie van hen hebben een akkoord gesloten. Zij hadden allemaal vrijwel niets opgenomen aan investeringen voor het onderwijs. Wij hebben daar 1,5 miljard van gemaakt. Ruim 1,5 miljard. Dat is voor mij niet genoeg; wij hadden in ons verkiezingsprogramma bijna 4 miljard aan onderwijsinvesteringen. Dan kun je twee dingen doen: je kunt zeggen "ik doe niet mee, ik hou mijn handen schoon, ik blijf aan de kant staan en ik doe niks" en je kunt proberen het maximale eruit te halen. Dat laatste hebben we bij de formatie gedaan. Dat hebben we nu ook gedaan. Ik ben het met u eens dat het niet genoeg is. Ik heb net gezegd dat ik wil dat het geld dat er nu is, structureel wordt. Wij willen veel meer dan er gebeurt. Maar als de SP ooit nog een keer in de regering komt, dan zal zij merken dat het minder makkelijk is dan zeggen "je zit toch in de regering?" en "los het maar op".

De heer Kwint (SP):

Dat zei ik volgens mij ook helemaal niet. Volgens mij vroeg ik ook niet om het hele overzicht van hoe drie coalitiepartijen u de hele dag dwarszitten. Ik bedoel: dat is wel een constellatie waar u zelf voor gekozen heeft. U maakte net de opmerking "als je geld wil, dan is het te vinden". Als je dat legt naast de constatering dat er in deze periode wel geld bij komt, maar ook ziet dat het lerarentekort nog steeds alleen maar verder toeneemt en dat het dus niet genoeg is, is dat dan voor D66 voor deze periode het eindpunt? Dat is waar ik naar vroeg.

De heer Van Meenen (D66):

Dat moeten we altijd zien, maar ik kijk nu vooruit. Er is een convenant gesloten waardoor gedurende twee komende jaren geld wordt gegeven. Ik begrijp heel goed dat het perspectief op structureel geboden moet worden. Daar gaan we het ook zeker over hebben. Wij zullen ook een uitspraak van de Kamer daarover vragen. En dus: ja, wij gaan door.

De voorzitter:

Oké. Dan ga ik naar mevrouw Van den Hul.

De heer Van Meenen (D66):

Misschien mag ik over "als je het wil, ..." nog één ding zeggen.

De heer Kwint (SP):

Dan doet u het gewoon aan die kant van de microfoon.

De heer Van Meenen (D66):

Wat ik bedoel is: er wordt voortdurend gezegd dat het in de vorige periode niet kon omdat er geen geld was. Het kon dus wél. Dat bleek toen wij het eisten. Maar dat ging over het kabinet van de VVD en de PvdA.

De heer Kwint (SP):

De SP is nooit de partij geweest die heeft gezegd dat je in tijden van crisis niet moet investeren.

De voorzitter:

Nee, dat is ...

De heer Kwint (SP):

Sterker nog, ons hele linkse verhaal is erop gebouwd dat je midden in een economische crisis juist moet besluiten om te investeren. Natuurlijk kan dat, maar dat ontslaat D66 niet van de verantwoordelijkheid om ook nu, op het moment dat de miljarden tegen de plinten klotsen, te blijven zoeken.

De voorzitter:

Oké. Dat heeft u gezegd.

De heer Van Meenen (D66):

Het is best bijzonder dat de SP D66 aanspreekt op het nemen van verantwoordelijkheid. Wij staan hier elke dag vol in de wind die verantwoordelijkheid te nemen. De heer Kwint is vooral e-mailtjes van leraren aan het voorlezen, en dat is het. Ja! Dat is het! Dat is de bijdrage. U bent een partner. Wat zou ik graag gewild hebben dat ik dit allemaal met u of met anderen aan deze kant van het spectrum had kunnen doen. Het zou me een lief ding waard geweest zijn, maar zo is het niet gegaan.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Even terug naar de rode draad door het debat van vandaag. Dat is structureel geld voor het onderwijs. Ik weet dat de heer Van Meenen dat ook hoog op zijn verlanglijstje heeft staan, als leraar en als woordvoerder van een partij die onderwijs hoog op het verlanglijstje heeft staan. Het verbaast mij dat ik aan de ene kant een warm pleidooi hoor voor geld vrijmaken, ook als dat er niet is. Ik zal de eerste zijn om te zeggen dat er dankzij die samenwerking mooie dingen zijn gebeurd in de vorige periode. Aan de ene kant hoor ik dat en aan de andere kant hoor ik de heer Van Meenen duidelijk zeggen dat hij pas over twee jaar wil kijken naar structureel geld. De tribune zit vol met mensen die geen twee jaar kunnen wachten. Het lerarentekort is zo groot, dat kan geen twee jaar wachten op een oplossing. Waarom niet nu structureel?

De heer Van Meenen (D66):

Ik begrijp die vraag. Het geld wordt "as we speak" overgemaakt naar de scholen. Het is er de komende twee jaar. Van belang is het perspectief dat het daarna verdergaat. Dat perspectief kunnen wij in de komende twee dagen bieden. Daarmee krijgt het een structureel karakter.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Met incidenteel geld kan je niet structureel de salarissen verhogen, kan je die loonkloof niet overbruggen en kan je dus uiteindelijk ook niet het lerarentekort oplossen. Wat gaan we nu doen om ervoor te zorgen dat die structurele oplossingen niet over twee of drie jaar komen, maar nu al?

De heer Van Meenen (D66):

In de politiek is uiteindelijk nooit iets structureel. Het gaat erom dat je met elkaar, breed in de Kamer, de uitspraak doet dat je niet alleen in deze periode, maar ook daarna, het geld blijft geven. In deze periode geven we het geld. Mijn partij heeft ervoor gezorgd dat er bijna een half miljard op tafel ligt. Dat wordt gewoon aan de scholen overgemaakt. Structureel wordt het als het daarna ook verdergaat. Dat ga ik vandaag uitspreken: mijn partij zal er de volgende keer weer voor staan dat het geld er ook dan weer zal zijn, overigens als onderdeel van een veel groter pakket met nog veel meer investeringen.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik hoorde de heer Van Meenen net vragen om het eerlijke verhaal. Dat ga ik toch ook even vertellen. Het eerlijke verhaal is dat 16,5 miljoen van het pakket van vorige week structureel is en de rest niet. De rest is incidenteel geld. Met incidenteel geld kan je geen impuls geven aan de salarissen, kan je niet de loonkloof overbruggen en dus ook niet het lerarentekort oplossen. Dat is waarom vandaag de pleinen volstaan. Dat is waarvoor wordt gestaakt. Ik hoor geen oplossing van de heer Van Meenen die dichterbij komt dan die twee jaar. Die tijd hebben we niet.

De heer Van Meenen (D66):

Dan luistert mevrouw Van den Hul niet goed. Want wanneer is het geld structureel? Als het perspectief er is dat het doorgaat. Dat is structureel.

Mag ik er nog iets over zeggen? Het is ook enigszins riskant wat er gebeurt. Ik hoop dat mevrouw Van den Hul ook voor zal stemmen. Als de Kamer straks uitspreekt dat ook de volgende keer ... We moeten als het ware een akkoord sluiten met elkaar: mensen, we zien dat we dit moeten voortzetten. Wij staan ervoor en ik hoop u ook. Als we dat niet zeggen, dan nemen we het risico dat schoolbesturen zeggen: we zetten het geld op de bank, we gaan het niet uitgeven. Dat is het risico dat u dan bewust neemt.

De voorzitter:

Ik heb de indruk dat de heer Rog op iets wil reageren.

De heer Rog (CDA):

Dat is de juiste indruk, voorzitter.

De heer Van Meenen (D66):

Alweer.

De voorzitter:

Nee, dit is voor het eerst.

De heer Rog (CDA):

Meneer Van Meenen zit in het defensief. Hij heeft er kennelijk behoefte aan om zich af te zetten tegen zijn eigen coalitiepartners. Het is misschien goed om in het openbaar aan te geven waar we stonden voor en na de verkiezingen. Vier partijen wilden investeren in onderwijs. Eén partij meer dan de andere drie. Dat heb ik altijd ruiterlijk erkend. Maar het siert de heer Van Meenen niet om het akkoord dat wij als vier partijen hebben gesloten — dat ging over 750 miljoen euro voor deze leraren, voor extra salaris en werkdrukvermindering — als enige partij te claimen. Er zijn vier partijen die dat niet in het verkiezingsprogramma hadden staan. Ik zeg erbij tegen de linkse vrienden dat ook al die linkse vrienden het niet in hun verkiezingsprogramma hadden staan. Het zijn vier partijen geweest die dit met elkaar zijn overeengekomen. Ik ben daar trots op. De heer Van Meenen mag daar trots op zijn. Hij mag trots zijn op wat hij in vorige periodes heeft geregeld met akkoorden, maar dit was een punt dat niet in het verkiezingsprogramma van D66 stond en waar vier partijen een akkoord over hebben gesloten. Ik hecht eraan om dat hier te zeggen.

De voorzitter:

Dat heeft u gedaan.

De heer Van Meenen (D66):

Dat klopt. Ik wijs erop dat dit het resultaat is van strijd. Die strijd noemen we formatie, waarin elke partij een andere hoogste prioriteit heeft. Het CDA staat voor andere prioriteiten. Daarbij staat het onderwijs niet op één. Daar is het misschien veiligheid of landbouw. Het maakt me niet uit wat het is, maar het is niet onderwijs. Het gaat mij erom om helder te maken, ook voor leraren die verwachten "je zit in het kabinet, dus je regelt het even", dat alles hier strijd is. Dat is ook het mooie van democratie. Strijd tussen ideeën: daar komt iets uit voort. Dan ben ik er trots op dat wij dit inderdaad hebben kunnen regelen. Ik ben u ook dankbaar — u in het bijzonder, meneer Rog, we hebben samen aan die onderhandelingstafel gezeten — dat dit gelukt is. Zo zijn er ook voor het CDA dingen gelukt.

De voorzitter:

De heer Van Raan. Tenzij uw punt op het vorige punt aansluit, meneer Heerema? Dan ga ik naar de heer Van Raan. Die stond er eerder.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik sluit ook aan op het vorige punt. Ik wil even horen of ik de heer Van Meenen goed begrepen heb. Als ik het goed begrepen heb, erkent de heer Van Meenen de crisis in het onderwijs, even afgezien van hoe dat gekomen is. Hij herkent en erkent dat er nu incidenteel geld voor is, dat dit een goede zaak is en dat dit een harde strijd geweest is. Maar interessant is dat hij net in het interruptiedebatje heeft gezegd dat hij de komende twee dagen eens gaat kijken hoe dat incidentele geld wellicht met een plan kan worden omgezet in iets dat zicht heeft op het structureel worden ervan. Klopt dit?

De voorzitter:

Dus u maakt een samenvatting van het verhaal van de heer Van Meenen en u vraagt of die samenvatting klopt?

De heer Van Raan (PvdD):

Ja, voorzitter, dat klopt. Mag de heer Van Meenen even uitspreken? Dank u wel.

De heer Van Meenen (D66):

Het klopt dat ik het perspectief wil geven op structureel, dat dit een structureel karakter krijgt. Dat durf ik als partij uit te spreken. Ik hoop dat alle partijen in deze Kamer dat zullen doen. Dan kan het ook structureel ingezet worden.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ook op dit punt. De heer Van Meenen heeft het over strijd. Ik gun hem die strijd. Ik gun hem ook de resultaten van die strijd. Maar dit klinkt toch echt meer als paniekvoetbal. Je kan collega's in de Kamer niet verwijten dat ze riskante opmerkingen maken over financiën die mogelijk naar de scholen gaan en die wel of niet structureel zijn. U neemt een voorschot op de volgende periode, die u volgens mij niet waar kunt maken. Ik vind dat oneerlijk richting de achterban, die u ook zegt te vertegenwoordigen. Daarmee doet u wat mij betreft een valse belofte. Dat zou u niet moeten doen. Dat siert u ook niet. Ik wil deze opmerking hier gemaakt hebben, want het is volgens mij niet de Kamer die riskante opmerkingen maakt, maar de heer Van Meenen, die een riskante opmerking maakt over wat er straks met het geld gaat gebeuren. We hebben voor de komende twee jaar iets moois kunnen regelen. En daarna zien we wel.

De heer Van Meenen (D66):

We hebben zeker iets moois met elkaar kunnen regelen. Maar het kan altijd mooier, zeg ik erbij. Bij de VVD is het duidelijk een risico dat het structureel wordt. Ik zie het precies andersom: voor mij is het een risico dat het dat niet wordt. Ik kan als D66'er zeggen dat wij de volgende keer opnieuw, net als bij de vorige keer, heel ruim zullen willen investeren in onderwijs en dat dit pakket van die 460 miljoen dat we nu gemaakt hebben, onderdeel zal zijn van de structurele investering. Als we dat in de Kamer met z'n allen zeggen, is het daarmee structureel geworden. Dat is wat we vandaag gaan vragen.

De voorzitter:

U bent net geweest, meneer Kwint. Ik wil even kijken of wij ... De heer Heerema.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Ik heb de motie die de heer Van Meenen wil ondersteunen gezien. Dat is een "spreekt uit"-motie. Daar komt mogelijk een meerderheid voor als de heer Van Meenen die ook steunt. Maar vervolgens is dat geld niet structureel. Er moeten na de volgende verkiezingen natuurlijk gewoon onderhandelingen plaatsvinden. Dat weet meneer Van Meenen ook. Ik maak me er boos over dat hij straks aan de mensen op de tribune een belofte doet die hij niet kan waarmaken. Want zo kan het niet gaan, dat u geld gaat beloven dat er niet is. We moeten kijken hoe we dat na onderhandelingen, na verkiezingsprogramma's, samen kunnen oplossen. Dat is het eerlijke verhaal.

De heer Van Meenen (D66):

Als de heer Heerema boos wordt, heb ik altijd het gevoel dat ik op de goede weg ben. Laat ik het nog een keer duidelijk maken. Natuurlijk kunnen dingen na verkiezingen heel anders worden. Stel je voor dat de VVD nog veel groter wordt of dat een andere partij wint; natuurlijk is dan alles nieuw. Maar zo kun je niet redeneren, want elke belofte, alles wat je structureel neerzet in de begroting, is altijd weer aan onderhandelingen onderhevig. Verkiezingen gaan altijd over verandering, maar één ding zal voor D66 niet veranderen en dat is de niet-aflatende inzet om te investeren in onderwijs, structureel. Daar mag u me aan houden, nu en in de toekomst.

De voorzitter:

Meneer Kwint, u bent net geweest op dit onderdeel. U mag één vraag stellen. Dat geldt ook voor de heer Van Raan en mevrouw Van den Hul. Eén korte vraag. Ik stel voor dat de heer Van Meenen daarna gewoon zijn bijdrage afrondt. Eén vraag. Meneer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Is de heer Van Meenen het met mij en de SP eens dat, welke motie hij morgen ook indient, zolang er niet nu, vandaag, bij de begrotingsbehandeling, daadwerkelijk met geld geschoven wordt, er geen schoolleider in Nederland is die naar de bank gaat en zegt: er is een motie aangenomen, dus ik heb nu geld om nieuw personeel aan te nemen? Ik ben ervoor dat er meer geld naar onderwijs gaat, nu of de volgende periode; prima. Maar wij helpen de schoolleiders en directies op geen enkele manier als wij nu gaan proberen om met een soort wonderlijke motieconstructie te regelen wat gewoon thuishoort in de begroting, waar we het vandaag over hebben.

De heer Van Meenen (D66):

Ik ben dat niet met de heer Kwint eens. Sterker nog, we hebben een brief gekregen van de besturen, waarin zij precies dit van ons vragen: om dat uit te spreken. Daarmee gaan zij wél structureel investeren. U kent die brief; u heeft hem ook gekregen.

De heer Van Raan (PvdD):

Misschien moeten we de oude meester, met respect, helpen. Hij heeft net z'n coalitievrienden toch wat bozig gemaakt. Misschien moeten we hem de gelegenheid en de kans bieden om zijn woorden in te trekken; dan gaan we de komende twee dagen niet over die structurele investeringen praten. Wil de heer Van Meenen dat misschien?

De heer Van Meenen (D66):

Niet over structurele middelen praten? Waarom zou ik dat willen? Ik weet niet waarom de Partij voor de Dieren dat aan mij vraagt.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De heer Van Meenen neemt grote woorden in de mond. Dat hebben we net al gehoord. Ik hoorde hem zeggen dat wij een groot risico nemen met ons standpunt, maar ik vind het een groot risico om te zeggen dat je met wat er nu ligt de loonkloof kan overbruggen en structureel wat kan doen aan de problemen in de klas. Ik heb de heer Van Meenen verschillende keren horen zeggen dat die loonkloof hem aan het hart gaat. Ik weet dat dat zo is. Nu zegt hij: hou nog maar heel even vol; die loonkloof komt later wel. Dat vind ik een groot risico. Ik zou dus toch nog een keer aan meneer Van Meenen willen vragen hoe hij aan alle mensen op de tribune en aan alle mensen die op de pleinen staan — op de Dam staan er 10.000 — gaat uitleggen hoe we met wat er nu ligt, de problemen die er nu zijn structureel gaan oplossen; niet over twee jaar, niet over drie jaar en niet in een volgend verkiezingsprogramma, maar nu.

De heer Van Meenen (D66):

Die loonkloof gaat dicht, hoe dan ook. Wat mij betreft vandaag, maar dat gaat niet gebeuren. Ik krijg het niet voor elkaar en u ook niet. Het lukt gewoon niet. We gaan dus stappen zetten. Dit is een stap. Hier kan iets gebeuren, zeker als we met elkaar het perspectief bieden dat het structureel wordt. Dan kan het ingezet worden. Dat is mijn antwoord aan u. Mijn strijd gaat elke dag door en ik hoop de uwe ook.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Van Meenen (D66):

Ik had het over de glazige ogen van leraren die te weinig merken van de investeringen. Dat is slecht, heel slecht. Dat is voor D66 een reden geweest om hier eens goed naar te kijken: aan wie geven we het geld eigenlijk? Toen wij twee jaar geleden zelf in het kabinet zijn gekomen, hebben we daarom gekozen voor een andere manier: de werkdrukmiddelen zijn rechtstreeks naar de scholen gegaan. Ik kom heel veel op scholen en voor het eerst hoor ik daar heel positieve reacties. Op scholen kan men gewoon aanwijzen: daar loopt die extra klassenassistent, daar loopt die conciërge, daar is die gymleerkracht die onze werkdruk verlicht. Welke manier men ook kiest, dat gebeurt op die school, op die school die daar op de hoek van de straat staat. Want lerarenteams zijn zelf aan zet. Zij hebben de zeggenschap. Zij moeten instemmen met het plan. En dat werkt fantastisch. Eindelijk merken leraren iets van de investeringen. Daarom wil D66 dit invoeren voor al het onderwijsgeld. We brengen het niet langer naar de besturen, maar naar de school. Ik ben een wet aan het voorbereiden die dat mogelijk maakt. Leraren. Na de vorige verkiezing was er geen meerderheid in de Tweede Kamer voor hogere onderwijsinvesteringen. Dit heb ik allemaal al gehad, voorzitter. Ik ga u helpen, want in de interrupties heb ik ook het nodige kunnen zeggen.

Toch zien wij dat er meer nodig is om de problemen in het onderwijs het hoofd te bieden. Het is niet voldoende om het tij te keren door het lerarentekort, de stijgende werkdruk, de druk op onderwijskwaliteit. Het is dan ook onaanvaardbaar — onaanvaardbaar, zeg ik — dat er ouders voor de klas komen te staan. De kwaliteit van het onderwijs ís de kwaliteit van de leraar. Het is geen oplossing voor het lerarentekort om daar ouders neer te zetten. Grootouders wellicht, dat ben ik ook, maar ouders al helemaal niet. Deze pleister houdt de wond langer open en het is een uitholling van het beroep en werkt dus averechts. Ouders voor de klas zetten zal het lerarentekort vergroten, want het aanzien gaat daarmee verloren.

Ook in het kabinet blijven we strijden voor meer geld naar onderwijs, met vorige week als uitkomst dat er de komende twee jaar bijna een half miljard bijkomt voor basis- en voortgezet onderwijs. Met dat geld zetten we opnieuw een betekenisvolle stap. Dit geld is broodnodig voor jullie, jullie die dag in, dag uit keihard werken om het beste onderwijs te geven aan de leerlingen, die tekorten in het team opvullen en tot ver na schooltijd in de klas met stapels werk zitten. Die aanhoudende noodkreet, hartenkreet, uit het onderwijs heeft een belangrijke rol gespeeld om dit voor elkaar te krijgen.

Ik wil ook mijn waardering uitspreken aan de coalitie-, — pardon, de oppositiepartijen, maar ook aan de coalitiepartijen natuurlijk — maar ook aan de oppositiepartijen die zich de afgelopen tijd met ons hard hebben gemaakt voor extra onderwijsinvesteringen. Het laat nog maar eens zien dat samenwerken helpt om echte stappen vooruit te zetten.

Er is veel gebeurd vanaf afgelopen vrijdag. Het is door de heer Heerema al gevraagd. Ik zou graag van de minister uitgebreid horen hoe dit nu precies gegaan is, hoe die onderhandelingen verlopen zijn, hoe die gesprekken verlopen zijn. Ik ken Liesbeth Verheggen heel erg goed en ik kan bijna niet geloven dat zij zonder haar achterban te raadplegen met dit pakket akkoord is gegaan.

Voorzitter ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, mevrouw Van den Hul, op het vorige punt.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Op het een na vorige punt alweer, namelijk over die bevoegdheden en onbevoegden voor de klas. Dat is een punt waar wij het roerend met elkaar eens zijn. Dat zijn we overigens over wel meer dingen, maar zeker op dit punt. Ik ben het ook heel erg eens dat dit uiteindelijk geen oplossing is voor het lerarentekort. Er lag een brief uit de grote steden, een brandbrief, een noodkreet: help ons, want wij redden het zo niet. We weten dat het lerarentekort daar nóg harder aankomt en dat het daar zelfs niet op elke school even hard aankomt, maar dat kwetsbare kinderen daar nog eens een keer extra hard worden getroffen. We zijn het met elkaar eens dat bevoegdheden loslaten niet de oplossing is. Maar wat dan wél, vraag ik aan de heer Van Meenen. Wat gaan we wél doen?

De heer Van Meenen (D66):

Grofweg gezegd, er zijn nu eenmaal scholen die echt een veel grotere uitdaging hebben. Die bevinden zich veelal in de grote steden, in ieder geval op dit moment. Ik kan mij voorstellen dat daar in de cao-onderhandelingen, waarvan ik hoop dat ze nu echt heel snel gaan plaatsvinden, ook aandacht voor zal zijn. Dit hoeft niet wat mij betreft als hagelslag overal heen te gaan. Je kunt daar ook, juist in de cao tussen werkgevers en leraren, andere keuzes in maken. Ik hoop dat er oog is voor die problematiek. Dat zie ik als de meest nabije oplossing. Daarnaast hebben we natuurlijk ook in deze periode geïnvesteerd in achterstandsleerlingen, et cetera. Daar is ook aandacht geweest voor de grote steden. Ja, dat zijn de dingen die we op dit moment, op korte termijn kunnen doen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Maar voor die oplossingen aan de cao-tafel is dan natuurlijk ook wel geld nodig. Want we hebben het hier al een paar keer geconstateerd dat er geld nodig is voor verschillende problemen op die cao-tafel: loonkloof, vso, een aantal dingen waarvan ik weet dat D66 daar ook verlanglijstjes heeft. Maar om die volgende stap te zetten in dat maatwerk is er natuurlijk nog wel extra geld nodig. Wij hebben daarom eerder het voorstel gedaan voor een gelijke kansenbonus in grote steden op die meest kwetsbare scholen. Hoe kijkt de heer Van Meenen daar tegenaan?

De heer Van Meenen (D66):

Elk instrument dat helpt is voor mij oké, maar ik zou zeggen: dat is toch iets wat vooral aan de cao-tafel beslist moet worden. Ik hoop dat iedereen daar ook plaatsneemt. Dat behalve de AOb iedereen daar nu toe bereid is, zou in principe kunnen betekenen dat er snel een cao wordt afgesloten. Dan komt ook de 285 miljoen structureel vrij, de looncompensatie die nog klaarligt. Ik zou hopen dat de AOb die gelegenheid blijft nemen om ook die stem aan de cao-tafel te laten horen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nu krijg ik toch weer een beetje zorgelijk gevoel in mijn buik. Dit is nu precies het hele probleem aan die tafel. Dit is ook precies wat we de minister hebben horen zeggen. Het is nu iets of anders niets. Dat vind ik nu juist het probleem: er moet extra geld bij aan die cao-tafel. Dan kunnen er echt structurele oplossingen komen. Zolang dat niet het geval is, is het volgens mij heel logisch dat we dit beeld zien in Nederland en dat hier de tribunes vol zitten.

De heer Van Meenen (D66):

Wij hebben gezien dat de minister in eerste instantie gezegd heeft: er is 285 miljoen beschikbaar. Dat leek een soort extra geld, maar dat was het niet. Men z'n allen, ook ik, hebben we direct gezegd: dat is de reguliere loonstijging die erin zit voor de hele collectieve sector. Dat moet hier ook goed worden ingezet. Daarmee kwam die cao er niet. Juist om die cao mogelijk te maken, hebben wij ervoor gestreden om dat extra geld nu op tafel te leggen. Dat is die 460 miljoen die er nu aankomt. Zeker als we daar het perspectief van structureel aan kunnen verbinden, kan het in de cao en bij de leraren terechtkomen.

Ik ga gauw verder. We hebben ons einddoel dus nog niet bereikt. Het lerarentekort vraagt onze blijvende aandacht. De salariskloof tussen basisonderwijs en voortgezet onderwijs moet dicht en investeringen in onderwijs moeten structureel zijn. Wij roepen dan ook de besturen, schoolleiders en bonden op om het geld zo snel mogelijk in de klas en bij de leraar terecht te laten komen. Ook de komende twee jaar moeten we gezamenlijk bouwen aan een breed draagvlak voor onderwijsinvesteringen, zodat het eenmalige geld bij het volgende kabinet structureel kan worden gemaakt. Dat perspectief moeten we vandaag bieden, zodat het geen politieke strijd meer is om jullie een fatsoenlijk salaris te geven, zodat jullie het geld en de ruimte en het vertrouwen krijgen om iedere leerling het beste en gelijke kansen te geven. D66 spreekt hier hardop uit — ik heb het al eerder gezegd — dat het structureel maken van dit bijna half miljard euro wat ons betreft onderdeel zal zijn van een nog veel groter pakket aan structurele investeringen in het onderwijs. We hopen dat vandaag zo veel mogelijk partijen die belofte ook hardop durven te doen.

Voorzitter. Het gaat niet alleen maar over geld. D66 gaat door met de strijd voor het beste onderwijs voor ieder kind. We hebben grote ambities voor het onderwijs, zoals — ik zei het al — dat het geld direct naar scholen gaat. We kijken naar de huidige situatie rond passend onderwijs. Als het iets niet is, is het dat, denk ik. Het is iets wat voor veel werkdruk zorgt, maar ook iets waar kinderen in tekort komen. Wij hebben als D66 tegen de invoering van passend onderwijs gestemd, zowel in de Eerste als in de Tweede Kamer. Ik zie nog elke dag — en jullie als leraren ook — de gevolgen van dat we dat wel hebben gedaan. Ik zeg: daar moeten we vanaf. We moeten uiteindelijk de weg inslaan naar inclusief onderwijs. Dat klinkt nog ingewikkelder. Elk kind het goede onderwijs, maar dan moet er heel veel gebeuren. Dan moeten leraren versterkt worden. Dan moeten ze geschoold worden. Dan moeten ze de ruimte krijgen. Dan moeten de klassen kleiner. Kortom, een perspectief dat je niet even geregeld hebt, maar dat je wel als ambitie moet hebben. En die hebben wij.

We willen het hebben over het beroep van de leraar. De leraar in Nederland — ik heb het al gezegd in een interruptie — geeft veel te veel lesuren en zou veel meer tijd moeten hebben voor de ontwikkeling van zijn vak. Dat vergroot ook het aanzien van het beroep. Daarom werd ik ooit leraar: omdat het een mooi, vrij beroep was, waarin ik aan mijn eigen ontwikkeling kon werken en natuurlijk vooral aan die van kinderen. Dat is het nu niet meer. Leraren zijn te veel uitvoerders geworden van het beleid van overheden, maar ook zeker van besturen. Daar wil ik het over hebben met het onderwijs. Ik wil het hebben over de voorschool in het kader van gelijke kansen. Ik wil dat we ervoor zorgen dat kinderen niet meer met een taalachterstand op de basisschool aankomen. Dat we ervoor zorgen dat er een veel sterkere verbinding komt tussen kinderopvang en basisschool. Er moet een verlengde schooldag komen, zodat de kansenongelijkheid die na schooltijd ontstaat, wanneer het ene kind elke middag een lek balletje tegen een garagedeur staat te trappen, terwijl het andere kind van de hockeyles naar het Concertgebouw wordt gereden, die ongelijkheid mag er niet zijn. Ik gun ieder kind die cultuur, die sport, die natuur, die ondersteuning waar die nodig is, de huiswerkbegeleiding, noem het allemaal maar op, maar dan moeten we dat wel als publieke voorziening wíllen.

Dat zijn grote vergezichten, maar die vragen wel iets van ons stelsel. Maatwerk in het voortgezet onderwijs, dat verschrikkelijke moment aan het einde van de basisschool waarop het leven van jonge kinderen bepaald wordt. Daar moeten we vanaf. Dat moet veel later! Waarom eigenlijk selectie? Geef kinderen gewoon de ruimte om te groeien. We moeten leren weer veel meer geduld met kinderen te hebben.

Nou, dat zijn grote perspectieven: alles wat er in ieder geval in mijn ogen nodig is voor het beste onderwijs en de beste kansen voor ieder kind. Over die ambities zal ik het komende halfjaar in gesprek gaan, want ik ga na ons congres van aanstaande zaterdag op scholenreis. Ik kom altijd wel op scholen, maar nu ga ik echt op reis met deze thema's: de beste kansen, kansengelijkheid en een veel betere positie voor de leraar. Daarover ga ik in gesprek met iedereen die dat maar wil doen, en ik hoop velen van jullie daar ook te ontmoeten.

Voorzitter. Ik ga er nu van uit dat er een interruptie komt. Ik ben bijna klaar.

De voorzitter:

Ik wil toch voorstellen dat u eerst afrondt.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Leraren. In het licht van de nieuwe ambities voor Onderwijs willen wij in deze begroting alvast op een zaak vooruitlopen. Op steeds meer plekken in Nederland werken scholen en kinderopvang nauw met elkaar samen, gericht op de ontwikkeling van het kind en beter aansluitend op het moderne gezinsleven met werkende ouders. Een van de dingen die dat in de weg zitten, is wet- en regelgeving. De wens leeft om gemengde peuter- kleutergroepen te starten, waardoor er voorschoolse educatie kan worden aangeboden door een bevoegde leerkracht en pedagogisch medewerkers zorgtaken op zich kunnen nemen. Welke ruimte is daarvoor op dit moment, vraag ik de minister. Door strengere medewerker/kind-ratio's is dit nu onmogelijk. Is de minister bereid hier meer ruimte voor te bieden, bijvoorbeeld door een experimenteerartikel?

Ten slotte over het mbo. In het mbo zijn kwaliteitsafspraken gemaakt met de investering van 1,6 miljard en studenten ervaren weinig betrokkenheid bij deze afspraken — GroenLinks had het daar ook al over — en zijn ook vaak niet op de hoogte van wat er met dat geld gebeurt op hun opleidingen. D66 wil die betrokkenheid versterken door medezeggenschapsraden te faciliteren in die taak. Dat is mogelijk vanuit die investering zelf. Ik zou graag een reactie van de minister daarop hebben. Als we het over kwaliteitsafspraken hebben, dan komen we als vanzelf bij mijn goede collega Jan Paternotte, die de rest van dit betoog zal doen.

Voorzitter. Tot zover.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, een korte vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De heer Van Meenen heeft een heel mooi pleidooi over een aantal — zoals hij het noemt — vergezichten geschreven, om de kansengelijkheid tussen leerlingen te verbeteren, maar ook op het gebied van passend onderwijs. Op een heel aantal van die punten ben ik het helemaal met hem eens. Ik weet ook dat in ieder geval mijn linkse collega's, die hier aan mijn rechterkant zitten, het daarmee ook eens zijn. We hebben de afgelopen tijd ook heel veel voorstellen gedaan over kansengelijkheid, over passend onderwijs en die kregen vaak geen meerderheid, volgens mij omdat er weinig ruimte is in de coalitie. Ik zou de heer Van Meenen willen vragen: komt daar de komende twee jaar verandering in, zodat we alvast eerste stappen kunnen zetten om dat zo gewilde vergezicht ook te bereiken?

De heer Van Meenen (D66):

Een vergezicht is mooi, maar je moet proberen het zo snel mogelijk te bereiken. Er zitten in het verhaal dat ik net vertelde — het hele verhaal is nog veel groter, kijk op D66.nl/scholenreis, zeg ik tegen iedereen — ook dingen die sneller kunnen, veel sneller. Kinderen hebben natuurlijk eigenlijk geen geduld om daarop te wachten. Dus ja natuurlijk, de stappen die we kunnen zetten, die gaan we zetten. En overigens hebben we in de coalitie natuurlijk ook stappen gezet. Ik denk bijvoorbeeld aan de ernstig meervoudig beperkte kinderen, waarvoor we echt met z'n allen in de coalitie stappen vooruit hebben gezet. Ik sluit ook helemaal niet uit dat er de komende tijd, zeker bijvoorbeeld bij de evaluatie van passend onderwijs volgend jaar, al stappen mogelijk zullen zijn, want ik voel daar in de coalitie veel ruimte voor.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Hoopvol om dat te horen, want een aantal van de punten die wij hebben voorgesteld, staan ook in het verkiezingsprogramma van D66. Dus ik hoop van harte dat we de komende twee jaar al wat meer stappen kunnen zetten, bijvoorbeeld op het gebied van passend onderwijs, want we weten allemaal dat dat zorgt voor een hele grote werkdruk bij veel leraren.

De heer Van Meenen (D66):

Zo is het, voorzitter.

De voorzitter:

Het is gewoon het beroep. Dank u wel, meneer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

U ook. U was mild.

De voorzitter:

Altijd.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Paternotte namens D66.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter. Na zeven jaar solo Paul van Meenen een tweede woordvoerder van D66 op natuurlijk de mooiste portefeuille namelijk het onderwijs. Het is het onderwerp waarover het bij mij vroeger thuis aan de eettafel bijna elke avond ging omdat mijn moeder haar leven heeft gewijd aan beter onderwijs voor al die kinderen met leer- en gedragsproblemen. Het voelt vandaag dan ook een beetje alsof ik mijn maidenspeech opnieuw mag houden, waarmee ik natuurlijk niet wil zeggen dat ik niet geïnterrumpeerd mag worden.

Sinds de zomer ben ik namens de fractie van D66 woordvoerder hoger onderwijs en wetenschap. De begrotingsbehandeling van vandaag is eigenlijk het eerste grote debat dat we dit halfjaar op deze domeinen voeren, althans in de Tweede Kamer. Want in collegezalen, in aula's en in studentenhuizen is het de afgelopen tijd heel vaak over het hoger onderwijs gegaan, en terecht. Mijn partij hecht aan het onderwijs en de wetenschap. Leraren geven de inspiratie voor een leven. Onderwijs geeft de kans om je eigen toekomst vorm te geven. Wetenschap vergroot de kennis over onszelf en over de wereld om ons heen. Dat het vaak piept en kraakt is mij niet ontgaan. Wat D66 betreft is er veel werk te doen. We willen dat studenten de persoonlijke aandacht krijgen die ze nodig hebben. We willen dat docenten de verantwoordelijkheid kunnen nemen om hun vakken te blijven vernieuwen. En we willen dat onderzoekers niet elke dag standaard hoeven over te werken.

Ik ben blij met een aantal grote stappen die wij hebben gezet en aan het zetten zijn. Gisteren werd bijvoorbeeld bekend dat door het leenstelsel het extra bedrag voor universiteiten en hogescholen oploopt naar 574 miljoen euro in 2024. Het collegegeld is voor eerstejaarsstudenten gehalveerd en heel terecht voor studenten op de lerarenopleidingen en op de pabo's ook voor het tweede jaar. Er is een investering van 200 miljoen euro per jaar in fundamenteel onderzoek en 200 miljoen euro in toegepast onderzoek en innovatie. Maar het eerlijke verhaal is ook dat wij en iedereen die het onderwijs een warm hart toedraagt continu compromissen moeten sluiten om meer geld vrij te spelen, dat het aantal studenten keer op keer sneller toeneemt en dat tegenover die grote plussen die ik net noemde ook minnen staan zoals de prijsbijstelling. Dus, voorzitter, u zult mij vandaag niet alleen maar juichverhalen horen vertellen, maar ook niet alleen maar jammerklachten van mij horen.

Het eerste onderwerp waar het in die collegezalen veel over is gegaan, is het leenstelsel. Gisteren lazen we in de krant berichten wat universiteiten en hogescholen met die miljoenen aan het doen zijn. De Universiteit Maastricht verkleint het aantal studenten per werkgroep naar maximaal vijftien. De Universiteit Utrecht creëert meer opleidingen voor docenten van de universiteit. Ik ben blij dat studenten en docenten nu eindelijk echt iets van die kwaliteitsimpuls gaan merken. De opdracht is dat dit geld alleen wordt ingezet in samenspraak met de studenten en met de docenten. Ik wil de minister de vraag stellen of zij het beeld heeft dat de inzet ook inderdaad samen is bepaald met die studenten en docenten.

Voorzitter. Tegelijkertijd blijkt ook dat er groepen studenten zijn die met de huidige aanvullende beurs niet vooruit kunnen. Ik ben benieuwd naar de evaluatie van de minister en de gesprekken bij de SER om te zien waar de knelpunten zitten en om na te gaan hoe we die samen kunnen oplossen. Voor mij geldt daarbij één voorwaarde: de dekking mag niet uit de investering voor onderwijs komen. De docenten die ik spreek, willen zeker weten dat ze nu met dat extra geld nieuwe collega's kunnen aannemen en dat ze voor kleinere werkgroepen kunnen zorgen. Laten we duidelijk maken — ook al ontstaat er discussie over het leenstelstel — dat we met elkaar staan voor die afspraken met hogescholen en universiteiten. Ik hoop dat collega's die oproep ondersteunen.

Voorzitter. Een duidelijk punt van zorg is het welzijn van studenten. Ik heb het rapport van het SER Jongerenplatform hierover goed gelezen. Ik ben met de collega's Bruins en Van Dijk bezig om hierover een rondetafelgesprek te organiseren voordat we hierover debatteren. Te veel studenten hebben het gevoel maar één kans te hebben en anders te falen. Een bindend studieadvies van 60 studiepunten en het toenemend aantal opleidingen met selectieprocedures zijn zorgelijk. Ik denk aan een eerstejaars die als eerste in de familie gaat studeren: een andere omgeving, misschien ook een andere taal, vergeleken met school een enorme vrijheid en verantwoordelijkheid, geen oudere broer, geen zus, geen ouder die je erbij kan helpen of advies geeft. Een BSA van 60 studiepunten kan de ontwikkeling van zo'n student te vroeg stopzetten. Daar zult u mij de komende tijd nog geregeld over horen spreken.

En studenten hebben, als ze eenmaal starter worden, ook minder kans op een betaalbaar huis, want als ze willen kopen, speelt de studieschuld natuurlijk een rol. Het is de vraag of dat de juiste rol is. Ik stel daarover twee vragen. Ik hoor van studentenorganisaties dat de factor waarmee die studieschuld gewogen wordt, is gebaseerd op het idee dat de rente gemiddeld 4,2% is en dat de verhoging naar de tienjaarsrente zal gaan plaatsvinden. Kan de minister bevestigen of de huidige wegingsfactor daar inderdaad op is gebaseerd? En het wetsvoorstel over de tienjaarsrente is ingetrokken. Betekent dat niet dat er aanleiding is om te kijken naar een nieuwe wegingsfactor?

Voorzitter. De prestaties van Nederlandse wetenschappers zijn fenomenaal. In alle wetenschapsgebieden, van alfa, naar gamma, naar medisch tot bèta, van wetenschappelijke doorbraken tot het binnenhalen van Europese beurzen, citaties en zelfs Nobelprijzen. Het geld dat wij in onderzoek steken, belandt zeker niet in een zwart gat, zeg ik maar even met een knipoog naar de wetenschapsjournalisten.

Maar het eerlijke verhaal is ook dat de werkdruk heel erg hoog is. Ik ben geschrokken van de cijfers over de werkdruk bij onderzoekers. Het Rathenau Instituut becijfert dat zij gemiddeld een kwart van hun aanstelling overwerken. Bovendien is het aantal flexcontracten enorm. Als wij talent willen laten opbloeien dan moeten we ook een inspirerende omgeving kunnen bieden. Natuurlijk is personeelsbeleid primair een verantwoordelijkheid van de bestuurders, van universiteiten en hogescholen. Maar ik vind dat we op landelijk niveau ook een verantwoordelijkheid hebben om na te gaan of de landelijke kaders op orde zijn. Ik ben dus heel blij met de verschuiving van 100 miljoen euro uit de tweede geldstroom naar de basisfinanciering, maar ik merk ook de teleurstelling over de eerste ronde van de Nationale Wetenschapsagenda. Er waren 325 vooraanmeldingen, waarvan er 89 een uitgebreid onderzoeksvoorstel mochten indienen, waarvan er uiteindelijk 17 gehonoreerd zijn. 1 op 20 dus. Als we stilstaan bij de hoeveelheid tijd die het kost om een consortium op te zetten en een onderzoeksvoorstel te schrijven, dan vraag ik me af: kan dat niet slimmer? Een suggestie is om de call voor onderzoek in consortia niet jaarlijks, maar tweejaarlijks open te zetten. Dan kunnen budgetten opgeteld worden, hebben vergelijkbare consortia meer tijd om elkaar op te zoeken en ligt het honoreringspercentage hoger. Wanneer verwacht de minister dat VSNU, NWO en KNAW met hun advies over de aanvraagdruk komen? Hebben zij er zicht op hoe tijdelijke contracten zich ontwikkelen? En is de minister bereid om het effect van mijn suggestie te laten onderzoeken?

Voorzitter, ik zie mevrouw Van den Hul al een hele tijd bij de interruptiemicrofoon staan.

De voorzitter:

Ik ook. U hebt nog ongeveer 1 minuut. Zij weet dus dat u bijna klaar bent. Dan krijgt zij de gelegenheid om ... Nou, mevrouw Van den Hul belooft dat de interruptie héél kort zal zijn. Gelooft u dat ook, meneer Paternotte?

De heer Paternotte (D66):

Ik geloof het als ik het hoor.

De voorzitter:

O. Mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik hoop dat ik u niet zal teleurstellen. Al een tijdje terug had de heer Paternotte het over "het gelukkig ingetrokken voorstel over het verhogen van de leenrente". Al eerder vandaag is hier ter sprake gekomen dat die 226 miljoen nog wel steeds op de OCW-begroting staan. Kan ik op de heer Paternotte rekenen als ik een voorstel ga doen om ervoor te zorgen dat dat niet ten koste gaat van die werkdruk, van die kwaliteit van het onderwijs en van al die dingen waarover ik hem nu zo hoor spreken?

De heer Paternotte (D66):

Dat noemt de minister geloof ik "technisch geparkeerd". Ja, dat geld staat daar niet heel mooi te wezen. Laten we wel zijn; het is wel een bedrag dat oploopt naar 260 miljoen in 2060. Dan ben ik zelf 76 jaar. Voor die tijd is het allemaal veel minder. Maar wat mij betreft gaat die er inderdaad nooit komen. Dus mevrouw Westerveld kan op mijn steun rekenen bij haar oproep om hier samen uit te spreken dat wij dat ook gaan voorkomen voor die tijd.

De voorzitter:

Goed. Gaat u verder.

De heer Paternotte (D66):

Ik heb nog een korte vraag over de Einstein Telescoop. De heer Rog zei het al. Hoe staan de Duitse en Belgische collega's tegenover het idee om dit gezamenlijk op de Europese Roadmap te krijgen?

En als u mij het toestaat, voorzitter, wil ik tot slot nog één kwestie benoemen, namelijk de vrije wetenschap. Want we hebben in deze Kamer al partijen gehad die onderzoek wilden doen naar de politieke voorkeuren van onderzoekers. De heer Kops begon vandaag over "linkse indoctrinatie". Ik denk dat hij daarbij waarschijnlijk bedoelde dat docenten hun leerlingen ook leren dat er zoiets is als klimaatverandering, en dat dat een hele grote uitdaging voor ons allemaal is. We kregen daarna ook een partij — de woordvoerder zit hier nu rechts achter in de zaal — die een meldpunt over "indoctrinatie op de universiteit" opende. We hebben partijen die instituties aanvallen, zoals het RIVM en het KNMI, instituties die in het publieke belang soms een ongemakkelijke waarheid vertellen, over stikstof, over het klimaat. Die worden dan aangevallen, niet op de inhoud, maar of ze wel transparant zijn, of ze de boel niet willen bedotten.

Voorzitter. Wetenschappelijk onderzoek moet betwist worden. Dat is het fundament onder ons hele model van wetenschap. Keer op keer niet de inhoud, maar de motieven en de integriteit in twijfel trekken van wetenschappers die voor ons, namens ons allemaal onderzoek doen, beschadigt iets wat we niet snel meer terugkrijgen, namelijk een land dat zich laat leiden door eerlijke feiten, in plaats van door comfortabele fictie.

Voorzitter. Om af te ronden doe ik een appel aan de woordvoerders wetenschap hier in de zaal: wees nou in uw fractie het geweten van de democratie. Spreek uw collega's aan, elke keer als ze in de verleiding zijn om een aanval in te zetten op de vrije wetenschap.

De heer Futselaar (SP):

Ik wil dat van harte onderstrepen. Nou ben ik toevallig niet alleen woordvoerder wetenschap, maar ook woordvoerder stikstof. Ik wijs erop dat ik de D66-woordvoerder niet over het RIVM heb gehoord, ook niet toen zijn coalitiepartners het RIVM allemaal afvielen.

De voorzitter:

De heer Paternotte?

De heer Paternotte (D66):

U heeft volgens mij op de D66-website een heel duidelijk statement gelezen dat ik in ieder geval namens mijn hele fractie deed. U kunt ongetwijfeld begrijpen dat mijn woordvoerder landbouw zich niet overal stevig over uitlaat, maar dat doet hij op de portefeuille landbouw en stikstof volgens mij op zich naar behoren. Maar laat duidelijk zijn waar D66 staat.

De heer Futselaar (SP):

Ik ga niet geregeld naar de D66-website; ik heb andere voorkeuren. Ik voer hier het debat met woordvoerders. Ik vond het zwijgen van de coalitiekant over het RIVM in het debat over stikstof heel erg pijnlijk. Ik heb daar ook moties over ingediend. Daarin heb ik trouwens ook de minister van Wetenschap gevraagd om zich uit te spreken. Die motie is niet gesteund door de coalitie; dat kan. Maar als de woordvoerder wetenschap hier zegt dat hij voor de wetenschap staat, dan zou het mij een lief ding waard zijn als ook de andere woordvoerders van D66 in andere commissies dat voorbeeld zouden volgen.

De heer Baudet (FvD):

Ik wil voor de duidelijkheid graag even zeggen dat ik mijn kritiek op het RIVM en het KNMI staande houd. Ook de rest van de wetenschappelijke wereld bekijk ik met grote kritische ogen, omdat ik ervan overtuigd ben dat ook vanuit de KNAW en andere instituten zeer politiek vooringenomen wordt gekeken naar welke onderzoeken wel en niet worden gedaan en naar de parameters van die onderzoeken. Ik heb dat zelf van zeer dichtbij meegemaakt in de tijd dat ik op universiteiten werkte. Ik hou ook met trots staande dat onze partij een centrum heeft, een meldpunt, waar een heleboel indoctrinatie die in het onderwijs plaatsheeft, wordt gemeld. Daar hebben ontzettend veel leerlingen een veilige haven gevonden: leerlingen die er uitgestuurd worden op scholen, leerlingen die te maken hebben met onvoldoendes bij proefwerken als ze politiek incorrecte antwoorden geven. Ik denk dat het ontzettend belangrijk is dat ik nog even voor de duidelijkheid zeg dat wij daar volledig achter staan.

De heer Paternotte (D66):

Dit "meld je docent"-meldpunt noemt de heer Baudet een "veilige haven". We weten allemaal dat docenten die kiezen voor het onderwijs dat niet voor het geld doen, maar omdat ze voor de klas willen staan, willen investeren in de ontwikkeling van onze kinderen en hen iets willen leren. Dan komt er een meldpunt om leraren te melden die linkse indoctrinatie zouden plegen. Zo noemt meneer Baudet simpelweg het vertellen dat er zoiets is als de opwarming van de aarde, die een enorme uitdaging wordt en een heel groot probleem wordt voor alle kinderen die nu in de klassen zitten. Dan denk ik: schrap dat meldpunt alstublieft. Laat aan deze docenten zien dat u hen niet verdacht wil maken, maar dat u achter ze wil staan. Want dat hebben we vanuit Den Haag nodig.

De heer Baudet (FvD):

Het is niet een meldpunt docenten. Het gaat niet om docenten. We hebben dat ook gezegd tegen instanties en media die daarnaar vroegen. Het gaat ons om het lesmateriaal. Het gaat dus niet om de personen maar om wat er wordt geleerd. Wij bespreken onder andere schoolboeken en we zien dat daar een heleboel vooringenomenheid in staat, net als onjuistheden, immigratiestandpunten, klimaatveranderingstandpunten en EU-standpunten die heel erg dubieus zijn. Leerlingen wordt dus niet geleerd om kritisch na te denken, maar dat is wel waar het om zou moeten gaan. Bepaalde van te voren vastgestelde waarheden worden eindeloos gerepeteerd, op straffe van. Dat willen wij aan de kaak stellen. Volgens mij steun je daar ook de goede docenten mee die dat juist ook zouden moeten willen. Ik zie daar helemaal geen oppositie in.

De voorzitter:

Goed. Dan ga ik naar de heer Van den Berge.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Mag ik het woord? Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, van meneer Rog.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Dat is heel sympathiek.

De heer Paternotte had een heel mooi verhaal, vind ik, over fundamenteel vrij onderzoek. Hij deed een oproep aan ons allemaal om het geweten in onze fracties te zijn. Ik had in mijn inbreng een vraag aan de minister en ik ben benieuwd of we elkaar daar kunnen vinden: kunnen we binnen de bestaande wetenschapsbudgetten — ik denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse Wetenschapsagenda — kijken of we meer vrijheid en vertrouwen aan wetenschappers kunnen geven om dat vrije fundamentele onderzoek te kunnen doen? Ik ben benieuwd of we daarin samen kunnen optrekken.

De heer Paternotte (D66):

Ik denk dat die schuif van de tweede naar de eerste geldstroom ook al bijdraagt aan meer ruimte voor het maken van dit soort keuzes. We moeten met elkaar benoemen dat toegepast onderzoek niet de enige vorm van onderzoek is. De grootste doorbraken komen juist doordat wetenschappers hun nieuwsgierigheid volgen. U gaf zelf een heel mooi voorbeeld en wifi is een ander mooi voorbeeld. Dat is niet uit toegepast maar uit fundamenteel onderzoek voortgekomen. Ik ben dus heel benieuwd naar het antwoord van de minister op ook uw vraag. Volgens mij staan we wat dat betreft aan dezelfde kant.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Dat is mooi om te horen. Ik hoop dat we daarin samen kunnen optrekken. Het klopt wat de heer Paternotte zegt. Volgens mij zijn zo'n beetje alle Nobelprijzen in het verleden gewonnen met vrij en fundamenteel onderzoek en niet met planonderzoek vanuit hier. Ik hoop echt dat we daar een paar stappen voorwaarts kunnen zetten.

De heer Rog (CDA):

Ik wil even iets terug, naar het leenstelsel. De heer Paternotte heeft met zijn partij een stap gezet door kritisch te heroverwegen of het nou wel zo'n slim plan was, dat leenstelsel. Ik waardeer dat, ik vind dat goed. Daar gaan we over nadenken na de SER. Mijn vraag aan hem is of hij steun kan verlenen aan het idee dat SP, GroenLinks en CDA vandaag inbrengen, namelijk om de gedupeerden van het leenstelsel ruimhartig tegemoet te komen door die €2.000 cash of ...

De voorzitter:

Er gebeurt een klein ongelukje op de publieke tribune, maar het gaat gelukkig goed. Fijn!

De heer Rog (CDA):

De vorige keer dat ik aan het woord was viel er een telefoon

De voorzitter:

U heeft iets, meneer Rog, maar het gaat goed. Gaat u verder.

De heer Rog (CDA):

De vraag was of die €2.000 ook cash kan of in mindering kan worden gebracht op de schuld bij DUO.

De heer Paternotte (D66):

Ik ben heel benieuwd naar het antwoord. Ik zie dat de studievouchers over een aantal jaren zouden worden uitgekeerd, en ik heb genoeg verbaasde reactie gehoord in de trant van: oké, wat moet ik daar op dit moment precies mee? Ik wil nog wel graag een duidelijk antwoord op de vraag of je dat direct moet uitkeren en of dat überhaupt kan, hoe uitvoerbaar het is en hoeveel geld we dan aan de strijkstok laten hangen. Natuurlijk is het een heel sympathiek idee, maar uw collega's hebben ook wel eens discussies over de Belastingdienst. Ik geloof dat de heer Omtzigt daar ook regelmatig vragen over stelt. We weten inmiddels dat er geen minister in dit kabinet zit die geen uitdaging heeft met uitvoerende diensten, en DUO is daar ook eentje van. Maar ik wil wel graag een antwoord op de vraag wat het betekent als we dit gaan doen.

De heer Rog (CDA):

Ik waardeer deze positieve grondhouding. Los van de ruimhartige compensatie is een van de argumenten om de uitvoeringslast te beperken, en wat het CDA betreft zeker geen geld aan de strijkstok te laten hangen. Het gaat erom deze gedupeerden ruimhartig te compenseren.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb ook een vraag aan de heer Paternotte over het amendement om op korte termijn al actie te ondernemen ten behoeve van de studenten in het kader van het leenstelsel. Hoe staat D66 daartegenover? Ik doel op het amendement van mevrouw Westerveld en mijn persoon.

De heer Paternotte (D66):

Het is per definitie een sympathiek amendement. Het valt me op dat de SGP de kansspelbelasting eigenlijk traditioneel als dekking aanhaalt voor een hele keur aan amendementen. Stel dat wij straks de wietteelt gelegaliseerd hebben in Nederland, dan zult u waarschijnlijk elke keer een wiettaks willen verhogen om daarmee mooie dingen te doen.

De heer Bisschop (SGP):

Ik was nog niet op het idee gekomen, maar ik waardeer de voortvarendheid van collega Paternotte zeer. Vooralsnog is dat niet aan de orde, dus focussen wij ons op de kansspelbelasting. Daarmee hebben we toch een ordentelijke dekking aangegeven, dacht ik.

De heer Paternotte (D66):

Dat klopt, maar aan de andere kant is het niet de usance om tijdens begrotingsbehandelingen met belastingverhogingen bepaalde doelen te dekken, maar we gaan naar het amendement kijken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA-fractie.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Het is uur U in ons onderwijs. Duizenden en misschien wel tienduizenden leraren hebben vandaag opnieuw hun werk neergelegd. Een groot deel van hen was hier in Den Haag en een deel zit nog steeds in de zaal. Ook namens de PvdA: van harte welkom!

Niet alleen hier, maar door het hele land, van Leeuwarden tot Eindhoven en van Arnhem tot Rotterdam, kijken leraren en schoolleiders en onderwijsondersteunend personeel, ouders een leerlingen mee met dit begrotingsdebat. Een debat dat wat de PvdA betreft maar één goede uitkomst kent, namelijk structureel extra geld voor ons onderwijs, zodat we het lerarentekort echt kunnen aanpakken. Zodat we de loonkloof tussen het salaris van leraren in po en vo eindelijk echt kunnen overbruggen en leraren niet meer hoeven te staken, maar weer gewoon kunnen doen waar ze goed in zijn. Zodat schoolleiders niet meer bang hoeven te zijn voor de griepgolf, en zodat ouders niet meer telkens opvang hoeven te regelen omdat klassen naar huis worden gestuurd en elk kind weer de aandacht krijgt die het verdient. Kortom, zodat ons onderwijs weer de gelijke kansenmotor is die het hoort te zijn.

Alleen al in Amsterdam zijn er 310 vacatures. Één op de vier leraren met een burn-out thuis, een tekort dat als wij niets doen verder oploopt tot duizenden fte's.

Voorzitter. Dat het uur U is blijkt niet alleen uit de cijfers, maar vooral ook uit de schrijnende verhalen. Verhalen van scholen die de deuren moeten sluiten omdat er simpelweg geen leraren te vinden zijn, waardoor de onderwijskwaliteit niet kan worden gewaarborgd. Verhalen van scholen waar maar één bevoegde leraar is op de hele school. Verhalen van wanhopige schoolleiders die geen andere keuze hebben dan kinderen niet vijf maar vier dagen les te geven. Verhalen van ouders zoals die in Zaandam, die met hun handen in het haar zitten omdat hun kind een dag per week thuiszit en ze het maar moeten regelen met hun werk, of die zelfs worden ingezet vóór de klas. Want zelfs dat is anno 2019 de keiharde realiteit. Scholen mogen van de minister onbevoegden voor de klas zetten. We hebben de beste economie van Europa, maar wat een armoe! Hoe zou u het vinden als we zouden zeggen: onze voorzitter kan vanavond niet bij het debat zijn; we vragen iemand op de publieke tribune om even de hamer over te nemen?

De voorzitter:

Er worden nu heel veel handen omhooggestoken op de publieke tribune. Kijk, dat kunnen ze heel goed.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Of hoe zou u het vinden als we, wanneer een minister verhinderd is tijdens het vragenuur, dan maar even onze ouders bellen om haar te vervangen?

We horen verhalen van leraren die het water aan de lippen hebben staan en die twijfelen of ze het nog wel volhouden. Ze hebben met passie en overtuiging voor het mooiste beroep ter wereld gekozen, maar ze komen steeds vaker in de knel. Ze komen bijvoorbeeld in de knel omdat er geen vervanging is als ze ziek zijn en ze dus met koorts en al voor de klas staan om ervoor te zorgen dat de kinderen niet naar huis hoeven te worden gestuurd, zoals een juf mij vertelde. Ze kunnen met hun salaris geen hypotheek krijgen — laat staan met hun tijdelijke contract — en kiezen dus voor een beter betaalde baan elders. Er zijn leraren die met alle liefde in het p.o. zouden willen lesgeven, maar die door gebrek aan perspectief toch maar overstappen naar het vo. Want ook al doen sommige collega's hier nog weleens lacherig alsof die loonkloof niet bestaat, het verschil is er wel degelijk.

Mag ik u voorstellen aan Tom en Leila? Tom geeft les in het p.o., aan groep 8, en heeft negen jaar werkervaring. Hij geeft 24 uur les per week. Hij heeft een heel kleine kans dat hij nog kan doorgroeien naar een hogere leraarsfunctie. Leila geeft les in de eerste twee leerjaren op het vmbo en heeft net als Tom negen jaar werkervaring. Ze geeft nog geen twintig uur per week les, maar verdient bijna €350 per maand meer dan Tom. Leila heeft wel goede mogelijkheden om door te groeien naar een hogere schaal. Haar eindbedrag is dan ruim €600 per maand meer dan Tom verdient. Hoezo geen kloof, zeg ik hier nog maar eens. Geen wonder dus dat sommige leraren zoals Tom liever voor het vo kiezen of de handdoek maar helemaal in de ring gooien.

Voorzitter. Het moge duidelijk zijn: de problemen in ons onderwijs zijn groot. Heel groot. Te groot. De 460 miljoen euro uit het convenant van vorige week is dus keihard nodig, maar dan wel structureel, want er wordt niet incidenteel lesgegeven. In salarissen en werkdrukvermindering kan je niet incidenteel investeren. De loonkloof kunnen we niet incidenteel overbruggen en het lerarentekort lossen we niet op met incidenteel geld. Vandaar ook mijn vraag aan de collega's van de coalitie, maar ook aan de minister: wat is er nodig om tot structurele oplossingen te komen? Ons amendement ligt er. Ik hoop van harte dat u dit keer wel luistert naar de vele duizenden leraren die vandaag opnieuw van zich laten horen, want hun punt is luid en duidelijk: met incidenteel geld zijn we er niet.

(Applaus op de publieke tribune)

De voorzitter:

Tot nu toe ging het prima, dus ... Nou ja, goed.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Is mevrouw Van den Hul bekend met het feit dat de PvdA in het vorige kabinet het huidige kabinet heeft laten zitten met een structureel tekort van 467 miljoen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Deze plaat begint nu toch wel echt heel grijs te worden, want dit gesprek hebben we misschien al wel 30 keer gehad. Ik wil best nog een keer terugkijken, al denk ik dat we de leraren er hier vandaag meer plezier mee doen door vooruit te kijken en te praten over oplossingen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Nee, maar het was niet een andere tijd, zoals mevrouw Van den Hul dan altijd zegt.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Het was zeker wel een andere tijd.

De heer Bruins (ChristenUnie):

In 2018 was er sprake van een hoogconjunctuur.

De voorzitter:

Nee, meneer Bruins.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik neem de heer Bruins graag nog even mee. Er waren ramingsbijstellingen door hogere lerarenaantallen. Er lag een motie-Pechtold, die overigens ook door mijn partij werd gesteund, die deze Kamer verzocht om deze ramingsbijstellingen niet te laten neerslaan op het primair proces, zoals dat dan zo mooi heet. Er kwam een formatie. En als u dan echt het hele eerlijke verhaal wilt: er lag een uitdrukkelijk verzoek en wij hebben gezegd: wij gaan ervoor zorgen dat die begroting netjes overgedragen wordt. Nee, op verzoek van de huidige coalitie is de begroting zoals die is. Dat is het eerlijke verhaal. Nogmaals, volgens mij hebben we er meer aan om vooruit te kijken naar oplossingen voor nu, zodat we de gaten vullen die er nu zijn in plaats van terug te blikken op wie wat wanneer heeft gedaan.

(Applaus op de publieke tribune)

De voorzitter:

Heeft u mensen meegenomen, mevrouw Van den Hul?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nee. Nee toch? Nee.

De voorzitter:

Het hoort eigenlijk niet op allerlei manieren uw goedkeuring of afkeuring te laten blijken.

De heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Gekscherend noemen we het in de wandelgangen weleens "het gat van Jet", maar dat is niet zo netjes.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nee, zeker niet.

De voorzitter:

Nee. En meneer Bruins, u bent van de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ja, daarom. Daarom zeg ik ook dat het niet zo netjes is. Maar ik bedoel het financiële gat.

De voorzitter:

Oké.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Een structureel tekort van 467 miljoen op de OCW-begroting, dat is wat dit kabinet aantrof toen het aan de onderhandelingen begon. Dat is niet gedekt. Als dat destijds — dat was in de goede tijd, in 2018; hoogconjunctuur — door het kabinet-Rutte/Asscher was gedekt, was die 460 miljoen structureel geweest. Dat had dan niet van nieuw geld gehoeven. Dan hadden we het hele loonakkoord alleen al daarmee kunnen dekken. Ik vind het echt verkeerd om nu te roepen: dit kabinet doet niks; het moet allemaal structureel, maar er komt alleen incidenteel geld. Toen dit kabinet aantrad, is er 1,9 miljard structureel extra naar onderwijs gegaan. Maar dat voelt als 1,4 miljard, omdat dat half miljard gewoon eerst gedekt moest worden. Dat was een structureel tekort van het vorige kabinet. We schrokken ons rot toen we het zagen. Daarom kan er nu niet structureel geïnvesteerd worden. Ik vind dat de PvdA daar gewoon medeverantwoordelijkheid voor moet nemen. Dat geef je gewoon ruiterlijk toe, ook al zit je opeens in de oppositie. Maar je kan niet opeens op verantwoordelijkheidsverlof gaan.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik werp dit toch nogmaals verre van mij. Allereerst is wat de heer Bruins hier neerlegt, níét het eerlijke verhaal. Er lag een motie-Pechtold, die door ons werd gesteund. Er lag een aanbod tijdens de formatieonderhandelingen na de vorige verkiezingen, waarbij onze voormalige minister van Financiën, minister Dijsselbloem, aanbod om die korting weg te halen. Die zou daarbij gedekt worden uit de algemene middelen. Door de nieuwe coalitie is ervoor gekozen om dat tekort te laten staan. Om dat vervolgens hier mij te gaan staan verwijten, werp ik echt verre, verre van mij. Ik heb nooit gezegd — dat wil ik toch even corrigeren — dat dit kabinet niets doet voor onderwijs. Dat heeft de heer Bruins mij niet horen zeggen. Ik heb gezegd: het is niet genoeg. Ik heb gezegd: met incidenteel geld lossen we de structurele problemen niet op. Dát heb ik gezegd. Daar trek ik graag samen mee op. We hebben een aantal heel concrete gedekte voorstellen gedaan waarmee we die problemen kunnen oplossen. Ik kijk er zeer naar uit om daarover met de ChristenUnie in gesprek te gaan. Ik kijk uit naar uw steun.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Wat wel hoopvol stemt, is dat het kabinet met de 16,5 miljoen euro voor salarissen in het voortgezet speciaal onderwijs eindelijk erkent dat het verschil in waardering tussen voortgezet speciaal en regulier onderwijs oneerlijk is. Het gaat hier nota bene om leraren die voor onze meest kwetsbare kinderen staan. Wij zouden graag nog een stap verder gaan door ook de arbeidsvoorwaarden gelijk te trekken. Ook hiervoor dienden wij een voorstel in, dat overigens uiteraard wederom gedekt was. Dat is niet zomaar. In een rijk land als Nederland presteren wij het om kinderen die extra aandacht nodig hebben in de klas, bijvoorbeeld vanwege een beperking of chronische aandoening, op wachtlijsten te laten verpieteren. Er zijn inmiddels zelfs vso-scholen waar vierdaagse schoolweken zijn ingevoerd vanwege het lerarentekort. Dat zijn scholen waar kinderen juist baat hebben bij structuur en voorspelbaarheid.

Voorzitter. Ik zei het al: dit is een belangrijke eerste stap. Maar uiteindelijk horen wat ons betreft alle leraren in het vso in de cao van het vo, en niet alleen docenten die diplomagericht werken, zodat elke leerling in het vso met wat voor uitstroomprofiel dan ook zeker is van de beste leraar voor de klas. Want dat raakt me misschien nog wel het meest als we het hebben over het lerarentekort: de meest kwetsbare kinderen dreigen het kind van de rekening te worden. Sommige klassen zijn zo groot dat ze nauwelijks nog in hun lokaal passen. Maar als je genoeg geld hebt, kun je doodleuk een plekje in een hele kleine klas kopen, waar wél altijd gegarandeerd een leraar voor de klas staat. Scholen adverteren daar zelfs mee. De onderwijsinspectie waarschuwde er al in de Staat van het Onderwijs voor dat het lerarentekort de kansengelijkheid bedreigt. Maar hoewel we die waarschuwingen kennen, hebben we nog steeds niet inzichtelijk welke kinderen nu precies worden getroffen. We kijken daarom uit naar de uitvoering van de motie-Kwint c.s. over het in kaart brengen van dat tekort. De voorspellingen beloven alvast niet veel goeds. De meest kwetsbare kinderen en scholen worden verreweg het hardst geraakt door het lerarentekort. Dat vraagt om onorthodoxe maatregelen. Soms moet je namelijk ongelijke keuzes maken om gelijkheid te bevorderen. Ik had het er net al even over dat wij hier eerder pleitten voor de gelijkekansenbonus voor leraren, zodat de meest kwetsbare kinderen de beste leraren krijgen. Daar wilde de minister toen niet aan. Maar wat kan hij dan wél doen om te garanderen dat kansenongelijkheid door het lerarentekort niet toeneemt?

Voorzitter. Er is gelukkig ook mooi nieuws op het gebied van gelijke kansen, namelijk in het mbo. De minister gaat namelijk aan de slag met het voorstel van ons en collega Van Meenen voor gelijke stagevergoeding voor studenten in het mbo en het hbo. Dank daarvoor. Ook zijn inmiddels de eerste mbo-rijkstrainees aan de slag. Ook dat is belangrijk, want ook in het mbo verdienen studenten gelijke kansen.

Dat brengt mij bij het hoger onderwijs, want inmiddels gaan ook daar de alarmbellen af. Zie de noodkreet van studenten, hogescholen en universiteiten van vandaag in Trouw. Ik hoorde dezelfde noodkreet bij de Ware Opening van het academisch jaar in Leiden. Hoogleraren en studenten waarschuwden daar samen tegen de voorgenomen overheveling van de medische studies en alfa- en gammastudies naar bèta en techniek, niet omdat zij niet zien dat bèta en techniek extra investeringen nodig hebben, want dat zien wij volgens mij allemaal, maar omdat dat niet ten koste mag gaan van die medische studies en alfa- en gammastudies. Duizenden mensen tekenden inmiddels onze petitie die we samen met de LSVb, WOinActie, VAWO, FNV, CNV, FBZ en de JS hebben georganiseerd.

Het rapport "Wissels om" wijst onomstotelijk op de mist waarin we sturen als het gaat om de financiering van ons hoger onderwijs. Die mist zagen we ook tijdens het debat dat we hier eerder over hadden met de minister. Want de effecten van die overheveling zijn allerminst duidelijk. De voltallige oppositie steunde daarom onze motie waarin wij voorstelden die overheveling uit te stellen totdat we in elk geval de consequenties voor die alfa- en gammastudies en medische studies helder hebben.

Om te voorkomen dat we nu onomkeerbare keuzes maken, wil ik vandaag proberen toch gezamenlijk ergens uit te komen. Wat als we de gehele overheveling uitstellen tot dat onderzoek naar de toereikendheid van de bekostiging is afgerond, maar wel de voorgenomen zogenaamde zachte landing van 37 miljoen euro inzetten voor bèta en techniek? Daarmee nemen we zowel de zorgen als de wensen serieus en stoppen we met de verdeel-en-heerspolitiek, die zich inmiddels steeds duidelijker aftekent in die mist. Graag een reactie van de minister.

Dan kom ik bij de overwinning van de studenten eerder dit jaar. De onzalige én onnodige renteverhoging op studieleningen is gelukkig van tafel. Maar wat bleek? De inkomsten die het kabinet hiermee misloopt, worden verhaald op de bekostiging van het hoger onderwijs. Technisch ingeboekt, zoals dat in mooi jargon heet. Waarom, vraag ik de minister vandaag nogmaals. Een eerder voorstel van mijn collega Nijboer en de SP om deze verkapte bezuiniging te schrappen, kreeg toen onvoldoende steun in de Kamer. Dan rest mij weinig meer dan de minister te vragen hoe zij er zorg voor gaat dragen dat die korting niet ten koste gaat van het hoger onderwijs, de mensen die er werken en de kwaliteit. Ik overweeg een motie op dit punt.

Voorzitter. Hoe we ons onderwijs ook inrichten, voor de PvdA staat altijd voorop dat onderwijs bijdraagt aan gelijke kansen, dat je er zeker van kan zijn dat je er niet alleen bij hoort, maar ook daadwerkelijk mee kan doen, een heel leven lang, wie je ook bent. Normaal gesproken had ik nu een lans gebroken voor emancipatie, maar daarover komen we gelukkig nog uitgebreid te spreken tijdens een apart debat. Nogmaals dank aan de collega's voor hun steun voor dat voorstel. Vandaag beperk ik mij dus tot de rol die het onderwijs speelt bij gelijke kansen. Daarover valt gelukkig ook genoeg te zeggen. Want hoewel onderwijs mensenwerk is, gaan we in het systeem nog te vaak uit van een "one-size-fits-all"-aanpak. Voor de start die je maakt op de basisschool maakt het uit welke taal je ouders thuis spreken en of je naar de voorschool gaat. Het maakt uit hoe dik de portemonnee van je ouders is of je bijgespijkerd kan worden in vakken die je lastig vindt of hulp krijgt bij je huiswerk. En het maakt uit of je achternaam Van den Hul is of je 5 of 50 sollicitatiebrieven moet schrijven voor een stage. Het maakt soms zelfs uit waar je woont of hoeveel inkomen je hebt of je op latere leeftijd nog de strijd kunt aangaan met laaggeletterdheid. We kijken dan ook uit naar het advies van de Sociaal-Economische Raad waarom wij hebben verzocht. Dat moet inzicht geven in hoe kansen en vooral gemiste kansen zich opstapelen en daarmee de kansenongelijkheid vergroten. Zou de minister al een tijdspad kunnen geven van dat onderzoek?

Voorzitter. We zien het schaduwonderwijs groeien, en daarmee groeien ook onze zorgen over een eerlijke kans voor elk kind. Kunnen je ouders geen dure huiswerkbegeleiding betalen? Jammer de bammer. Dan moeten ze zelf maar helpen met je huiswerk. En lukt dat niet? Pech gehad. Daarom willen wij dat iedereen die dat nodig heeft, kan rekenen op extra begeleiding. Wij lezen in de reactie op het recente onderzoek naar schaduwonderwijs dat ook de minister het belangrijk vindt dat er onbetaalde vormen van aanvullend onderwijs worden aangeboden, juist voor kinderen die van huis uit misschien minder hulpbronnen hebben. Als mogelijke oplossing noemt de minister onder andere het geven van meer mogelijkheden aan scholen om aanvullend onderwijs aan te bieden. Zou hij bereid zijn om inzichtelijk te maken hoeveel kinderen uit financiële overwegingen geen huiswerkbegeleiding krijgen maar die eigenlijk wel nodig zouden hebben? En is hij bereid om op basis daarvan met gemeenten en scholen in gesprek te gaan over een landelijk dekkend aanbod?

Resumerend en afrondend, voorzitter. Dit debat voelt toch wat surrealistisch. Want terwijl het onderwijs in brand staat, leraren hun werk massaal neerleggen en mensen in het wetenschappelijk onderwijs hun out-of-officebericht hebben aangepast aan hun werkdruk, staan wij hier tegenover een kabinet dat, ondanks miljarden en miljarden overschotten, nog steeds volhoudt dat — ik citeer — we moeten kiezen in schaarste. "Kiezen in schaarste", onze premier zei het echt en intussen zegt een miljardair in de Quote 500 dat hij nog nooit in zijn hele carrière zo weinig belasting heeft hoeven te betalen. Inderdaad, voorzitter, het is een kwestie van kiezen en wij kiezen voor ons onderwijs.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bruins namens de ChristenUnie.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter. Vanmorgen, voor dit debat, heb ik samen met een paar van de collega's hier gesproken met de jongerenorganisaties van Coalitie-Y. We hebben de laatste tijd veel met hen opgetrokken en ze hebben zichzelf goed op de agenda gezet. Vlak voor Prinsjesdag presenteerde Coalitie-Y een manifest met tien voorstellen die de positie van jongeren in onze samenleving moeten verbeteren, want ook al hebben jongeren veel kansen in deze tijd, de druk is hoog. Ik wil bij deze behandeling van de onderwijsbegroting dan ook door de bril van jongeren kijken.

In de sociale staat van Nederland, het jaarlijkse rapport van het SCP, wordt beschreven dat een fors deel van de leerlingen, zelfs in het basis- en voortgezet onderwijs al, hoge druk ervaart en dat dit percentage de laatste jaren flink stijgt. Ook de Kinderombudsman heeft hier aandacht voor gevraagd. We leven dus in een samenleving waarin wij kinderen blijkbaar al vanaf de basisschool een flinke druk opleggen om te presteren en voor studenten is die druk al helemaal groot. We zien tal van rapporten verschijnen over stress en burn-out. We zien dat veel seinen voor jongeren op oranje of zelfs op rood staan. Ik noem het leenstelsel, de krappe woningmarkt, de onzekere arbeidsmarkt; het telt allemaal op en intussen is er die druk vanuit de maatschappij om het maximale uit jezelf te halen. Het lijkt wel alsof het leven altijd maar vijf sterren moet zijn. Al met al een recept voor ongezonde druk. Ik maak me daar zorgen over.

Het heeft, denk ik, ook te maken met onze visie op onderwijs. Het gaat heel vaak over de economische functie van onderwijs. Je wordt klaargestoomd om nuttig te zijn in de maatschappij; presteren staat centraal. Terwijl onderwijs zo veel meer is dan dat. De meesters en juffen hier in de zaal weten dat. Het gaat om je ontwikkeling als persoon, om vorming, om ontdekken wie je bent, hoe je over dingen denkt, welke plek je in de samenleving kunt innemen. Daar is ruimte en aandacht voor nodig in plaats van continue druk om te presteren.

Die ervaren druk wordt, zeker voor studenten, volgens de ChristenUnie ook verhoogd door het leenstelsel. Een beetje uitlopen kost veel geld en het is goed om te zien dat steeds meer partijen de handen aftrekken van dit leenstelsel en erkennen dat dit niet goed is voor onze jongeren, zo veel druk. Coalitie-Y heeft dit met succes nadrukkelijk op de kaart gezet. De ChristenUnie was en is tegen dit leenstelsel en we zijn ook vastberaden om in de aanloop naar de volgende kabinetsformatie het leenstelsel aan te pakken. Ik heb onlangs al een uitnodiging gestuurd aan de collega's hier die ook aanpassing van het leenstelsel willen zodat wij alvast kunnen nadenken over de contouren van een nieuw stelsel. Het is mooi dat ook D66 daarover wil meepraten. We zagen in de krant ook een klein stapje van GroenLinks en de SGP in de goede richting. Ik stel voor dat wij gauw om de tafel gaan.

De heer Baudet (FvD):

Twee dingen. Eén: wij steunen de terugkeer van de basisbeurs en een overbruggingsregeling voor studenten die een lening hebben moeten opbouwen om hen te helpen die versneld af te bouwen of te compenseren. Dus daarin kunnen wij elkaar vinden. Als dit kabinet hopelijk snel valt en er nieuwe verkiezingen komen, kunnen wij op zoek naar een nieuwe coalitie en een nieuwe regering.

Het tweede wat ik wil zeggen is een vraag. Die druk op jongeren en burn-outs van jongeren en starters op de arbeidsmarkt zijn heel interessant. Dat heeft natuurlijk met veel meer te maken dan alleen maar onderwijs. De werkdruk op universiteiten is niet echt heel hoog. Wat is er nou aan de hand met onze beschaving dat iedereen zo gespannen is de hele tijd?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Wat is er mis met onze beschaving?

Voorzitter. Ik heb nog 7 minuut 24, maar de klok staat stil. Ik heb dus oneindig veel tijd in theorie.

De voorzitter:

Nee, doe maar niet. Maar wel kort reageren natuurlijk.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Wat is er mis met onze beschaving? Ik zou hier ook graag heel erg lang met de heer Baudet over willen praten. Dit is natuurlijk niet in één minuut af te handelen. Ik heb wel ... Ik heb wel ...

De heer Baudet (FvD):

Het is leuk en belangrijk omdat dit natuurlijk — los van geld en beleidsdingetjes, waar het dan nu over gaat — uiteindelijk de crux is. De linkse partijen, de liberale partijen, begrijpen uiteindelijk niet goed wat een mens is en wat een mens gelukkig maakt. En daarom bevorderen zij een samenleving van atomisering, van consumptie, van afhankelijkheid van de Staat en noem het allemaal maar op, waarin vervreemding is en waarin uiteindelijk die stress alsmaar ophoopt. Ik had gehoopt dat u daar een of twee dingen over zou kunnen zeggen. Los van het gegeven dat wij het straks misschien eens zijn over zoveel miljoen erbij of zo: uiteindelijk moeten wij hier een filosofisch, cultureel probleem aan de kaak stellen.

De voorzitter:

Maar de heer Bruins wilde net iets zeggen. De heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dan ga ik er nu toch echt even een of twee dingen over zeggen. Diep in mijn hart ben ik een antirevolutionair. Dat betekent dat ik de Franse revolutie als een keerpunt in de tijd zie. Daar is het begrip "individu" ontstaan; daar is het begrip "volk" ontstaan. Daar is het atomisme ontstaan, de gedachte dat mensen allemaal een soort van identieke, kleine poppetjes zijn. Mijn mensvisie zoals die voortkomt uit de christelijke politiek is dat de mens een relationeel wezen is. De God waar ik in geloof is een relationele God in zichzelf, een drie-eenheid. We worden gekenmerkt door relaties, niet door wie we zijn als individu, maar door wie wij ontmoeten en door hoe wij met de ander omgaan en de ander in de ogen kijken. Mijn maatschappijvisie is op die mensvisie gebaseerd. Dat betekent dat ik een kleine overheid wil en dat ik een maatschappij wil waarin we elkaar weer in de ogen kijken en waarin er aandacht en tijd is voor elkaar. Daar sta ik voor als politicus en als mens.

De voorzitter:

Het is ontroerend om ernaar te luisteren, maar we gaan toch verder met de begroting van Onderwijs.

De heer Bisschop.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik dank de heer Baudet voor zijn enthousiaste reactie.

De heer Bisschop (SGP):

Het is volgens mij het een én het ander. Ik wil het gewoon weer over geld hebben.

De heer Bruins (ChristenUnie):

En dat van de SGP!

De voorzitter:

Dat is ook weer heel bot. Die overgang is te groot.

De heer Bisschop (SGP):

Ik zal mijn best doen om straks een goede avondsluiting te verzorgen.

Het leenstelsel, het amendement. Ik heb er uw coalitiegenoten ook op bevraagd. U noemt het heel positief "een kleine stap in de goede richting". Is de conclusie dan gerechtvaardigd dat wij op de steun van de ChristenUnie mogen vertrouwen, nee — "vertrouwen" is hier het verkeerde woord, ook in mijn levensvisie — mogen hopen?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb het een kleine stap in de goede richting genoemd. Ik vind het ook wel een heel kleine stap. Ik neem liever een heel grote stap wanneer we, zo God wil en de Kamer ook, weer bij een volgend regeerakkoord betrokken zouden zijn. Ik heb er best wel zorgen over dat, als we hier nou in meegaan, we straks aan de coalitietafel zitten en dat dan een of andere partij die het leenstelsel helemaal top vindt, zegt: ja, meneer Bruins, dat kan je wel willen, het leenstelsel terugdraaien, maar jullie hebben je zin al gehad bij het amendement-Westersveld/Bisschop, dus nou moet je je mond houden. Ik wil eigenlijk liever mijn kruit drooghouden voor een echt grote stap en de terugkeer van de basisbeurs.

De heer Bisschop (SGP):

Elke grote reis begint met de eerst pas, en dit is dan de eerste stap, zal ik maar zeggen. De grote stap waar collega Bruins het over heeft, betekent in feite dat je studenten drie jaar lang in de kou laat staan. Dat is de consequentie van alleen maar voor die grote stap gaan, waarvoor na de volgende verkiezingen mogelijk ruimte zou kunnen zijn in de onderhandelingen. Dat lijkt mij toch niet wenselijk ten opzichte van datgene wat we nu, op dit moment, concreet — handen uit de mouwen, handen aan de ploeg — kunnen doen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

We hebben ook binnen de coalitie gepraat over de tussenliggende jaren en de studenten die sinds 2015 zijn gaan studeren, en daar maak ik mij ook zorgen om: hoe ga je eigenlijk om met de studenten die net tussen wal en schip vallen, tussen het oude systeem en het nieuwe systeem? Daar moeten we tegen die tijd ook over praten. Er is nog een andere reden waarom ik het amendement niet kan steunen. Dan spreek ik de heer Bisschop even aan als financieel woordvoerder van de ChristenUnie. De heer Bisschop weet heel goed dat de inkomsten en uitgaven in de begrotingssystematiek van het Rijk gescheiden zijn. Dit amendement verhoogt het inkomstenkader en het uitgavenkader, terwijl bij het regeerakkoord beide worden vastgesteld. Die kunnen niet vermengd worden tijdens de vier jaar dat je regeert. Dat is hoe het Rijk zijn financiën beheert. Dat is in goede tijden misschien wat zuur, maar in slechte tijden is het een hele gezonde manier van begroten.

De voorzitter:

Heel kort en tot slot.

De heer Bisschop (SGP):

Dit is een buitengewoon formalistisch antwoord, waar duizenden studenten de dupe van zijn. Dat spijt me.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Net als de heer Bisschop wil ik het over geld hebben. Ik hoor de heer Bruins zeggen dat we een grote stap zetten, maar dat we dat pas over twee jaar doen. Geldt dat ook voor de investeringen voor het lerarentekort? Geldt dat ook voor de investeringen die nu nodig zijn om de nood van de stakende docenten, schoolleiders en onderwijsondersteuners te ledigen, zoals we VVD, CDA en D66 hiervoor al hebben horen zeggen? Doen we dat ook pas over twee jaar?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik denk dat ik niet helemaal begrijp waar mevrouw Van den Hul naartoe wil. We hebben net al een interessant interruptiedebatje gehad. Deze regeerperiode komt er 1,9 miljard structureel extra bij voor het onderwijs, waarvan 700 miljoen structureel extra voor het primair onderwijs. Dat merken de leraren inmiddels en dat moeten ze de komende jaren nog meer gaan merken. Er is nu ook die 460 miljoen. Ik vraag me af waar mevrouw Van den Hul precies op duidt op dit moment.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik kan dat heel duidelijk maken. Ik zou u ook aanraden om na afloop nog eens in gesprek te gaan met de stakers, want die kunnen het u nog veel beter uitleggen. Ze staken vandaag omdat het geld dat er nu is, niet genoeg is om te investeren in bijvoorbeeld het overbruggen van de loonkloof. Ze staken omdat het geld dat er nu ligt, niet voldoende is om te zorgen dat het vso volledig in de cao voor het vo komt. Om te zorgen dat er echt wat op die cao-tafel ligt, is dit geen structurele oplossing. Je komt er niet met incidenteel geld. We hebben dat al eerder gewisseld vandaag. Ook aan de heer Bruins de vraag: wat is ervoor nodig om met de ChristenUnie in gesprek te gaan over die structurele oplossing? En nogmaals: niet over twee jaar, maar nu.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Nu is het mij helder. De ChristenUnie heeft altijd gezegd dat ze die loonkloof tussen p.o. en vo ook te groot vindt. Ik herinner me zelfs dat ik een keer op de radio heb gezegd dat die LA-schaal eigenlijk een soort aanloopschaal moet zijn. Zodra je volleerd leraar op de basisschool bent, hoor je in de LB-schaal te komen. Die hoort ook sneller op te lopen. Dat horen die cao-partners allemaal te regelen. Als Jan van de Ven nu kijkt: ja, ik vind dit nog steeds, Jan. Ik ben niet van standpunt veranderd. Hij herinnert mij er altijd aan op Twitter. Wij vinden ook dat er na deze kabinetsperiode opnieuw stappen moeten komen om de kloof verder te verkleinen. Als je dat wilt doen, is daar structureel geld voor nodig.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Maar waarom niet nu, vraag ik de heer Bruins nogmaals. Waarom niet nu? Er is geld. Er is ontzettend veel geld.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Nee, nee. Weer even als financieel woordvoerder: er is eenmalig geld. Daar kun je geen structurele uitgaven mee dekken.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nee, maar ons punt is nu juist ...

De voorzitter:

Nee, dit punt is genoeg gewisseld. Dank u wel. De heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Alhoewel het al gewisseld is, wilde ik dezelfde vraag stellen.

De voorzitter:

Dan krijgt u hetzelfde antwoord.

De heer Van Raan (PvdD):

Nee, want ik wil hem anders stellen. De heer Van Meenen van D66 maakt een heel duidelijke keuze. Hij zegt dat hij er nu al over wil spreken om de komende twee dagen zicht of hoop te kunnen bieden op het omzetten van het incidentele geld naar structureel geld. Is de heer Bruins er ook toe bereid om nu al daarover te praten? Dat is een eenvoudige vraag.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Als de heer Van Raan met een motie komt, ga ik serieus naar die tekst kijken. Zoals ik al heb gezegd, wil de ChristenUnie ook na deze kabinetsperiode verdergaan met het verkleinen van de kloof tussen p.o. en vo. Daar willen we nieuwe stappen in zetten. Niet alleen in deze kabinetsperiode, waarbij er veel geld is bijgekomen ...

De voorzitter:

Dat is hetzelfde antwoord.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Als wij de volgende keer mogen meepraten, gaan we ervoor knokken om ook in de volgende kabinetsperiode weer structureel extra geld ervoor vrij te maken. Dan wordt de kloof weer kleiner.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dank u wel. We hebben het over stapjes. Een zo'n stapje is dat de minister een studievoucher van €2.000 biedt aan studenten die met het leenstelsel zijn geconfronteerd maar niet hebben geprofiteerd van de kwaliteitsimpuls. De heer Rog noemde het ook al en ik wil het ook aan de minister vragen. Wil zij mogelijk maken dat studenten die voucher ook gewoon kunnen gebruiken voor verlaging van hun studieschuld? Dat is wat ik van de studenten hoor, namelijk dat die bestedingsmogelijkheid er moet komen.

Voorzitter. Samen met Coalitie-Y pleit ik er ook nadrukkelijk voor om de financiële situatie van studenten beter in kaart te brengen. Tot 2014 werd de student meegenomen in de koopkrachtberekeningen van het Nibud. Vanaf 2015 is dat opeens gestopt. Ook al is de situatie van studenten veranderlijk en zegt de minister dat dit ingewikkeld is, als het tot 2014 kon, kan het nu ook. Mijn fractie vindt het van belang dat het Nibud Studentenonderzoek ook weer structureel wordt uitgevoerd. Dat gebeurde tweejaarlijks, tot 2017, maar dit is ook gestopt. Wil de minister beide punten weer opstarten? Ik overweeg een motie op dit punt.

Ik noemde al even dat jongeren het ook op de woningmarkt niet makkelijk hebben. Daar zien wij het probleem dat hun totale studieschuld in rekening wordt gebracht bij het bepalen van de maximale hypotheek. Ik vraag de minister voor de zekerheid of dit inderdaad zo is. In 2015 heeft Carola Schouten samen met Wouter Koolmees hier al een motie over ingediend, namelijk om bij de berekening van de hoogte van de hypotheek te kijken naar de actuele studieschuld. Maar ik hoor dat een oud-student nog steeds hetzelfde bedrag van zijn maximale hypotheek krijgt afgetrokken, of hij nu net begonnen is met aflossen of misschien al twintig jaar bezig is met aflossen. De ChristenUnie wil dat de wegingsfactor wordt afgebouwd naarmate je langer aan het aflossen bent, maar het is mij onhelder of dat nu al zo is of dat dit nog moet gebeuren. Ik ben in ieder geval bereid om ook op dit punt samen met andere partijen een motie in te dienen.

Voorzitter. Ik had het al over stress- en burn-outklachten. Het is essentieel dat er goede psychische hulpverlening is bij onderwijsinstellingen. Ik heb eerder een motie aangenomen gekregen waardoor het RIVM nu een grootschalige kwalitatieve nulmeting doet van de mentale gezondheid van studenten. Maar in de tussentijd gebeurt er heel weinig. Hoe kan de minister bevorderen dat er laagdrempelige psychische hulpverlening beschikbaar is, maar vooral ook dat studenten ervan weten als die beschikbaar is? Nog steeds blijkt dat studenten er niet goed van op de hoogte zijn dat ze bij onvrijwillige studievertraging aanspraak kunnen maken op het Profileringsfonds. Ook de individuele studietoeslag voor studenten met een medische beperking werkt niet naar behoren. Welke stappen kan de minister in de tussentijd op deze punten zetten?

Dan ga ik naar het primair onderwijs. We hebben het er net al veel over gehad.

De heer Paternotte (D66):

De heer Bruins vroeg terecht aandacht voor psychische hulp voor studenten die die hulp nodig hebben, onder meer door de druk waarmee ze te maken hebben. U heeft waarschijnlijk ook in de brief van de minister gelezen dat een heel groot deel van het geld van de kwaliteitsafspraken door universiteiten en hogescholen juist wordt ingezet voor meer studentenpsychologen en meer begeleiding. Ik hoop dat dit kan helpen. U begon met het leenstelsel. Stel dat wij iets zouden aanpassen aan het leenstelsel, bent u dan ook bereid om uit te spreken dat dit allemaal niet ten koste moet gaan van het bedrag dat naar het onderwijs is gegaan? Dan geven we ook duidelijkheid en zekerheid aan al die instellingen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ja.

De voorzitter:

Dank. Gaat u verder. O, de heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter, met excuses voor het late moment van opstaan. Dan vraag ik de heer Bruins of hij het niet ironisch vindt dat we een leenstelsel hebben ingevoerd dat voor veel stress bij studenten zorgt en dat we de winst die dit oplevert, vervolgens inzetten om meer studentenpsychologen aan te nemen om iets te doen aan de stress bij studenten. Ziet hij daar niet een zekere ironie in?

De heer Bruins (ChristenUnie):

De heer Futselaar moet het vak logica ergens in zijn eerste jaren gehad hebben. Retorisch heel knap, maar het leenstelsel is natuurlijk zeker niet de enige reden voor stress. Zoals ik al in het kleine interruptiedebatje met de heer Baudet zei: er zit een veel diepere, onderliggende reden achter. Daar kun je ook nog eens, afhankelijk van je mensvisie, over van mening verschillen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Het primair onderwijs. We hebben al gepraat over structurele investeringen en incidentele investeringen. Het is goed dat er een structurele investering van 1,9 miljard voor het onderwijs is vrijgemaakt, waarvan 700 miljoen voor de basisscholen. Ik heb al gezegd dat de kloof niet geheel wordt overbrugd. Wij willen inderdaad ook daar stappen zetten. Dat gebeurt in deze regeerperiode. Dat zouden we ook in de volgende periode willen doen, mochten we aan tafel komen. Maar laten we wel blijven benadrukken dat wat dit kabinet levert, ook wel serieus geld is. Ik hoor ook van de meesters en juffen op school en van de directeuren dat de druk wel degelijk verlicht wordt, ook dankzij de werkdrukmiddelen van 430 miljoen structureel.

In die context kan ik zeggen dat ik een amendement in voorbereiding heb — het is inmiddels ingediend — om vanaf volgend jaar structureel 6 miljoen extra beschikbaar te stellen voor het bestrijden van het lerarentekort, en wel regiospecifiek. Voor het oplossen van het lerarentekort is de Regeling regionale aanpak een belangrijk instrument, omdat de aard en omvang van het lerarentekort per regio enorm verschillen. Daarom vind ik het belangrijk om hier extra geld voor vrij te maken. We zullen zien hoe de steun in de Kamer daarvoor is.

Voorzitter. U weet dat ik ook al heel lang pleit voor meer mannen voor de klas. Dat is goed voor de diversiteit, goed voor schoolteams, goed voor het beroep, goed voor jongens en meisjes, goed voor mannen en vrouwen. In dat kader wil ik de minister vragen wanneer nu eindelijk het wetsvoorstel voor opleiding tot kleuterjuf — zo heet het officieel niet; ik weet het — aan de pabo komt, zoals afgesproken in het regeerakkoord. Kleuterjuf of kleutermeester is een vak en ik zie ernaar uit dat dat weer erkend wordt. Zonder op enige manier gender bias te suggereren: de pabo wordt aantrekkelijker voor mannen en vrouwen als er meer differentiatie en specialisatie mogelijk zijn in de opleiding, zodat degenen die met kleuters willen werken, zich daarop kunnen rechten, en degenen die bezig willen zijn met kennisoverdracht in de bovenbouw, zich daar ook direct op kunnen richten.

Dan het praktijkonderwijs, een unieke en prachtige schoolsoort. Mijn fractie vindt het belangrijk dat praktijkonderwijsinstellingen de mogelijkheid behouden om de mbo-entree zelf vorm te geven binnen de school, onder verantwoordelijkheid van de mbo-instelling. Kan ik van de ministers horen dat zij dit aan zullen jagen, daar waar de samenwerking tussen het praktijkonderwijs en het mbo nog niet tot stand is gekomen? Het is sowieso belangrijk om te kijken naar de instroom van leerlingen in de entreeopleiding. De toelating op de roc's is nu vaak drempelloos. Je kunt je afvragen of een jongere soms niet beter af is in het praktijkonderwijs, in plaats van snel naar het roc door te stromen omdat dat een hogere status zou hebben. Kan de minister ook daaraan een paar woorden wijden?

Voorzitter. Ik sluit bijna af, maar ik wil het nog hebben over vakmanschap. Vorige week was ik op het SOMA College in Harderwijk, een prachtige vakschool, waar grond-, weg- en waterbouw wordt gegeven aan jongeren die worden opgeleid tot kraanmachinist, landmeter of betontimmerman. Ik heb daar mijn nieuwe Actieplan vakmanschap gepresenteerd. Daarin is geïnventariseerd welke maatregelen voor vakmanschap er in dit regeerakkoord worden genomen en welke maatregelen er nog nodig zijn. Ik heb hier twee exemplaren voor beide ministers. Ik heb ook nog exemplaren voor de collega's. Die wil ik graag aan de bode overhandigen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik wil graag ingaan op één voorstel uit het actieplan. Dat is al kort genoemd door mevrouw Kuik. Op dit moment kan je na een mbo-opleiding eigenlijk alleen doorstuderen door naar het hbo te gaan. Doorstuderen betekent dan ook vaak dat je meer algemeen en theoretisch wordt gevormd, terwijl specialisatie in en verdieping van vakmanschap zeker zo nuttig en belangrijk zijn. Daarom doe ik in mijn actieplan het voorstel voor verdieping van vakmanschap via de meester-gezelroute. Na een proeve van bekwaamheid en voldoende relevante werkervaring behaal je dan de meestertitel. Het is dus in feite een kopopleiding op het mbo. Je zou het grofweg een soort associate degree kunnen noemen, maar laat ik niet in dat moeras trappen. Wat mij betreft moeten we op vakscholen beginnen met meesteropleidingen, juist op de twaalf vakscholen die we in Nederland hebben, aangezien zij zich bij uitstek toeleggen op specialistisch vakmanschap. Ik hoor graag de reactie van de minister op dit plan. Samen met het CDA bereid ik dan ook een motie voor over dit onderwerp.

De voorzitter:

Ik wil graag dat u uw verhaal afmaakt.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dan gebruik ik de laatste 21 seconden voor een hartenkreet over het hbo. De OCW-begroting laat zien dat het hbo volgens de huidige ramingen krimpt met ongeveer 5.000 studenten per jaar. Dat vormt een grote uitdaging, met name in de dunbevolkte krimpregio's van Nederland. Dat kan een serieus probleem gaan worden. Als we vakmanschap serieus nemen, hoe gaan we in de toekomst dan het hbo positioneren als de hoogst mogelijke beroepsopleiding in alle regio's van Nederland? Graag een reactie van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Ik laat per Kamerlid één vraag toe en dan ga ik naar de volgende spreker. De heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Mooie en terechte woorden over het vakmanschap. Dank daarvoor. Ik wilde één vraag stellen over wat maar even noem de problematiek praktijkonderwijs-entreeopleiding et cetera. Ik vraag me af of de heer Bruins daar nog concrete voorstellen voor gaat doen, want dan zou ik graag willen meedoen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

O, dat is een mooie kans! Ik zie twee zaken rondom praktijkonderwijs, mbo en die aansluiting. De eerste, die ik noemde, is dat de entreeopleiding op het praktijkonderwijs kan worden gegeven, onder verantwoordelijkheid van het mbo. De getallen wijzen uit dat leerlingen op het praktijkonderwijs die die kans krijgen een hogere slaagkans hebben op een vervolgopleiding en op de arbeidsmarkt. Herkennen de ministers — want het gaat over beide portefeuilles — die getallen en kunnen we zorgen dat het ook mogelijk blijft? Het andere punt is dat er nu soms een drempel wordt opgeworpen bij mbo's voor toelating tot het mbo voor praktijkonderwijsleerlingen. Misschien is dat helemaal niet zo slecht, omdat veel praktijkleerlingen juist op dat praktijkonderwijs een veilige basis hebben. Die drempel dreigt weggehaald te worden. Ik vraag me of dat verstandig is.

De voorzitter:

Ik ga er doorheen praten. De heer Wiersma, ook één vraag.

De heer Wiersma (VVD):

Ik maak een bruggetje tussen de laatste twee thema's: vakmanschap, mbo en de vraag over het hbo. Eigenlijk kunnen die ook wat van elkaar leren. Want je zou kunnen zeggen: als je ook in het hbo en misschien zelfs in het wo meer praktijkroutes hebt, en ook bijvoorbeeld afstandsonderwijs, dan wordt de praktijk geholpen, ook in het hoger onderwijs, om dat groter te maken.

De voorzitter:

En nu de vraag.

De heer Wiersma (VVD):

En je hebt misschien ook antwoord op krimp in het onderwijs, waardoor je verschillende leerbehoeftes ook met verschillende vormen kan invullen. Ik had in mijn bijdrage daar het voorstel voor om de praktijkroute en het afstandsonderwijs eigenlijk in die flexibiliseringsagenda voor het hoger onderwijs mee te nemen.

De voorzitter:

En de vraag is?

De heer Wiersma (VVD):

Ik vraag of de heer Bruis dat een goed idee vindt en of hij daar nog iets aan toe te voegen heeft.

De voorzitter:

Een korte reactie, de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Mijn visie is dat universiteit en hbo verschillende instellingen zijn. De laatste tien jaar hebben we eigenlijk gezien dat hbo's steeds meer op universiteiten willen lijken. Ik vind dat een onterechte poging. Voor mij is het hbo de hoogst mogelijke beroepsopleiding in ons land en zo moeten we dat ook waarderen. Ik zou dan ook willen zien dat we beroepsopleidingen geven aan die hoogst mogelijke beroepsinstelling, namelijk het hbo, en dat we academisch opleiden, theoretisch, breed, aan de academische instellingen. Ik zou zelfs zo ver willen gaan dat ik wil nadenken over welke graden daar dan precies bij horen en zo. Dan zou ik willen kijken of praktijkgerichte beroepsopleidingen, die we nu aan de universiteit willen geven, niet op het hbo thuishoren, om zo veel duidelijker het eigenstandige karakter van beide instellingen te benadrukken. Dat is mijn visie. Ik heb geen concrete voorstellen daarvoor, want je haalt heel veel overhoop, dus dat doe ik niet even tijdens een doordeweeks begrotingsdebat, maar dat is wel mijn visie op die twee soorten instellingen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik wil het nog even hebben over die overheveling naar bèta en techniek in het hoger onderwijs, waarvan ook de minister erkent dat dat ergens pijn gaat doen, in de lengte of in de breedte. Nou ken ik de heer Bruins niet alleen als een bèta, maar ook als iemand met hart voor de alfa-, gamma- en medische wetenschappen.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Nou en of!

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Hoe kijkt hij aan tegen ons voorstel, omdat de consequenties voor die alfa-, medische en gammawetenschappen nog niet helder zijn, om te wachten tot dat doelmatigheidsonderzoek is afgerond en de zachte landingsmiddelen alvast te investeren waar die nood zo hoog is, in de bèta en de techniek? Hoe kijkt hij naar dat voorstel?

De voorzitter:

De heer Bruins, een kort antwoord.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Dit gaat over cijfers, dus als bèta word ik dan helemaal enthousiast.

De voorzitter:

Daar was ik al bang voor!

De heer Bruins (ChristenUnie):

En als financieel woordvoerder ook. Laat ik zeggen dat ik heel blij ben met de zachte landingsmiddelen, want een herverdeling is altijd spannend. We doen het wel in tijden van stijgende middelen, want anders zouden we sowieso een probleem daarmee hebben. Maar ik kan ook zeggen — en ik heb het ook zelf allemaal zitten narekenen met al die tabelletjes — dat er niet 200 miljoen wordt overgeheveld van geesteswetenschappen naar bèta en techniek. Dat is niet het geval. Dat is wel wat er in de media telkens als kop verschijnt, maar dat gebeurt niet. Als dat gebeurde, zouden de geesteswetenschappen in Nederland compleet weggevaagd worden. Daar zou de ChristenUnie nooit van z'n leven mee instemmen.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, ook één vraag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Daar zal ik heel goed over nadenken. Er is wel sprake van een overheveling. Er is sprake van onrust in het onderwijs. De VSNU geeft aan dat er docenten ontslagen gaan worden. Dat begint al volgend jaar. Wil de heer Bruins wel met ons meedenken over manieren om er toch voor te zorgen dat er volgend jaar geen docenten ontslagen hoeven te worden? Dat we een manier vinden waardoor er toch zekerheid komt, ook voor het hoger onderwijs?

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik vind het moeilijk voorstelbaar dat er docenten worden ontslagen. Ten eerste vindt er geen overheveling plaats. Het bekostigingsmodel wordt aangepast. Dat gebeurt iedere acht à vijftien jaar in het hoger onderwijs en het heeft consequenties voor de verdeling van het geld over de universiteiten. Er wordt niet overgeheveld tussen domeinen. Daar gaat de regering ook helemaal niet over. De maatregelen die worden genomen, zijn nog jaren weg. Dus dat er volgend jaar docenten worden ontslagen, lijkt mij lobbypraat; ik geloof er niet in.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bruins. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Ook onze fractie spreekt de hoop uit dat de heer Beertema spoedig weer onder ons zal zijn.

Stel, je kunt kiezen tussen een burnout en de middelmaat. Wat kies je dan? Aldus Michelle van Dijk van VO in actie. Wij hier moeten ervoor kiezen dat dit soort absurde keuzes helemaal niet gemaakt hoeven te worden.

Natuurlijk is er vandaag een lerarenstaking, want terwijl deze regering haar tijd en geld besteedt aan het uitdelen van onverantwoorde cadeautjes aan iedereen met een tractor, sluit zij de ogen voor de publieke sector. Baart het de minister van wetenschap geen zorgen dat tijdens de door de bio-industrie betaalde boerenprotesten een reeks drogredenen en fysieke intimidaties genoeg bleek te zijn om de toch al magere maatregelen van tafel te vegen? Hoe plaatst de minister dat in het licht van leraren die zich bij al hun acties en protesten wel netjes aan de regels hebben gehouden, maar nog steeds niet krijgen waar ze recht op hebben?

Onder het motto "trots op de boer" verdween de wetenschappelijke basis van het landbouwbeleid als sneeuw voor de zon. Maar is het kabinet ook trots op de leraren? Dat blijkt niet uit de begroting. Wederom is deze volstrekt ontoereikend, zowel voor het klimaat als voor het onderwijs. Erkent de minister dat je met incidenteel geld geen structurele gaten vult? Wat gaat de minister de mensen in het onderwijs nu wel structureel bieden, zodat kleinere klassen, minder werkdruk, meer salaris en meer handen in de klas gerealiseerd kunnen worden? Allemaal uitingen van waardering, die bovendien leiden tot een een vermindering van de kwetsbaarheid van het onderwijs.

Erkent de minister dat, om een antwoord te geven op de grote toekomstvragen waar wij als samenleving voor staan, het antwoord niet alleen moet komen van de techniek en van meer techniek en dat wij niet voorbij moeten gaan aan de grote waarde van alfa- en gammawetenschappen?

De kwetsbaarheid van het onderwijs wordt vaak misbruikt door fossiele bedrijven, waarvan het winstmodel rechtstreeks ingaat tegen de belangen van onze kinderen. Het afgelopen jaar namen de jongeren ook de leiding in het klimaatdebat. Dat maakt het des te ongepaster dat fossiele bedrijven als Shell het onderwijs met als lespakket verpakte reclames blijven bestoken. Het goede nieuws: het verzet tegen deze vormen van greenwashing groeit. Vorige week werd op dat dossier wederom een belangrijke overwinning geboekt. De Reclame Code Commissie oordeelde terecht dat Shell op zijn techniekfestival Generation Discover een misleidende boodschap verkondigde over zijn fossiele product GTL. Dank gaat daarbij uit naar het belangrijke werk van organisaties als Fossielvrij Onderwijs. Erkent de minister het belang van dit soort publieke waakhonden?

Voorzitter. Dat brengt mij bij greenwashing door anderen, zoals de jagers en de bio-industrie. Vindt de minister het moreel acceptabel dat jagers kinderen wijsmaken dat je een gezond dier helpt door het dood te schieten? Kent de minister het stuitende tijdschrift Wild, gericht op basisschoolkinderen, waarin de jagerslobby kinderen laat poseren met geweren en dode dieren? Er staat een bucketlist in waarop drijfjacht wordt gepromoot als onderdeel van een echte jachtdag. De drijfjacht is deels verboden in Nederland. Ik overhandig bij dezen een exemplaar van dit tijdschrift aan de minister. De bewindslieden hoeven er niet om te vechten, want ik heb nog een voorbeeld. Dan kunnen jullie het delen.

Voorzitter. Deelt de minister de afschuw van dit soort propaganda? Wat gaat de minister doen om de jagerslobby hierop aan te spreken? Gaat de minister een verzoek doen om dit walgelijke tijdschrift offline te halen?

Het volgende voorbeeld. Wat vindt de minister van de op kinderen gerichte website van veevoedergigant De Heus? Daarin spat de misleiding werkelijk van het beeldscherm. In de bijpassende krant, die ik ook graag laat zien en overhandig aan de andere minister, wordt kinderen wijsgemaakt dat het normaal zou zijn om pasgeboren kalfjes direct bij hun moeder weg te halen en de koe niet als dier maar als melkfabriek te zien. Kippen worden na zes tot acht weken volproppen naar de slacht gestuurd. Het krantje suggereert zelfs dat dieren in de bio-industrie van hun boeren zouden houden. Het is te cynisch voor woorden. Erkent de minister dat dit met bedrijfsbelangen doordrenkte lesmateriaal geen recht doet aan de dagelijkse hel in de bio-industrie? Hoe kijkt de minister aan tegen de rol die agrarische opleidingen kunnen spelen in de onvermijdelijke transitie naar een duurzame landbouw? Wie of wat beschermt nou eigenlijk het kwetsbare onderwijs tegen dit soort "business as usual"-praktijken, die ervoor zorgen dat de toekomst van die kinderen op dit moment in gevaar is?

Er is een vrijblijvend en onbekend convenant, waar de Reclame Code Commissie de scheidsrechter van is. Eerder stelde ik er vragen over. Gisteren ontving de Kamer de evaluatie van dit convenant, deze afspraak, waaruit blijkt dat het convenant niet bekend is en evenmin een doorslaand succes. De helft van de schoolleiders is onbekend met het convenant en de vrijblijvendheid laat bijna alles toe. Wat gaat de minister doen om deze bekendheid te vergroten en hoe kijkt de minister naar de optie om het convenant eens even tanden te geven, bijvoorbeeld door het tot wet om te werken, zoals de PvdA ooit al eens initieerde? Het mooie is dat de evaluatie van het convenant waardevolle suggesties bevat van schoolleiders en leden van de medezeggenschapsraad, bijvoorbeeld het openbaar maken van alle sponsoring en tegenprestaties, bijvoorbeeld door een onlinemeldpunt. Ook wordt gesuggereerd om enkel samen te werken met maatschappelijk verantwoorde organisaties, waarbij duurzaamheid en gezondheid van kinderen vooropstaan. Wat gaat de minister doen met deze suggesties?

Ik kom op het tweede onderdeel van mijn inbreng, over dierproeven. Normaliter zou collega Wassenberg dit inbrengen. In het voorjaar van 2016 nam de Tweede Kamer in ruime meerderheid een motie aan die vroeg om het aantal proeven op primaten, grote en kleine apen, naar nul af te bouwen. We zijn nu drieënhalf jaar verder en er wordt niet één aap minder gehouden in het BPRC, het proefdierencentrum. Er is niet één dierproef op apen minder verricht en er gaat de komende jaren geen euro minder naar het BPRC. Het budget voor proeven op apen is en blijft een kleine 10 miljoen per jaar. Dat levert veel dierenleed op en weinig wetenschappelijke resultaten. Alles blijft gewoon bij het oude.

Bij de begroting van LNV heeft mijn collega reeds het voorstel gedaan om elk jaar 1% van de honderden miljoenen die de overheid uitgeeft aan onderzoek met proefdieren, te bestemmen en te oormerken voor onderzoek zonder proefdieren. Elk jaar zou 1% van het oorspronkelijke dierproevenbudget moeten worden overgeheveld van onderzoek mét naar onderzoek zónder proefdieren. De minister van LNV vond het een interessant idee en zegde toe het te onderzoeken. Ik wil hier iets vergelijkbaars voorstellen, alleen dan met een forser percentage, ook om invulling te geven aan de breed gedeelde wens van de Kamer. Het BPRC ontvangt per jaar ruim 9,6 miljoen subsidie van het Rijk. Besteed daarvan voor 2020 verplicht zeven ton aan een onderzoek naar onderzoek zonder apen. Dat is iets minder dan 7% van het budget. En herhaal dat voor de jaren die daarop volgen, dus in 2021 14% naar dierproefvrij onderzoek en elk volgend jaar daarna 7%. Op die manier wordt het apenonderzoek van het BPRC in een kleine veertien jaar afgebouwd, wordt er voldaan aan de wens van de Kamer en krijgt het BPRC de tijd om in veertien jaar een van de leidende instituten te worden op het gebied van proefdiervrij onderzoek.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Raan. Dan geef ik het woord aan de heer Kuzu namens DENK. Toch? Nee, de heer Bisschop! Gelukkig blijft de heer Kuzu zitten; dat scheelt. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik was even bang dat u mij kwalijk nam dat ik zo veel had geïnterrumpeerd en dat u dat allemaal van mijn tijd aftrok.

De voorzitter:

Als een soort straf? Nee, hoor. Het valt wel mee.

De heer Bisschop (SGP):

Maar ik heb me in vergelijking met sommige collega's heel erg ingehouden, geloof ik.

Voorzitter. Als we de berichten over onderwijs op ons laten inwerken, dan overheersen toch vooral de sombere tonen. In de media zie je vooral de begrijpelijke zorgen over het onderwijs. Dat overheerst zozeer dat je bijna zou vergeten dat er ook heel veel goeds is en dat er heel veel is om erkentelijk en dankbaar voor te zijn. Daarom ga ik op deze Dankdag — ik kom daar straks nog even op terug — gewoon in op de zorgen die er zijn. Maar aan het slot kom ik nog even met een wat hoopvoller of opwekkender perspectief.

Allereerst het extra geld. Als we de discussies, de protesten en de artikelen volgen, dan begrijpen we heel goed dat geld niet de simpele oplossing is voor de zorgen in het onderwijs. We moeten natuurlijk wel serieus naar die financiën kijken en als we dat doen, zien we bijvoorbeeld ook dat het eerlijke plaatje is dat de loonkloof of de salariskloof tussen het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs veel smaller is geworden. Ik ben daarom wel benieuwd waarom het kabinet er niet voor heeft gekozen om die kloof verder of helemaal te dichten. Een concrete vraag, wat kost nou die ruim €100 per maand verschil in startsalaris? Dat werkt natuurlijk structureel door. Dat snap ik ook allemaal, maar ik zou daar graag inzicht in krijgen.

Incidenteel geld in het onderwijs lijkt bij uitstek het middel om onvrede aan te wakkeren, want je kunt er op dit moment wel iets mee, maar je kunt er niet echt beleid op maken. Ik vind overigens dat bij de vormgeving en de uitvoering ervan de positie van de schoolleiders bij dat extra geld nog wat zwak aan bod komt.

Het lerarentekort en de werkdruk. Het gaat vaak over te weinig beschikbare leraren en te veel werkdruk. Dan is het volgens de SGP een slecht signaal om de lat van de opleiding dan maar lager te leggen. Er is wel iets nodig als het gaat over maatwerk leveren in de wettelijke eisen. Op dat punt sluit ik me aan bij de vraag van collega Bruins van de ChristenUnie over de kleuterjuf van vroeger en de splitsing van de pabo of in elk geval het halen van een afzonderlijke bevoegdheid als kleuterjuf. Kunnen we op dit punt snelle en gerichte aanpassingen verwachten?

Voorzitter. Er is terecht ook veel frustratie over de extra rompslomp door onder meer onderzoeken. Bij het in kaart brengen van het eigen vermogen van samenwerkingsverbanden lijkt de inspectie bijvoorbeeld een buitensporig uitvoerige uitvraag te hebben gedaan. En dat kan toch niet de bedoeling zijn. Natuurlijk willen we daar een duidelijk beeld van hebben, maar als het goed is, bieden de jaarverslagen in principe al voldoende informatie, gelet op de waslijst aan eisen die aan die jaarverslagen worden gesteld. Een vraag aan de minister: wat gaat de minister doen om iets dergelijks in de toekomst te voorkomen? Wat gaat hij dus doen om die extra rompslomp bij zo'n incidenteel onderzoek te voorkomen?

Het passend onderwijs. Scholen worden nog al eens gehinderd bij het leveren van maatwerk dat voor leerlingen, ouders en scholen beter is. De inzet van bekostiging voor plaatsing van leerlingen in het particulier onderwijs blijven een splijtzwam. Ik snap dat we daar terughoudend en voorzichtig in moeten zijn, maar hier moet wel enige ruimte in komen, willen we bijvoorbeeld het aantal thuiszitters naar beneden brengen. De opstelling van het ministerie en de inspectie blijkt niet altijd eenduidig. Mijn vraag aan de regering: is het een idee om op dit dossier de Onderwijsraad eens om advies te vragen? Hoe kijkt de Onderwijsraad aan tegen de verhouding publiek bekostigd en particulier onderwijs? En hoe zou dat elkaar kunnen versterken, waarmee met name kwetsbare kinderen geholpen zouden kunnen worden?

Voorzitter. Ik had een punt over sollicitanten met een uitkering die enkel solliciteren om aan hun sollicitatieplicht te voldoen en die daartoe de meest idiote briefjes sturen. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de vraag van collega Rog van het CDA.

Dan vraag ik specifiek aandacht voor de positie van het Reformatorisch Samenwerkingsverband Passend Onderwijs. Wat de doelstellingen betreft, sluit hun inzet tegen het lerarentekort aan bij de subsidieregeling voor regionale plannen. Is de minister bereid om te kijken hoe dit landelijke samenwerkingsverband hieraan kan meedoen? Het gaat immers om een landelijke regio, waardoor samenwerking binnen de verschillende regio's zelf wat minder voor de hand ligt.

Dan iets over het leenstelsel. Het huidige stelsel is niet houdbaar; dat is voldoende gebleken. Vooral de studenten uit de middeninkomens hebben het buitengewoon zwaar. Inmiddels is er gelukkig de brede Coalitie-Y, die het leenstelsel wil aanpakken. Ik heb het al gezegd: we zouden een mooie eerste stap kunnen zetten, want de tijd van warme woorden, werkgroepen, overleggen en beraad is echt voorbij. Als we wachten tot na de verkiezingen, laten we studenten nog zeker drie jaar in de kou staan. Daarom heeft de SGP samen met GroenLinks — dank daarvoor — een amendement ingediend om de toekenning van de aanvullende beurs uit te breiden. Dat is het amendement op stuk nr. 25. Het gaat om een simpele wijziging die vanaf het komende studiejaar mogelijk is. Het is veel minder complex dan het wetsvoorstel voor verlaagd collegegeld. Dat kon binnen vier maanden ingevoerd worden. Het amendement voorziet qua invoeringsdatum medio volgend jaar. We hebben dus nog ruim de tijd om dat ook netjes wettelijk te verankeren. Ook de dekking moet de minister van Onderwijs deugd doen. Graag hoor ik dus haar reactie.

De minister van Onderwijs is vanuit het emancipatiebeleid veel bezig met gelijke behandeling. Daarom leg ik haar nu de merkwaardige situatie voor die dit voorjaar door RTL werd beschreven, namelijk van een vader met een 17-jarige tweeling, Jurian en Jarno. Het gekke is dat hij voor vwo'er Jurian kinderbijslag krijgt, maar voor hbo-student Jarno, die de havo heeft gedaan, niet. De redenering is dat Jarno kan lenen en dus niets nodig heeft, terwijl de praktijk laat zien dat vader en zoon juist meer nodig hebben. Vindt de minister dit een eerlijke vorm van gelijke behandeling? Of wordt het echt tijd om hier wat aan te doen? Ik begrijp de knelpunten, want de ene financiering ligt bij het ene ministerie en de andere financiering ligt bij het andere ministerie, maar aan dat soort verkokerbeleid heeft de burger niets. Ik zou hier echt een passende oplossing voor willen zien.

Voorzitter. Het thuisonderwijs wordt ook in het regeerakkoord genoemd, maar er wordt nog niet zo veel werk van gemaakt. We weten allemaal dat de huidige wet op allerlei punten en voor allerlei groepen rammelt. Is de minister bijvoorbeeld bekend met hoogbegaafde leerlingen die zelfs op zogenaamde leonardoscholen onvoldoende meekrijgen? Evenals in het buitenland kan thuisonderwijs in zo'n situatie soelaas bieden, maar dan moet dat wel ordentelijk geregeld zijn. Het baart de SGP ook zorgen dat in allerlei gemeenten de druk op ouders wordt opgevoerd als ze een beroep doen op de wettelijke vrijstelling wegens gewetensbezwaren. Gemeenten dreigen zelfs met een melding bij Veilig Thuis wanneer ouders een beroep doen op hun wettelijke recht. Dit kan toch niet? Dit staat toch haaks op de rechtsstaat die we zeggen te zijn? Gaat de minister dit bespreken, onder meer met de gemeenten en Ingrado, de organisatie van leerplichtambtenaren? De minister heeft al laten zien dat hij gemeenten op de vingers durft te tikken als de wet niet goed wordt uitgevoerd. Ik wil hem graag aanmoedigen ook hierin een goed en zorgvuldig beleid te voeren, ook richting de gemeenten.

Voorzitter. Tot slot iets over danken en staken. Vandaag is een bijzondere dag in de protestants-christelijke traditie. De eerste woensdag van november is namelijk dankdag. Op deze dag midden in de week wordt het dagelijkse werk zo veel mogelijk gestaakt. Dat is wat anders dan het staken van de onderwijsmensen, zoals we dat vandaag hebben gezien. Er wordt tijd genomen om onze goede God te danken voor het vele goede dat Hij ons schenkt.

Er zijn inderdaad zorgen. Met de collega's schrik ik van de afwezigheid van collega Beertema. Ik leef ook zeer met hem mee en wens hem heel veel sterkte. Er zijn zorgen, moeilijkheden en verdriet. Desondanks blijft er veel om dankbaar voor te zijn. Hij houdt de wereld in stand, ook als Hij het hartgrondig oneens is met wat wij mensen soms doen. Die blijde boodschap van het evangelie is er in ons land. Alleen al daarom is het groots dat we vandaag dankdag mogen hebben. Ik moet zeggen dat ik die vandaag door mijn aanwezigheid hier zelf niet heb kunnen praktiseren. Ik hoop dat vanavond een beetje te kunnen compenseren.

De voorzitter:

Dat hoop ik ook voor u.

De heer Bisschop (SGP):

Er is ook reden voor dankbaarheid om in aanwezigheid van al deze collega's dankdag te mogen vieren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dat is toch weer mooi geformuleerd, zoals altijd. Dank u wel, meneer Bisschop. Dan geef ik nu het woord aan de heer Kuzu namens DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil in de eerste plaats mijn collega Beertema heel veel sterkte wensen. Hoewel wij verschillende beelden hebben over de wereld, de maatschappij en de mensen, vond ik hem altijd een verrijking voor het debat. Ik wens hem, zijn familie en zijn fractie echt heel veel sterkte toe in de komende periode.

Voorzitter. Onderwijs is het fundament van alles. Onderwijs is ontwikkeling en vooruitgang. Onderwijs is gelijke kansen. Onderwijs is de bron van onze welvaart en ons welzijn. Onderwijs is ook de belangrijkste bezigheid van onze kinderen en jongeren. Zij hebben het tegenwoordig niet makkelijk. De jongeren zuchten onder een hoge prestatiedruk van onze samenleving, die steeds meer van hen verwacht. De jongeren zuchten onder onbetaalde woonlasten. De jongeren zuchten onder steeds meer flexibilisering van de arbeidsmarkt. De jongeren gaan ook nog de toenemende vergrijzing betalen met steeds hogere pensioenpremies en steeds hogere zorgkosten. Eigenlijk is het in deze tijd niet zo leuk om jong te zijn, maar ik zou er wel naar terug willen.

Onderzoek na onderzoek laat zien dat deze generatie Y, ook wel de millennials genoemd, het niet makkelijk heeft. De politiek zou deze jongeren eigenlijk moeten helpen. De politiek zou oplossingen moeten aandragen. Vandaag doen wij dat op drie punten:

  • -een plan om de effecten van de basisbeurs enigszins te compenseren door de ov-studentenkaart te flexibiliseren;

  • -waardering voor de leraren en de onderwijsassistenten;

  • -een pleidooi voor het behoud van vrijheid van onderwijs.

Voorzitter. In 2015 is de basisbeurs afgeschaft en is het asociale schuldenstelsel ingevoerd. In plaats van een basisbeurs van circa €300 per maand moet sinds 2015 alles geleend worden. En in plaats van kwijtschelding na 15 jaar wordt de studieschuld nu pas definitief kwijtgescholden na 35 jaar. Pas vlak voor je pensioen ben je eindelijk van je studieschuld af. Het asociale schuldenstelsel voelt als een loden last voor generatie Y. Met als gevolg dat studenten hun werkzame leven beginnen met een studieschuld van €20.000. Met als gevolg dat studenten €40.000 minder hypotheek kunnen krijgen en gelijk op achterstand staan op de toch al krappe woningmarkt. Met als gevolg dat sommige studenten niet doorstuderen als gevolg van leenaversie.

Elke jongere die kansen mist als gevolg van het asociale schuldenstelsel is er één te veel. In dit welvarende land zou dat helemaal niet nodig moeten zijn. Het is dan ook onbegrijpelijk dat politici die aan de wieg stonden van het asociale leenstelsel — denk aan langstudeerders als Rutte en Pechtold — deze generatie studenten niet datgene gunnen waar ze zelf ruimschoots gebruik van hebben kunnen maken. Dat is oneerlijk.

Tot de tijd dat het asociale leenstelsel wordt afgeschaft, wil de fractie van DENK graag nog een tussenoplossing voorleggen om de situatie voor de studenten iets te verbeteren. Dat hoeft niet veel geld te kosten. Studenten hebben op dit moment de ov-studentenjaarkaart. Hiermee mogen ze óf in het weekend, óf op doordeweekse dagen gratis reizen. Buiten de gekozen periode moet worden bijbetaald. Volgens de gegevens van DUO kost dit elke student gemiddeld dan toch weer €63 per maand. Het voorstel van DENK is om de ov-studentenjaarkaart flexibel te maken. Geef iedere student 220 dagen per jaar waarop gratis gebruikgemaakt kan worden van het openbaar vervoer. Als je bijvoorbeeld op dinsdag niet hoeft te reizen, maar op zaterdag langs je ouders wil, zou dat moeten kunnen. Dit zal studenten een steuntje in de rug geven in deze moeilijke tijden.

Graag overhandig ik dit voorstel via de bode aan de minister van Onderwijs. Ik zou het op prijs stellen als de minister in tweede termijn op dit voorstel reageert. In deze tijden is het belangrijk dat je je onderscheidt van je collega's. De collega's van de ChristenUnie hebben ook een actieplan, dus ik heb een strikje om dat van ons gedaan. Ik heb voor beide ministers een exemplaar evenals voor de collega's.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Kuzu (DENK):

Dit is eigenlijk een cadeautje. Het hoeft niet veel geld te kosten. Ik zie graag een reactie tegemoet.

Voorzitter. De fractie van DENK heeft tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen een motie ingediend om het asociale leenstelsel af te schaffen en de basisbeurs weer in ere te herstellen. Tot onze vreugde werd deze motie gesteund door de voltallige oppositie. Een steun van 74 zetels is in sommige gevallen een voorbode van een echte verandering, zeker nu de oppositie 75 zetels telt.

Wat ook een teken aan de wand is, is dat twee coalitiepartijen die tegen deze motie stemden, namelijk het CDA en de ChristenUnie, publiekelijk hebben aangegeven af te willen van het asociale leenstelsel. Er is dus een potentiële ruime Kamermeerderheid om dat te halen. De minister-president gaf tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen aan dat dit inzet zou moeten zijn van een volgende formatieronde, maar volgens mij kunnen we er direct mee aan de slag.

Voorzitter. De opbrengst van deze crisismaatregel is ook relatief heel beperkt als je naar de hele rijksbegroting kijkt. We hebben het eigenlijk maar over 0,3% van de gehele begroting. De getroffen groep wordt wel onevenredig hard geraakt. En dan te bedenken dat deze 1 miljard aan bezuinigingen is gerechtvaardigd door te beloven dat dit bedrag weer geïnvesteerd zou worden in de kwaliteit van het hoger onderwijs. Het is ons niet duidelijk wat er de afgelopen vier jaar is gedaan met deze 4 miljard euro die van studenten is afgepakt. Wat is nu de stand van zaken met betrekking tot die 4 miljard euro? Klopt het dat dit bedrag nog niet is besteed?

Wat we ook niet moeten hebben, is dat het geld projecten gaat zoeken. Dat is te allen tijde de verkeerde volgorde. Ik heb nog liever dat die 4 miljard euro wordt geïnvesteerd in het lerarentekort, want onderwijs is ook spreiding van kennis, macht en inkomen. En daarover sprak minister-president Joop den Uyl in de jaren zeventig. Velen, ook onze kiezers, zijn hem daar nog steeds dankbaar voor. De PvdA was toen links en sociaaldemocratisch, in de oppositie maar ook in de regering. De PvdA is 40 jaar later gelukkig nog wel links en sociaaldemocratisch in de oppositie, maar eenmaal in de regering schudt men de ideologische veren met speels gemak af. Zo voerde de PvdA-onderwijsminister Jet Bussemaker het asociale leenstelsel in, met ingang van september 2015. Nu beweert de huidige PvdA-fractie van dat stelsel af te willen. Nu roept de PvdA heel hard dat de lerarensalarissen omhoog moeten, maar toen de PvdA aan de knoppen zat, hebben ze jarenlang de nullijn gehanteerd, waardoor leraren er geen cent bij kregen.

Het kabinet-Rutte/Asscher heeft een bikkelhard bezuinigingsbeleid gevoerd. Sommige gevolgen van dat bezuinigingsbeleid, zoals het verdwijnen van de verzorgingshuizen en van grote delen van de thuiszorg, zijn moeilijk of onmogelijk weer te herstellen. Maar een ander heikel punt, namelijk het lerarentekort, kan wél worden hersteld. De verhalen over te grote klassen, uitgevallen lessen, onbevoegde leraren voor de klas en een te hoge werkdruk blijven onophoudelijk binnenstromen. In Amsterdam heeft een school zelfs de deuren moeten sluiten vanwege het lerarentekort. Natuurlijk ging het al langer niet goed met deze school, maar dan nog is de situatie schrijnend. Vandaag is er opnieuw een grote en terechte lerarenstaking door het hele land. Ik vraag me af: waarom is de minister niet bereid even goed naar de leraren te luisteren als zijn collega van Landbouw luistert naar de boeren en de bouwers? Waar blijft de structurele loonsverhoging waarom wordt gevraagd? Dat moeten we toch kunnen opbrengen op een rijksbegroting van 302 miljard euro? We hebben nu al vijf jaar een overschot op de begroting. Het geld klotst tegen de plinten, maar dit krijgen we niet voor elkaar.

Voorzitter. De 460 miljoen euro die vrijdag is geboden, bestaat voor meer dan 96% uit incidenteel geld. Voor het bestrijden van het lerarentekort gaat dit natuurlijk niet helpen. Klopt het dat we in 2030 circa 6.000 leraren te weinig zullen hebben? Wie gaan die 6.000 lege klassen in 2030 uitleggen dat minister Slob in 2019 dacht met een eenmalige fooi het lerarentekort op te lossen? Dat is een druppel op een gloeiende plaat.

Wat ons betreft zou de minister een voorbeeld moeten nemen aan minister Toxopeus. Dat zou met name de VVD als muziek in de oren moeten klinken, omdat hij van VVD-huize was. In 1963 was er namelijk een Toxopeusronde. De jarenlang onderbetaalde ambtenaren kregen van minister Toxopeus eindelijk een forse loonsverhoging, waardoor het weer aantrekkelijk werd om in de publieke sector te werken. Want onderbetaling is uiteindelijk zeer schadelijk voor de kwaliteit van een hele sector. Maar als minister Slob op deze manier doorgaat, zal het gezegde Oost-Indisch doof veranderen in slobbiaans doof, want te veel moties en te veel voorstellen van de Kamer worden standaard ontraden. Terwijl bijvoorbeeld minister Ollongren strooit met oordeel Kamer, is deze minister de minister van nee, nee en nog eens nee. Het lijkt erop dat deze minister van njet de Kamer als vervelend tussenstation beschouwt tussen zijn ongetwijfeld drukke bezigheden.

Voorzitter. Wij zijn hier in de Tweede Kamer heel erg goed om onze waardering te laten blijken voor die beroepsgroep die een belangrijke rol heeft in het leven van onze kinderen. In woorden zijn we daar heel goed in, maar in daden? Het is tijd om boter bij de vis te leveren. Volgens het kabinet is het lerarentekort een topprioriteit. Bij een topprioriteit hoort ook het structureel beschikbaar stellen van geld voor een forse loonsverhoging. Wat de fractie van DENK betreft worden de salarissen in het primair onderwijs gelijkgetrokken met die in het voortgezet onderwijs.

Voorzitter, ik zie dat ik uit mijn tijd loop. Ik zal het vervolgens compenseren. Daar kunt u op rekenen.

Voorzitter. Ik wil de minister vragen of hij net als Toxopeus een salarisronde gunt aan de leraren, in dit geval niet een Toxopeusronde maar misschien een Slobronde die de geschiedenisboeken in gaat. Of gaat hij liever de geschiedenisboeken in als de afknijper en de afknapper van het basisonderwijs? Ik wil graag een reactie.

Voorzitter. Het beroep van de basisschoolleraar daalt helaas, jammerlijk genoeg in aanzien. Vroeger was je als leraar een dorpsnotabele, samen met de notaris en de dominee. Maar laten we eerlijk zijn: nu heerst het gevoel dat je voor het verkeerde beroep hebt gekozen. Dat is natuurlijk niet waar. Precies daarom moeten we het beroep niet alleen in woord waarderen, maar ook in daad.

Daarbij komt ook nog — daar heeft de collega van de ChristenUnie terecht op gewezen — dat dit prachtige beroep een mannelijke emancipatieslag nodig. Wat is eigenlijk de reden dat 85% van de leraren op de basisschool vrouw is en slechts 15% man? Waarom is het beroep kennelijk niet aantrekkelijk genoeg voor mannen? Ook in andere opzichten kan het wel wat beter met de diversiteit. Ik vraag daarom aan de minister of hij bereid is om doelen te stellen die hij jaarlijks kan monitoren en kan beoordelen op de bereikte vooruitgang.

Voorzitter. Ik kom op mijn derde en laatste punt, namelijk de vrijheid van onderwijs en de vrijheid van richting en inrichting van scholen. Zoals bekend is dit recht in de Grondwet verankerd in artikel 23. Het tweede lid van artikel 23 luidt dat het geven van onderwijs vrij is. In het zevende lid wordt geregeld dat het bijzonder onderwijs naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas wordt bekostigd. Dit is natuurlijk een historisch uitvloeisel van de schoolstrijd van ongeveer 100 jaar geleden, toen ook het algemeen kiesrecht werd ingevoerd.

De grondwettelijke vrijheid van onderwijs is een groot goed, maar helaas zie ik dat er steeds meer en meer aan wordt geknabbeld. De PVV is daar tenminste eerlijk over. Zij zeggen heel duidelijk dat ze islamitisch onderwijs willen verbieden. Maar zoals wel vaker, moet ik tot mijn spijt constateren dat andere politieke partijen ook in die richting werken. Laat ik er heel duidelijk over zijn: individuele organisaties, individuele scholen of individuele leraren die een boodschap van haat prediken, moeten keihard worden aangepakt. Maar om vanwege een aantal berichten een hele onderwijsstroming het leven zuur proberen te maken, dat kan gewoon niet. Ik ken heel veel leraren in het islamitisch onderwijs die zich dag in, dag uit keihard inzetten om kinderen klaar te stomen voor een toekomst waarin ze verdraagzaam met anderen die niet hun opvatting delen samen kunnen leven en die leraren hebben vandaag ook deelgenomen aan de landelijke stakingsactie. De grondwettelijke verworvenheid van vrijheid van onderwijs mag niet vertrappeld worden vanwege islamofobe onderbuikgevoelens.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Raan heeft nog een vraag.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik hoorde de heer Kuzu net zeggen dat politieke partijen proberen het islamitisch onderwijs in Nederland te beperken, dacht ik. Mijn eerste vraag is of ik dat goed heb gehoord.

De heer Kuzu (DENK):

Dat klopt.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik ben altijd bereid tot leren, dus ik zou willen vragen op welke manier de Partij voor de Dieren het islamitisch onderwijs in Nederland probeert te beperken.

De heer Kuzu (DENK):

Laat ik u uitzonderen. Ik heb niet gezegd dat alle politieke partijen dat doen. Ik heb een aantal politieke partijen genoemd en wie de schoen past, trekke hem aan.

De voorzitter:

Oké. Dank u wel. Dan geef ik nu het woord, tot slot, aan de heer Baudet namens Forum voor Democratie.

De heer Baudet (FvD):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. We spreken vandaag over onderwijs én cultuur. Beide verkeren in crisis.

De heer Paternotte (D66):

Voorzitter?

De voorzitter:

Ik weet ongeveer wat u gaat zeggen, meneer Paternotte.

De heer Paternotte (D66):

Daar hebben we een ander debat voor, voor cultuur. Maar ik ben wel blij dat de heer Baudet aan een onderwijsdebat deelneemt. Dat wil ik wel even gezegd hebben.

De voorzitter:

Oké. Dat is ook fijn. Voor u hetzelfde, meneer Kwint?

De heer Kwint (SP):

Ik wil alleen de tip geven dat het debat over cultuur over anderhalve week is.

De heer Baudet (FvD):

Ik spreek vandaag tussen onderwijs en cultuur. Tot mijn teleurstelling hebben niet alle ambtsgenoten het verband tussen die twee gezien en hebben ze zich louter tot onderwijs, onderwijs in de enge zin des woords, beperkt. Ik wil het breder trekken, want beide verkeren in crisis. Het onderwijs is al decennia slachtoffer van stupide gelijkheidsdenken, marktwerking, fusiedwang en managementtargets. Een scheppend nihilisme dat Partij van de Arbeid, D66, de VVD en alle andere linkse partijen op hun geweten hebben en dat ons onderwijs uiteindelijk ten prooi heeft doen vallen aan een duizelingwekkend aftakelingsproces waarin over de gehele linie een steeds grotere ravage zichtbaar is geworden.

Zelfs eerstejaars op de Universiteit Leiden, waar ik jarenlang les heb gegeven, die dus zes jaar vwo achter de rug hadden, hadden nog niet het meest elementaire benul van Nederlandse spelling, hadden geen flauw idee wie Mao Zedong of Willem van Oranje waren en hadden geen enkele concentratiespanne. Als dat daar al het geval is, laat het zich uittekenen hoe het met dat soort basisvaardigheden gesteld is onder de rest van de nieuwe generatie. Het onderwijs faalt dus en cultuur verkeert al in een even beklagenswaardige toestand. De twee zijn niet los van elkaar te zien: onderwijscrisis en cultuurcrisis.

Wij zijn als Forum voor Democratie ten diepste betrokken op deze thema's. Wij geloven niet dat de Staat, een alsmaar uitdijende staatsbureaucratie, de grote issues op kan lossen. Evenmin denken wij dat de vrije markt, het spel van vraag en aanbod, als een strijkijzer de plooien in de samenleving kan gladstrijken. Het succes van een beschaving, de kracht, is de mensen zelf, de gedeelde cultuur, de worteling, de verbondenheid, het spiritueel en moreel kapitaal.

De meesten hier willen wel de vruchten maar niet de boom. Dat is de kern van onze kritiek op het partijkartel, de kern van onze kritiek op het beleid van de afgelopen decennia. Omdat wij denken dat de samenleving een organisch geheel is, dat alleen de kracht in zichzelf kan vinden, zijn wij zo tegen massale immigratie, bijvoorbeeld, die alsmaar doorgaat en alsmaar wordt aangewakkerd. Daarom zijn wij ook tegen de Europese Unie, die onze integriteit en onafhankelijkheid overneemt. Wij zijn voor een nationale Staat. Wij zijn voor een kleine overheid met zelfredzame mensen. Wij zijn tegen moderne architectuur, precies om die reden. Je kan namelijk geen organische samenleving hebben als de woningbouw niet aansluit op de menselijke maat. Dat zijn allemaal zaken die in elkaar grijpen, die logisch verband houden met elkaar. Daarom zien wij in het onderwijs en in de cultuur de absolute kern van wat wij als overheid moeten formuleren, waar de Staat een positie in moet innemen.

Maar hoe kan het onderwijs op orde worden gebracht in een samenleving die in een culturele crisis verkeert als het doel van het onderwijs is mensen hun plek te wijzen in de samenleving? Die samenleving biedt eigenlijk helemaal geen thuis meer, die biedt eigenlijk helemaal geen plek meer. Wat kan het onderwijs dan eigenlijk doen? Waarnaartoe verwijst het mensen door? Als wij allen ontworteld zijn, hoe kunnen we dan wortel schieten in een opleidingsinstituut? Is het eigenlijk wel gek dat, als je uitzoomt en een land ziet dat zijn identiteit niet meer wil verdedigen, een beschaving die aan oikofobie ten prooi is gevallen, die aan pathologische zelfhaat lijdt, die haar grenzen opengooit, haar eigen geschiedenis verloochent, haar eigen religie bespot, een samenleving die haar eigen cultuur niet meer wil uitdragen, ook een ravage, een ruïne, van een onderwijsstelsel heeft? Dat is eigenlijk heel logisch. Die twee zijn volstrekt causaal en logisch met elkaar verbonden.

Ik kom uit een onderwijsfamilie. Mijn ouders zijn allebei hun hele leven in het onderwijs werkzaam geweest, mijn grootvader ook, zijn vader ook. Al 200 jaar zitten de Baudetjes in het onderwijs. Zelf heb ik ook tien jaar op verschillende onderwijsinstellingen gewerkt als docent, als student-assistent, op allerlei manieren, voordat ik de sprong naar de politiek waagde. Van huis uit ben ik mij dus ten diepste bewust van het enorme belang van onderwijs, van de tomeloze inzet die docenten elke dag ten beste geven, van het vaak beperkte salaris, maar ook van de enorme voldoening die het kan opleveren om samen met jonge mensen iets te bereiken en jonge mensen te helpen het beste uit zichzelf te halen.

Daarom voel ik ook zo mee met docenten die vandaag aan het staken zijn, de docenten die vandaag van zich laten horen. Forum voor Democratie en ook ik persoonlijk willen heel graag voor hen opkomen en net als zij ben ik woedend vanwege de afgelopen decennia van roofbouw op het onderwijs. De filosofie die vanuit de gevestigde partijen is uitgedragen, is fundamenteel verkeerd. Het fusiedenken, het managementdenken, de lagen van management die zijn opgetuigd, de gigaonderwijsinstellingen; al die zaken horen samen bij het beleid van de afgelopen decennia. Dat moet anders.

De heer Kwint (SP):

Als meneer Baudet samen met de docenten zo woedend is, dan ben ik wel benieuwd waarom hij consequent tegen onze voorstellen gestemd heeft om de loonkloof te dichten.

Maar mijn vraag ging over iets anders. Meneer Baudet heeft het over de Nederlandse samenleving, de Nederlandse traditie en zegt dan in een bijzin: een cultuur die zijn eigen religie bespot — ik noem een van de voorbeelden die hij noemt — is eigenlijk gedoemd te mislukken. Nou is meneer Baudet ook bezig met een mooie serie over Nederlandse denkers uit het verleden.

De voorzitter:

En de vraag is, meneer Kwint?

De heer Kwint (SP):

Als je dan bijvoorbeeld kijkt naar Erasmus, is de Lof der zotheid volgens mij een stuk cultureel erfgoed waar wij heel erg trots op mogen zijn en waarin juist die spot, het bespotten van jezelf, je eigen traditie, je eigen samenleving en de mensen om je heen, centraal staat. Hoe ziet meneer Baudet bijvoorbeeld Erasmus in zo'n traditie?

De heer Baudet (FvD):

Wij hebben tegen alle moties gestemd om de loonkloof te dichten, niet omdat wij niet vinden dat onderwijzers in het lager onderwijs, het basisonderwijs, beter betaald zouden moeten worden, want dat vinden wij wél, maar omdat wij niet vinden dat zij precies hetzelfde moeten verdienen als mensen in het middelbaar onderwijs. Dus wij zijn ervoor om over de hele linie de salarissen voor onderwijzers en leraren te verhogen. Dat kan ook makkelijk als we de twee megaprojecten waar de gehele gevestigde politiek zich in heeft vastgebeten loslaten, ten eerste de massale en alsmaar voortgaande immigratie en ten tweede de klimaatgekte. Dat kost ons tientallen, honderden miljarden. Daar gaat al het geld dat wij met z'n allen verdienen naartoe. Daarom treedt die enorme verschraling in de publieke sector op. Dus wij hebben daar een heel duidelijk, heel simpel, heel overzichtelijk alternatief voor. Daar zullen we ook altijd voor stemmen. Maar wat wij niet willen is inderdaad het SP-gedachtegoed, en dat is iedereen precies hetzelfde betalen. Volgens mij is dat niet verstandig. Volgens mij moet je wel degelijk mensen die op een hoger niveau lesgeven meer betalen. Dat past in het loongebouw van een samenleving en dus ook van een overheid waar ik in geloof.

Dan over Erasmus. Ik weet niet of u specifiek een vraag wilde stellen over zijn boekje Lof der zotheid of over zijn oeuvre in het algemeen. Erasmus wordt niet voor niets bijvoorbeeld door Stefan Zweig in verschillende werken geroemd als de laatste man die nog de eenheid van Europa kon bewaken in tijden van de Reformatie, enzovoorts. Erasmus heeft denk ik bij uitstek een ongelofelijk belangrijke rol gespeeld in het proberen te verdedigen en verenigen van de christelijke wereld, wel natuurlijk ook met spot, met ironie en met allerlei manieren van tegen de traditie aan kijken, zoals we dat ook altijd hebben gedaan. Bij uitstek ook het christendom heeft een soort van ironische kant ...

De voorzitter:

Goed.

De heer Baudet (FvD):

... omdat het benadrukt, in die vier evangelies van het Nieuwe Testament, dat er altijd een afstand zit tussen wat de werkelijkheid is van de geloofstheorie en wat mensen kunnen vertellen, want die vier evangelies spreken elkaar tegen enzovoorts. Dat zit er natuurlijk ook bij Erasmus heel erg in. Maar ik zie hem zeker niet als een nihilist, als u dat bedoelt. Absoluut niet.

De voorzitter:

Is het u helder, meneer Kwint?

(Hilariteit)

De heer Kwint (SP):

Het eerste deel wel.

De voorzitter:

Nou, het tweede deel denk ik ook. Nu een volgende concrete vraag.

De heer Kwint (SP):

Nee. Nee. Meneer Baudet zegt dat het simpel en overzichtelijk is en dat hij het terecht vindt dat mensen op de basisschool minder verdienen dan mensen op de middelbare school. Ik ben dat met hem oneens, maar dat is een legitiem standpunt ...

De heer Baudet (FvD):

Maar ik vind wel dat allebei de groepen meer moeten verdienen dan nu.

De voorzitter:

Nee, nee, meneer Baudet! Meneer Baudet!

De heer Baudet (FvD):

Mevrouw Arib.

De voorzitter:

De heer Kwint is aan het woord.

De heer Kwint (SP):

... en hij eindigde zijn verhandeling over Erasmus met de vraag of dat was wat ik bedoelde. Nee, dat was helemaal niet wat ik bedoelde. Ik bedoelde dat Erasmus juist in de West-Europese traditie een schoolvoorbeeld is van het door middel van ironie en spot beschouwen van onze eigen cultuur, terwijl u zegt, in een bijzin, dat een cultuur die zichzelf bespot ten dode is opgeschreven. Dus de vraag is heel simpel: hoort Erasmus er nou wel bij, komt er nog een filmpje over Erasmus, of niet?

De heer Baudet (FvD):

Ik denk dat het hier gaat om verschillende semantische duidingen van het concept "spotten". Ik heb helemaal niets tegen spotten, maar ik heb wel iets tegen een beschaving die niets anders meer kan dan haar eigen tradities, religies enzovoorts beschimpen, bespotten en belachelijk maken. Volgens mij is er een belangrijk onderscheid. Volgens mij kennen we dat allemaal in het leven. Een cabaretier is grappig — nou, ik vind ze meestal niet grappig, het zijn meestal linkse eikels — als hij naast het bespotten van van alles en nog wat ook een verhaal weet te vertellen. Precies die balans maakt grote kunst. Flaubert, hetzelfde verhaal: een schrijver, die Madame Bovary voortdurend belachelijk maakt en tegelijkertijd een dieptragisch, innerlijk conflict neerzet in een hele serieuze roman. Iets serieus neerzetten — kunst, religie enzovoorts — kan niet zonder enige zelfspot en zelfrelativering. Maar op het moment dat dat het enige is wat er nog is — en daar lijkt het nu soms op — dan is dat heel triest en heel verdrietig. Als onze nieuwe generatie niets anders meer weet over het christendom dan "dat was heel erg, omdat het verantwoordelijk was voor de kruistochten, punt", dan is dat heel verdrietig. Maar dat betekent niet dat je, als je heel veel weet over wat het christendom allemaal gebracht heeft, niet ook oog kan hebben voor de schaduwkanten. Dat is wat ik bedoel.

De voorzitter:

Goed. Dan ga ik naar de heer Van Raan.

De heer Baudet (FvD):

Wij zien alleen nog maar schaduwkanten! Dat is een teken van ziekte; dat is een symptoom van oikofobie.

De heer Van Raan (PvdD):

Aan de ene kant is er natuurlijk een erg voor de hand liggend verband tussen enerzijds de staat van het onderwijs, zoals de heer Baudet die nu schetst, namelijk dat het een grote puinhoop is, en anderzijds 200 jaar Baudetjes in het onderwijs. Misschien moeten we dat niet doen, misschien is dat flauw. Ik heb wel nog een vraag over het volgende. De heer Baudet schetst een verband tussen cultuur en onderwijs. Dat onderschrijf ik. Ik denk dat daar een groot verband tussen zit. Maar ik ben heel benieuwd naar de manier waarop de heer Baudet die cultuur nu zou willen beschrijven. Want het lijkt erop dat hij haar beschrijft als iets vaststaands, als iets wat we nu moeten vasthouden. Daarmee loopt hij het gevaar zich schuldig te maken aan culturele verstening. Want wat is nou precies de cultuur die hij wil beschermen? Is dat die van 1850, die van 1950 of die van nu? Wat is nou het cultuurbeeld dat we moeten vasthouden volgens de heer Baudet, waarin het onderwijs dan een bepaalde rol speelt?

De voorzitter:

Oké, helder. De heer Baudet.

De heer Van Raan (PvdD):

Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat we Nederland niet groter moeten maken maar dat we Nederland weer kleiner moeten maken.

De voorzitter:

Meneer Van Raan, dit is een hele bijdrage. Dit is geen interruptie.

De heer Baudet (FvD):

Maar ik vind het eigenlijk een heel goeie vraag.

De heer Van Raan (PvdD):

Dit is bijzonder irritant, want we zijn even in gesprek.

De voorzitter:

Nee, u bent niet in gesprek!

De heer Baudet (FvD):

Nou ...

De voorzitter:

Nee, u bent in debat met elkaar. En dan moet u gewoon een vraag stellen, en kort ook. Dat geldt ook voor u, meneer Baudet.

De heer Van Raan (PvdD):

Nou, dat was mijn vraag.

De heer Baudet (FvD):

Ik onderschrijf het impliciete punt dat cultuur zich altijd ontwikkelt, open is en dat het onzinnig is om te zeggen: ik wil dat de rivier precies is zoals hij een uur geleden was. Dat kan niet; alles stroomt. Maar ik denk dat op het moment dat je meer van je eigen verleden gaat houden, de toekomst ook zichtbaarder wordt. Wat we nu doen is uiteindelijk, als je naar de diepste filosofische laag gaat, een cultuurmarxistische poging om nieuwe mensen te creëren, die niet gehinderd zouden worden door autoritaire structuren, waardoor we een betere samenleving zouden krijgen. Dat werkt niet. Dat zien we gewoon. We moeten mensen dus weer gaan wortelen. Mensen moeten weer dingen leren, mensen moeten gezagsverhoudingen leren. Ik denk dat we over het algemeen kunnen zeggen dat het in de afgelopen 2.000 jaar een stuk beter ging dan de laatste 40 jaar.

De voorzitter:

De heer Paternotte, één vraag.

De heer Paternotte (D66):

Ik heb een vraag over iets in onze eeuw.

De voorzitter:

Of was u eerder, mevrouw Westerveld?

De heer Paternotte (D66):

O, pardon, dan gaat u voor.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn vraag is iets praktischer. De heer Baudet zegt: wij staan achter die stakende leraren. Tegelijkertijd vindt hij niet dat die loonkloof gedicht moet worden. Maar dat is nu juist wél wat een heel groot deel van die stakende leraren eist. Is hij het dus wel of niet eens met de eisen van die leraren die door het hele land zijn gaan staken?

De heer Baudet (FvD):

Volgens mij willen ze twee dingen, of eigenlijk drie dingen. Ze willen in de eerste plaats erkenning voor de crisissituatie. Twee: ze willen beter betaald worden. Maar dat is volgens mij niet een-op-een een loonkloof dichten, wat nu een beetje het vormpje is dat het gekregen heeft. "Beter betaald" kan ook zijn dat je over de hele linie beter betaald wordt. Daarover wil ik echt met u van mening verschillen. Dat wil ik echt relativeren. Maar het derde punt dat zij volgens mij ook willen — dat heb ik echt gemist bij de meeste andere partijen, in alle bijdragen, maar ook in eerdere discussies hierover — is een analyse van waar het nou eigenlijk allemaal fout gaat. Het is niet alleen maar geld. Het gaat ook over verkeerd managementdenken. Het gaat over een totaal ontbrekende visie op wat vorming eigenlijk is. Het gaat ook over ... Ik zal er zo meteen nog op komen en ik weet ook al wat de reactie gaat worden, maar het gaat ook over immigratie. Het gaat ook over integratieproblemen in het klaslokaal, het importeren van mensen, van generatie op generatie, met een enorme taalachterstand, met een enorme culturele achterstand, met een geweldscultuur die volstrekt haaks staat op de goeiige cultuur die wij van oudsher op het schoolplein hebben. Dat zijn allemaal thema's die ook meespelen, die niet een-op-een in "ah, joh, smijt er maar wat geld tegen aan" uit te drukken zijn ...

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Westerveld.

De heer Baudet (FvD):

... ook al vind ik dus wel degelijk dat er meer geld naartoe moet.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dit lijkt me een nogal eigen invulling van de eisen van de leraren. Ze staan hier en geven ook in allerlei manifesten en brieven die ze ons sturen ...

De heer Baudet (FvD):

Maar u doet hetzelfde. Je kunt toch niet zeggen: alle leraren dit of dat? Er ...

De voorzitter:

Nee, meneer Baudet! Mevrouw Westerveld heeft nog geen vraag gesteld. Ze is net begonnen met haar zin. Mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn punt is het volgende. De leerkrachten geven aan: "We krijgen te weinig waardering en onze werkdruk is te hoog. Investeer alstublieft meer in het onderwijs." Dat is wat leraren vragen. Ik zou de heer Baudet willen vragen: als wij dat soort voorstellen doen, gaat hij dan met ons kijken hoe wij nu, maar ook in de toekomst, meer kunnen investeren in het onderwijs?

De heer Baudet (FvD):

Absoluut. Wij hebben ook altijd gezegd: er moet meer geld bij en docenten en andere mensen in de cultuurwereld moeten beter worden beloond. Wij zijn echter tegen een totale Gleichschaltung van alle salarissen van basisonderwijs tot voortgezet onderwijs tot misschien straks universitair onderwijs. Ik vind dat daar wel degelijk stappen in mogen worden gezet. Maar dat neemt niet weg dat ik ondertussen wel vind dat ook de mensen in het basisonderwijs beter betaald moeten worden. Ik vind dat over de hele linie meer geld beschikbaar moet komen. En dat kan ook heel makkelijk, omdat Forum voor Democratie, anders dan jullie allemaal, niet wil dat de massale immigratie doorgaat, wat ons onwaarschijnlijk veel geld kost, en dat de klimaathysterie ons 1.000 miljard gaat kosten. Dat willen wij niet. Wij houden dus heel erg veel geld over. Alles wat deze samenleving verdient, gaat op aan die twee grote afgoden, die twee gigantische projecten waarmee men een obsessie heeft.

De heer Paternotte (D66):

De heer Baudet heeft het al heel vaak over immigratie gehad, en over kinderen in de klas die de taal niet spreken. U had het ook over de Baudetjes. Ik denk dat voor de Baudetjes, net als voor de Paternottetjes, geldt dat ze, toen ze voor het eerst naar Nederland kwamen, de taal ook niet spraken. Daarom een vraag. Er zijn heel veel studenten die vanuit heel Europa en vanuit heel de wereld naar Nederland komen. Heel veel van hen blijven hier. We verdienen daar ook geld aan. Zijn die ook niet welkom?

De heer Baudet (FvD):

Volgens mij gaat het bij ons immigratiebeleid — we hebben steeds gezegd: we willen dat naar Australisch model — er niet om iedereen over één kam te scheren, om de mens te zien als een soort statistisch cijfertje in een Excelsheet. Wij willen juist onderscheid maken tussen verschillende soorten immigranten. Mensen die hier iets komen brengen, willen wij nog steeds welkom heten. Maar wij vinden niet dat wij zomaar iemand op grond van wat voor motief ook dat die persoon heeft, wel of niet een status moeten geven: een economische status of de status van het zijn van vluchteling. Wij willen dat die mensen in de regio worden opgevangen en daar dan geld voor beschikbaar stellen. Wij willen niet dat die naar Nederland komen. Ons migratiebeleid is dus fundamenteel anders dan dat van de afgelopen decennia. Wij vinden niet dat je moet kijken naar hoe zielig iemand is, maar naar hoeveel diegene kan toevoegen aan onze samenleving.

De heer Paternotte (D66):

Dat wil ik weten. Dus dat Australische migratiemodel van u betekent dat u studenten, toponderzoekers en docenten, al die mensen die we nodig hebben om een wetenschappelijk topland te zijn, wat we nu zijn, alleen maar hiernaartoe wilt halen als we die zelf hebben uitgezocht, en dat zij zich niet meer zelf hier kunnen inschrijven. Nou, dat is duidelijk.

De heer Baudet (FvD):

Nou, nee.

De heer Paternotte (D66):

Al die voordelen die we nu hebben van de open grenzen in Europa ...

De heer Baudet (FvD):

Wacht even.

De voorzitter:

U krijgt zo het woord.

De heer Paternotte (D66):

... kunnen we met uw beleid dus afschaffen.

De heer Baudet (FvD):

Ik weet niet wat de heer Paternotte bedoelt met "zelf", maar op dit moment hebben we als Nederland een onderscheid. Er zijn mensen die hier bijvoorbeeld komen studeren op basis van uitwisselingsprogramma's of die hier als expat komen met visa die bepaalde bedrijven kunnen verkrijgen, die wij in principe dus tijdelijk hier hebben, en daarnaast is er een immigratiebeleid. Dat kan wel in elkaar overlopen natuurlijk, maar het zijn op zich gescheiden terreinen. Ik vind dat er best wat voor te zeggen is om dat enigszins gescheiden te houden. Dat gezegd hebbend: toen ik in Leiden werkte was er een enorme push om Leiden, Erasmus Rotterdam en de TU Delft te laten fuseren omdat we dan hoger zouden komen op de Shanghairanking voor dit of dat en daarmee meer internationale studenten zouden kunnen aantrekken. Terwijl ik vind dat universiteiten primair gericht moeten zijn op het opleiden van onze eigen mensen, dus het opleiden van een Nederlandse volgende generatie. Natuurlijk is het leuk om af en toe een uitwisseling te hebben. Dan kun je ook eens met iemand uit een ander land naar bed en zo. Dat is een beetje waar die uitwisselingsprogramma's voor zijn. Maar als serieuze target voor onderwijsinstellingen vind ik het niet in de top drie staan of zo. Ik vind het niet het belangrijkste wat er is.

De heer Kuzu (DENK):

De heer Baudet krijgt het toch weer voor elkaar. De heer Baudet krijgt het voor elkaar om een tegenstelling te creëren en die te projecteren op kinderen op het schoolplein. Zijn walgelijke boreale visie weerspiegelt hij op kinderen op het schoolplein, waardoor hij een tegenstelling creëert van een goeiige cultuur die we hier hebben gehad en een gewelddadige cultuur waar mensen vandaan zouden komen. Hoe haalt u het in uw hoofd? Hoe krijgt u het voor elkaar om uw walgelijke boreale visie af te wentelen op kinderen?

De heer Baudet (FvD):

Gewoon je ogen openhouden en je ziet het om je heen gebeuren. Overigens heeft het niets te maken met geografische oorsprong, want ook in het australe deel van de wereld bestaan goeiige culturen. Je hoeft echt niet op het noordelijk halfrond te zijn voor dit onderscheid.

De heer Kuzu (DENK):

De ogen openhouden, betekent dat je inderdaad gaat kijken wat er gebeurt op scholen. Ik zie in mijn stad Rotterdam en in de andere grote steden dat kinderen met elkaar spelen. Kinderen van 8, 9, 10 jaar oud spelen met elkaar. Ze hebben ook weleens ruzie, maar om daar een cultuurvraagstuk van te maken is walgelijk. Dat is vies. Dat is gewoon inspelen op het sentiment van een onderbuik van een bepaalde groep in deze samenleving. Hij krijgt het weer voor elkaar, voorzitter. Ik neem daar afstand van. Ik vind het walgelijk. Ik vind het vreselijk dat hij het opnieuw doet, en nu dan met kinderen.

De voorzitter:

Dat heeft u gezegd.

De heer Baudet (FvD):

Ik ben heel blij dat de heer Kuzu afstand neemt van mijn woorden.

De heer Kuzu (DENK):

Dat is 'm geraden ook.

De heer Baudet (FvD):

Maar het is wel waar, hè. Kijk, het gebeurt gewoon. Je ziet al een enorme segregatie optreden in het onderwijs. Ik weet niet precies welk specifiek voorbeeld de heer Kuzu in zijn hoofd heeft, maar ik denk dat we het er wel over eens kunnen zijn dat het een wenselijk ideaal is — daarin vinden wij elkaar dus — dat kinderen van verschillende afkomsten elkaar vinden, samen spelen, Nederlands leren, zich Nederlander gaan voelen enzovoort. Daar ben ik ook een voorstander van. Daar zijn we het dus over eens. Waar wij het waarschijnlijk over oneens zijn, is dat ik denk dat het in heel veel gevallen niet lukt, niet goed gaat en ongelooflijk veel problemen oplevert. Dat gaat van treiteren en pesten tot veel ernstiger geweldsconflicten, maar ook tot leerachterstanden. Het is gewoon een gegeven. Als je kijkt naar Cito-scores enzovoorts is er gewoon een enorme twee- of meer- of polydeling in de samenleving zichtbaar. Dat zijn feiten. We kunnen anders denken over hoe dat al dan niet op te lossen zou zijn of wat de oorzaak ervan is, maar dat dit een gegeven is, is volgens mij zonneklaar voor iedereen.

De voorzitter:

De heer Kuzu, tot slot.

De heer Kuzu (DENK):

Wij kunnen elkaar niet naderen als u dit soort vraagstukken uit de samenleving met betrekking tot onderwijsachterstanden, die zeer nadrukkelijk aanwezig zijn en waar heel veel mensen in het veld dag in, dag uit keihard aan werken, gaat afwentelen op culturen waar mensen vandaan komen. Maar wij zullen elkaar nooit kunnen naderen als het gaat om het afwentelen van deze onderwijsachterstanden en problemen in de samenleving op culturen waar mensen vandaan zouden komen. De kinderen waar u het over heeft, zijn hier geboren en getogen. Dat zijn Nederlandse kinderen. Om die kinderen weg te zetten als "van een andere cultuur" en daar tegenover de "goede cultuur die we hier hebben" te plaatsen, is walgelijk! Ik zeg dit voor de laatste keer, voorzitter.

De heer Baudet (FvD):

Maar wat is dan precies walgelijk?

De voorzitter:

Nee, we gaan niet ...

De heer Baudet (FvD):

Want het is een feit. Ze zijn hier geboren, dus in de juridische zin zijn het Nederlanders. Dat betwist volgens mij niemand. Maar dat er bij henzelf, bij grote groepen Turken en Marokkanen in Nederland, een veel grotere loyaliteit bestaat richting de Marokkaanse, Turkse dan wel islamitische cultuur en dat daar bijvoorbeeld in taal en in gedrag naar gehandeld wordt, is een gegeven. Dat is een feit. U kunt dat walgelijk noemen. Ik vind het ook onaangenaam dat het zo is, maar don't shoot the messenger. Ik vertel gewoon hoe het in elkaar zit.

De voorzitter:

Ik geef u de gelegenheid om te interrumperen, omdat u de hele dag niet heeft geïnterrumpeerd. Maar ik wil ook dat dat op een gegeven moment wordt afgerond. Daarna ga ik naar de heer Wiersma en de heer Van Meenen.

De heer Kuzu (DENK):

Dank u vriendelijk, voorzitter. Ik wil hier eigenlijk niet te veel woorden aan vuilmaken. Ik heb de heer Baudet drie keer een vraag gesteld en aangegeven wat ik ervan vind. En opnieuw geeft de heer Baudet in zijn beantwoording een tegenstelling weer van Turken en Marokkanen. Ik zeg nogmaals via u, voorzitter, tegen de heer Baudet: dat zijn geen Turken en Marokkanen, dat zijn Nederlanders met een Turkse of Marokkaanse achtergrond die onderdeel zijn van deze samenleving. U heeft te accepteren dat de achtergronden van deze mensen aanwezig zijn in dit land en dat dat niet per se hoeft te leiden tot een conflict. Want in tegenstelling tot u zie ik dat heel veel kinderen met een Turkse of een Marokkaanse achtergrond gewoon samen met elkaar spelen. En dat is maar goed ook. Het staat u vrij om daar een politiek punt van te maken vanwege de onderbuik van xenofobisch Nederland en om kiezers van de PVV af te snoepen, maar het blijft walgelijk.

De heer Baudet (FvD):

Nogmaals, dit is echt totaal niet wat ik zeg. Ik vind het prachtig als het goed gaat. Dat is volgens mij wat we allemaal willen. Ik ben er alleen wat minder optimistisch over dat het ook zo vaak goed gaat.

De voorzitter:

De heer Wiersma. Een korte vraag.

De heer Wiersma (VVD):

Jazeker, u kent mij.

De voorzitter:

Ja, daarom vraag ik het ook.

De heer Baudet (FvD):

Staat hij daarom bekend? Is dat waar?

De voorzitter:

Nee, hij staat bekend om lange interrupties.

De heer Baudet (FvD):

Staat hij bekend om zijn korte interrupties? Nee toch?

De voorzitter:

Nee, helemaal niet.

De heer Wiersma (VVD):

Jawel, voorzitter, daar sta ik wel om bekend.

De heer Baudet (FvD):

Ik wou al zeggen.

De voorzitter:

Nee, ik ken u.

De heer Wiersma (VVD):

Nou, dan ga ik u interrumperen.

Voorzitter, een ander hoekje. Ik heb in mijn betoog opgeroepen tot landenstrategieën voor kennis en talenten. We moeten beter nadenken over wie we nodig hebben en waar we zaken mee doen. Op dit moment hebben we eigenlijk voor iedereen de poorten wagenwijd open, of je nou een Thaise psycholoog bent die hier een studie wil doen op onze belastingcenten of juist een heel interessante Indiase technieker die we nu misschien juist mislopen, omdat Oxford hem liever heeft dan Nederland. Wij missen een soort offensieve talentenstrategie. Ik ben benieuwd of de heer Baudet dat met ons eens is. Is hij bereid om à la Canada na te denken over hoe Nederland duidelijkere keuzes kan maken voor wie we hier nodig hebben? Hoe zorgen we ervoor dat we daar dan ook het meeste uit halen?

De voorzitter:

Goed. Dat heeft u in uw eerste termijn ook verteld.

De heer Baudet (FvD):

Ja, ik ben het daarmee eens.

De voorzitter:

Oké, dat is ook heel fijn. De heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Dat is mooi. Ik voer geregeld onderwijsdebatten. Nu heb ik voor het eerst in twee jaar de gelegenheid om dat ook met de heer Baudet te doen.

De heer Baudet (FvD):

Wat zult u blij zijn.

De heer Van Meenen (D66):

Dat ben ik ook, zeker. Daarom sta ik hier ook. Ik heb me verdiept in de standpunten van Forum voor Democratie over onderwijs. Wat ik op de site lees, is dat Forum voor Democratie helemaal gaat voor het Finse onderwijsmodel. Nu wilde ik aan de heer Baudet eens vragen of hij even een aantal aspecten van het Finse onderwijsmodel met mij kan doornemen en mij kan vertellen waarom hij die keuze maakt. Ik hoop dat het iets anders is dan dat het een boreaal land is. Ik hoor van de heer Baudet graag eens vier of vijf redenen waarom het Finse model in zijn programma staat.

De voorzitter:

Nou, vijf redenen noemen is een beetje te veel.

De heer Baudet (FvD):

Ik neem afstand van de instelling dat we er helemaal voor gaan, want dat is niet hoe wij dat zien. Wij laten ons inspireren door modellen in andere landen. Wij gaan dus inderdaad voor het Zwitserse referendamodel in die zin dat wij ons daar graag door laten inspireren. Ik noem ook het Australisch immigratiemodel, maar we gaan dat niet allemaal een-op-een kopiëren. Wat ik mooi vind aan het Finse model en wat ook internationaal wordt geroemd, is ten eerste dat je docenten beter betaalt en dat je op zoek gaat naar docenten die vaker academisch geschoold of in ieder geval beter opgeleid zijn. Je erkent dat het zijn van docent een vaardigheid is die ontzettend veel van mensen vergt, dus daar investeer je ook in.

Daar komt bij dat het gezag dat docenten hebben en de positie die zij in de maatschappij hebben, in een veel hoger aanzien staat. Er is dus veel meer waardering voor het werk dat zij doen. Dat is niet alleen maar beleidsmatig, maar het is ook een cultuuromslag, waar ik voor ben. Je erkent: jongens, die nieuwe generatie, die gaat wel door de handen van die docenten heen. We mogen ontzettend trots op die mensen zijn.

Een ander aspect dat ik heel belangrijk en mooi vind van het Finse model is dat het de leerling al op hele jonge leeftijd een rol geeft in het zelf vinden van zijn weg. Je zegt al heel snel: je mag je eigen dag op een bepaalde manier ... Het gaat in het lager onderwijs een beetje meer in de richting van montessori-achtige leermethodes. In het voortgezet onderwijs wordt veel meer geprobeerd om leerlingen in de praktische en theoretische leerweg veel meer gelijkwaardig te behandelen. Wat wij in Nederland nu te veel doen, is alles maar zien in hoger- en lageropgeleid. Die hiërarchie is eigenlijk helemaal nergens goed voor. Heel veel mensen zijn fantastisch in praktische dingen. Die zijn gewoon net zo waardevol voor de samenleving als mensen die heel goed zijn in theoretische dingen.

Dat zijn een aantal aspecten van het Finse model die ik inspirerend vind, maar de wijze waarop Forum dat bedoelt — het Australisch immigratiemodel, het Zwitsers referendamodel enzovoorts — is niet gericht op een een-op-een overname. Daarvoor zijn er veel te veel verschillen.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Van Meenen (D66):

Heel interessant om te horen. Inderdaad, het Finse model kenmerkt zich door een enorme vrijheid. Ik vroeg me af hoe zich dat nou verhoudt tot de opvatting van Forum voor Democratie dat we meldpunten in het onderwijs moeten hebben voor leraren met bepaalde opvattingen. Dat herken ik toch niet in Finland ...

De voorzitter:

Dat is net uitgebreid gewisseld.

De heer Van Meenen (D66):

Hoe kijkt u daarnaar? Zijn er in Finland ook meldpunten voor linkse docenten?

De voorzitter:

Nee, het spijt me zeer. Ik ga ingrijpen. Dit punt is uitgebreid gewisseld bij interruptie, volgens mij tussen de heer Baudet en, ik dacht, de heer Paternotte of uzelf.

De heer Baudet (FvD):

Toen ik docent was, zei ik altijd: slechte vragen bestaan niet, domme ook niet; het enige wat dom is, is dat je, als je een vraag hebt, hem niet stelt. Ik vind het goed dat de heer Van Meenen deze vraag stelt. Dan kan ik het uitleggen.

De voorzitter:

Nee, dit is uitgebreid gewisseld. Dan moet u echt in de Handelingen kijken.

De heer Van Meenen (D66):

Punt van orde. Ik vraag dit in relatie tot het Finse model. Ik begrijp dat u vandaag voor uzelf de opdracht hebt geformuleerd om mij geen gelegenheid te geven ...

De voorzitter:

Dat is niet waar.

De heer Van Meenen (D66):

... terwijl wij al een uur naar de heer Baudet luisteren. Er komen eindeloze antwoorden op vragen. Ik stel een hele concrete vraag, niet over meldpunten in zijn algemeenheid, maar over het Finse model.

De voorzitter:

Ja, dat begrijp ik.

De heer Van Meenen (D66):

We zijn sneller klaar als de heer Baudet gewoon antwoord geeft dan als we deze discussie voortzetten.

De voorzitter:

Meneer Baudet geeft geen snel antwoord. Dat weet u ook. En u stelt ook geen snelle vraag.

De heer Baudet (FvD):

U doet de heer Van Meenen nu wel heel erg tekort vandaag.

De voorzitter:

Als dit het effect is van deze interventie, dan vind ik het niet erg. Ik wil toch even iets gezegd hebben, meneer Van Meenen. Samen met de heer Kwint heeft u de meeste interrupties gedaan. U heeft dus niks te klagen. We hebben de afspraak gemaakt, ook in het Reglement van Orde, dat een interruptie bestaat uit een korte opmerking of een korte vraag. Bijna niemand houdt zich daaraan.

De heer Van Meenen (D66):

Ik wel.

De voorzitter:

U heeft ook morgen met mij te maken bij de beantwoording. Ik weet hoe het anders morgen gaat.

De heer Baudet (FvD):

Ik wil de vraag echt heel graag beantwoorden in relatie tot het Finse model.

De voorzitter:

Ik ben heel blij dat er iets positiefs tussen jullie ...

De heer Van Meenen (D66):

Rekent u zich nog maar niet rijk, voorzitter. Veel zal afhangen van zijn antwoord.

De voorzitter:

Dat is goed. U mag kort reageren.

De heer Baudet (FvD):

Juist de autonomie van kinderen, van jonge mensen, moet worden gestimuleerd. Dat kan door erop in te spelen dat politieke vooringenomenheid zo veel mogelijk uit dat klaslokaal verdwijnt. Nogmaals, dat meldpunt is dus niet — dat hebben we nu echt al veertig keer benadrukt — gericht tegen leraren, maar tegen informatie in het klaslokaal en in het onderwijscurriculum. Daar wordt niet gestimuleerd om zelf kritisch na te gaan denken, want daar worden stoplappen en ideologische vooringenomenheid als een soort repeterend gegeven aan leerlingen opgedrongen. Dat willen we bestrijden. Wij willen dus juist die open discussie in het onderwijs stimuleren.

De voorzitter:

Bent u klaar of gaat u verder?

De heer Baudet (FvD):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter.

We hebben gezien dat de regering keer op keer het onderwijs als sluitpost heeft gezien, niet als prioriteit maar als iets dat ook nog even moet. Het geld dat soms ter beschikking kwam, ging vervolgens naar precies de verkeerde dingen. Het kwam niet terecht bij de docenten zelf. Dat blijkt uit talloze rapporten en onderzoeken. Het gaat naar schaalvergrotingen, het gaat naar management! Toen ik doceerde aan de Universiteit van Amsterdam had je daar 50% managementpersoneel en 50% daadwerkelijke docenten. Die scheve verhouding vind je op talloze onderwijsinstellingen, mega-instellingen die door grote fusies tot stand zijn gekomen en waar vaak héél veel is geïnvesteerd in een nieuw groot gebouw. Alles moet volgens bepaalde berekeningen, kostenplaatjes en powerpointpresentaties, maar de docent-leerlingrelatie wordt eigenlijk vergeten.

Docenten verdienen in Nederland 20% tot 40% minder dan hun collega's in vergelijkbare landen als je het compenseert voor het aantal uren dat zij moeten werken en voor de omvang van de klassen. Dat willen wij rechttrekken, want dat is onacceptabel. Dat kan ook. Je kunt die klassen kleiner maken. Je kunt leraren beter betalen. Je moet er ook naar streven dat mensen fulltime gaan werken als ze dat kunnen. Dat kan niet alleen door een bonus op fulltime werken, maar ook door het belastingstelsel van toeslagen en heffingen te vereenvoudigen. Daardoor gaan heel veel mensen, die nu bijvoorbeeld 80% verdienen, nauwelijks meer verdienen als ze naar 100% gaan. Al die ideeën en al die voorstellen van Forum grijpen in elkaar, ook op dit gebied, om een incentive te creëren voor mensen om fulltime te gaan werken.

Maar het is breder dan dat. Het probleem zit uiteindelijk dieper. Een financiële impuls is nodig, maar lost niet het probleem op dat de overheid, ook op cultureel vlak, een gebrek aan visie heeft laten zien. We hebben decennialang verzuimd om consistent aan te geven wat het onderwijssysteem nou eigenlijk moet beogen te bereiken. Wat moeten Nederlandse kinderen nu eigenlijk leren? Wat voor mensen willen wij opleiden? Waarom niet een herwaardering van praktische vaardigheden? Waarom die obsessie met hoogopgeleid zijn? Waarom spreken we überhaupt nog over hoog en laag? Waarom spreken we niet over verschillende branches? Wat heeft dat voor reden? Waarom dat sadisme om kinderen die misschien een ander soort capaciteiten hebben, al van jongs af aan het gevoel te geven "jij bent laag, jij bent laagopgeleid"? Dat correspondeert ook helemaal niet met wat je later in het leven gaat verdienen. Een loodgieter, iemand die praktisch ontzettend goede dingen kan doen of een stukadoor kan minstens net zo veel verdienen als een academicus. En ik kan het weten!

Pak de bureaucratie aan! De bureaucratie is een gevolg van de schaalvergroting en het management. En dat is weer een gevolg van het willen vatten van gebrek aan visie in bureaucratie, in regels. Als het plaatje maar klopt, dan zal het wel goed zijn en hoeven we niet meer na te denken. Zorg ervoor dat in het lager onderwijs meer jongens en mannen gaan lesgeven, zodat er ook altijd mannelijke rolmodellen zijn. Laat jongens meer spelen en ravotten. Dwing ze niet in een keurslijf van de hele dag stilzitten, want daarmee zou je de ADHD-problemen voor een groot deel aanpakken. Het is zo tragisch dat het allemaal in een braaf en veilig keurslijf gebracht moet worden, terwijl juist het eruit laten gaan van die energie, zo prachtig kan zijn en zo kan stimuleren.

Maar dan is er nog een olifant in de kamer. Twee olifanten! Ik heb ze al even benoemd in het interruptiedebatje. Over de hele context waarin het onderwijs opereert: we willen de basisbeurs terug, wij willen dat die basisbeurs onmiddellijk terugkomt en dat studenten die nu via het leenstelsel een schuld hebben opgebouwd, worden gecompenseerd. Dat zijn allemaal dingen waarin je als samenleving gewoon moet investeren, omdat je wil dat mensen het beste uit zichzelf halen en een opleiding kiezen. Het hoeft niet per se een hoge opleiding te zijn, het kan ook een praktische opleiding zijn. Daar heb je als samenleving heel erg veel aan, dus dat moet erin.

Je wilt ook dat docenten woonruimte kunnen vinden in stadscentra. Maar dan kom je al heel gauw uit bij allerlei aanverwante problemen die strikt genomen niet zozeer met onderwijs te maken hebben, maar met een samenleving die niet meer in balans is. Er is veel te weinig geld voor de publieke sector. Dat komt omdat we al het geld dat we verdienen, uitgeven aan die klimaatgekte. Er is veel te veel druk op de sociale samenstelling van onze steden. Dat komt door die massale immigratie. Er is veel te veel druk op de woningsituatie. Dat komt door twee dingen: doordat we niet genoeg bouwen vanwege de klimaat- en stikstofregels én doordat de bevolking alsmaar blijft groeien door de immigratie. Al die zaken hangen met elkaar samen. Mensen willen niet fulltime werken, omdat ze nauwelijks meer verdienen omdat ons belastingstelsel niet goed in elkaar zit.

Het mooie is dat Forum voor Democratie een absolute prioriteit wil maken van het onderwijs. Het lastige is dat het samenhangt met al die andere thema's van het wanbeleid van de huidige gevestigde politiek, waardoor dit niet als single issue op te lossen is. Wel is er goed nieuws, namelijk dat er meer geld beschikbaar is. We zullen dus ook moties indienen om dat ten goede te laten komen aan het onderwijs. We zullen opnieuw onze herhaalmotie indienen om een deel van de ruim 10 miljard die dit kabinet het komend jaar wil gaan uitgeven aan die absurde biomassasubsidies, ter beschikking te stellen aan het onderwijs. Daar móet geld bij en daar kán geld bij. Maar nogmaals, het is niet als single issue op te lossen. We moeten toe naar een andere visie op de samenleving. We moeten dus stoppen met de klimaathysterie en de massale immigratie en er moet een ander soort belastingstelsel en ander soort woningbouw komen. Alleen dan, alleen als de cultuur van ons land zich geleidelijk aan weer herstelt en in orde komt, kan ook het onderwijs, en de weg naar de samenleving toe, zich weer helemaal herstellen en gaan functioneren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Baudet. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik wilde alle leraren en leraressen bedanken die vandaag dit debat vanaf de publieke tribune hebben gevolgd, maar ze zijn al eerder weg. O, een paar zijn er nog wel. Heel veel dank. Ook dank aan degenen die er niet meer zijn of die via internet of via een scherm buiten dit debat hebben gevolgd. Ik wens ze heel veel succes. Morgen rond 15.00 uur zullen beide ministers antwoord geven op de gestelde vragen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven