7 Onderwijs en zorg

Aan de orde is het VAO Onderwijs en zorg (AO d.d. 21/02).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Onderwijs en zorg. Een hartelijk woord van welkom aan de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media. Onze eerste spreker staat te springen van enthousiasme. Zal ik hem dan maar het woord geven? Het woord is aan de heer Rudmer Heerema van de fractie van de VVD. Hij heeft, net als alle deelnemers aan dit debat, twee minuten spreektijd. Het woord is aan hem.

De heer Rudmer Heerema (VVD):

Voorzitter, dank u wel. We hebben een bijzonder debat over zorg en onderwijs. We hebben er allemaal warme woorden voor en we gaan ook actie ondernemen. En we zullen ongetwijfeld vaker spreken over dit belangrijke onderwerp.

Voorzitter, van mijn hand en van die van een aantal collega's komt de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het regeerakkoord vraagt om een regeling voor zorg in onderwijstijd, zodat onder andere voor kinderen met een ernstige meervoudige beperking, hun ouders en de betrokken scholen een einde komt aan de bureaucratische rompslomp met allerlei verschillende zorgsystemen, maar dat het uitwerken van die maatregel in wetgeving nog tijd vraagt;

overwegende dat het wenselijk is dat er een samenhangende regeling ontstaat waarbij middelen voor zorg in onderwijstijd zo veel mogelijk direct bekostigd worden, waaraan dan ook de toekenning van middelen voor onderwijsondersteuning kan worden gekoppeld;

voorts overwegende dat het wenselijk is vooruitlopend hierop stappen te zetten om het toekennen van middelen van onderwijsondersteuning te vereenvoudigen, zodat kinderen met een ernstige meervoudige beperking, hun ouders en de betrokken scholen zo goed mogelijk worden geholpen;

verzoekt de regering om afspraken te maken met samenwerkingsverbanden om kinderen met een ernstige meervoudige beperking op vergelijkbare wijze als in het praktijkonderwijs te bekostigen en op basis van uniforme landelijke criteria een toelaatbaarheidsverklaring met de hoogste bekostigingscategorie vanuit de samenwerkingsverbandmiddelen toe te kennen voor de duur van de hele schoolloopbaan in het (voortgezet) speciaal onderwijs en gewoon speciaal onderwijs;

verzoekt de regering tevens een samenhangende regeling vorm te geven waarbij de middelen voor zorg in onderwijstijd zo veel mogelijk direct bekostigd worden en waaraan dan ook toekenning van middelen voor onderwijsondersteuning voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking kan worden gekoppeld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Rudmer Heerema, Van Meenen, Rog en Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 297 (31497).

Dank u wel. De volgende spreker van de zijde van de Kamer is de heer Kwint van de fractie van de Socialistische Partij.

De heer Kwint (SP):

Dank voorzitter. Het is goed dat we nu eindelijk tenminste dit debat over de ingewikkelde combinatie van zorg en onderwijs kunnen afronden. Ik vermoed dat we er nog vaak op terugkomen.

Een van de punten waarvoor ik me tijdens het debat hard voor heb gemaakt, is de positie van ouders en kinderen die totaal verstrikt raken in de kluwen van ondersteuningsmaatregelen, loketten, hulplijnen, organisaties, instanties enzovoorts. Dat moet beter en dat kan beter. Daarom het volgende voorstel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het voor ouders en scholen erg lastig kan zijn om de juiste hulp en financiering aan te vragen voor een kind met extra ondersteuningsbehoefte;

van mening dat ouders en hun kinderen, docenten en schoolleiders niet verantwoordelijk gemaakt moeten worden voor de kluwen aan regels en instanties;

verzoekt de regering één loket in te stellen, in samenspraak met gemeenten en samenwerkingsverbanden, waar ouders en scholen terechtkunnen als een kind extra ondersteuning nodig heeft of naar het speciaal onderwijs moet, waar zowel de ondersteuning als financiering geregeld wordt, zodat ouders, docenten en schoolleiders daar zo min mogelijk mee belast worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 298 (31497).

De heer Kwint (SP):

Dan de doorzettingsmacht. Wij vinden het raar dat er bij een conflict uiteindelijk een knoop doorgehakt kan worden door iemand die in dienst is van een van de partijen die bij het conflict betrokken is. Dat lijkt ons niet bevorderlijk voor een goede afloop, dat lijkt ons onverstandig. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet voornemens is doorzettingsmacht voor passend onderwijs te beleggen;

constaterende dat samenwerkingsverbanden vaak direct betrokken zijn bij een conflict over de eventuele plaatsing van een kind met extra zorgvraag;

verzoekt de regering om in overleg met betrokken partijen deze doorzettingsmacht bij een onafhankelijke derde partij te beleggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 299 (31497).

De heer Kwint (SP):

En ten slotte de zorgboerderijen die dreigen te verdwijnen, omdat geen school met ze wil samenwerken.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat voor sommige leerlingen met een zorgvraag voltijds schoolbezoek — al dan niet tijdelijk — niet haalbaar is;

overwegende dat dagbesteding op een buitenschoolse faciliteit zoals een zorgboerderij voor een deel van deze kinderen een uitkomst kan bieden;

overwegende dat onderwijsaanbod op een zorgboerderij soms dreigt te verdwijnen, omdat schoolbesturen in de regio niet over willen gaan tot de ondersteuning van deze initiatieven;

verzoekt de regering om ter bescherming van dit soort initiatieven doorzettingsmacht bij de onderwijsinspectie te beleggen, teneinde een schoolbestuur een aanwijzing te kunnen geven om de samenwerking met een initiatief dat onderwijs buiten school aanbiedt aan te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 300 (31497).

De voorzitter:

Dan mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. En ik heb ook een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de onderwijsinspectie jaarlijks via het rapport "De Staat van het Onderwijs" een integraal beeld geeft van de ontwikkelingen in het onderwijs;

constaterende dat er geen landelijk beeld is over hoe het met jongeren gaat;

overwegende dat het rapport "Met andere ogen" adviseert om een integrale monitor jeugd te ontwikkelen, omdat de huidige onderzoeken te gefragmenteerd zijn;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat jaarlijks "De Staat van de Jeugd" wordt uitgebracht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 301 (31497).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn volgende motie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sommige kinderen tijdelijk niet naar school kunnen;

constaterende dat vele zorginitiatieven worden bemoeilijkt om onderwijs te geven, onder andere omdat er geen BRIN-nummer is;

verzoekt de regering nog dit jaar experimenteerruimte te bieden bij bestaande onderwijs-zorginitiatieven;

verzoekt de regering tevens kwaliteitscriteria te ontwikkelen die huidige en bestaande aanbieders houvast bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 302 (31497).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn volgende motie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is de kwalificatieplicht te verhogen naar 21 jaar;

overwegende dat jongeren niet altijd zijn uitgeleerd, bijvoorbeeld omdat jongeren met een lichamelijke handicap vaak jarenlang school hebben gemist, jongeren met het syndroom van Down ook vaak een spraakachterstand hebben en jongeren met een ernstige meervoudige beperking meer tijd nodig hebben om te leren;

overwegende dat de ontwikkeling van leerlingen centraal moet staan en niet de leeftijd;

verzoekt de regering in de uitwerking van de plannen over de kwalificatieplicht ervoor te zorgen dat deze groep leerlingen ook na hun 21ste onderwijs kan blijven volgen als zij nog niet zijn uitgeleerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 303 (31497).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

En de laatste:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het niet bekend is hoe vaak leerlingen worden uitgeschreven bij een school zonder dat er een vrijstelling is gegeven;

overwegende dat deze leerlingen en hun ouders van het kastje naar de muur worden gestuurd;

verzoekt de regering op korte termijn een meldpunt in te richten waardoor leerlingen en ouders geholpen worden om zo snel mogelijk tot een oplossing te komen en waar wordt bijgehouden hoe vaak dit voorkomt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van den Hul en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 304 (31497).

De voorzitter:

Dan mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Het was goed dat wij met beide bewindspersonen uitgebreid met elkaar in debat zijn geweest over dat heel belangrijke interdisciplinaire dossier, namelijk onderwijs en zorg. Ik wil nog een paar vragen stellen aan de minister, te beginnen met de thuiszitters. Dat zijn er nog steeds veel te veel, waarover we het hier volgens mij allemaal eens zijn. Er bestaan veel zorgen en onduidelijkheid bij thuiszittersinitiatieven over de regelruimte die de inspectie hun kan bieden, terwijl veel kinderen afhankelijk zijn van deze initiatieven. Het is vaak iets of niets. Wat kan de minister doen om deze zorgen weg te nemen? Ten tweede: wij maken ons zorgen over de toenemende kansenongelijkheid. Wat gaat de minister doen om ouders die minder mondig of taalvaardig zijn te helpen om voor hun kind op te komen en ook klachtenprocedures voor hen toegankelijk te maken?

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat leerlingen en studenten met een zorgbehoefte baat hebben bij één aanspreekpunt binnen hun onderwijsinstelling, waar zij terechtkunnen met hun zorggerelateerde vragen;

constaterende dat nog niet alle onderwijsinstellingen een dergelijk aanspreekpunt, zoals bijvoorbeeld een zorgcoördinator, hebben;

verzoekt de regering in overleg met de onderwijssector er zorg voor te dragen dat op alle onderwijsinstellingen op korte termijn een aanspreekpunt voor leerlingen en studenten met zorgbehoeften aanwezig is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 305 (31497).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

En dan een motie over IQ-tests.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kinderen bij wie in een crisissituatie een IQ-test is afgenomen heel laag kunnen scoren op een manier die geen recht doet aan hun mogelijkheden, maar zij daar jarenlang nog gevolgen van kunnen ondervinden doordat de uitslag in hun dossier blijft zitten;

van oordeel dat de betrokken kinderen daardoor naar een school kunnen worden verwezen waar zij onderwijs krijgen dat niet het beste bij hen past;

van mening dat een crisismoment geen verstandig moment is om een IQ-test af te nemen;

verzoekt de regering om de scholen voortaan geen IQ-tests te laten afnemen op crisismomenten en tests die wél op zulke crisismomenten zijn afgenomen uit het leerlingendossier te laten verwijderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 306 (31497).

De heer Rog van het CDA ziet af van zijn spreektijd en de heer Van Meenen evenzeer. Dan was dit de eerste termijn van de Kamer. We hebben in totaal tien moties en de minister gaat daar één minuutje over nadenken. Ik schors voor 60 seconden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. Het mag wat mij betreft kort en puntig, want we hebben hierna nog een debat. Het woord is aan hem.

Minister Slob:

Voorzitter. Mede namens mijn collega De Jonge dank ik de Kamer voor het algemeen overleg en ook voor de inbreng in dit VAO. Ik zal snel de moties langslopen en ik zal proberen de vragen die gesteld zijn te beantwoorden.

De motie van de heer Heerema, die medeondertekend is door een aantal anderen, kan ik "oordeel Kamer" geven. We hebben in het algemeen overleg hierover gesproken. Met name het tweede deel van het dictum zal nog even puzzelwerk vragen, maar we zullen kijken hoever we kunnen komen en de Kamer informeren over de uitkomsten daarvan. Deze is dus "oordeel Kamer". Als het gaat lukken, gaan we inderdaad mooie stappen zetten.

Voorzitter. De heer Kwint heeft een motie ingediend over één loket waar niet alleen informatie te vinden moet zijn, maar ook de financiering moet plaatsvinden. Dat is de motie op stuk nr. 298. Deze motie ontraad ik, maar ik zeg er dit bij. Het punt dat de heer Kwint hier maakt en dat ook door anderen is gemaakt in het algemeen overleg, namelijk dat duidelijker moet zijn waar je informatie vandaan kunt halen en dat er wel heel veel is maar dat de mensen niet altijd door de bomen het bos zien, trek ik me wel aan. Ik ben inmiddels bezig — ik zal u hierover informeren in de voortgangsrapportage over passend onderwijs die voor de zomer zal komen — om te kijken of we dat niet wat eenduidiger kunnen neerzetten, zodat het voor mensen veel duidelijker is waar ze moeten wezen en wat ze daar aan informatie en ondersteuning kunnen krijgen. Dat is wat mij betreft niet één loket nationaal, dat moet verbonden zijn aan de regio's waar uiteindelijk ook de keuzes gemaakt moeten worden, ook in financiële zin. Ik zeg u toe dat ik daarmee aan het werk ga. Maar de motie in haar huidige vorm ontraad ik.

De voorzitter:

Eén vraag. De heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

De motie vraagt niet om één nationaal loket. Er staat: in samenspraak met gemeenten en samenwerkingsverbanden. Dat is per definitie regionaal. Eén loket voor ouders. Als ze daar binnen zijn geweest, gaan ze naar buiten met de informatie die ze nodig hebben. Dat hoeft niet één nationaal loket te zijn. Sterker nog, het lijkt me extreem onwenselijk dat het één loket ergens midden in het land is. Dan moeten die ouders uit Oldambt helemaal naar Amersfoort om daar hun vraag te stellen.

De voorzitter:

Heel goed, dank u wel.

Minister Slob:

Ik denk dat ik duidelijk ben. Sowieso is er op nationaal niveau ook informatie. Het is belangrijk dat het op die manier aan de mensen wordt meegegeven, ook vanuit ouderorganisaties, om maar een voorbeeld te noemen. We willen dan een goede verbinding maken met de regio's. Dat sluit op zich dus wel aan bij wat u hier vraagt, maar dat wil nog niet zeggen dat het dan maar één loket wordt. We gaan wel kijken of we dat wat strakker kunnen neerzetten. Misschien wordt het één loket. Laten we dat even afwachten. Ik kom daarop terug, maar dit is even iets te absoluut gesteld. Ik ontraad deze motie daarom, maar we gaan wel met het onderwerp aan de slag. In dat opzicht wordt u dus bediend, en daar gaat het uiteindelijk ook om, denk ik.

Voorzitter. De motie-Kwint op stuk nr. 299 ontraad ik. U heeft in de brief van het kabinet kunnen lezen dat we daar een andere keuze in hebben gemaakt en dat we dat op regionaal niveau willen beleggen. Er wordt op dit moment overigens, vooruitlopend op wat er later van ze wordt gevraagd, al gewerkt met zogenaamde doorbraakprojectleiders. Men is daar flink mee aan het werk. Ik wil dat nu eerst even een kans geven om te bezien hoe dat gaat. Dat is de route die we opgaan. Ik ontraad deze motie daarom.

Dan de motie-Kwint op stuk nr. 300. Ik constateer met blijdschap dat de heer Kwint het wel belangrijk vindt dat dergelijke initiatieven aan een onderwijsinstelling zijn verbonden. We hadden daar nog een discussie over in het algemeen overleg. Ik ontraad deze motie om op deze manier aanwijzingen te geven. Dat kan conform de wet- en regelgeving niet eens. Ik hoop wel dat de betrokkenen, als er dergelijke twistpunten zijn in regio's, maximaal met elkaar kijken wat er mogelijk is, maar we gaan de inspectie geen aanwijzingsverplichting daarvoor geven. Dat breekt in op allerlei principes die ons stelsel leidend zijn. Ik ontraad deze motie daarom.

De heer Kwint (SP):

Ik had de motie inderdaad aangepast op basis van de reactie van de minister. De mensen die nu bijvoorbeeld naar zo'n zorgboerderij gaan, hebben er toch niks aan dat de minister hoop uitspreekt? Die hoop heeft er tot nu toe helemaal niet toe geleid dat zorgboerderijen wel de samenwerking met een onderwijsinstelling kunnen aangaan. Ze zitten niet te wachten op hoop; ze zitten te wachten op een besluit waardoor hun kind gewoon naar die voor hen belangrijke zorgboerderij kan blijven gaan en daar ook nog een beetje onderwijs kan genieten.

Minister Slob:

De scholen zelf zijn de plek waar de betrokken leerlingen in eerste instantie naartoe gaan. Daar moet natuurlijk eerst worden gekeken of er een plek voor hen is. Daar ligt een verplichting, een zorgplicht zelfs, om deze leerlingen op te nemen. Als het daar niet lukt, kan men in het samenwerkingsverband kijken wat geschikte oplossingen zijn. Een daarvan zou eventueel kunnen zijn dat men ook afspraken maakt met een zorgboerderij. Maar dat is iets anders dan dat men een andere keuze maakt — dat is bijvoorbeeld zo als ouders zeggen: wij willen graag een zorgboerderij — en dat scholen dan met een aanwijzing verplicht worden om wat zij aan aanbod dichterbij kunnen organiseren van tafel te schuiven, omdat dit er dan moet komen. Dat gaat ons echt te ver. Daarom ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Prima. De motie op stuk nr. 301.

Minister Slob:

De motie-Westerveld/Van den Hul op stuk nr. 301. Er zijn al verschillende manieren waarop we de Kamer informeren over de staat van de jeugd. Er is al een voortgangsrapportage jeugd. Er is er ook eentje over het passend onderwijs. Minister De Jonge en ik hebben in het algemeen overleg aangegeven dat we twee keer aparte brieven zullen sturen over onderwijs en zorg. Als we dan nu ook nog eens apart een jaarlijkse Staat van de Jeugd moeten gaan uitbrengen of dit allemaal bij elkaar moeten gaan brengen, dan wordt dat allemaal wel heel ingewikkeld. Daarnaast weten we dat er een jaarlijkse landelijk jeugdmonitor is van het CBS. Die ligt er dus ook al. Wij vinden dit dus echt een beetje te veel van het goede. Het is wel van belang dat we waar we kunnen bundelen, dat ook zo veel mogelijk doen. Daar heeft u als Kamer ook een heel duidelijke rol in, want u kunt ook zorgen dat u een aantal van die zaken bij elkaar in overleggen agendeert, zodat dingen in samenhang kunnen worden besproken. We ontraden deze motie dus. Die bundeling is inderdaad belangrijk, maar die kan ook op andere manier plaatsvinden zonder daar nu weer een heel document aan toe te gaan voegen.

De motie op stuk nr. 302 van mevrouw Westerveld gaat over de experimenteerruimte. Daar heeft ook mevrouw Van den Hul een vraag over gesteld. Ik moet het er even bij pakken. Excuus, maar ik kreeg zo veel tegelijk mee. Wij zijn ook bezig met die experimenteerruimte. We hebben in het algemeen overleg aangegeven dat we zullen bezien op welke wijze we er gebruik van kunnen maken in het kader van onder anderen de thuiszitters. We hebben toegezegd dat we met een uitwerking in de richting van de Kamer zullen komen. Ik ontraad deze motie omdat deze in die zin overbodig is. We hebben daar ook al een toezegging over gedaan. In de richting van mevrouw Van den Hul zeg ik dat zij de komende tijd het een en ander kan verwachten van ons. We zijn daarmee bezig.

De voorzitter:

Een korte vraag, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We zijn er al lang mee bezig. Kinderen wachten al heel lang op onderwijs. Zorgaanbieders en onderwijsaanbieders zitten al heel lang met deze problemen. Onze motie vraagt om het snel te regelen. Als de minister hier kan zeggen dat het dit jaar geregeld wordt, dan trek ik natuurlijk met alle liefde mijn motie in.

Minister Slob:

We zijn bezig om te bezien op welke wijze we hier iets kunnen doen. Ik kan natuurlijk nog niet op uitkomsten vooruitlopen, maar we zijn bezig om in de komende maanden de Kamer te kunnen informeren over wat er wel of niet mogelijk is. Dat zal afhangen van wat er uiteindelijk uit gaat komen. Maar we zijn er dus mee bezig. Dat hebben we u ook toegezegd. We doen dat ook in samenhang. Dat doen we beide.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 303, over de kwalificatieplicht, ontraad ik. In februari is er bij het VAO over passend onderwijs al een gelijksoortige motie van GroenLinks aangenomen, die samen met de Partij van de Arbeid was ingediend. Met die motie zijn we nog maar net bezig — deze is immers nog vrij vers — om die verder uit te werken. We zullen u daar verder over informeren. Dan komen we dus ook op dit onderwerp verder terug. Wij hebben geen behoefte aan nieuwe moties op dit punt.

De voorzitter:

Daarmee is de motie ontraden, neem ik aan.

Minister Slob:

Daarmee ontraad ik de motie, ja.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb nog een vraag over het vorige punt: de regelruimte. Toch nog heel even in aanvulling. Er zijn op dit moment initiatieven die zich zorgen maken over de regelruimte die zij krijgen, al dan niet van de inspectie. Juist omdat het gaat om een groep kinderen voor wie het alles of niets is, zoals ik net al zei, is het wel heel belangrijk dat zij ook een beeld krijgen van het tijdspad waar zij naar kunnen kijken. Kan de minister daar iets preciezer over zijn? Zou het bijvoorbeeld lukken om voor het volgende schooljaar daar meer duidelijkheid over te geven?

Minister Slob:

Ik heb inmiddels mijn papiertje gevonden. U merkte wel dat ik wist waar het om ging, maar dat ik even de precisie niet helemaal bij de hand had. Die heb ik nu wel. In het kader van de onderwijszorgarrangementen zijn we bezig om te kijken of we de extra experimenteerruimte willen bieden. Half juni zijn de twee onderzoeken die daarnaar lopen, afgerond. Dan kunnen we in de Kamerbrief — voor de zomer krijgt u een rapportage — meenemen. Dat is ruimschoots voor de start van het nieuwe schooljaar, dat pas na de zomer start.

De voorzitter:

We gaan naar de motie op stuk nr. 304.

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 304, die gaat over een meldpunt voor ouders als kinderen worden verwijderd, ontraad ik omdat dit meldpunt er al is. Het is heel overzichtelijk. Er is een nationale geschillencommissie waar dit soort zaken gemeld kunnen worden. Daar kunnen overigens ook de zorgcoördinatoren bij helpen. Er is vrij recent — deze maand nog, namelijk 11 maart — een uitspraak gedaan over een verwijdering, waarin het verzoek van de eiser is ingewilligd. Je zou kunnen zeggen dat het werkt, in elk geval in deze situatie. Dat meldpunt is er dus al. Het is niet nodig om weer een nieuw meldpunt te installeren. Daarom ontraad ik deze motie. Het is misschien wel goed om hier goede ruchtbaarheid aan te geven, want dit is waarschijnlijk niet bij iedereen bekend.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb tijdens het debat een heel concrete casus aan de minister voorgelegd. Daarin was het geval dat een kind werd uitgeschreven, terwijl dat kind wel leerplicht heeft. De minister zei in het debat terecht dat dit niet mag. Maar inmiddels is er nog steeds geen oplossing voor het betreffende kind en de ouders. Ik zal eens bij hen informeren of zij het ook bij de geschillencommissie hebben neergelegd. Ik kan me voorstellen dat ze dat wel hebben gedaan, want ze weten vrij goed de weg te vinden. Ik leg die vraag eens bij hen neer.

Minister Slob:

Prima. Als u daar ondersteuning bij nodig heeft, weet u ons hopelijk te vinden. Het zou inderdaad fijn zijn als zulke dingen niet te lang blijven liggen en dat er snel een onafhankelijk oordeel over wordt gegeven. Dat kan via deze route.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 305.

Minister Slob:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 305 geef ik oordeel Kamer. Het is belangrijk dat deze zorgcoördinatoren er zijn. Het is ook het streven om te proberen om dat op zo veel mogelijk plekken te doen.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 306 over de IQ-testen op crisismomenten ontraad ik, niet vanwege het punt dat u hier maakt maar omdat het, als je dit generiek zegt, heel erg lastig is om heel nauwkeurig te definiëren wanneer er wel of niet sprake is van een crisismoment. In principe heeft u gelijk dat dat geen verstandig moment lijkt om dit soort testen te laten ondergaan. Als mensen daarmee te maken hebben gehad en als u daar voorbeelden van heeft, dan is het heel belangrijk dat zij gewoon een herziening aanvragen. Dat kan. Dan kan inderdaad buiten een crisissituatie om opnieuw bekeken worden wat de situatie is. Dan is de uitkomst waarschijnlijk objectiever. Op die manier zou het dus moeten gaan. Er zijn nu dus al mogelijkheden voor om dit opnieuw aan de orde te stellen. Ik raad mensen dus aan om daar dan gebruik van te maken.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik had nog een vraag over de motie op stuk nr. 303, die de minister heeft ontraden. De minister zei dat ik in februari ook al een motie heb ingediend. Ja, dat klopt. Die motie ken ik; die heb ik zelf geschreven. Maar die motie gaat wel over het ontwikkelingsperspectief van de leerling. Het zijn twee verschillende moties, want het ontwikkelingsperspectief kan ook dagbesteding zijn. Als je het dan bijvoorbeeld hebt over een leerling met het syndroom van Down, die als uitstroomprofiel dagbesteding heeft maar die wel baat heeft bij onderwijs, omdat ze daar beter van leert praten, dan is deze motie wel relevant. Ik zou de minister daarom willen vragen om daar opnieuw naar te kijken. Ik hoop natuurlijk dat hij zijn oordeel dan verandert.

Minister Slob:

Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat er gewoon altijd ruimte is om die leerplicht weer te verlengen, maar dat in individuele situaties wel afwegingen moeten worden gemaakt die te maken hebben met het ontwikkelingsperspectief van de betreffende persoon. Het is dus heel lastig om daar generiek onbeperkt ruimte voor te gaan bieden. Nee, we zullen daar maatwerk in moeten leveren. Dat is al de huidige situatie. Daar heb ik dus geen moties voor nodig, want dit kan op dit moment al. Er kunnen hooguit weleens situaties zijn waarin er een verschil van opvatting is over de keuze die gemaakt is. Ook dat hebben we geregeld. Ik blijf de motie dus ontraden. De ruimte die u vraagt, is er in principe al en u heeft het onderwerp ook via andere moties geagendeerd, zodat we er op een later moment misschien in samenhang nog eens verder over door kunnen spreken.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Op het punt van de IQ-tests hoor ik wat de minister zegt over het aanvragen van een herziening, maar het gaat hier om kwetsbare kinderen die in een crisissituatie worden getest en die dus lang niet altijd in staat zijn om zo'n herziening aan te vragen of zich er überhaupt niet van bewust zijn dat dat kan. Ik vraag dit juist gezien de impact van zo'n IQ-test. Er zijn inderdaad casussen bekend van leerlingen die op basis van een IQ-test die niet de juiste uitslag liet zien, bijvoorbeeld in het speciaal onderwijs terechtkwamen, terwijl dat niet de beste plek voor ze was. Wat kan de minister betekenen voor juist deze kinderen, die zeker op zo'n kwetsbaar moment misschien minder mondig zijn en vaak ook uit een gezinssituatie komen waarin het aanvragen van een herziening niet de meest voor de hand liggende oplossing is?

Minister Slob:

Uiteindelijk zullen de professionals die voor de vraag van "wel of niet testen" staan, vanuit hun professionaliteit daarin keuzes moeten maken. Ik denk dat het goed is dat u er nog een keer extra aandacht voor vraagt dat er ook kwetsbare situaties zijn. Ik ga ervan uit dat men zich daarvan ook bewust is, maar dat is iets anders dan dat we dit landelijk kunnen regisseren. We kunnen het hooguit benoemen en aangeven dat dit belangrijk is. Mensen die later misschien opeens denken dat het in die situatie misschien toch niet zo handig was en dat ze dat graag anders willen, kunnen we ook wijzen op het perspectief dat zij hebben om dat te veranderen. Dat perspectief is er gewoon. Er moet dus waakzaamheid zijn, alertheid met betrekking tot de momenten waarop die testen worden afgenomen, en er moet informatie zijn over de mogelijkheden die je hebt om daarop terug te komen.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit debat.

Minister Slob:

Er is nog een vraag blijven liggen. Die vraag ging over de kansenongelijkheid en de minder mondige ouders. U weet dat kansenongelijkheid een belangrijk thema voor dit kabinet is. We hebben u recent ook nog uitgebreid geïnformeerd over allerlei activiteiten die spelen. Ik mag wel zeggen dat dat best heel veel is, ook al kan er altijd meer. Ook hier geldt de alertheid van de professionals die in de praktijk te maken hebben met deze kinderen en met deze ouders en die zorgen dat de informatie die ze geven, helder en duidelijk is en ook op een goede manier naar ze toe gebracht wordt. Dat is een samenspel van iedereen die rond die kinderen staat: de school zelf en de hulpverleners eromheen.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. Mevrouw Van den Hul nog even?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ja, ik wil toch even iets aanvullen. Ik zou de minister toch willen vragen om over het punt van die IQ-tests in gesprek te blijven met zijn collega-minister.

De voorzitter:

Heel goed.

Minister Slob:

Dat kan ik toezeggen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Mag ik mijn punt alstublieft afmaken?

De voorzitter:

Ik dacht dat u uw punt gemaakt had.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Nee, zeker niet. De test gaat namelijk gebeuren in zorginstellingen, terwijl de impact zich manifesteert in het onderwijs. Daarmee is het per definitie een interdisciplinair probleem. We zien dat de zorgprofessionals niet altijd oog hebben voor de onderwijsconsequenties van die beslissing.

De voorzitter:

Heel goed.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dat is de ...

Minister Slob:

Er wordt door VWS meegeluisterd. Zij zullen dit ongetwijfeld meekrijgen.

De voorzitter:

Heel goed. Tot zover dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid. Dinsdag stemmen wij over de tien moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven