7 Mbo en vmbo

Aan de orde is het VAO Mbo en vmbo (AO d.d. 12/09).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Mbo en vmbo. Een hartelijk welkom aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ik geef het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks, die nu een sprint trekt op hele hoge hakken, dus dat duurt even.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat is waarom ik zo vaak mijn sportschoenen draag. Dan kun je tenminste echt sprinten door de gangen.

Voorzitter. Jongeren verdienen een gelijke kans, al helemaal in het onderwijs. Helaas wordt bij sollicitaties nog te vaak gekeken naar iemands achternaam in plaats van naar wat deze jongere kan. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat stagediscriminatie van mbo-studenten het beginsel van gelijke kansen ondermijnt;

constaterende dat sinds het allereerste onderzoek ernaar, getiteld Mag het ook een buitenlander wezen, in 1986, de etnische stagediscriminatie van studenten die beroepsonderwijs volgen onverminderd hoog is;

overwegende dat de training Selecteren zonder vooroordelen van het College voor de Rechten van de Mens bewezen succesvol is voor de bewustwording over vooroordelen en stereotyperingen onder werkgevers;

verzoekt de regering te onderzoeken of deze training een verplichtend karakter kan krijgen voor bedrijven die een erkend leerbedrijf willen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 377 (31524).

De heer El Yassini heeft een vraag.

De heer El Yassini (VVD):

Mijn vraag gaat eigenlijk over het verplichtende karakter. Is mevrouw Westerveld niet bang dat als het een verplicht karakter krijgt, het uiteindelijk als een soort checklistje wordt gebruikt en we dan verder van huis zijn?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Er worden al allerlei eisen aan een bedrijf gesteld als het een leerbedrijf wil worden. Wij stellen voor om onderzoek te doen naar of deze training daaraan toegevoegd kan worden. Er zijn dus al eisen waar een bedrijf aan moet voldoen als het een leerbedrijf wil worden.

De voorzitter:

De heer El Yassini, kort.

De heer El Yassini (VVD):

Ja, dat klopt. Er worden inderdaad eisen aan gesteld, maar ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Is mevrouw Westerveld niet bang dat als we het gaan verplichten, juist als het gaat om stagediscriminatie, leerbedrijven dit gaan gebruiken als een soort checklist: afvinken, klaar en opzijleggen? En dat ze het dus eigenlijk doen uit een verplichting in plaats van dat ze echt doelbewust bezig zijn met het verbeteren van de situatie voor dit soort jongeren?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Daar zijn we niet bang voor. Dit is juist een training waarvan bewezen is dat die effectief is en waarvan bewezen is dat als werkgevers deze training krijgen, ze zich bewust worden van vooroordelen. Dat is de reden waarom wij voorstellen om te inventariseren of dit kan worden toegevoegd aan het lijstje met eisen waaraan bedrijven die leerbedrijf willen worden, moeten voldoen.

De heer Beertema (PVV):

Het gaat er natuurlijk om om stagediscriminatie, wat buitengewoon afkeurenswaardig is, te verminderen. Maar wat ik eerst weleens zou willen weten, is of er daadwerkelijk een lijst van bedrijven is waarvan is aangetoond dat die keihard discrimineren. Mij is het niet bekend. Ik heb 34 jaar met stages gewerkt en ik heb nog nooit een bedrijf kunnen betrappen op dit soort discriminatie. Is het niet verstandig om eerst aan de minister te vragen om met een lijstje van bedrijven te komen die zich hier echt schuldig aan hebben gemaakt?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik vind het prima als de heer Beertema dat aan de minister wil voorleggen, maar uit verschillende rapporten blijkt gewoon dat stagediscriminatie voorkomt. Dat is de reden waarom wij deze motie, dit voorstel, indienen.

De heer Beertema (PVV):

Maar bent u niet bang dat u nu met een heel groot kanon op een mug aan het schieten bent? Bent u ook niet bang dat het bedrijfsleven, zeker het mkb, toch enigszins geschoffeerd wordt door dit wantrouwen vanuit de Kamer?

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Volgens mij is het niet zo heel ingewikkeld voor bedrijven om een training te volgen. Dat doen we vaker. Het is gewoon zo dat je mensen die werknemers aannemen verschillende zaken kunt bijbrengen. Daar is deze training een effectief middel voor; dat is ook bewezen. Daarom stellen wij voor dat er een onderzoek plaatsvindt naar of deze training een verplichtend onderdeel kan worden voor bedrijven op het moment dat zij een leerbedrijf willen worden.

De voorzitter:

Dank. U had nog een motie.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ja, voorzitter. Ik ga graag door met het volgende onderdeel. Ik vroeg tijdens het vragenuur van 3 juli aan staatssecretaris Van Ark naar fouten die op haar ministerie zijn gemaakt bij het verdelen van subsidies om kwetsbare jongeren naar werk te begeleiden. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat juist leerlingen in het praktijkonderwijs gebaat zijn bij goede begeleiding bij het vinden van werk;

constaterende dat het Europees Sociaal Fonds subsidie beschikbaar heeft gesteld aan het ministerie van SZW, maar het bedrag drie jaar eerder op is dan verwacht;

overwegende dat gemeenten en (praktijk)scholen hun plannen moeten stopzetten, personeel wordt ontslagen en jongeren buiten de boot vallen;

constaterende dat het kabinet in juli een oplossing beloofde, maar er nog geen stappen zijn gezet;

roept de regering op om met het (praktijk)onderwijs, gemeenten en leerlingen afspraken te maken over hoe deze jongeren zo goed mogelijk begeleid kunnen worden naar werk en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 378 (31524).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik wil er graag aan toevoegen dat wij weten dat er inmiddels, namelijk vorige week, is gebeld om een afspraak te maken, maar dat wij nog weinig bereidwilligheid van het kabinet zien om concreet aan de slag te gaan om een oplossing te vinden voor die jongeren. Daarom die laatste motie.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Westerveld. Dan is het woord aan de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):

Voorzitter. Een lange tijd hebben we het tijdens dit algemeen overleg gehad over praktijkleren, tenminste de minister en ik. Ondertussen heb ik geconstateerd dat er een veel bredere interesse voor dit onderwerp is, dus ik tel mijn zegeningen en constateer maar dat het terecht is. Goede dekking ook! Maar het biedt ons wel de kans om een groot probleem op te lossen. Het budget loopt namelijk nogal hard terug de komende jaren. Of verdwijnt het? Het kabinet zegt dat het de regeling met één jaar heeft verlengd. Wij zien in de begroting een bedrag nog doorlopen, maar wel teruglopen. Linksom of rechtsom, dat is een slechte ontwikkeling voor mbo'ers die in de praktijk een vak willen leren en voor mkb'ers die dankzij deze subsidie studenten een mooi vak kunnen leren. Dus een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer unaniem heeft besloten de bezuiniging op leerwerkplekken van 19,5 miljoen in 2019 te schrappen;

van mening dat Nederland voor een enorme opgave staat waarbij technisch geschoolde vakmensen onmisbaar zijn en dat goed beroepsonderwijs onmogelijk is zonder voldoende leerwerkplekken;

verzoekt de regering de bezuiniging op de leerwerkplekken ook structureel ongedaan te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kwint. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 379 (31524).

De heer Kwint (SP):

En dan stagediscriminatie, een hardnekkig probleem waarbij het slechts zelden tot een vastgestelde stagediscriminatie komt. Maar als het dan zo is, dan mag een bedrijf daar wat ons betreft niet mee wegkomen. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat stagediscriminatie een hardnekkig probleem is;

constaterende dat er het afgelopen jaar slechts zeventien meldingen gedaan zijn via het meldpunt stagediscriminatie en dat bij één leerbedrijf naar aanleiding van een melding de erkenning van leerbedrijf ingetrokken is;

verzoekt de regering met scholen, politie en het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan om het doen van aangifte zo laagdrempelig mogelijk te maken;

verzoekt de regering tevens ervoor zorg te dragen dat er bij geconstateerde discriminatie die leidt tot het intrekken van de erkenning van een bedrijf als leerbedrijf altijd aangifte wordt gedaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Van den Hul en Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 380 (31524).

De heer Bruins heeft een vraag aan u.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik ben geen woordvoerder justitie voor mijn fractie, maar ik hoor hier de heer Kwint voorstellen dat we mensen of scholen gaan verplichten om aangifte te doen. Hoe zit dat juridisch? Volgens mij is het gewoon helemaal niet mogelijk wat hij hier voorstelt.

De heer Kwint (SP):

Jawel, derden kunnen aangifte doen. Dat kan dus bijvoorbeeld betekenen dat de SBB die vaststelt dat er sprake is van stagediscriminatie en besluit een status van erkend leerbedrijf in te trekken, daar ook een aangifte aan koppelt. Dat kan ook betekenen dat de school dat doet.

De heer Bruins (ChristenUnie):

En heeft de jongere daar dan nog iets in te zeggen? Wil die jongere wel zo'n rechtszaal in getrokken worden, zo'n procedure? Ik zou dat toch graag bij het slachtoffer zelf laten, en niet bij de instelling.

De heer Kwint (SP):

De insteek van deze motie is juist om zo'n zware procedure bij een student weg te halen, om een deel van het werk op zich te nemen. Op het moment dat meneer Bruins zegt "goh, als u hier toevoegt: tenzij een student hier nadrukkelijk bezwaar tegen maakt" voeg ik dat met liefde toe.

De voorzitter:

Heel kort, meneer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

We hebben het hier over een formele aangifte. Dat betekent echt nogal wat voor zo'n jongere. Ik neem dit mee terug naar mijn fractie. Dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Kwint, was u daarmee gekomen aan het einde van uw bijdrage?

De heer Kwint (SP):

Zeker.

De voorzitter:

Dank. Dan is nu het woord aan mevrouw Kuik van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Af en toe lijkt het alsof partijen over elkaar heen duikelen om maar de eerste te zijn om te zeggen dat de subsidie praktijkleren moet blijven. Maar laten we vooral constateren dat het mooi is dat we het met elkaar eens zijn op dit punt. De Kamer is duidelijk geweest richting het kabinet. En zoals ik in het AO ook al aangaf, ziet het CDA juist voor de aansluiting tussen mbo en arbeidsmarkt praktijkleren als van groot belang. Tijdens de begrotingsbehandeling spreken we hierover verder.

Stagediscriminatie, bijvoorbeeld omdat je een niet-westerse achtergrond hebt, is onaanvaardbaar. Goed dat de minister hier actie op onderneemt. Het CDA hoort graag of goede voorbeelden snel kunnen worden opgepakt door scholen waarop de experimenten nu niet plaatsvinden.

Ten slotte heb ik tijdens het AO aangegeven voorstander te zijn van pilots met een vakcertificaat in het mbo, bedoeld voor bijvoorbeeld een goede kok die moeite heeft met d's en t's en die daardoor het mbo zonder diploma zou moeten verlaten. Dit kan jongeren met gouden handjes meer kans geven op de arbeidsmarkt. De waarde van de mbo-verklaring moet wel helder zijn en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering conform regeerakkoord mbo-scholen de gelegenheid wil geven om aan studenten, die aan een entree- of niveau 2-opleiding net niet hun diploma halen, een vakverklaring uit te reiken die laat zien wat een student heeft geleerd wat relevant is voor de arbeidsmarkt;

constaterende dat voor het slagen op een deel van een mbo-opleiding bestaande instrumenten zijn als een mbo-certificaat en een instellingsverklaring;

overwegende dat het van belang is dat voor alle betrokkenen helder is welke waarde de mbo-verklaring heeft;

verzoekt de regering om in samenspraak met studenten, mbo-scholen en bedrijfsleven te onderzoeken of het verschil tussen de mbo-verklaring en een mbo-certificaat duidelijk genoeg is of dat ze eventueel gebundeld moeten worden tot één getuigschrift waarin de meerwaarde voor de arbeidsmarkt duidelijk wordt, en verzoekt de regering tevens voorafgaand aan schooljaar 2019-2020 de Tweede Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 381 (31524).

Dan is nu het woord aan mevrouw Van den Hul van de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Terwijl wij hier met elkaar praten over het mbo is op dit moment TeamNL in Boedapest bezig om te laten zien wat het mbo zoal kan. Ik wil ze daarbij vanaf deze plek ook heel van succes wensen, ik denk namens ons allen in deze zaal. Zet hem op!

Omdat wij vinden dat mbo'ers niet alleen hele mooie dingen doen maar ook recht hebben op gelijke behandeling deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rijksoverheid recent afgestudeerden met een wo-master deelname aan het Rijkstraineeprogramma aanbiedt;

overwegende dat zo'n programma ook studenten uit het beroepsonderwijs ertoe in staat kan stellen dat dezen zich kunnen bekwamen voor een beroep bij de rijksoverheid en dit zo zou kunnen bijdragen aan emancipatie van het beroepsonderwijs;

verzoekt de regering om het Rijkstraineeprogramma eveneens open te stellen voor studenten uit het beroepsonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 382 (31524).

De heer El Yassini (VVD):

Voorzitter. Ik wil eerst in ieder geval even beginnen met het bedanken van de minister voor de beantwoording tijdens het AO. Mijn collega Van den Hul sprak ook al over TeamNL van WorldSkills Nederland. Ook wij wensen ze heel veel succes toe. Het leuke is dat wij met de heer Van der Molen van het CDA, de heer Beertema van de PVV en de heer Özdil van GroenLinks morgenavond naar Boedapest vliegen om ze echt te ondersteunen. Dus we hebben er heel veel zin in.

Ik wil even terugkomen op een specifiek punt. Dat heeft te maken met de bbl. Afgelopen vrijdag hebben wij met zijn allen in de Kamer aangegeven dat praktijkleren ongelooflijk belangrijk voor ons is en dat wij de bezuinigingen terug willen draaien. Ik denk dat het heel goed is dat de Kamer volledig optrekt om die bezuinigingen teniet te doen. Tegelijkertijd wil ik ook aan de minister doorgeven dat ik een structurele oplossing wil voor het praktijkleren. Ik wil daar graag met haar tijdens de begroting van OCW een goed gesprek over. Zij geeft namelijk in haar brief aan dat ze het maar met een jaar verlengt. Tijdens de begroting wil ik verder gaan praten over welke mogelijkheden er zijn voor een structurele oplossing. Dus ik verzoek de minister ook om in ieder geval na te denken over eventuele voorstellen of oplossingen. Daar kunnen we dan tijdens de begroting op terugkomen. Dat moment wil ik het moment laten zijn om ook echt samen in debat te gaan, om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat praktijkleren ook voor de toekomst de mogelijkheid heeft. Die mensen hebben we keihard nodig, want mbo'ers zijn de ruggengraat van de samenleving.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. De minister heeft aangegeven direct tot haar beantwoording over te kunnen gaan.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de leden voor hun inbreng hier en voor hun inbreng tijdens het algemeen overleg. Ook ik wil van deze plek Team NL van harte succes wensen. Een aantal van u gaat naar Boedapest. Ik ben helaas zelf niet in de gelegenheid, dus ik hoop dat u hen ook namens mij wil aanmoedigen. Het is fantastisch dat maar liefst 31 mbo'ers daar deelnemen.

Voorzitter. Dan de moties. In de motie van mevrouw Westerveld en de heer Özdil op stuk nr. 377 wordt mij gevraagd te onderzoeken of de training Selecteren zonder vooroordelen standaard kan worden en of we die verplicht kunnen stellen. We stellen al een aantal verplichtingen aan leer-werkbedrijven. Ik wil dit onderzoeken, met dien verstande dat er wellicht ook nog andere trainingen zijn die hetzelfde doel kunnen bereiken. Dus ik ben altijd een beetje huiverig om te zeggen: one size fits all. Maar ik wil wel onderzoeken wat we kunnen doen om ervoor te zorgen dat leer-werkbedrijven zich ook trainen in het selecteren zonder vooroordelen. Als ik het zo mag interpreteren dat het ook een andere effectieve training mag zijn, dan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 377 wordt aan het oordeel van de Kamer gelaten.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 378 van mevrouw Westerveld. Volgens mij is die inmiddels overbodig geworden, omdat vorige week bij de Algemene Politieke Beschouwingen de motie-Segers c.s. (35000, nr. 25) is aangenomen, waarbij 17 miljoen beschikbaar is gesteld voor deze jongeren in het praktijkonderwijs, juist om aan dit hiaat tegemoet te komen. Daarmee is de motie op stuk nr. 378 overbodig geworden. Ik ontraad haar. U bent dus al vóór uw wenken bediend.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik ben mij ervan bewust dat er een motie ligt. Ik was ook bij dat debat. Maar we hebben het hier over een ander potje, een Europese subsidiepot die eerder leeg is. Daar zat in totaal 363 miljoen in, verdeeld over zeven jaar. Die pot is leeg. Soms is het hier een beetje een ingewikkelde discussie: wat komt nou precies uit welke pot? Maar wij hebben in het vragenuur aan de staatssecretaris van Sociale Zaken gevraagd: ga nou eens met die scholen, met gemeenten en met jongeren in gesprek, om ervoor te zorgen dat de plannen die zij al hebben, niet zomaar worden stopgezet. Daar zijn nog weinig concrete stappen in ondernomen. Het gaat dus echt over andere subsidiepotten.

Minister Van Engelshoven:

Volgens mij is het niet zo heel relevant uit welk potje het geld komt. Het signaal bij de motie-Segers c.s. was nou juist precies bedoeld om dat probleem op te lossen en ervoor te zorgen dat het hele goede werk dat op praktijkscholen wordt gedaan om jongeren te begeleiden naar de arbeidsmarkt, doorgang kan vinden. Volgens mij komt die motie daaraan tegemoet. Dus mijn oordeel blijft "ontraden", omdat ik de motie op stuk nr. 378 overbodig vind.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 378 wordt ontraden, omdat de minister haar overbodig acht. Dan de motie op stuk nr. 379.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie-Kwint op stuk nr. 379. Ik heb eerder aan de Kamer geschreven dat we in het voorjaar van 2019 een besluit nemen over hoe de regeling wordt voorgesteld. Er is nog geen sprake van een bezuiniging in latere jaren. Daarvoor blijven de eerdere reeksen gewoon staan. Ik kan en mag niet vooruitlopen op financiële besluitvorming in het kabinet. Dat zeg ik ook tegen de heer El Yassini. Ik mag ook niet zomaar haken zetten rond onderdelen van mijn begroting. Dat is wat het is. Volgens mij begrijpt u heel goed dat financiële besluitvorming in het kabinet plaatsvindt in het voorjaar. Dus deze motie moet ik om die reden ontraden.

De heer Kwint (SP):

De minister mag dat toch wel als er een Kameruitspraak ligt? Ik heb vorige week goed opgelet. Ik heb hier twee dagen stilgezeten en ik zie op allerlei momenten dat er financiële besluitvorming omzeild wordt op het moment dat de meerderheid van de Kamer daarom vraagt en aangeeft: wij vinden dit van belang en wij willen dat dit behouden wordt. Op het moment dat de meerderheid van de Kamer besluit om mijn naar eigen bescheiden mening fantastische voorstel te steunen, heeft de minister daarmee toch een stok in handen om tegen de andere ministeries te zeggen: je blijft van dit potje geld af?

Minister Van Engelshoven:

Ik sta hier vanuit mijn verantwoordelijkheid. Ik ben gehouden aan de manier waarop wij in het kabinet de financiële besluitvorming doen. Daarom ontraad ik deze motie. Overigens is het geloof ik ook in deze Kamer wel een mooi gebruik dat u, als u een motie indient die financiële consequenties heeft, die van een dekking voorziet. Ik blijf bij mijn oordeel: ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 379 wordt ontraden. Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 380, maar de heer El Yassini heeft nog een vraag over de motie op stuk nr. 379? Kort alstublieft.

De heer El Yassini (VVD):

Heel kort, voorzitter. De VVD vindt de bbl ook heel belangrijk. Ik denk dat het te vroeg is om nu al een motie in te dienen, dus ik begrijp heel goed dat de motie wordt ontraden. Tegelijkertijd wil ik wel ruimte houden om straks bij de begroting een goed gesprek te hebben, juist ook over de meerjarige begroting. In de begroting zelf zien wij tot en met 2023 dat de bedragen wel gereserveerd zijn. Ik wil dus echt goed met de minister debatteren over dat onderwerp, omdat wij als Kamer zekerheid willen geven aan het bedrijfsleven. Zij geven ons aan: neem een besluit, zodat wij niet meer voor die onzekerheid staan. Ik wil daarom wel vragen aan de minister om tijdens de behandeling van de begroting OCW ervoor open te staan om in gesprek te gaan over een structurele oplossing voor praktijkleren.

Minister Van Engelshoven:

In gesprek gaan kan altijd, maar als wij straks over mijn begroting voor 2019 komen te spreken, ben ik eraan gehouden dat ik niet vooruit kan lopen op de financiële besluitvorming in het voorjaar. Dat argument blijft gewoon staan. Maar het gesprek kunnen wij volgens mij in de eerste week van november heel goed voeren.

De voorzitter:

Ik denk dat dit voor nu voldoende is. De minister wil graag met u tijdens de begrotingsbehandeling over dit onderwerp in gesprek. Dan de motie-Kwint c.s. op stuk nr. 380.

Minister Van Engelshoven:

Het belang van de bbl onderschrijven we allemaal, maar we onderschrijven ook allemaal het belang van een gezonde begroting.

Dan de motie-Kwint c.s. op stuk nr. 380. De heer Bruins had in zijn interruptie wel gelijk. Derden vanuit deze kant dwingen tot het doen van aangifte is een wat vreemde figuur. U heeft mij eerder horen zeggen dat ik er zeer aan hecht dat er gemeld wordt. Dat is ook heel goed, maar dwingen tot het doen van aangifte zou ook weleens kunnen betekenen dat je een slachtoffer ongewild en ongewenst subject maakt van een onderzoek door het OM. Ik vind wel dat daar rekening mee moet worden gehouden. Overigens kunnen het College voor de Rechten van de Mens of de antidiscriminatiebureaus slachtoffers van stagediscriminatie adviseren hoe daarmee om te gaan. Men kan het daar melden en zij kunnen betrokkenen helpen bij aangifte en zij kunnen eventueel die aangifte ook doen. Maar ik vind het niet passend dat wij van deze kant zouden zeggen: wij dwingen partijen tot het doen van aangifte. Volgens mij is dat ook rechtstatelijk ook een beetje een vreemde figuur. Dus de motie wordt ontraden.

De heer Kwint (SP):

Dat vermoedde ik al na die inleiding, maar de minister maakt er nu wel enigszins een karikatuur van. Volgens mij heb ik net in debat met de heer Bruins gezegd dat wij er dan toch aan toevoegen: tenzij een student expliciet aangeeft dit niet te willen. Dan kunnen wij een deel van de zorgen en de papierwinkel die het meebrengt om aangifte te doen, bij de student wegnemen. Dan zeggen wij: student, je kunt op elk willekeurig moment zeggen dat je dit toch niet wilt en ermee ophouden. Maar dan is dat het enige geldende argument waarom er geen aangifte wordt gedaan. Anders zorgen wij ervoor dat je daarbij geholpen wordt of dat het voor je gedaan wordt.

Minister Van Engelshoven:

Natuurlijk kijken wij ook naar het belang van de student, maar het is misschien sowieso goed als de juristen in de fracties daar nog eens goed naar kijken. Bij mijn weten is het zeer ongebruikelijk dat van overheidswege derden worden gedwongen tot het doen van aangifte bij bepaalde meldingen. Daarom vind ik het een hele vreemde figuur om dat te doen. Het gaat niet alleen om de ballast en het eventueel ongewenste effect voor de student. Het gaat er ook om dat dit in ons rechtssysteem een hele vreemde figuur is. Ik blijf bij het ontraden van die motie.

De voorzitter:

Meneer Kwint heeft daar heel kort nog een tweede opmerking over.

De heer Kwint (SP):

Dit is halverwege de wedstrijd de doelpalen verschuiven. Eerst was het argument dat het tegen het belang van de student was. Het kan prima. De SBB doet een heel onderzoek. Er zijn ook andere gevallen bekend. De minister gaf net zelf een voorbeeld, van joh, er zijn al instanties die het aangifte doen uit handen van de student kunnen nemen. Ik stel voor om dat uit te breiden. Dan blijft er volgens mij geen enkel inhoudelijk bezwaar over.

Minister Van Engelshoven:

Daar gaat het niet om. Ja, er zijn derden die dat kunnen doen. Ja, er zijn partijen die je dat werk uit handen kunnen nemen. Waar het mij om gaat is dat u zegt: er móét aangifte worden gedaan. Dát vind ik, zoals ik ook aan het begin heb gezegd, een beetje een gekke figuur in het recht.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 380 krijgt het oordeel ontraden. Dan de motie op stuk nr. 381.

Minister Van Engelshoven:

De motie op stuk nr. 381 van mevrouw Kuik. Ik heb in het algemeen overleg al aangegeven dat het inderdaad zo is dat hier verwarring kan ontstaan. Dat voel ik met haar mee. Dus ja, wij gaan daar gewoon naar kijken en daar zal ik u tijdig, dus voorafgaand aan het schooljaar 2019/2020, over informeren. Deze motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 381 krijgt oordeel Kamer. Dan de motie op stuk nr. 382 van mevrouw Van den Hul.

Minister Van Engelshoven:

De motie op stuk nr. 382 van mevrouw Van den Hul. Ik zei in het AO tegen haar dat dit sympathiek is. Ik vind het een goed idee om daarnaar te kijken. Ik weet tegelijkertijd ook dat er nogal wat haken en ogen aan zitten. Ik ben daarover in gesprek met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, dat verantwoordelijk is voor de traineeprogramma's. Ik heb u beloofd daarover een brief te sturen na ommekomst van dat overleg, dus ik verzoek u om die motie even aan te houden tot dat overleg gevoerd is, zodat ik u ook inzicht kan geven in wat er wel kan en wat er niet kan, en wat in dezen mogelijk dan wel onmogelijk is. Graag tot die tijd de motie even aanhouden, want we zijn er al mee aan de slag.

De voorzitter:

Bent u daartoe bereid, mevrouw Van den Hul?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Daar ben ik zeker toe bereid. We zijn blij om te horen dat de minister sympathiek tegenover dit idee staat. Dus wij kijken uit naar die brief en wij hopen op een spoedig vervolg.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Van den Hul stel ik voor haar motie (31524, nr. 382) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van de termijn van de kant van het kabinet en het einde van dit VAO. Ik dank de minister voor haar komst naar de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik kondig u aan dat er over de ingediende moties dinsdag zal worden gestemd.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven