7 AVVN

Aan de orde is het VAO AVVN.

De voorzitter:

Ik wil graag doorgaan met het VAO. Als u gezellig wilt praten, doe dat dan even buiten de plenaire zaal. Dat geldt ook voor de jongens en meisjes van het kabinet. U kunt nu even de benen strekken. Geniet ervan.

Aan de orde is het VAO AVVN. We hebben zes deelnemers van de zijde van de Kamer. De eerste spreekster is mevrouw Karabulut van de fractie van de SP. Het woord is aan haar.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter, dank uw wel. Aanstaande maandag vertrekt de minister van Buitenlandse Zaken met een zware delegatie naar New York om deel te nemen aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De minister-president gaat mee, evenals de minister van Defensie, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Volksgezondheid.

Voorzitter. Het is vandaag 21 september. Op 21 september 1981 verklaarde de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties 21 september tot Internationale Dag van de Vrede. In Jemen is er allesbehalve vrede. In Jemen is er een vergeten oorlog, waarin met westerse wapens kinderen worden gedood en 5 miljoen kinderen dreigen te sterven door honger. Ik wil graag dat ons kabinet zich in de AVVN inzet voor vrede in Jemen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de door de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties gemandateerde Group of Regional and International Eminent Experts on Yemen een rapport over de oorlog in Jemen heeft gepubliceerd waarin ernstige schendingen van het internationaal recht door alle strijdende partijen worden geconstateerd en een aantal aanbevelingen wordt gedaan;

overwegende dat Nederland een belangrijke rol heeft gespeeld in de totstandkoming van deze door de VN-Mensenrechtenraad gemandateerde groep experts;

verzoekt de regering om zich tijdens de 73ste zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in te spannen om te komen tot een resolutie waarin wordt aangedrongen op uitvoering van de aanbevelingen in het rapport van de Group of Regional and International Eminent Experts on Yemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karabulut, Ploumen en Van Ojik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 172 (26150).

Mevrouw Karabulut (SP):

Voor de mensen die het niet weten: deze expertgroep zegt dat het geweld tegen burgers per direct dient te stoppen, humanitaire hulp moet worden toegelaten en de wapenlevering aan strijdende partijen moet worden gestopt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer De Roon van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De VS hebben hun subsidie voor een VN-organisatie voor Palestijnen, genaamd UNRWA, gekort met 60 miljoen dollar. Dat leidt tot groot misbaar onder alle Palestijnenlovers. Maar over het feit dat de grootste drie donoren uit de Golfregio hun subsidie met 70 miljoen dollar hadden gekort, hoorde je verder niemand. Inmiddels gaat Jordanië wereldwijd met de pet rond om geld in te zamelen voor UNRWA, ook en marge van de Algemene Vergadering van de VN. Die organisatie UNRWA is opgericht ter ondersteuning van personen die in 1948 Israël hebben verlaten. Van die 748.000 mensen leeft het merendeel inmiddels niet meer. En toch ondersteunt UNRWA op dit moment meer dan 5 miljoen mensen. Hoe kan dat? Het antwoord is dat de nakomelingen van de mensen die in 1948 vertrokken, nu ook allemaal profiteren van die VN-organisatie UNRWA. Kortom, 70 jaar later onderhoudt de wereldgemeenschap, ook Nederland, met zo'n 1,5 miljard dollar per jaar dat gezelschap van 5 miljoen Palestijnse bevoordeelden. Nergens anders in de wereld zie je zo'n absurde vertoning, maar de Palestijnen genieten een uitzonderingspositie, een onverklaarbare en onverteerbare uitzonderingspositie.

Voorzitter. Die 5 miljoen zuchten niet, zoals de VN ons wil laten geloven, onder hun zogenaamde vluchtelingenstatus. Ze hebben te lijden onder totaal wanbeheer van hun leiderschap, een bende corrupte en incompetente schurken die in plaats van goed voor hun volk te zorgen, vooral bezig zijn met zichzelf te verrijken, terrorisme te bedrijven en ruzie te maken met hun buren.

De voorzitter:

Een vraag van mevrouw Ploumen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De heer Wilders nam het in het vorige debat, terecht wat mij betreft, op voor mensen die het hier in Nederland niet zo breed hebben. Nu hoor ik de heer De Roon zeggen dat de Palestijnen, die vaak alle rechten ontzegd zijn, bevoordeelden zouden zijn. Voorzitter, u gaat zeggen: wat is uw vraag? Maar ik ga de heer De Roon gewoon iets meegeven. Ga er eens kijken in die kampen en vraag u dan af of het ook niet waard is om voor die kinderen op te komen, want van bevoordeling is op geen enkele manier sprake.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter, weet u, ik had eigenlijk een heel ander woord in gedachten, toen ik die zin opschreef. Maar ik dacht, luisterend naar de Kamer, laat ik eens wat minder hard zijn en laat ik eens wat positiever zijn. Dus ik dacht: "bevoordeelden", dat klinkt toch positief. Maar goed, mevrouw Ploumen vindt het toch niet mooi. Op haar achterliggende gedachte zal ik zo dadelijk verder ingaan, als u mij toestaat.

Die vijf miljoen zouden het een stuk beter hebben als zij het juk van dat Palestijnse leiderschap van zich af zouden schudden. Maar dat doen ze niet en dat doen ze niet omdat ze nu worden onderhouden door de UNRWA in plaats van door hun eigen leiders. En Trump heeft dus groot gelijk dat hij een, ik noem het nog bescheiden, korting toepast. Nederland moet hetzelfde doen en nog een stapje verder gaan. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onder meer en marge van de 73ste Algemene Vergadering Verenigde Naties een beroep zal worden gedaan op Nederland om een extra bijdrage te leveren aan UNRWA;

verzoekt de regering om alle oproepen om meer bij te dragen aan VN-organisatie UNRWA terzijde te schuiven en de Nederlandse bijdrage aan UNRWA zo spoedig mogelijk te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 173 (26150).

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit is natuurlijk hele makkelijke retoriek, maar wat denkt de heer De Roon te bereiken voor de Palestijnen en de Israëli's wanneer deze middelen gekort zouden worden? Kan de heer De Roon reageren op bijvoorbeeld geluiden vanuit het Israëlische leger, die als de dood zijn dat er, wanneer deze middelen gekort worden, heel veel onrust zal ontstaan en dat juist organisaties als Hamas versterkt zouden worden? Moet de heer De Roon zich niet wenden tot de Verenigde Staten, die het vredesproces keer op keer opblazen? Dat betekent uiteindelijk onveiligheid en oorlog voor zowel Israëli's als Palestijnen. Waarom dit ongelooflijk asociale verhaal?

De heer De Roon (PVV):

Die kwalificaties laat ik voor rekening van mevrouw Karabulut. Als zij mij vraagt tot wie die Palestijnen zich moeten wenden, zou ik zeggen: zij moeten zich tot zichzelf wenden, dat foute leiderschap van zich af werpen en daartegen in opstand komen. Als zij dat 70 jaar geleden al hadden gedaan, zouden zij nu hetzelfde goede leven hebben als de Israëli's. Verder is het zo dat de westerse gemeenschap vele malen meer bijdraagt aan die UNRWA-organisatie dan bijvoorbeeld de rijke Golfstaten. Ik zei al: de grootste drie deelnemers van de rijke Golfstaten die wat bijdragen aan UNRWA hebben hun bijdragen in twee jaar tijd met 70 miljoen dollar gekort. Gaat u daar maar klagen, maar niet hier bij mij of bij de Verenigde Staten.

De voorzitter:

Kort.

Mevrouw Karabulut (SP):

Zowel de Palestijnen als de vredelievende Israëli's zouden niets liever willen dan dat zij niet meer afhankelijk zouden hoeven zijn van die middelen. Daarvoor moet een einde gemaakt worden aan de illegale bezetting. Dat is de oplossing. Daarom moeten de vredesonderhandelingen weer opgestart worden in plaats van te stoken en het geweld op deze manier te voeden. Zeer onverantwoord.

De voorzitter:

De heer De Roon, afrondend.

De heer De Roon (PVV):

Nee, voorzitter, zo moet het niet. Ze moeten die corruptie van zich af werpen, ze moeten ervoor zorgen dat hun leiders zich niet meer vestigen in kapitale villa's zowel op de Westbank als in de Gazastrook. Ze moeten ervoor zorgen dat hun leiders niet een vliegtuig van 80 miljoen dollar aanschaffen. Dat geld moet allemaal besteed worden aan de mensen zelf en niet aan het foute leiderschap. Als ze dat zouden doen, zouden ze er veel beter voor staan, mevrouw Karabulut. Ik zie dat u luistert.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Sjoerdsma van D66. Wij zijn alleen maar de pauzeact.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik ben het hartgrondig oneens met de heer De Roon, maar hij doet, in tegenstelling tot collega Baudet, in ieder geval wel gewoon zijn parlementaire werk.

Voorzitter. We hadden een debat over de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en het meest belangrijke van dat debat is hoe essentieel het multilaterale stelsel voor Nederland is; voor onze welvaart, voor onze veiligheid, voor onze handel, en hoe cruciaal de rol is die de Verenigde Naties spelen voor ons land en voor de wereld. Juist die Verenigde Naties staan onder onwaarschijnlijke druk, omdat hervormingen niet goed lopen, maar ook omdat er acuut geld wordt onttrokken aan die organisaties. Daar wees de heer De Roon ook op. Dat leidt tot instabiliteit, tot haperende hervormingen en uiteindelijk ook tot heel schrijnende situaties op de grond. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een sterk multilateraal stelsel essentiëler is dan ooit voor vrede, veiligheid en handel;

overwegende dat een goed functionerende VN een cruciale bijdrage levert aan de stabiliteit in de wereld;

constaterende dat teruglopende financiering het functioneren van VN-instellingen belemmert en de voorgenomen hervormingen vertraagt;

constaterende dat dit tot instabiliteit en schrijnende gevolgen kan leiden;

verzoekt het kabinet om een leidende rol te nemen om in Europees en internationaal verband te komen tot hervorming van VN-organisaties en mitigatie van hun acute financiële problemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 174 (26150).

De heer Koopmans (VVD):

We zijn allemaal voor een goed functionerende VN, maar begrijp ik het goed dat de heer Sjoerdsma zegt dat Nederland eventueel moet bijdragen, bovenop de royale bijdrage die we nu al geven, als die anderen hun rekening niet betalen? Creëert hij hiermee nu financiële verplichtingen? En als hij dat niet doet, wat zegt hij dan?

De heer Sjoerdsma (D66):

Ik zeg twee dingen en ik zou hopen dat de heer Koopmans, als oud-expert bij de VN, dat met mij eens is. In deze tijd, waarin de Verenigde Staten niet meer de traditionele rol spelen die zij ooit hebben gehad, waarin onze bondgenoten zich zelfs in de Europese Unie soms van ons af keren, moeten wij heel zuinig zijn op de Verenigde Naties. Als je vervolgens ziet dat die organisaties in grote problemen komen, door gebrekkige hervormingen maar ook door financiële gaten, dan is mijn oproep aan dit kabinet om een leidende rol te nemen, samen met Europese landen en landen en voor mijn part ook de landen die de heer De Roon noemt — of dat nou Golfstaten zijn of Saudi-Arabië — om te komen tot een oplossing voor die gaten. Ik zou hopen, zeg ik persoonlijk, dat andere landen als eerste de beurs trekken, maar ik zeg ook, en dat vind ik wel belangrijk: als Nederland om zo'n omvangrijke oplossing tot stand te brengen uiteindelijk ook iets moet bijdragen, ben ik daar zeker niet tegen.

De voorzitter:

De heer Koopmans, afrondend, kort.

De heer Koopmans (VVD):

Zegt de heer Sjoerdsma dan dat Nederland eventueel nog onbekende gaten zou moeten financieren? Waar wil hij dat dan van betalen?

De heer Sjoerdsma (D66):

Nee, ik heb het hier zeker niet over onbekende gaten. Ik denk dat de problemen die er zijn, de heer Koopmans ook bekend zijn. Het kan gaan over de Mensenrechtenraad, waar honderden miljoenen uit zijn getrokken. Het kan gaan over UNCTAD. Het kan gaan over een VN-vredesmissie die plotseling tekorten heeft. Dat zijn allemaal bekende gaten waardoor we nu al weten dat het VN-systeem af en toe grote problemen heeft — ik zal niet zeggen: wankelt, want dat vind ik te pessimistisch. Dat zijn de elementen waar ik mij op wil richten.

De voorzitter:

Prima. De heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Mijn vraag gaat eigenlijk over hetzelfde. Het klinkt wel als een motie waar ik graag voor zou willen stemmen, maar als je praat over mitigatie van het financiële probleem, als ik het goed heb, is dat een hele deftige manier om te zeggen dat er geld bij moet. Als je zo'n motie indient, ga ik ervan uit dat D66 ook aan dit kabinet vraagt om extra geld beschikbaar te stellen voor die organisaties waarvan we weten dat zij een groot probleem hebben.

De voorzitter:

Heldere vraag.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Oké, dat is goed om te horen, voorzitter. Dan laat ik het hierbij, want anders kan het alleen maar minder worden, lijkt me.

De heer Sjoerdsma (D66):

Een heldere vraag en ik denk dat het antwoord grotendeels soortgelijk gaat zijn, omdat ik vind dat er een heleboel landen zijn die het net wat minder doen dan Nederland. Ik vind dat Nederland echt een leidende rol zou kunnen spelen om die landen bij elkaar te brengen, of dat nou in Europees verband is of in breder internationaal verband, om ze ervan te overtuigen dat dit niet het moment is om je verplichtingen na te laten, dat dit niet het moment is om dingen te laten vallen. Ik vind het ook belangrijk dat als er een keer iets moet gebeuren om die andere landen ervan te overtuigen dat die oplossing nabij is, Nederland niet zomaar nee moet zeggen. Dat onderscheid wil ik wel maken. Dit is geen blanco cheque om zomaar alle gaten te dichten, maar het is ook niet zo dat Nederland alleen maar zegt: "jongens, doe je best, regel het maar", want dat lijkt me ook raar.

De voorzitter:

Afrondend, kort.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dus geen blanco cheque, maar ook niet zomaar nee zeggen.

De heer Sjoerdsma (D66):

Ja.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Moet het extra geld dat dan eventueel ook door Nederland beschikbaar zou moeten worden gesteld binnen de begroting komen ten koste van andere posten op die begroting? Zo ja, welke dan? Of moet er extra geld bij van buiten de begroting zoals die er op dit moment uitziet? Daar zou ik voor zijn.

De heer Sjoerdsma (D66):

Dat laatste kan niet. De heer Van Ojik is daar ook niet voor, want in zijn tegenbegroting is geen extra geld voor ontwikkelingssamenwerking geregeld.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Maar ik dien ook geen motie in.

De heer Sjoerdsma (D66):

Nee, dat klopt.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

In mijn tegenbegroting staat het inderdaad niet, dus ik zou deze motie misschien ook niet hebben ingediend.

De voorzitter:

De heer Sjoerdsma maakt zijn verhaal af.

De heer Sjoerdsma (D66):

Om het verder te verduidelijken: dat is dus ook niet wat ik beoog, want dan had in de kabinetsbesluitvorming of tijdens deze Algemene Politieke Beschouwingen iets op dat terrein moeten worden geregeld. Ik denk er wel aan — ik denk dat de heer Van Ojik dat als oud-ambtenaar van het ministerie goed weet — dat VN-bijdrages nooit op 1 januari van het jaar volledig en geheel worden overgemaakt. En als je kijkt naar de begroting van het ministerie, zie je dat er altijd nog onuitgegeven begrotingslijnen zijn, nog niet-gereserveerde ruimte. Mocht het nodig zijn om die ruimte in te zetten en samen met anderen grote problemen op te lossen, dan zeg ik daar geen nee tegen.

De voorzitter:

De heer Voordewind stond niet op de sprekerslijst maar heeft zich zojuist toegevoegd. Een korte vraag.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter, voor uw coulance. Even voor de helderheid: er is, weten we nu al, een tekort van honderden miljoenen op de begrotingen van verschillende VN-organisaties.

De heer Sjoerdsma (D66):

Meer dan een miljard.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Zegt de heer Sjoerdsma nu: wij verzoeken de regering om alles op alles te zetten om de andere VN-lidstaten met onderfinanciering voor de VN-begroting aan te zetten om bij te dragen? Of zegt hij: als die tekorten blijven, moet Nederland ook gaan bijlappen? En dan vraag ik hem nogmaals: waar gaan we die honderden miljoenen vandaan halen?

De heer Sjoerdsma (D66):

Nu heb ik toch het idee dat we in herhaling vervallen. Ik heb twee dingen gezegd. Ik heb ten eerste gezegd dat ik vind dat Nederland in algemene zin een leidende rol zou moeten spelen om deze financiële problemen tegen te gaan. Ik mag hopen dat de heer Voordewind het daarmee eens is. Die leidende rol, ik zeg het nog maar eens, kan zoveel zijn als tijdens de Algemene Vergadering ervoor zorgen dat je een grote groep landen bij elkaar haalt, inclusief de Golfstaten en Saudi-Arabië, landen die nu weglopen, maar ook inclusief de Verenigde Staten, en zegt: jongens, dit kan niet, want dit is te belangrijk; jullie lopen weg voor je verantwoordelijkheden en problemen, dus daar moeten we iets aan doen. Als vervolgens, zoals ik net ook heb gezegd, blijkt dat er ook een Nederlandse bijdrage nodig zal zijn om die grote problemen op te lossen, dan zeg ik daar geen nee tegen. En ik hoop de heer Voordewind ook niet.

De voorzitter:

Heel goed. We gaan luisteren naar de volgende spreker: mevrouw Ploumen van de fractie van de Partij van de Arbeid. Het woord is aan haar.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. Ik heb een heel concreet verzoek aan de ministers. Nederland heeft zich ingezet om de genocide op de Rohingya te agenderen die in Myanmar heeft plaatsgevonden en plaatsvindt. Heel veel dank daarvoor, maar het is nog niet klaar wat de PvdA betreft. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Verenigde Naties een fact-finding mission hebben gedaan in Myanmar;

overwegende dat er volgens deze missie in Myanmar sprake is van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid;

overwegende dat dit niet onbestraft mag blijven;

verzoekt de regering het rapport van de fact-finding mission dat tijdens de Mensenrechtenraad van 18 september jongstleden is gepresenteerd, aan de orde te stellen in de VN-Veiligheidsraad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ploumen, Van Ojik en Karabulut. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 175 (26150).

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Voorzitter. Deze motie geeft nadrukkelijk geen specifieke timing aan, maar vraagt wel van de regering om zich daar vanaf nu met alles wat ze kan voor in te zetten.

Dank u wel.

De voorzitter:

Heel goed. Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Van Helvert van de fractie van het CDA.

De heer Van Helvert (CDA):

Dank u wel, meneer de voorzitter. We hebben een mooi debat gehad over de Verenigde Naties. Daarbij bespreken we natuurlijk altijd wat er allemaal verschrikkelijk misgaat in de wereld. Daar hebben we ook veel aandacht aan besteed in die vergadering. Toch heb ik in die vergadering ook iets gezegd wat ik hier plenair wil herhalen. Er mag gezegd worden dat de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met het hele kabinet, de staf en alle medewerkers een topprestatie hebben neergezet bij de Verenigde Naties. In een jaar als lid van de VN-Veiligheidsraad en in een maand als voorzitter hebben zij wel iets heel moois neergezet. Als je spreekt met collega's uit andere landen, zeggen ze: wat Nederland heeft neergezet, was goed voorbereid, was zinvol. En ze hebben ook grote successen behaald, bijvoorbeeld duidelijke uitspraken van de Veiligheidsraad over het verbieden van het uithongeren als wapen in oorlogen. Maar ook op vele andere plaatsen, in Myanmar enzovoorts, enzovoorts. Daar hebben we het over gehad.

Ik heb in mijn bijdrage gezegd: het zou goed zijn als wij in het laatste kwartaal nu ook zorgen dat wat we doen, duurzaam blijft, dat wil zeggen dat we ook aan de bal blijven in de Verenigde Naties als wij niet meer in die Veiligheidsraad zitten. Het is natuurlijk niet zo gemakkelijk als wanneer je er daadwerkelijk zit. Daarom vind ik het idee dat in de motie van de heer Sjoerdsma staat, eigenlijk best aardig. Hij zegt: laten wij nu zorgen dat wij in een soort kopgroep komen, en daar zelfs de leider van kunnen zijn, die ervoor zorgt dat de noodzakelijke hervorming van de VN doorgaat. Laten wij ervoor zorgen dat wij landen die hun verplichtingen veel te weinig of niet nakomen, daar ook op kunnen en durven blijven aanspreken, omdat wij als Nederland, ook financieel, een fantastische bijdrage leveren aan de VN. Dat is zowel onze verplichte bijdrage als nog veel meer, honderden miljoenen, aan vrijwillige bijdragen aan de VN. Vanuit die positie is het volgens mij echt een taak voor Nederland om zo'n kopgroep te leiden en om aan te geven hoe wij die hervormingen gaan vormgeven, hoe wij andere landen kunnen aanspreken op die verplichting en wat je als land als voordeel hebt als je je verplichtingen nakomt. Ik hoor graag van de ministers hoe zij de motie zien. Als dat de strekking is van de motie, dan vind ik dat een hele mooie motie, want dat zie ik echt als taak voor Nederland in de toekomst.

De voorzitter:

Heel goed. Er is nog een vraag van de heer Koopmans. Kort graag.

De heer Koopmans (VVD):

Ik wil me aansluiten bij de ondersteunende woorden die de heer Van Helvert heeft uitgesproken over de inzet van de regering. Maar de vraag is natuurlijk de volgende. Is hij het met me eens dat wij nu op geen enkele wijze gaan uitspreken dat we ineens nieuwe financiële verplichtingen creëren? Is hij het met me eens dat wij nu niet het beeld moeten creëren dat als er toch nog een gat valt, ongeacht de grootte, we dat gaan vullen? Is hij het dus met me eens dat we hier niet uitspreken, op generlei wijze, dat er nieuwe mogelijke financiële verplichtingen komen? En als hij dat niet met me eens is: kan hij dan aangeven waar hij dat van gaat betalen?

De heer Van Helvert (CDA):

Nee, in de motie zoals ik die zie, maar ook in mijn eigen betoog, wordt op geen enkel moment gezegd dat er ergens geld bij moet. Dat heb ik op geen enkel moment gezegd. En we hebben ook voorbeelden in het verleden gezien. Ik weet nog dat we in de Kamer best wel discussie hebben gehad over de gelden voor UNRWA. Er waren ineens gelden naar voren gehaald, en daar reageerde een deel van de Kamer best pittig op. Men vroeg: hé, is dat nou extra geld, waar komt dat vandaan, enzovoorts, enzovoorts? Toen heeft het kabinet ook duidelijk gezegd: nee, het is geen extra geld; als er ergens extra geld voor komt, dan moet ik altijd langs de Kamer. Dus wat ik zei, is: geen extra geld. Zo lees ik ook de motie, maar ik hoor graag hoe het kabinet die motie ziet. En waarom niet? Omdat ik niet al het geld dat wij hebben binnen de begroting, direct naar VN-instanties wil brengen. Wij hebben ook nog andere goede instanties en doelen buiten de Verenigde Naties die wij willen steunen. Juist buiten de Verenigde Naties. Ik wijs op de uitgaven die wij doen, de honderden miljoenen die wij aan vrijwillige bijdragen leveren naast de verplichte bijdrage aan de VN die wij ook leveren. Er is volgens mij heel veel nodig. Wij kunnen daarmee ook als voorbeeld dienen voor de landen die hun bijdrage niet leveren, die hun verplichting niet nakomen. Vanuit dat oogpunt zou je wel met andere landen moeten durven kijken waar de gaten liggen en wat ieders verantwoordelijkheid is.

De voorzitter:

Heel goed. De heer Koopmans, afsluitend.

De heer Koopmans (VVD):

Dan begrijp ik de heer Van Helvert toch helemaal niet goed. Hij zegt eigenlijk: wij moeten een groep vormen, wij moeten daar zelfs de leiding in nemen, die aan andere landen vraagt of zij geld willen bijdragen. Wij moeten dat doen zonder dat wij zeggen: wij gaan wel geld bijdragen. Als je die leiding neemt, dan is dat een hele moeilijke positie. En dat wil de heer Van Helvert toch niet?

De heer Van Helvert (CDA):

Nee, ik wil even een misverstand voorkomen. De heer Koopmans was in het verleden werkzaam bij de VN. Ik dacht dat het hem bekend was dat wij heel veel bijdragen aan de Verenigde Naties. Echt heel veel. Absoluut en relatief dragen wij al heel veel bij. En vanuit die positie hebben wij best recht van spreken ten opzichte van andere landen die dat in veel mindere mate doen.

De voorzitter:

Prima, dank u wel. Tot zover de termijn van de Kamer. De minister kan meteen antwoorden. Ik geef het woord aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Blok:

Dank u wel, voorzitter. Collega Kaag zal ingaan op de motie die is ingediend door de heer De Roon. Ik zal ingaan op de andere ingediende moties, allereerst de motie-Karabulut c.s. op stuk nr. 172, waarin de regering wordt verzocht om zich tijdens de 73ste zitting van de AVVN in te spannen om te komen tot een resolutie waarin wordt aangedrongen op uitvoering van de aanbevelingen in het rapport van de Group of Regional and International Eminent Experts on Yemen. De situatie in Jemen is zeer, zeer zorgelijk, zowel humanitair als gezien de schaal waarop daar mensenrechten worden geschonden. Dit betekent ook dat Nederland zich al lange tijd op een groot aantal plaatsen ervoor inzet om de situatie in Jemen te verbeteren. Op dit moment vindt in de VN-Veiligheidsraad een humanitaire briefing plaats over de situatie in Jemen, mede op verzoek van Nederland. Dat sluit overigens ook aan bij een motie die eerder is ingediend door de ondertekenaars van de motie wij nu bespreken.

Ook probeert Nederland, zoals ik in het algemeen overleg gisteren heb aangegeven, het mandaat van die expertgroep die in de motie wordt genoemd verlengd te krijgen. Dat is geen gelopen race, maar ongelooflijk belangrijk, omdat deze groep goed werk heeft gedaan door inderdaad in het volle daglicht te brengen wat voor verschrikkelijke praktijken daar plaatsvinden.

Nu vraagt deze motie om boven op deze acties volgende week in de AVVN ook een resolutie in te dienen. Dat is om meerdere redenen onverstandig. Onze hoofdlijn is om in de Mensenrechtenraad die belangrijke verlenging te realiseren van het werk van de expertgroep. Daar hebben we nog geen garantie op. Als wij dan tezelfdertijd een andere actie starten, maakt dat het alleen maar moeilijker om die verlenging te realisteren. Het tweede argument: de kans dat deze resolutie het haalt, is klein. Een afgewezen resolutie speelt ook een rol in vervolgdebatten. Wij zullen willen blijven drukken op verbetering van de situatie in Jemen. Dan helpt het niet om een afgewezen resolutie te hebben. Dus om beide redenen moet ik deze motie ontraden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik denk toch dat de minister de motie verkeerd uitlegt. Ik waardeer de inspanning van Nederland zeer. Ik waardeer het ook zeer dat de beide ministers de wensen van een grote meerderheid van deze Kamer uitvoeren en dat de minister zich inspant om het mandaat van de Mensenrechtencommissie te verlengen. Maar het gaat erom, aan het inmiddels verschenen rapport van deze commissie uitvoering te geven. Ik vraag van de minister niet dat er een resolutie uit moet komen, maar dat hij zich dient in te spannen. Dus als de minister merkt dat het kansloos is en dat dit niet het moment is, komt hij daarmee terug naar de Kamer. Omdat de Algemene Vergadering een breed platform is, denk ik dat juist op deze manier de andere trajecten kracht bijgezet kan worden. Anders gaat het bombarderen gewoon door.

Minister Blok:

Ik heb het gevoel dat mevrouw Karabulut en ik qua intentie heel dicht bij elkaar zitten. Maar ik vind ook dat ik hier een eerlijke inschatting moet geven van wat het effect is van tegelijkertijd proberen in de Mensenrechtenraad het mandaat verlengd te krijgen en in de Algemene Vergadering langs een andere route ook Jemen op de agenda te zetten. Mijn inschatting is dat dit afbreuk doet aan de inspanning in de Mensenrechtenraad, waar wij gelukkig een succes kunnen laten zien. Dus in die afweging van de effectiviteit— niet omdat ik niet het doel deel van de indieners van de motie — moet ik toch de motie ontraden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Die effectiviteit kun je toch pas meten wanneer je begint aan deze exercitie en een en ander verkent? Dat is wat de motie vraagt. Nogmaals, de motie en de indieners vragen niet dat er een resolutie uit moet komen, maar dat de minister zich inspant om zo veel als mogelijk steun te vergaren voor uitvoering van de aanbevelingen van het rapport. Dus met andere woorden: dat kan de minister juist ook versterken. Het zou kunnen. Het zou ook kunnen zijn zoals de minister zegt, maar dat weten we alleen wanneer de minister eraan begint, tenzij de minister natuurlijk in een glazen bol kan kijken.

Minister Blok:

Maar dan vragen mevrouw Karabulut en de indieners van de motie mij en mijn diplomaten om de komende week rond te gaan om een resolutie aangenomen te krijgen, want anders zou ik de indieners van de motie geweld aandoen. Dat betekent toch dat wij op het internationale toneel met twee boodschappen komen. De ene is: steun ons in de Mensenrechtenraad bij een verlenging. Dat is een optie waarvan ik de kans het grootst inschat, maar ik heb geen garanties. Tegelijkertijd wordt door de motie gevraagd: ga in een ander forum ook inzetten op Jemen. Mijn inschatting is gewoon dat dat schadelijk is voor de meer kansrijke optie, want er wordt natuurlijk gebeld en overlegd tussen de vertegenwoordigers van andere landen op die twee plaatsen. Voor het belangrijke doel dat wij samen delen, zorgen dat de internationale gemeenschap effect bereikt in Jemen, vind ik het onverstandig om deze motie uit te voeren.

De voorzitter:

Prima. Ik wil naar motie drie.

Minister Blok:

Dan kom ik bij de motie van de heer Sjoerdsma op stuk nr. 174. Die verzoekt het kabinet in Europees en internationaal verband een leidende rol te nemen om de VN-organisaties te hervormen en acute financiële problemen te mitigeren. Ik ben het allereerst zeer eens met de zorg die de heer Sjoerdsma uitspreekt over het onder druk staan van de internationale samenwerking en het multilaterale systeem en de gevolgen, ook financieel, die de veel kleinere rol van de Verenigde Staten heeft. De inzet van het kabinet is dus op dit moment om door te gaan met het inzetten op of juist het versterken en overeind houden van het internationale systeem en het beperken van de financiële problemen. In die zin is de motie ook een aanmoediging van het kabinetsbeleid.

Maar die mitigatie, zoals de motie dat noemt, betekent wat mij betreft niet dat Nederland altijd zelf de financiële gaten kan of moet dichten. Ik hoorde ook de interruptiedebatten die daarover gingen. We zijn gebonden aan begrotingsafspraken en Nederland is overigens ook een hele grote donor van de Verenigde Naties. De heer Van Helvert wees daar ook op. Het zou zowel om binnenlandse financiële redenen als ook omdat we internationaal ook een eerlijke verdeling van de lasten willen hebben niet logisch zijn dat Nederland dat voor een groot deel zelf gaat doen.

De oproep om internationaal deze problemen aan te kaarten en te vragen om internationaal een grotere bijdrage te doen wordt uitgevoerd. Collega Kaag heeft tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van afgelopen september ook een oproep gedaan aan de andere EU-lidstaten om meer bij te dragen aan de hervormingen van de Verenigde Naties. Als het gaat om de inhoudelijke hervormingen heeft Nederland, ook bij monde van de minister-president, een voortrekkersrol genomen bij de hervorming van vredesoperaties en die zullen we ook de komende week weer verder voeren.

Als ik de motie zo mag interpreteren dat de kern is dat wij, zoals collega Kaag ook heeft gedaan, andere landen oproepen om de bijdrage die op een aantal terreinen verhoogd moet worden, ook inderdaad te verhogen, dan ... We moeten daarbij natuurlijk ook altijd kritisch kijken naar de ruimte op onze begroting. Daar wordt de Kamer over geïnformeerd en daarover kunnen we ook in debat. Als ik de motie zo mag interpreteren dat wij niet automatisch zelf verhogen, dan kan ik haar aan het oordeel van de Kamer laten.

De voorzitter:

Meneer Koopmans, het is de motie van de heer Sjoerdsma en de heer Sjoerdsma knikt ja. Dat is belangrijk, want daardoor is de motie, begrijp ik, oordeel Kamer.

Ik stel voor dat u verdergaat met motie vier.

Minister Blok:

Dan kom ik bij de motie van mevrouw Ploumen met de heer Van Ojik en mevrouw Karabulut op stuk nr. 175. Die verzoekt de regering het rapport van de fact-finding mission, dat tijdens de Mensenrechtenraad van 18 september is gepresenteerd, aan de orde te stellen in de VN-Veiligheidsraad. Het kabinet vindt het inderdaad van groot belang dat dit rapport, dat ook zeer schokkende bevindingen bevat, een vervolg krijgt. We overleggen met andere landen binnen Europa en daarbuiten hoe we dat zo goed mogelijk kunnen doen en of we de VN-Veiligheidsraad daar een rol in kunnen laten spelen. Mevrouw Ploumen weet dat een aantal leden geneigd zijn hun veto in te zetten als het om Myanmar gaat. Dus ook hier geldt: als ik de motie zo mag interpreteren dat wij dit in de VN-Veiligheidsraad agenderen daar waar dat effectief is, maar sowieso op verschillende plaatsen zoeken naar de mogelijkheid om echt een vervolg te geven aan de bevindingen uit het onderzoek, dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Mevrouw Ploumen, het is uw motie.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Dank aan de minister. Ik ga akkoord met zijn duiding van de motie. Ik zou hem willen vragen om de Kamer van de hopelijke voortgang op de hoogte te blijven houden.

De voorzitter:

Als ze wordt aangenomen.

Mevrouw Ploumen (PvdA):

Als ze wordt aangenomen.

De voorzitter:

Detail.

Minister Blok:

Als dat zo is, dan zullen we dat zo doen.

De voorzitter:

En dan is het oordeel dus aan de Kamer, nog even afsluitend. Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het recenseren van de motie op stuk nr. 173 van de heer De Roon.

Minister Kaag:

Excuus, voorzitter. Het is hier krap, ondanks het feit dat het leeg is. In eerste instantie is een deel van de tekst in de motie van de heer De Roon prematuur. Er wordt een gesprek georganiseerd door de secretaris-generaal van de VN op basis van een rapport dat, meen ik, in april 2017 is uitgekomen. Daarin staat een aantal hervormingsvoorstellen over de financiering van UNRWA, om de organisatie op een meer houdbare, duurzame voet te plaatsen in het kader van het belangrijke humanitaire werk dat wordt verricht. Gastland Jordanië is het land dat uitnodigt om een gesprek aan te gaan met een aantal Europese landen en anderen. Ik ken de uitnodigingslijst niet. Ik ben daarbij namens het kabinet. In principe zijn we sowieso niet van plan om daar eventuele financiële bijdragen aan te kondigen, want er is nog helemaal geen besluit. Zoals het dit kabinet en vorige kabinetten past, wordt later in het jaar een overallweging gemaakt van humanitaire noden en prioriteiten. In het kader daarvan wordt gekeken welke situaties en welke organisaties mogelijkerwijs nog baat hebben bij additionele financiering.

Het is natuurlijk wel zo dat het kabinet UNRWA als een humanitaire organisatie beschouwt die belangrijk werk verricht, met een vroege vorm van opvang in de regio. We hechten aan het niet-politiseren van het werk van welke humanitaire organisatie dan ook. In het kader daarvan ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Dat lijkt mij helder. Tot zover dit debat. Dank aan de beide bewindspersonen. Maar ja, ze moesten hier toch zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hedenavond stemmen we nog over de vier moties. Ik schors voor enkele ogenblikken, enkele minuten. Dan gaan we weer verder met de rest van de Algemene Beschouwingen. Dank u wel.

De vergadering wordt van 21.32 uur tot 21.39 uur geschorst.

Voorzitter: Arib

Naar boven