8 Media algemeen en journalistiek

Aan de orde is het VAO Media algemeen en journalistiek (AO d.d. 06/09).

De voorzitter:

Een hartelijk welkom aan de minister. Ik zou direct willen overgaan naar de aanvrager van dit AO; het woord is aan de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. Ik vertelde net al wat voor verbazende week ik vorige week had. Die verbazing ging ook over het onderdeel media. Want alle harde woorden van de VVD ten spijt werd er tijdens de Algemene Beschouwingen opeens een motie ingediend waarin ze zeggen: doet u nog maar 40 miljoen naar de publieke omroep. Nu tel ik mijn zegeningen, maar ik was wel verbaasd. Ik wil in ieder geval nooit meer vanuit de coalitie horen dat men daar vindt dat moties een slechte dekking hebben.

Dan naar de inhoud. Nog altijd omzeilen presentatoren de WNT-norm via productiemaatschappijen. U kent het verhaal al wel. Aangezien de publieke omroep, bij motie van de heer Pechtold, nu toch een plan moet maken, leek het mij verstandig dat ze daar in dat plan ook meenemen hoe ze die omzeiling van de Wet normering topinkomens gaan tegenhouden. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de publieke omroep zo veel mogelijk aan wil sluiten bij de Wet normering topinkomens, zodat er bij de publieke omroep niet meer verdiend mag worden dan een ministerssalaris;

constaterende dat er nog steeds een uitzondering geldt voor personeel dat ook via een productiemaatschappij kan worden ingehuurd, waardoor door de stapeling van inkomen meer kan worden verdiend dan de WNT-norm;

constaterende dat de motie-Pechtold de publieke omroep vraagt om met een plan voor de toekomst te komen;

verzoekt de regering met de publieke omroep afspraken te maken om in deze toekomstvisie ook een plan op te nemen om het omzeilen van de Wet normering topinkomens via productiemaatschappijen te voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133 (32827).

De heer Kwint (SP):

Er volgt nog een visiebrief van de minister. Dat is hard nodig, niet door zijn schuld, maar wel omdat er nogal wat aan de hand is op het Media Park. Ik stel voor dat hij in de toekomstscenario's die hij gaat uitwerken, ook een oude wens van ons meeneemt. Die wens kan bovendien dit soort geëmmer in de toekomst voorkomen. Het is ook een wens die de publieke omroep onafhankelijk maakt van een krimpende advertentiemarkt en het is een wens voor een reclamevrije publieke omroep. Dus ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet binnen afzienbare tijd met een langetermijnvisie op de rol van-de publieke omroep komt;

overwegende dat een brede discussie over de vorm van de publieke omroep binnen het stelsel van belang is;

verzoekt de regering in deze visiebrief ook de mogelijkheid mee te nemen van een volledig reclamevrije publieke omroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 134 (32827).

Dank u wel, meneer Kwint. Het woord is aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat lokale publieke omroepen essentieel zijn in een goed functionerende democratie;

overwegende dat zij de wettelijke taak hebben een lokaal toereikend media-aanbod te verzorgen;

van mening dat de in het Gemeentefonds gealloceerde middelen vaak onvoldoende zijn, vooral voor de dunbevolkte en landelijke gebieden;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe de kosten voor de uitvoering van de wettelijke taak zich verhouden tot de beschikbare middelen in het Gemeentefonds, en daarbij ook te kijken naar het voorstel van de VNG en de NLPO voor een "basisbekostiging" naast de gemeentelijke zorgplicht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van den Hul en Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135 (32827).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn tweede motie is de volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat draagvlak van omroepen wordt gemeten door uit te gaan van ledenaantallen;

overwegende dat het voor met name jonge mensen niet vanzelfsprekend is lid te worden van een omroep en daarmee het ledenaantal niet alles zegt over draagvlak;

overwegende dat het voor de toekomst van de publieke omroep van belang is dat de wensen van jonge generaties ook worden meegenomen;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar verschillende manieren om draagvlak voor omroepen te meten en dit mee te nemen in de nieuwe visie over de publieke omroep,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136 (32827).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap heeft geratificeerd;

van mening dat mensen met een audiovisuele beperking dezelfde toegang moeten hebben tot informatie en nieuws;

overwegende dat er meer inzet mogelijk is op het gebied van audiodescriptie en het gebruik van doventolken;

overwegende dat er slechts incidenteel programma's voorzien zijn van audiodescriptie voor kinderen en jongeren in de leeftijdscategorie van 6 tot 18 jaar;

verzoekt de regering om samen met de doelgroep en de NPO een stappenplan te maken om relevante programma's, zoals nationale evenementen, van de publieke omroep voor mensen met een audiovisuele beperking toegankelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van den Hul, Kwint, Bisschop, Van der Molen, Van der Graaf en Sneller.

Zij krijgt nr. 137 (32827).

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Ik geef het woord aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het was goed om na elf maanden weer te discussiëren over media. Vier punten uit dat AO zou ik graag nog markeren. Het eerste is dat de minister heeft aangekondigd aan een ander bestel te gaan werken. Ik hoor graag wat meer over dat traject. Ik had begrepen tijdens het AO dat de motie die de heer Kwint nu heeft ingediend over een reclamevrije publieke omroep zou worden meegenomen. Ik spreek hierbij wel de wens uit dat er dan ook meer gegevens dan we de afgelopen elf maanden hebben gezien op tafel komen over waar de kosten in zitten en welke keuzes er kunnen worden gemaakt.

Het tweede punt betreft de aspirant-omroepen.

De voorzitter:

De heer Bosma heeft nog een vraag op het eerdere punt.

De heer Martin Bosma (PVV):

In hoeverre getuigt de motie-Pechtold van wijsheid als daarin meteen al 40 miljoen wordt weggegeven, gewoon boink, blanco cheque, en er ook nog eens in staat dat we even moeten praten over de voorwaarden? Dan is het geld dus al weg maar worden er daarna nog voorwaarden aan verbonden, terwijl het geld al in Hilversum ligt, althans virtueel. Daar zal Hilversum niet van onder de indruk zijn, lijkt mij.

De heer Sneller (D66):

Ik denk dat het heel verstandig is dat juist in die motie staat dat er nu eerst een plan moet komen. Maar dat gaat over het komende jaar en het jaar daarna, en ik heb het nu over dat andere bestel waar we het al over hebben gehad. Ik denk dat daarom die motie verstandig was. Daarmee creëren we de rust om met elkaar goed na te denken over wat we willen voor dat volgende bestel.

In dat volgende bestel gaat de minister ook kijken wat voor plek de aspirant-omroepen kunnen krijgen. Hij zei dat hij dit mee zou nemen, maar dat er wel financiële consequenties zullen zijn. Mijn indruk is dat wij juist nu de kans hebben om te kijken welke financiële consequenties dat zouden zijn, omdat wij die kunnen aanpassen, dus dat het beïnvloedbaar is. Ik hoor graag van de minister hoe hij dat dan mee gaat nemen.

Het derde is onderzoeksjournalistiek. Het is goed dat het kabinet 5 miljoen investeert in die onderzoeksjournalistiek. Ik vroeg tijdens het AO specifiek aandacht voor de kwetsbare positie van freelancers en voor hun bescherming. De minister gaf aan dat hij daar wel naar wil kijken. Ik hoor graag zijn reactie op de suggestie om dat via het Persvrijheidsfonds te doen. Dat is volgens mij het geëigende instrument daarvoor. Hij hoeft het niet per se zelf vanuit zijn departement te doen maar kan het bijvoorbeeld laten lopen via het Stimuleringsfonds, dat ook overige maatregelen in dit kader neemt.

Het vierde zijn de financiën van de lokale omroepen. Daar is zojuist een motie over ingediend. Mijn indruk was dat er een toezegging ligt om daar in november over te discussiëren en om voor de langere termijn te kijken naar het lokaal toereikend media-aanbod en wat dat zou kosten en voor de korte termijn te kijken naar wat we zouden kunnen doen voor de streekomroepen die net gevormd zijn en waarvan sommige per 1 januari alweer problemen hebben. Zo kunnen we dit integraal bekijken tijdens de behandeling van de mediabegroting.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik vind het vreemd. Kijk, D66 heeft traditioneel altijd zeer kritisch gestaan tegenover de omroepverenigingen. In het begin van D66 heeft het zelfs meermalen gepleit voor een nationale omroep, een BBC-model. Dat is ook een geluid dat heel veel D66-mediawoordvoerders op een of andere manier wel vertolkt hebben. En nu wil minister Slob eigenlijk weer terug naar vroeger. Hij wil de omroepverenigingen, die helemaal ingezakt zijn, nauwelijks een identiteit hebben en op elkaar lijken, weer van zolder halen, weer oppoetsen en daar de macht weer bij leggen. Dit terwijl onder het vorige kabinet al die omroepverenigingen juist met elkaar moesten fuseren. Wat is er toch gebeurd met D66 dat het nu ineens zo enthousiast is over die omroepverenigingetjes uit de jaren twintig van de vorige eeuw?

De heer Sneller (D66):

Ik weet niet waar de heer Bosma vandaan haalt dat ik daar "zo enthousiast" over zou zijn. Ik heb de minister ook nog helemaal niks horen zeggen over de contouren van dat volgende bestel. Ik heb wel een interview gelezen met de fractievoorzitter van de ChristenUnie, maar die spreekt niet namens mij, zoals u weet.

De heer Martin Bosma (PVV):

Maar goed, D66 zegt dus: die kant moeten we niet op; die omroepverenigingen zijn gewoon die omroepverenigingen. D66 wil dus niet terug naar een situatie waarin de macht en het zwaartepunt bij die omroepverenigingen liggen.

De heer Sneller (D66):

Als progressieve partij willen wij zelden terug naar dat soort situaties.

Dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Bosma, aan u het woord.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter. Tienduizenden huizen worden bezet door Syrische asielzoekers, de grootste woningnood sinds de Tweede Wereldoorlog. Onze kinderen kunnen nauwelijks nog een huis vinden. Syrië is grotendeels veilig. Waarom zijn die Syriërs dan toch in Nederland? Dat komt op de eerste plaats door de NPO, die jarenlang campagne voerde om ze naar Nederland te halen, met stand-upjes voor een foto van een verdronken jongetje en de D66-voorzitter van de NPO die een handtekeningenactie organiseert met kleffe BN'ers.

De NPO bedrijft ook emotionele chantage met die twee Armeense kinderen die acht rechterlijke uitspraken aan hun laars lapten. Ze kunnen blijven dankzij Hilversum. Elke talkshow heeft nu zijn eigen zielige kinderen. Ze huilen op aanvraag. De NPO staat zelfs voor de deur van deze zaal met een zielig kindje in de hand: meneer het Kamerlid, vindt u dat dit zielige kindje weg moet uit Nederland? Maar de enige echte kindervriend van Nederland, Zwarte Piet, moet kapot van de NPO. De NPO loopt aan de leiband van de zwarte racisten. Wat wel kan, is het Ramadanjournaal. Want dat is voor moslims, dus dat is prima.

De NPO etaleert ook een blinde haat jegens de president van de Verenigde Staten. De NPO is de stem van de klimaatmaffia. Van de asielindustrie. Van Brussel. Van Sylvana Simons. Van de islamknuffelaars. Hij is de staat van beroep van de eenpartijstaat die Nederland heet. NPO staat voor nationale propaganda voor de omvolking. Hij is een pantservuist die 24 uur per dag in je gezicht beukt. De NPO maakt onderdeel uit van de politiek correcte wurggreep op onze samenleving. Hij is de stem van de links-liberale elites. De NPO acht zichzelf beter dan het volk. Hij wil ons opvoeden. En als beloning krijgen ze nog eens 40 miljoen extra. Pik in, het is winter.

Ondertussen kunnen onze kinderen geen huis vinden dankzij 70.000 Syriërs in Nederland. Dankzij dus de NPO. Dankzij het idealisme over de ruggen van het Nederlandse volk heen. Idealisme van andermans geld. Idealisme om te laten zien hoe enorm je wel niet deugt. Idealisme waar je zelf in het roomblanke Blaricum de gevolgen niet van proeft.

Dat weerzinwekkende activisme is keihard in strijd met de Mediawet, in het bijzonder artikel 2.1.2 oftewel de subsidievoorwaarden. Is de minister dat met mij eens?

De voorzitter:

Dank, meneer Bosma. Voordat u weggaat: de heer Öztürk heeft een vraag.

De heer Öztürk (DENK):

Ik heb gehoord dat de heer Bosma in het verre verleden ook voor de publieke omroep heeft gewerkt, de voorganger van FunX en zo allemaal. Dus hij heeft heel veel programma's gemaakt in de multiculturele wereld. Is hij bekeerd of zoals Dijkhoff van God los of van NPO los? Hoe zit het nou?

De heer Martin Bosma (PVV):

Ik dacht dat we het niet over privélevens mochten hebben hierzo. Haha, daar heb ik nogal een punt. Nou, als dat het geval is, dan heb ik toch het licht gezien.

De heer Öztürk (DENK):

Nou, dat is een bijzondere erkenning dat dat het geval is. Maar wat, wie en hoe? Hoe heeft u het licht dan gezien? Wie heeft u het licht laten zien? Is dat zo van: ik zit nu bij Geert, ik zit nu goed, het salaris zit goed, ik kan nu NPO beuken? Of is het van ... Waar zit het dan?

De heer Martin Bosma (PVV):

Er is niets waar van wat de heer Öztürk mij toedicht, maar ik wil hem dat pleziertje gunnen. Ik heb een zondig verleden in de zin dat ik voor het NOS Journaal heb gewerkt. Daar mag ik vaak in de AO's en in de debatten nog eens uit putten, want het heeft mij in de gelegenheid gesteld om een goed inkijkje te geven in de publieke omroep, zodat ik met enig verstand van zaken hierover kan praten.

De voorzitter:

Dank. Dan is nu het woord aan de heer Öztürk zelf.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter, dank u wel. Het vertrouwen in onze media en pers is de afgelopen jaren enorm gezakt. Maar 32% van onze bevolking heeft vertrouwen in onze pers en wij geven vanuit onze begroting honderden miljoenen, ook aan de media. Vandaar dat ik een aantal voorstellen heb om het vertrouwen tussen de media en pers en de bevolking te verbeteren. Ik heb daarvoor vijf moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van het CBS blijkt dat slechts 32% van de bevolking vertrouwen heeft in de pers en dat dit lager is dan het vertrouwen in andere instituties zoals bijvoorbeeld banken, de Tweede Kamer en de EU;

van mening dat vertrouwen in de pers van fundamenteel belang is, net zoals de vrijheid van de pers van fundamenteel belang is;

verzoekt de regering te bezien hoe het vertrouwen in de pers kan worden verbeterd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 138 (32827).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de NPO mede wordt gefinancierd met belastinggeld van alle Nederlanders;

verzoekt de regering de NPO aan te moedigen werk te blijven maken van het verbeteren van de diversiteit op en achter de schermen, zodat ook de stem van bijvoorbeeld vrouwen, jongeren en mensen met een migratieachtergrond goed gehoord wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 139 (32827).

De heer Öztürk (DENK):

En dan de Code van Bordeaux.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zogenaamde Code van Bordeaux algemeen wordt geaccepteerd als internationale standaard van ethische regels voor journalisten;

roept het Presidium op het onderschrijven van de Code van Bordeaux een voorwaarde te maken voor de accreditatie van parlementaire journalisten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140 (32827).

Ik merk hierbij op dat de minister over deze motie geen oordeel hoeft te geven.

De heer Öztürk (DENK):

Yes.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zogenaamde Code van Bordeaux algemeen wordt geaccepteerd als internationale standaard van ethische regels voor journalisten;

verzoekt de regering de NPO op te roepen om haar journalistieke medewerkers de Code van Bordeaux te laten ondertekenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 141 (32827).

De heer Öztürk (DENK):

En dan de laatste motie, voorzitter. De coalitie heeft al 40 miljoen euro richting Hilversum gestuurd. Dat zal voor meer zendtijd voor de coalitie zorgen, neem ik aan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering in overleg met de NPO de zendtijd voor Politieke Partijen uit te breiden, zodat partijen burgers beter kunnen informeren over waar zij precies voor staan en daarmee de democratie verder kunnen versterken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 142 (32827).

Dank u wel, meneer Öztürk. Dan gaan we nu naar mevrouw Van der Graaf van de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor het goede overleg dat wij hebben gevoerd bij het AO Media, nadat wij daar een heel aantal maanden op hadden gewacht. Het was een goede gedachtewisseling, denk ik. Ik ben ook blij dat de minister daarin heeft bevestigd dat de vensterprogrammering, die wij zo graag willen zodat ook regionaal nieuws via de NPO verspreid kan worden, doorgang kan gaan vinden.

Het is ook goed dat wij vorige week bij de Algemene Politieke Beschouwingen over de toekomst van ons mediabestel hebben gesproken. De ChristenUnie is dan ook heel blij met de brede steun die de motie heeft gekregen om de NPO tegemoet te komen in de tegenvallende reclame-inkomsten, maar niet dan nadat de NPO een plan heeft opgesteld hoe die dalende inkomsten in de komende jaren moeten worden opgevangen. Daarnaast heeft de Kamer uitgesproken dat we richting de nieuwe concessieperiode moeten werken aan een toekomstbestendig publiek omroepbestel. Ik wil heel graag van de minister weten hoe hij dat traject precies voor zich ziet en hoe hij de Kamer daarbij zal betrekken. De ChristenUnie ziet een toekomstig omroepbestel dat democratisch is, pluriform en met sterke omroepverenigingen, maar wij gaan hierover graag het gesprek aan. Dank u wel.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

De ChristenUnie gaat ook voor omroepen met een christelijke identiteit. Dat vindt zij heel belangrijk. Bent u dan ook bereid om aan de minister te vragen om voor die 40 miljoen euro, waarmee zij extra programma's kunnen maken, ook iets meer aandacht te geven aan andere geloven die er in Nederland gelukkig zijn en mogen zijn? Bij de NPO zie ik heel veel christelijke programma's. Fijn, prima, maar andere geloven zie je amper. Wat vindt u daarvan?

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik vind dat de omroepen zelf moeten weten hoe zij invulling moeten geven aan hun programma's. De ChristenUnie hecht er erg aan dat levensbeschouwing terug te zien is bij de publieke omroep. Ik heb daar bij vorige debatten aandacht voor gevraagd. Ik had er zorgen over of dat naar de toekomst toe geregeld zou zijn. Ik vind dat heel belangrijk. De publieke omroep is van ons allemaal en moet onze samenleving representeren. Het ligt voor de hand dat daarin verschillende levensbeschouwingen een plek krijgen.

De heer Öztürk (DENK):

Dat doet me goed. Er wonen hier 1 miljoen mensen die de islam aanhangen en er wonen naar mijn mening nog 100.000 mensen die een ander geloof aanhangen. Dus meerdere geloven. Ik ben blij dat u ook uw eigen minister erop attendeert dat er bij de extra gelden die daarheen gaan ook gedacht moet worden aan alle andere geloven dan het geloof dat op dit moment de NPO domineert, laat ik het zo zeggen.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik begrijp de oproep van de heer Öztürk zo dat hij de ChristenUnie steunt in de oproep om ook in een toekomstig mediabestel aandacht voor levensbeschouwing te hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer Aartsen van de VVD.

De heer Aartsen (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Voor de VVD zijn er twee zaken belangrijk in dit debat. Allereerst betaalt iedereen in Nederland natuurlijk mee aan onze publieke omroep. Het is wat ons betreft dus logisch dat iedereen zich dan ook kan herkennen in die publieke omroep, van links tot rechts, van jong tot oud, van progressief tot conservatief. Pluriformiteit is een belangrijk onderdeel van onze publieke omroep. De verschillende omroepen, maar zeker ook de huidige aspirant-omroepen dragen ieder met hun eigen geluid bij aan dat pluriforme medialandschap. Wat de VVD betreft moeten we er dan ook voor zorgen dat het geluid van die betreffende aspirant-omroepen ook in een nieuwe concessieperiode gewaarborgd blijft. In de huidige concessieperiode is met name het aantal leden een belangrijke eis voor de aspirant-omroepen. Echter, je ziet het aantal leden van bijna alle omroepen flink dalen. De vraag is dan ook in hoeverre deze ledeneis terug zal komen in een nieuwe periode. De meningen — dat hebben we vandaag ook weer gehoord hier — lopen daar behoorlijk over uiteen. Het zou dan ook erg zonde zijn als het geluid van de aspirant-omroepen zou verdwijnen in de nieuwe periode. We willen dan ook aan de minister vragen of hij kan toezeggen dat hij het geluid van deze aspirant-omroepen kan waarborgen in een nieuwe concessieperiode.

Voorzitter. Mijn tweede punt gaat over de toekomst van de publieke omroep.

De voorzitter:

Voordat u verder gaat, is er een vraag van de heer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Ja. Laten we heel helder zijn: die aspirant-omroepen zijn dan PowNed en WNL, waar mevrouw Yeşilgöz tafeldame was. Ik denk dat u, als u zo doorgaat, tafelheer kan worden daar: iets meer zendtijd. Maar zeg dat dan. Zeg gewoon: PowNed en WNL hebben ons de afgelopen jaren goed bediend, onze rechtse ideeën, en wij willen daarom dat de 40 miljoen euro die wij hebben gestuurd ...

De voorzitter:

Uw vraag, meneer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Mijn vraag is of het niet een beetje cliëntelisme is vanuit de VVD om te zeggen dat we een bestel hebben waarin je 150.000 leden moet hebben om verder te gaan, maar dat dat nu moet worden weggehaald om daarmee die omroepen overeind te houden.

De heer Aartsen (VVD):

Nee. Allereerst vergeet collega Öztürk Human als de derde aspirant-omroep. Maar nogmaals, we hebben het niet over de aspirant-omroepen zelf. Het gaat ons er meer om dat dat geluid gewaarborgd blijft in de nieuwe concessieperiode. Dat is een belangrijke nuance en die breng ik hier graag aan.

De voorzitter:

Meneer Öztürk, kort.

De heer Öztürk (DENK):

Het geluid van WNL en PowNed is rechts, soms extreemrechts als het gaat over PowNed. De vraag is of dat de pluriformiteit van Nederland dekt. Mijn vraag is dus of u niet willens en wetens de omroepen die u voor de verkiezingen daar hebben gebracht waar u wilde komen, hier in deze Kamer, min of meer ...

De voorzitter:

Uw punt is duidelijk. Dit is een herhaling.

De heer Aartsen (VVD):

Nee, dat is niet zo. Zoals ik al zeg, betekent pluriformiteit zowel links als rechts. Nogmaals, wij geven aan dat wij dat geluid van die aspirant-omroepen graag terughoren in de nieuwe periode, juist ook omdat op dit moment een ledeneis wordt gehanteerd. Het zou natuurlijk hartstikke zonde zijn als we met elkaar zeggen dat die ledeneis er wellicht in de toekomst af gaat, en dat daardoor het geluid en daarmee dus ook een stukje pluriformiteit verdwijnt uit ons nieuwe bestel.

De voorzitter:

Dan de heer Van der Molen.

De heer Van der Molen (CDA):

Voorzitter, ik hoor de heer Aartsen continu zeggen "het geluid van deze omroepen". Ik zou toch iets specifieker willen zijn richting die aspirant-omroepen zelf, want die zijn nu als een dolle bezig om nog leden te werven. Zegt u nou echt dat u ze wil behouden als omroepen of wilt u een soort verplichting? Wilt u de publieke omroep gaan opleggen dat zij bepaalde typen programma's met een bepaalde inslag moeten gaan maken?

De heer Aartsen (VVD):

We zijn op dit moment onderweg naar een nieuwe periode. Gedurende de rit kun je natuurlijk niet de regels veranderen. Dat is vrij logisch. Dat zou ook raar zijn. Maar dat betekent ook niet dat we met oogkleppen op moeten kijken wat er dit jaar gebeurt en na 2020 kiezen voor God zegen de greep. Dat lijkt me onverstandig. Dus ik roep de minister op om in gesprek te gaan met de aspirant-omroepen en met allerlei andere organisaties om te kijken hoe hij dat geluid, ook in een pluriform systeem, in een volgende periode kan waarborgen.

De heer Van der Molen (CDA):

Nog maar kort in de Kamer, maar al heel ervaren in een beetje eromheen gaan. Mijn vraag ging heel erg over de omroepen zelf. Over dat geluid hoor ik tussen de regels door: nou, volgens mij kunnen we ook wel van die omroepen af, als er dan maar iemand anders is die probeert hetzelfde trucje te doen. Ik zou heel graag van de heer Aartsen horen of hij echt ook voor deze omroepen wil staan.

De heer Aartsen (VVD):

Ik zou het ongezond vinden als wij als nationaal parlement zeggen welke omroep wij wel willen hebben en welke niet. Daar gaan we als parlement niet over. Het lijkt me onverstandig als we ons als politiek zo gaan bemoeien met welke omroepen er wel en welke er niet in het bestel zitten. Wij schetsen de spelregels met elkaar. Een daarvan vind ik heel belangrijk en dat is pluriformiteit. En dat is mijn oproep aan de minister: ga niet met oogkleppen op alleen maar bezig zijn met wat op dit moment de regels zijn, maar kijk ook naar de volgende periode en welke contouren daaruit komen, en waarborg dan ook het geluid van álle aspirant-omroepen, zodat je een pluriform systeem hebt, zowel links als rechts, conservatief, progressief, jong en oud.

De heer Kwint (SP):

Dus als ik het goed begrijp, gaan wij als politiek niet over welke individuele omroepen behouden worden, maar moeten de programma's die ze maken, wel blijven bestaan. Ik snap dat niet helemaal. Kijk, of de VVD zegt hier: wij willen een pluriform bestel, punt. Dat kan. Daar kan niemand op tegen zijn. Dat krijgt u hier de handen op elkaar, behalve van meneer Bosma, want die wil er helemaal vanaf, maar verder heeft u dan een hoop steun. Of u zegt: wij vinden dat het alleen een pluriform bestel kan zijn op het moment dat WNL en PowNed blijven bestaan. Een van de twee moet het zijn, toch?

De heer Aartsen (VVD):

Volgens mij heeft de heer Kwint mij niet horen zeggen dat bepaalde programma's wel moeten blijven bestaan. Sterker nog, ik zou zelfs sterk afraden dat wij dat hier als Kamer gaan zeggen. Volgens mij is het een hele mooie traditie dat wij ons niet bemoeien met de inhoud, dat wij niet zeggen: dit programma vind ik wel leuk, dus doe dat maar wel op de buis, en ach, dat programma vind ik wat minder leuk, dat hoeft wat ons betreft niet op de buis. Dat is niet hoe wij het hier als parlement zouden moeten doen. Dat sommige partijen dat wel doen, laat ik voor hun verantwoordelijkheid.

De heer Kwint (SP):

Maar nu even scherp, want u zegt zelf: het geluid moet bewaard blijven. Dan doet u toch de facto hetzelfde? Dan zegt u toch: ons bestel is niet pluriform op het moment dat dit specifieke geluid van deze clubjes verdwijnt van het Mediapark? Los van wat ik daar zelf van vind, hoor, maar ...

De heer Aartsen (VVD):

Nogmaals, het is niet aan ons om te zeggen welke programma's er wel en welke programma's er niet op de buis zouden moeten komen. Eveneens is het niet goed om te zeggen: deze omroepen willen we er wel in hebben en deze niet. We hebben met de spelregels gezegd dat als je toe wilt treden als aspirant-omroep, je iets moet toevoegen qua geluid, een bepaalde kwaliteit moet waarborgen en een x-aantal leden zou moeten hebben. Het Commissariaat voor de Media heeft ook gewoon keurig getoetst of zij iets toevoegen. Dat is ook zo. Dan vind ik het zonde als dat geluid uit ons pluriforme stelsel zou gaan verdwijnen.

De voorzitter:

De heer Öztürk staat heel vriendelijk te lachen.

De heer Aartsen (VVD):

Zal ik vriendelijk teruglachen, voorzitter?

De voorzitter:

Hij wil graag nog een interruptie, maar ik ga hem die niet toestaan, want ik heb begrepen van de minister dat er heel uitvoerig gedebatteerd is in het AO. Ik zou de heer Aartsen willen vragen zijn twee minuten al dan niet vol te praten, zodat we door kunnen.

De heer Aartsen (VVD):

Ja, voorzitter, ik zal mijn tweede punt maken. Ik zal dat proberen te doen zonder de tijd vol te praten.

Mijn tweede punt ging inderdaad over de toekomst van de publieke omroep. Wat ons betreft is nu het moment aangebroken om met elkaar goed na te denken over de toekomst van ons publieke bestel en hoe we dat zouden willen inrichten. Dat moeten we niet alleen doen naar aanleiding van dat toekomstplan waar de NPO nu mee komt. Ik wil ook vooral een goede discussie voeren over de nieuwe concessieperiode. Wat ons betreft zijn er daarbij geen taboes en moeten er meerdere scenario's op tafel komen. Tot slot wil ik dan ook de minister vragen hoe hij dat proces voor zich ziet, maar vooral ook hoe hij de Kamer daarbij wil betrekken.

De voorzitter:

En toen was er nog een vraag van de heer Bosma.

De heer Martin Bosma (PVV):

Ja, voorzitter, ik wil toch even markeren dat we een nieuwe collega hebben vandaag in de mediacommissie. Het is de 36ste VVD-mediawoordvoerder die ik mag meemaken. Welkom. Ja, want mevrouw Yeşilgöz, die is van de wagen gevallen. Mevrouw Yeşilgöz — we hebben een kabinet dat jonger is dan een jaar — trok nogal een grote broek aan, van "nou, hup, hier 's een beetje snijden in de publieke omroep en misschien een derde net weg" en stoer, stoer, stoer. Maar ja, toen zat ze in een kamertje met de coalitiegenoten en toen is ze gewoon zwaar vernederd en moest er ineens 40 miljoen bij! Mevrouw Yeşilgöz kreeg een spreekwoordelijk, denkbeeldig pistool op haar hoofd en heeft gewoon bij het kruisje getekend. Die is alle geloofwaardigheid kwijt.

De voorzitter:

Uw vraag.

De heer Martin Bosma (PVV):

En nu is meneer Aartsen het. Meneer Aartsen, hoe lang denkt u dat u uw geloofwaardigheid nog kunt handhaven?

De heer Aartsen (VVD):

Ik doe mijn best.

De heer Martin Bosma (PVV):

Maar raar is het wel, hè, dat de VVD eigenlijk al decennialang zo'n grote mond heeft over het inperken van de publieke omroepen? Allerlei modellen en allerlei voorstellen zijn er geweest. Ik herinner me meneer Remkes. Ik herinner me meneer Elias.

De voorzitter:

Meneer Bosma, nog een keer: uw vraag.

De heer Martin Bosma (PVV):

Maar als het erop aankomt, eindigen al die stoere praatjes ermee dat de VVD tekent bij het kruisje en dat er niet wordt gesnoeid in de publieke omroep. Er gaat gewoon 40 miljoen bij van ons belastinggeld, waar Nederlanders hard voor moeten werken. Waarom? Waarom? Waarom? Waarom gaan we niet gewoon eens een beetje snoeien in de taken en activiteiten van de NPO?

De voorzitter:

Dank.

De heer Aartsen (VVD):

Ik wil daar toch op reageren. Ik zal het niet ontkennen richting de heer Bosma: het klopt, wij lopen geen polonaise omdat er 40 miljoen bij moet. Maar het is ook niet onze taak als Kamer om hier de hele dag polonaise te gaan lopen. Volgens mij is het onze taak hier als Kamer om ervoor te zorgen dat er plannen komen waar dit land beter van wordt en waar de NPO ook beter van wordt. Misschien is dat wel het verschil tussen een partij als de PVV en de VVD: aan de ene kant heb je de PVV, die vooral aan het roeptoeteren is maar vervolgens niks bereikt, en aan de andere kant heb je de VVD, die bereid is om soms ook moeilijke maatregelen te nemen en er wel voor gaat zorgen dat er een toekomstbestendige publieke omroep komt en dat we nu eindelijk een keer wat beweging krijgen in Hilversum.

De voorzitter:

Was u aan het einde gekomen van uw betoog?

De heer Aartsen (VVD):

Dat was het einde van mijn betoog, voorzitter.

De voorzitter:

Dan is nu het woord aan de heer Van der Molen van het CDA.

De heer Martin Bosma (PVV):

Voorzitter ...

De voorzitter:

We gaan hier niet opnieuw een groot debat over dit onderwerp voeren. U krijgt daar ongetwijfeld nog genoeg mogelijkheid toe. Hoe verleidelijk ook, we gaan dat even niet doen.

De heer Van der Molen (CDA):

De gang zat er wel lekker in, voorzitter. Dank aan de minister voor zijn toezeggingen in het AO, waaronder, zoals al eerder werd gezegd, toezeggingen richting lokale omroepen, die het best lastig hebben. Die heft de minister ook zelf op het schild om te laten zien dat je veel kunt bereiken als je een streekomroep wordt. Ik houd de minister graag aan zijn toezegging om zich ook voor deze omroepen in te spannen.

Voorzitter. Waar het bij het vorige AO nog in het luchtledige hing, weten wij nu, na de Algemene Politieke Beschouwingen, dat de coalitie bereid is om richting de publieke omroep een gebaar te maken. Als zij met een plan komen over de toekomst en over hoe om te gaan met de advertentie-inkomsten, dan zijn wij bereid om daar middelen voor beschikbaar te stellen, met name omwille van bijvoorbeeld journalistieke programma's. Daar zeg ik wel bij dat ik, als het gaat om de toekomstplannen, meer verwacht dan wij tot nu toe van de NPO hebben gezien. De brieven die wij tot nu toe hebben ontvangen vond ik namelijk niet heel overtuigend, maar ze zijn er vast toe in staat. Ik denk dat het goed is om dan vanuit deze kant bereidwilligheid te tonen om een goede en sterke publieke omroep te garanderen.

Veel sprekers hebben het al gezegd: de toekomst van de publieke omroep is heel erg belangrijk. De minister pakt die handschoen op. Ook van onze kant is de vraag hoe de Kamer daarbij betrokken wordt. Maar ik doe ook een oproep om ons niet alleen blind te staren op de NPO zelf, hoe belangrijk die ook is, want wij hebben een heel Nederlands medialandschap te verdedigen, ook ten opzichte van allerlei buitenlandse partijen die proberen een graantje mee te pikken. Dus we moeten ook iets breder kijken. Vandaar dat ik mijn oproep herhaal om druk uit te oefenen op de verschillende partijen om een succes te maken van het platform NLZIET, waarin commerciële en publieke programma's bij elkaar komen. Hoe kan de minister die druk nog wat verder opvoeren?

Voorzitter. Wij ondersteunen als CDA ook de motie die mevrouw Westerveld van GroenLinks heeft ingediend om audiodescriptie mogelijk te maken en daar een plan voor te maken. Er zijn nog te veel mensen die niet het gezichtsvermogen of het gehoor hebben om programma's mee te maken. Die moeten ook kunnen genieten van het mooie Nederlandse product, dus het wordt echt tijd dat het kabinet, met anderen, hier werk van gaat maken.

De voorzitter:

De heer Kwint heeft een vraag.

De heer Kwint (SP):

Toen het eerder ging over de teruglopende reclame-inkomsten en ik de minister voorstelde om dat bij te vullen zei hij: "Dan gaat het ten koste van onderwijs. Dat ga ik niet doen. Ik ga het niet van mijn begroting halen." Ondertussen is er een trukendoos opengedaan waar 40 miljoen uitgegaan is. Zijn er voor de heer Van der Molen voorwaarden voor waar het geld vandaan moet komen?

De heer Van der Molen (CDA):

Nee, er zijn van mijn kant geen voorwaarden. Het moment waarop u die oproep deed, vond ik te vroeg. Ik heb steeds vanaf het begin gezegd: op voorhand ga ik geen zak geld naar de publieke omroep brengen omdat ik wil weten van de publieke omroep hoe hij denkt de toekomst vorm te geven in deze veranderlijke omgeving. Dat is eigenlijk bij elkaar gekomen in de motie die in de Kamer is ingediend, met daarbij het verzoek aan de minister om voor de behandeling van de mediabrief, waarin wij de begroting van Media in de bredere zin bespreken, met een nadere uitwerking te komen.

De heer Kwint (SP):

Precies, dat was het toekomstplan, omdat ze er zelf op het Mediapark nog niet over nagedacht hadden dat ze ook een toekomstplan konden gebruiken. Maar zegt u hiermee in ieder geval wel: het is voor ons onacceptabel dat straks Onderwijs hier de dupe van is?

De heer Van der Molen (CDA):

Nee, dat zeg ik niet. Niet omdat ik het niet zou willen. Ik ben ook woordvoerder Onderwijs, dus wij weten van elkaar dat wij daar beiden een hart voor hebben, maar ik vermoed zomaar dat als ik hierop zou zeggen dat ik dat niet zou willen, u mij daarna bij interruptie elke keer een ander onderwerp voorlegt dat mij na aan het hart ligt. Daar maak ik het in ieder geval de minister niet veel makkelijker mee. Dus natuurlijk gaan wij kijken op welke manier de minister daar vorm aan gaat geven en hoe hij dat gaat voorstellen aan de Kamer. En ook daarvan gaan wij natuurlijk beoordelen of dat op de juiste of de verkeerde plek terechtkomt.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot is het woord aan mevrouw Van den Hul van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Een toekomstbestendig mediabestel met daarin een sterke publieke omroep is wat ons betreft de inzet. Wij hebben dan ook samen met CDA en GroenLinks het initiatief genomen tot een rondetafel — die zal binnenkort dus ook gepland worden — om juist daarover ons licht te laten schijnen.

Omdat de toekomst van de NPO nu wellicht tijdelijk minder onder druk staat maar op de langere termijn wel degelijk nog steeds onder druk staat en ook de financiële zorgen nog niet volledig zijn weggenomen, dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de NPO wordt geacht een vernieuwingsplan te maken, terwijl hij tegelijkertijd kampt met teruglopende Ster-inkomsten;

overwegende dat bij vernieuwen onder dergelijke financiële druk, de diversiteit op redacties en de zekerheid voor werknemers in het geding kunnen komen;

constaterende dat de regering betrokken wil zijn bij de prestatieafspraken in het op te stellen vernieuwingsplan;

verzoekt de regering om zorg te dragen voor de waarborging van diversiteit en goed werkgeverschap binnen de prestatieafspraken, en de Kamer hier voorafgaand aan de begrotingsbehandeling OCW over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 143 (32827).

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de minister. De ontbrekende laatste motie krijgt u zo snel mogelijk.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Kamer voor de uitnodiging om over media te spreken. Want ik kan hier pas komen als ik door u wordt uitgenodigd. Het is fijn om dat weer te kunnen doen, want er zijn veel onderwerpen waar we over kunnen spreken.

Kort geleden hebben we een heel goed algemeen overleg gehad waarin heel veel aan de orde is gekomen. Dat overleg is vanwege mijn ziekte over de zomer heen getild. In dat overleg heb ik aangegeven dat ik in ieder geval met twee in mijn ogen echt grote trajecten bezig ben. Van het ene traject ben ik deelnemer. De publieke en commerciële partijen gaan met elkaar in gesprek over alle raakvlakken die ze hebben. We kijken of we tot een media-akkoord kunnen komen. Tegen de heer Van der Molen zeg ik dat daar ook het gesprek over NLZIET en dergelijke bij hoort. We spreken over een breed pakket. Ik hoop ook dat het echt gaat lukken om tot een akkoord te komen, maar ik ben natuurlijk ook afhankelijk van al die andere partijen die daar aan tafel zitten. Dat is wel de intentie van iedereen die daar aangeschoven is. Het tweede traject betreft inderdaad het werken aan een nieuw mediabestel, zo noem ik het maar even. Dat doen we in die zin dat we beseffen dat de huidige opzet van ons publieke mediabestel enige discussie losmaakt over de vraag of die wel toekomstproof is. We zien namelijk allerlei ontwikkelingen, niet alleen nationaal maar ook internationaal, die ons er wel toe nopen om in aanloop naar een nieuwe concessieperiode gericht te gaan bouwen aan een publiek mediabestel dat de toekomst echt goed aankan.

Ik herhaal hier dat ik u in de mediabrief zal schetsen hoe ik dat proces zie. We zullen daar gewoon in 2019 hard voor aan het werk moeten, want de tijd is in die zin beperkt dat eind 2019 de hele opzet richting een nieuwe concessieperiode begint. In de wet is geregeld wat we dan moeten doen met tellingen, het commissariaat en adviezen die gegeven moeten worden. Ik heb het u uitgelegd in het algemeen overleg. We zullen dus wel hard aan het werk moeten om tijdig duidelijkheid te geven en te kunnen handelen richting een nieuwe periode. Voor alle hier genoemde onderwerpen die daarin meegenomen zouden moeten worden, heb ik geen moties nodig. Het lijkt me ook heel onverstandig om nu met één of twee moties dat proces te belasten. Maar dat hoort er gewoon bij. Natuurlijk wordt er gesproken over de afhankelijkheid van de inkomstenbron reclame. Daar hebben we heel lang ontzettend veel plezier van gehad, maar deze jaren valt het een beetje tegen, zo zeg ik maar even met enig gevoel voor understatement. Natuurlijk moeten we ook nadenken over hoe we omgaan met aspirant-omroepen. We hebben nu de situatie dat van de drie aspirant-omroepen er twee in de herkansing zitten. Dat is ook al een bijzondere situatie. Willen we dat zo? Hoe zien we dat? Dat zullen we ook in de breedte moeten meenemen. Dus al die onderwerpen die hier zijn genoemd, maar ook een heel aantal die nog niet genoemd zijn — er is namelijk meer over te zeggen — zullen erin meegenomen worden. Maar u krijgt als eerste bij de mediabrief het proces. En dan spreken we daar verder over. Dan gaat de boot definitief van wal, en hopelijk ook met heel veel vaart.

Voorzitter, dat was wat ik had te zeggen over de trajecten die lopen. Ik ga nu gericht in op de moties. Bij die moties zal ik van tijd tot tijd ook even verwijzen naar de trajecten.

De voorzitter:

Ik zou u wel willen manen om zo kort mogelijk te zijn ...

Minister Slob:

Zeker.

De voorzitter:

... want hoe meer informatie u verstrekt, hoe meer de collega-Kamerleden weer geneigd zijn om het debat opnieuw te starten. Bovendien is er heel veel nieuwe informatie bij gekomen sinds het debat is gevoerd. Ik zie de heer Bosma al staan. Hij wil heel graag opnieuw een debat voeren. Ik geef u de ruimte voor een hele korte vraag, meneer Bosma. Maar we gaan niet weer het debat starten.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee, maar het is goed dat we nog even kunnen napraten over het algemeen overleg.

De voorzitter:

Nee. We gaan niet eindeloos napraten.

De heer Martin Bosma (PVV):

Zeker niet eindeloos.

De voorzitter:

Nee!

De heer Martin Bosma (PVV):

Moet u opletten hoe puntig ik ben.

De voorzitter:

Uw vraag.

De heer Martin Bosma (PVV):

Het was een heel raar algemeen overleg. 's Ochtends stond in De Telegraaf ineens: er komt 40 miljoen bij. Dus we hebben een debat gehad dat we niet konden voeren, want we wisten niet of dat waar was. En de minister deed er heel vaag over. De heer Kwint zei: meneer Pechtold kwam vorige week met iets uit de hoge hoed, of uit de trukendoos. Dat was — je raadt het nooit — toch die 40 miljoen. Dus dat bericht van De Telegraaf van drie weken geleden bleek gewoon te kloppen. Nu kan ik de vraag wel stellen, want het bleek gewoon waar te zijn. Hoe kan het nou dat De Telegraaf het weet en dat de coalitie het weet, maar dat de Tweede Kamer der Staten-Generaal, die deze geachte minister moet controleren, dat niet weet? Dat is toch geen nette gang van zaken?

Minister Slob:

Ik hoef meneer Bosma toch niet uit te leggen hoe dit proces gelopen is, waar dit initiatief vandaan komt. Dit komt vanuit de Kamer. U heeft aan mij gevraagd om als bewindspersoon te reageren op berichten in de krant. Dat was in een overleg waarin we op basis van alle informatie die ik u heb verstrekt — het was een enorm pakket aan brieven en rapporten — volgens mij heel stevig bezig zijn geweest om op inhoud met elkaar te debatteren. Initiatieven uit de Kamer komen uit de Kamer. U heeft mijn begroting gezien. Daar zullen we op een later moment over spreken.

De heer Martin Bosma (PVV):

Nee. Het kan toch niet zo zijn dat de minister pas vorige week bij de Algemene Beschouwingen hoorde over die 40 miljoen? Mevrouw Yeşilgöz is geslachtofferd, want die had een grote mond. Die is gewoon afgevoerd naar Noord-Siberië of zo!

De voorzitter:

Meneer Bosma, we gaan niet ...

De heer Martin Bosma (PVV):

Die 40 miljoen moet al langer hebben rondgezongen. Het kan toch niet zo zijn dat de minister bij de Algemene Beschouwingen ineens het bedrag van 40 miljoen hoorde? Dat bedrag stond drie weken daarvoor in De Telegraaf en blijkt te kloppen. Het kan toch niet dat de minister daar helemaal niks van afwist, vorige week hier in de bankjes zat en ineens ...

De voorzitter:

Punt.

De heer Martin Bosma (PVV):

... schrok van een motie van 40 miljoen? Zo werken dingen toch niet in Den Haag?

De voorzitter:

Punt, meneer Bosma.

Minister Slob:

Ik ben al aan het begin van het algemeen overleg gevraagd — dat was al bijzonder — om te reageren op krantenberichten. Ik daar toen van gezegd wat ik heb gezegd. Ik vind het ook niet echt gepast in de richting van de Kamer. We zouden spreken op basis van wat daar toen geagendeerd was. Ik vond, en dat is ook een compliment aan de Kamer, dat we een ongelofelijk goed debat hebben gevoerd over alle onderwerpen. Dat ging ook verder dan alleen over geld voor de publieke omroep en Ster-inkomsten. Het was wel onderdeel van het debat, tussen alle onderwerpen die daarvoor geagendeerd waren. Dat blijkt overigens ook uit alle moties die nu zijn ingediend, want die waaieren bij wijze van spreken ook alle kanten uit. Dat is terecht, want het is een breed terrein.

De voorzitter:

Voordat u daarop gaat reageren, merk ik nog op, ook in de richting van de heer Bosma, dat er een nieuwe kans komt om hier uitgebreid over te reageren. Dat is, zo zeg ik uit mijn hoofd, op 26 november. Dan is er een wetgevingsoverleg Media. Dan kunt u uitgebreid over de reconstructie van die 40 miljoen spreken.

De minister gaat nu snel tot zijn beantwoording over.

Minister Slob:

Ik kijk ook uit naar die dag. Die staat ook in mijn agenda.

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 133 van de leden Kwint en Westerveld wordt, aansluitend op de motie-Pechtold, gevraagd afspraken te maken om in de toekomstvisie die aan die motie-Pechtold wordt verbonden, ook een plan op te nemen om het omzeilen van de Wet normering topinkomens via productiemaatschappijen te voorkomen. Ik denk dat het goed is als u nog even heel precies naar die motie van de heer Pechtold kijkt, want die vraagt de NPO om een plan te maken om de tegenvallende Ster-inkomsten op te vangen op een wijze waarop ook de programmering zo veel mogelijk kan worden ontzien. Ik denk dat we er wel van doordrongen zijn dat het na dit jaar waarschijnlijk nog niet afgelopen is met die tegenvallende inkomsten. Uiteraard is transparantie daarin belangrijk, ook al vanuit de opdracht die de NPO heeft. Dat wordt in die motie-Pechtold gevraagd. Ik zou dat niet met dit onderwerp willen belasten. We hebben daar al eerder over gesproken. Ik ben best bereid om in november met u verder te praten over de normering van de topinkomens. Ik ben zelf content met het feit dat het langzaam maar zeker aan het teruglopen is, door de eisen die wij aan de publieke omroep kunnen stellen. U weet ook dat dat echt wel wat lastiger is als het gaat om de private sector. Maar laten we dat debat op een later moment verder voeren en niet de uitvoering van de motie-Pechtold, die volgens mij klip-en-klaar is, daarmee belasten.

De voorzitter:

Dus deze motie wordt ontraden.

Minister Slob:

Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De heer Kwint, kort.

De heer Kwint (SP):

Het ingenieuze van dit voorstel is nou juist dat wij, terwijl we zoeken naar een publieke omroep die om kan gaan met teruglopende reclame-inkomsten, meteen een manier aanleveren waarop de publieke omroep geld kan besparen. Dan vind ik het heel logisch om die twee aan elkaar te koppelen. Toch?

Minister Slob:

Wij vragen aan de publieke omroep om met een plan te komen voor hoe hij wil omgaan met eventuele tegenvallende inkomsten. Laten we dat plan nu maar gewoon afwachten. Dat plan komt natuurlijk ook bij de begrotingsbehandeling en de behandeling van de mediabrief in november bij u voor te liggen. Dan kunnen we het debat in alle breedte voeren, want het blijft een interessant onderwerp. Maar ik blijf bij mijn oordeel om deze motie te ontraden.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 134.

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 134 is van de heer Kwint. Ik heb zonet al aangegeven wat het proces is met betrekking tot het langeretermijnplan, dus het werken naar een toekomstbestendig publiek mediabestel. Ik ontraad deze motie dus. We zullen in november verder spreken over hoe het proces eruitziet. Daarna volgt de verdere inhoud.

De motie op stuk nr. 135 is van de collega's Westerveld, Van den Hul en Kwint.

De voorzitter:

De heer Kwint over de motie op stuk nr. 134.

De heer Kwint (SP):

Ik was hier al bang voor bij de inleiding van de minister. Hij zegt: er komt een hele hoop terug in november. Dat is natuurlijk waar, maar ik zie eerlijk gezegd niet het bezwaar, het probleem. Volgens mij belasten wij geen enkel proces, niet in Hilversum en niet op het ministerie, op het moment dat wij zeggen: bij de uitwerking van de toekomstscenario's van de publieke omroep schrijven wij ook mee en doen wij ook een stukje over een reclamevrije publieke omroep. Daarmee rijden wij toch niemand in de wielen op welke manier dan ook?

Minister Slob:

Het oordeel over deze motie is natuurlijk uiteindelijk aan de Kamer, maar dit is mijn advies, omdat ik vind dat het anders veel te ad-hoc'erig gaat. Ik vind het belangrijk dat we hierop met elkaar een helder zicht hebben. Daar heeft u als Kamer ook recht op, want u heeft ook gevraagd naar uw betrokkenheid erbij. Ik zal in de mediabrief schetsen hoe dit traject eruit gaat zien en wat we in het traject zullen beschouwen als onderdelen waarover nagedacht zal moeten worden. Daarbij neem ik alle suggesties mee die hier genoemd worden, maar laten we dan ook een algeheel oordeel geven over wat er ligt. Nogmaals, het is natuurlijk aan uw Kamer zelf om uiteindelijk te oordelen over moties, maar ik ontraad deze motie omdat ik denk dat het niet echt zorgvuldig is om daar één of twee dingetjes uit te halen en die al stevig in het beton te gieten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 135 van mevrouw Westerveld c.s.

Minister Slob:

Die motie ontraad ik ook, omdat ik hierover in het algemeen overleg al een toezegging heb gedaan, onder andere aan CDA, ChristenUnie en D66, die daarom gevraagd hadden. Ik heb aangegeven dat ik nog voor het novemberoverleg mijn gesprek zal hebben gehad met de VNG en de LPO. Mijn collega van Binnenlandse Zaken zal daar ook bij zijn. Op basis daarvan kunnen we verder kijken wat er nog nodig is, mocht u dat willen, maar het lijkt mij goed om eerst de toezegging uit te voeren die ik aan de Kamer heb gedaan en daarna verder met u in gesprek te gaan.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De minister zegt dat er al een toezegging ligt, maar die toezegging gaat over iets anders. Die toezegging is dat de minister in de brief zal ingaan op de financiering van de publieke omroepen. Ik heb in het debat letterlijk gevraagd of de regionale en de lokale omroepen uitkomen met het bedrag. Ik heb natuurlijk even nagezocht wat de minister toen gezegd heeft. En dan komt er heel lang antwoord, dat zich concreet laat samenvatten als: ik zie het vraagstuk en ik ben in overleg. Terwijl onze vraag is: kunnen ze uit met de bedragen die ze krijgen? De motie vraagt de minister ook om dat te gaan onderzoeken.

Minister Slob:

Op het moment dat ik in gesprek ga met de VNG en de NLPO en mijn collega van Binnenlandse Zaken daar ook bij betrokken is, komen dit soort zaken toch aan de orde? Dan bespreken we met elkaar wat er nodig en wenselijk is en ook welke mogelijkheden er vanuit de verschillende begrotingen zijn om daar wat aan te doen. Eén punt is in elk geval al geagendeerd, namelijk dat de gemeentes de mogelijkheid hebben om een bepaald bedrag per huishouden op te vragen via hun gemeentelijk belastingstelsel — om het maar even zo te noemen — en dat niet iedere gemeente daaraan voldoet. Dat is dus ook een onderwerp om met elkaar te bespreken. Ik zou zeggen dat u toch even moet afwachten waar ik mee terugkom. Op basis daarvan kunnen we bezien wat er nog meer nodig is en wat u in mijn richting en misschien in de richting van Binnenlandse Zaken nodig acht, want u weet dat dit niet alleen maar op deze begroting rust.

De voorzitter:

Mevrouw Westerveld, de minister vraagt om geduld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, dat heb ik begrepen. Even voor de goede orde: ik kan niet weten wat er in de gesprekken met de minister besproken wordt. Ik vroeg u in het debat letterlijk of u dit vraagstuk kunt meenemen. Mijn vraag was niet of we dat richtsnoerbedrag — want daar ging de discussie over — misschien verplicht moeten stellen, maar of ze wel genoeg krijgen. Als ik geen concreet antwoord op die vraag krijg, is het misschien niet zo gek dat we daar via een motie opnieuw om vragen.

Minister Slob:

Ik heb ook bij het algemeen overleg aangegeven wat ik vanuit mijn verantwoordelijkheid voor media voor hen kan doen. U weet dat de financiering van deze mediaorganisaties anders loopt dan die regionaal en nationaal loopt. Dat maakt het gesprek tussen u en mij over hoe we dat gaan doen, ook wat lastiger. Daarom ben ik blij dat mijn collega van Binnenlandse Zaken en ik gezamenlijk in gesprek gaan met de landelijke vertegenwoordiging van de lokale omroepen en met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Dat is natuurlijk het uitgelezen moment om over dit soort dingen te spreken. Dan gaan we het niet over onderwijs hebben of over weet ik veel wat. Dan hebben we het heel gericht over hun taak, hoe zij ermee omgaan, wat zij aan problemen ervaren en wat mogelijke oplossingen zijn om hen te helpen. Uiteraard zal dan ook over geld gesproken worden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 136.

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 136 ontraad ik ook. Dit betreft hetzelfde als wat ik heb gezegd over de reclames en de aspirant-omroepen.

De voorzitter:

De heer Aartsen op dit punt.

De heer Aartsen (VVD):

Ik snap de beantwoording van de minister, namelijk dat hij deze onderdelen meeneemt in de mediabrief. Ik zou hem wel willen verzoeken om in de mediabrief niet alleen te spreken over het proces dat we in 2019 naar die nieuwe concessieperiode gaan doorlopen, maar ook heel duidelijk aan te geven welke inhoudelijke dingen er dan wel en niet worden onderzocht gedurende de periode naar de nieuwe concessie, want de moties op de stukken nrs. 134 en 135 gaan volgens mij over inhoudelijke zaken. Dan kan de Kamer ook duidelijk zeggen dat zij iets alsnog onderzocht wil hebben in de periode naar de nieuwe concessie.

Minister Slob:

Ik heb net toegezegd dat ik ook inhoudelijk zal aangeven welke onderwerpen dan mede geagendeerd staan. Dan kunt u ook beoordelen of u dat voldoende vindt of niet.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De minister zei in het debat letterlijk dat hij niet van plan is om de ledenaantallen zomaar overboord te gooien. Ik heb dus de indruk dat de minister het vooral niet eens is met onze motie, maar dat is iets anders dan dat de motie overbodig is.

Minister Slob:

Ik heb aangegeven dat ik in een bepaalde volgordelijkheid werk. Ik heb inderdaad ook iets gezegd over de ledenaantallen. Sommigen geven nu met gemak aan dat de publieke omroep helemaal geen externe pluriformiteit zou hebben en niet verankerd zou zijn in de samenleving, maar dat wordt alleen al op basis van de cijfers weersproken. Er zijn nog steeds heel veel mensen lid van publiekeomroepverenigingen. Dat kunnen we ook niet zomaar even aan de kant schuiven als "te verwaarlozen". Ik heb alleen aangegeven dat we eerst duidelijkheid moeten hebben over het proces en welke onderwerpen daarbij meegenomen moeten worden. Dan komt het vervolg. Dit is hetzelfde antwoord als het antwoord dat ik gaf richting de heer Aartsen. Dat komt allemaal binnen heel korte tijd. We praten echt maar over een paar weken. Dan ligt het er allemaal. Dat is volgens mij een veel beter moment dan nu, tijdens een VAO, om dat uit te discussiëren met elkaar.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

We hebben het daar in het algemeen overleg inderdaad over gehad. Ik heb nergens gezegd dat we de ledenaantallen zomaar overboord moeten kieperen. Het punt is juist dat we zeggen dat jongeren minder snel lid worden van een omroep. Daar kunnen we een welles-nietesdiscussie over houden, maar volgens mij is dat evident. Wij vragen in de motie om in die nieuwe visie verschillende manieren mee te nemen om te kijken hoe we voor genoeg draagvlak zorgen. Dat is het enige wat we vragen.

Minister Slob:

Ik heb net aangegeven wat ik vind. Ik zal ook helemaal niet aangeven dat dit een raar onderwerp is om het over te hebben. Sterker nog, natuurlijk staat dat straks ook op de agenda. Ik heb alleen aangegeven dat het belangrijk is om het niet ad hoc te doen, maar in z'n totaliteit een oordeel te geven. Daarom is het niet zo fijn in zo'n proces — maar u gaat er uiteindelijk zelf over — om er nu alvast een paar dingen uit te halen en die via een motie proberen vast te leggen. Laten we even het totale overzicht hebben en dat beoordelen. Mogelijk wordt u op allerlei manieren bediend. Dat kan ik niet eens uitsluiten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 137.

Minister Slob:

Ik zou willen vragen om deze motie nog even aan te houden en ik zal u uitleggen waarom. We hebben hier al eerder een keer intensief over gediscussieerd. Ik ben zeer gecharmeerd van het feit dat mevrouw Westerveld — en zij heeft nu een hele schare achter zich gekregen — zich sterk maakt voor deze doelgroep en het gebruik van media dat voor hen soms wat lastiger is, waardoor er allerlei hulpmiddelen nodig zijn. U weet dat er geen wettelijke verplichting is. Dus alles wat hier gebeurt, gebeurt op basis van vrijwilligheid. Ik ben onder de indruk van wat er al op basis van vrijwilligheid op dit moment gebeurt: de inzet van gebarentolken, ondertiteling, gesproken ondertiteling, audiodescriptie. Ik zie ook dat dat in de afgelopen periode, misschien wel door de aandacht van de Kamer, toegenomen is, ook onder jongeren, want dit wordt ook aan kinderen aangeboden in telefilms voor de jeugd en kinderseries. Als u nu om een stappenplan vraagt, zegt u dat u in feite een kop wil bovenop wat er nu gebeurt. Het is op basis van vrijwilligheid. Er zijn ook kosten aan verbonden die nu wel gewoon waren opgenomen in de gelden die ter beschikking waren, maar als wij daar nog weer koppen bovenop willen, overstijgt het een beetje de basis van vrijwilligheid. Dat zijn best kostbare investeringen. Niet verkeerd natuurlijk, want we vinden het ook fijn dat het gebeurt. Maar bijvoorbeeld een programma voorzien van audiodescriptie, kost per uitgezonden uur €3.500.

Dus ik zou u willen toezeggen dat ik aan de Kamer inzichtelijk maak wat er op dit moment gebeurt. Dan kunt u bepalen of u echt vindt dat er nog weer verdere uitbreiding moet plaatsvinden. Dan kunnen we bij de bespreking van de begroting een afweging maken op welke wijze we denken dat dit bekostigd moet worden.

De voorzitter:

Helder.

Minister Slob:

Dus ik zou mevrouw Westerveld willen vragen om de motie aan te houden om dan op basis van die feiten het verdere gesprek te voeren, wat ik wel uitermate belangrijk vind.

De voorzitter:

Ik wil eerst even een antwoord van mevrouw Westerveld op de suggestie van de minister. Bent u bereid om de motie aan te houden?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De motie heeft verschillende ondertekenaars, dus het lijkt me goed dat ik dat eerst even met de andere mensen overleg.

De voorzitter:

Ja, in dat geval krijgt de motie het oordeel ontraden.

Dan gaan we nu naar de motie op stuk nr. 138.

Minister Slob:

Dat is de motie van de heer Öztürk, waarin hij de regering verzoekt te bezien hoe het vertrouwen in de pers kan worden verbeterd. Ik ontraad deze motie. U wilt dat de arm van deze regering wel heel erg ver gaat reiken. Wij hebben wel een verantwoordelijkheid voor het publieke deel, dus de publieke omroep. Ik constateer op basis van onderzoeken daarnaar dat het vertrouwen in de publieke omroep behoorlijk groot is; zelfs enorm groot als ik denk aan een onderzoek van juni dat onder West-Europese landen is gehouden. Alleen Zweden zat toen nog boven ons. Maar er zijn ook eigen onderzoeken die aangeven dat het vertrouwen groot is. Dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 138 wordt ontraden. Dan de motie op stuk nr. 139.

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 139 ontraad ik ook, niet omdat wat er staat zomaar uit de lucht gegrepen is, maar omdat het al onderdeel is van de bestaande prestatieafspraken. Dus er is geen enkele reden om dat nu nog weer eens een keer via een motie opnieuw aan de orde te stellen als het al gewoon bestaand beleid is.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 140?

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 140 is aan de Tweede Kamer gericht, aan het Presidium.

De voorzitter:

Ja, dat klopt. Excuses.

Minister Slob:

Dus dat laat ik aan u.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 141.

Minister Slob:

De motie op stuk nr. 141 ontraad ik. De Code van Bordeaux is al beroepsstandaard. Daar hebben we ook over gesproken bij het algemeen overleg. De NPO heeft een eigen journalistieke code en die is mede gebaseerd en geïnspireerd op de Code van Bordeaux. Dus deze motie ontraad ik.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 141 wordt ontraden.

Minister Slob:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 142 ontraad ik ook. Er is geen enkele aanleiding om nu opeens lineair de zendtijd voor politieke partijen uit te breiden. Er zijn heel veel andere mogelijkheden voor politieke partijen om zich te presenteren. Ik geloof dat DENK daar als geen ander soms gebruik van maakt. Ik ontraad deze motie dus.

De voorzitter:

De heer Öztürk over de motie op stuk nr. 142, die wordt ontraden.

De heer Öztürk (DENK):

Ik ga in één keer op alle moties in.

De voorzitter:

Alle vijf worden ontraden.

De heer Öztürk (DENK):

Ik vind dat bijzonder jammer. In de hele wereld is men bezig om fake news en het vertrouwen in de pers aan te pakken, maar de minister zegt: ik doe daar niks mee. Ik heb het heel aardig verwoord: "bezien", dus even met de ambtenaren bekijken wat we kunnen doen om het vertrouwen in de pers te verhogen. Maar over alles waar "DENK" op staat, zegt de minister bij voorbaat al: ontraden. Dat vind ik jammer. U gaat niet mee in de DENK-gedachte om enigszins iets te doen om het vertrouwen van de bevolking in de media te bevorderen. U wilt daarover niet praten binnen uw ambtelijke organisatie. Dat vind ik een beetje niet passen bij de minister die ik heb leren kennen.

Minister Slob:

Ik neem afstand van de kwalificatie dat ik alles waar "DENK" op staat zo van tafel veeg. Ik geef een inhoudelijke beoordeling. Ik geef aan waar wij ook vanuit onze positie voor verantwoordelijk zijn: het publieke deel van de omroep. Ik heb aangegeven dat die heel mooie cijfers kan laten zien over vertrouwen. Andere mediabedrijven zullen bij zichzelf te rade moeten gaan over wat ze kunnen doen aan het vertrouwen als ze dergelijke cijfers zien, maar dat is echt een verantwoordelijkheid die bij hen ligt. Bij media, maar ook bij andere onderwerpen, is het heel belangrijk dat we onze plek heel goed kennen.

De voorzitter:

De heer Öztürk in tweede instantie.

De heer Öztürk (DENK):

Bijzonder spijtig om dit te horen: we moeten onze plek kennen. Wij kennen onze plek. Wij zien dat de bevolking de media niet meer vertrouwt, dus andere, buitenlandse media gaat vertrouwen, waardoor wij in Nederland problemen krijgen binnen onze bevolking. Die plek moeten we ook kennen, vind ik, minister.

U ontraadt ook mijn motie over jongeren, vrouwen en migranten. Vindt u nou werkelijk dat mensen met een migrantenafkomst door de NPO goed worden vertegenwoordigd? Vindt u dat die groeperingen tevreden zijn met de programmeringen van NPO, waardoor u kunt zeggen dat het al beleid is?

De voorzitter:

Meneer Öztürk ...

De heer Öztürk (DENK):

Hoe kunt u dit zomaar van tafel vegen?

Minister Slob:

Ik veeg het niet van tafel. Het is onderdeel van de prestatieafspraken. Volgens de procedure ziet het Commissariaat voor de Media erop toe of men voldoet aan de prestatieafspraken. Daar komt netjes een rapportage over. Die rapportage krijgt de Kamer ook en kan u aanleiding geven om in gesprek te gaan, maar nu vraagt u ons om iets te gaan doen wat al gewoon onderdeel van de prestatieafspraken is. Dat is een beetje dubbelop.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 143, tot slot.

Minister Slob:

Ja, en er was nog één vraag van de heer Sneller, die ik even eerst doe. Als het gaat om onze plek kennen: de heer Sneller heeft gevraagd of freelancers ook gebruik kunnen maken van de gelden van het Persvrijheidsfonds. Ik neem aan dat u dat bedoelt als het gaat om hun veiligheid, want daarover hebben wij gesproken bij het algemeen overleg. Dat is inderdaad het geval. Dat moet niet rechtstreeks via ons gaan lopen. Deze route kunnen we dus gaan bewandelen om, onze plek kennende, toch een bijdrage te leveren aan hun veiligheid.

Voorzitter, tot slot de motie op stuk nr. 143 van het lid Van den Hul over het vernieuwingsplan van de NPO, zoals zij het noemt, en de prestatieafspraken. Hiermee worden twee zaken aan elkaar verbonden, maar het is even belangrijk om de volgordelijkheid goed te zien. Ik heb al eerder gesproken over de motie van de heer Pechtold, waarin wordt gevraagd om met een plan te komen met betrekking tot tegenvallende Ster-inkomsten en de wijze waarop dat kan uitwerken op de journalistiek. Dat plan moet er al liggen bij de begroting. Daar moet nu dus heel hard aan gewerkt worden. Op basis van dat plan kunnen wij inderdaad beoordelen of we het a voldoende vinden en b of het ook gevolgen heeft voor de prestatieafspraken, die nog doorlopen tot het eind van deze concessieperiode. Dus pas in november kunnen we dat oordeel geven, als dat plan er ligt.

De voorzitter:

Dus u vraagt de motie aan te houden?

Minister Slob:

Nou, deze motie kan op deze manier niet. Eigenlijk moet ik haar ontraden, maar de discussie zal zeker gevoerd worden op het moment dat het plan er ligt. Dan moeten we zeker met elkaar kijken naar de huidige prestatieafspraken.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Op basis van wat hier eerder vanmiddag is uitgewisseld zag ik dit al een beetje aankomen. Toch vind ik dat jammer. Ik denk namelijk dat wat deze motie beoogt en wat ook andere, eerder vandaag ingediende moties beogen is om de minister bepaalde zaken mee te geven, juist aan de voorkant van het proces. Ik hoor heel goed wat de minister zegt: we gaan dat proces nu in en dan komt het moment om al deze zaken al dan niet in ogenschouw te nemen. Ik denk toch nog steeds dat het heel belangrijk is om aan de voorkant uitspraken te doen. In dat licht stel ik graag nu de minister de vraag: deelt hij het belang van en ook de zorg voor diversiteit en goed werkgeverschap, juist in het licht van de vernieuwingsslag die nu gemaakt moet worden?

Minister Slob:

Daar kan ik volmondig ja op zeggen. Dat heb ik ook in het algemeen overleg aangegeven. U vraagt mij nu iets te doen richting de behandeling van de mediabegroting in november met betrekking tot prestatieafspraken, maar de prestatieafspraken van deze concessieperiode staan gewoon. Die lopen nog door tot het eind. We zijn wel ook bezig een traject in te gaan omdat we al over deze periode heen een bouwwerk willen neerzetten voor de nieuwe concessieperiode. Dat betekent dat u daar allerlei onderwerpen bij kunt agenderen. Maar de wijze waarop u dat nu doet, is niet de juiste.

De voorzitter:

Dus deze motie wordt ...

Minister Slob:

Ik zou dus willen aangeven: zorg dat u straks, bij de gesprekken die we zullen hebben over hoe we dat proces gaan inrichten en welke onderwerpen we belangrijk vinden, ook met dit soort thema's naar ons toe komt. Dan kunnen we met elkaar beoordelen wat we daar wel of niet in vinden passen.

De voorzitter:

De motie wordt nu ontraden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik hoor het.

De voorzitter:

Een suggestie zou zijn om haar aan te houden.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik ben niet van plan om dat te doen, want nogmaals: dit is iets wat ik de minister graag aan de voorkant van het traject zou willen meegeven.

De voorzitter:

Oké. Meneer Kwint, heeft u echt nog een vraag?

De heer Kwint (SP):

Een heel belangrijke zelfs. De minister heeft eerder, toen het ging over geld voor de publieke omroep, gezegd dat hij dat niet van de Onderwijsbegroting zou afhalen. Vindt hij dat nog steeds?

Minister Slob:

Zeker. En ook niet bij de regionale en de lokale omroepen.

De voorzitter:

Meneer Kwint, nog één korte opmerking.

De heer Kwint (SP):

Ik vermoed dat het antwoord gaat zijn dat we daar in november verder over gaan praten, maar ik was benieuwd wanneer we eventueel een idee tegemoet kunnen zien over waar het geld vandaan zou moeten komen, mocht er een plan komen van de NPO.

Minister Slob:

De Kamer heeft uitgesproken, en daar heeft de minister-president namens het kabinet een oordeel over gegeven, dat men wil dat er 40 miljoen bij komt. Ik heb de tekst van de motie hier liggen. De wijze waarop en waar dat geld vandaan komt, zal uiteraard ook duidelijk gemaakt worden. Ik kan niet uitsluiten dat dat misschien wel komt door middel van een amendement van de Kamer, waar men erover aan het nadenken is waar het vandaan moet komen. Misschien komt er een aanvulling op de begroting, of wat dan ook. Dat zal natuurlijk ordentelijk moeten gebeuren. Maar ik ben inderdaad niet van plan het bij onderwijs weg te halen. Ik ben in het afgelopen jaar ook al heel erg duidelijk geweest met betrekking tot het schot dat ik heb gezet tussen het nationale deel en wat er lokaal en regionaal moet gebeuren. Daar sta ik nog onverkort achter.

De voorzitter:

Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van dit VAO over media en journalistiek. Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties die zijn ingediend zal dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven