14 Suriname

Aan de orde is het VAO Suriname (AO d.d. 13/09). 

De voorzitter:

Ik geef de heer Kuzu namens DENK het woord. 

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter. Ik heb twee minuten spreektijd, dus ik begin direct. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Nederlandse regering nog steeds geen formele excuses heeft aangeboden voor ons koloniale verleden en slavernijverleden; 

verzoekt de regering alsnog formeel en onomwonden excuses aan te bieden voor ons koloniale verleden en slavernijverleden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 174 (20361). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er voor de eerste Twinningfaciliteit Suriname-Nederland 11,7 miljoen euro beschikbaar was en voor de derde Twinningfaciliteit slechts 6,5 miljoen euro wordt geraamd; 

verzoekt de regering om bij de derde Twinningfaciliteit Suriname-Nederland het bedrag van 11,7 miljoen euro te handhaven en dekking te vinden in het begrotingsoverschot, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 175 (20361). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering om een voorstel te doen om de onrechtvaardige uitwerking van het AOW-gat waar Surinaamse Nederlanders mee te kampen hebben, weg te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 176 (20361). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat er een 100%-controle geldt voor vluchten uit het Caribisch gebied en Suriname, terwijl cocaïnesmokkel uit Zuid-Amerika vooral loopt via de Dominicaanse Republiek en Jamaica; 

verzoekt de regering om de 100%-controle op vluchten vanuit het Caribisch gebied en Suriname inhoudelijk te beoordelen op noodzaak en proportionaliteit, waarbij zij tevens ingaat op de vraag of de 100%-controle kan worden opgeschort, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 177 (20361). 

Hoeveel moties heeft u nog? 

De heer Kuzu (DENK):

Ik heb hier mijn laatste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat in Frankrijk een wet van kracht is, de wet van Taubira, waarin het slavernijverleden wordt erkend als misdaad tegen de menselijkheid en tevens maatschappelijke aandacht voor het slavernijverleden wordt geborgd; 

verzoekt de regering om te bezien hoe een versie van de wet van Taubira in de Nederlandse context kan bijdragen aan bewustzijn over en erkenning van ons slavernijverleden en op grond hiervan een voorstel te doen aan de Kamer, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 178 (20361). 

De heer Ten Broeke (VVD):

De heer Kuzu ging zo snel dat ik even wilde checken welke wet hij bedoelde. Het was toch in Frankrijk, zei hij? 

De heer Kuzu (DENK):

Ja, dat klopt. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Is dat dezelfde wet die in Frankrijk de erkenning van de Armeense genocide heeft mogelijk gemaakt? 

De heer Kuzu (DENK):

Nee, dat is niet dezelfde wet. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Oké, maar het is wel hetzelfde parlement, met dezelfde opvatting. 

De heer Kuzu (DENK):

Het is hetzelfde parlement. Het is toch altijd wel interessant, wanneer we het hebben over het slavernijverleden, dat de heer Ten Broeke dan de behoefte voelt om er een totaal ander onderwerp bij te halen. Dat is ook precies het probleem dat heerst bij de VVD. De heer Ten Broeke wijst heel makkelijk naar andere parlementen en naar andere situaties in de wereld, terwijl het hier gaat om een stukje zelfreflectief vermogen. Het slavernijverleden is een misdaad tegen de menselijkheid geweest. In Frankrijk gaan zij er op een mooie manier mee om. Het zou ook goed zijn als we dat in Nederland doen. 

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik wens de heer Kuzu alle zelfreflectief vermogen wat hij kan opbrengen en wat hij misschien zelfs niet kan opbrengen als het gaat om de Armeense genocide. Ik denk dat dit erg nodig is. 

De heer Kuzu (DENK):

Dat is wederzijds. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we klaar met de termijn van de Kamer. De moties worden gekopieerd en rondgedeeld. We wachten even een paar minuten, zodat de minister ze kan lezen. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. 

Minister Koenders:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Mijn excuses voor het feit dat ik even tijd nodig had. Ik moest toch even precies kijken naar die wet in Frankrijk. 

Laat ik de moties op de stukken nrs. 174 en 178 samen nemen. De motie op stuk nr. 174 constateert dat de Nederlandse regering nog steeds geen formele excuses heeft aangeboden en verzoekt de regering alsnog formeel en onomwonden excuses aan te bieden voor ons koloniaal verleden. Ik wijs erop dat de regering in 2013 diepe spijt en berouw heeft betuigd over het Nederlandse slavernijverleden. Ik heb dat ook gezegd in het algemeen overleg. Latere regeringen, ook deze, hebben dit meermaals herhaald. Dit kabinet en ikzelf nemen dezelfde positie in. Ik denk dat daarmee op de meest oprechte manier blijk gegeven is van menselijke betrokkenheid en van de diepe droefenis over het leed dat anderen is aangedaan. Het kabinet kiest daarbij zijn eigen woorden. Juist door te spreken over formele excuses gaan we denk ik een heel andere kant op, namelijk: dit degraderen tot een formaliteit. Ik wijs er ook op dat dit standpunt niet anders is dan bijvoorbeeld dat in Frankrijk. De slavernij is en blijft ook daar gekarakteriseerd als een zwarte bladzijde in de Nederlandse geschiedenis die wij niet mogen en willen vergeten. De Nederlandse regering draait daar nu ook niet omheen. Ik wijs erop dat ook dit jaar — naar ik meen, op het moment dat wij spreken en morgen in het Tropenmuseum — uitgebreid wordt gesproken over het slavernijverleden: wat is daarbij precies de discussie geweest en hoe is dat verlopen? Het aangedane leed waar Nederland in het verleden een belangrijke rol in heeft gespeeld — laat daar geen misverstand over bestaan — wordt door de Nederlandse regering erkend. 

De regering onderschrijft het belang van het herdenken en het levendig houden van de geschiedenis van het Nederlandse slavernijverleden. Ook anno 2017 blijven wij ons inzetten op het gebied van mensenrechten en bestrijding van racisme en discriminatie. Ik ben zelf ook in gesprek met de Caraïbische leiders over dit onderwerp. Zij hebben daaromtrent aan Nederland een verzoek gedaan. 

Dan de situatie in Frankrijk. Onderdeel van de wet waar u over sprak, is dat 10 mei de officiële gedenkdag is van de slavernij en dat de Europese slavenhandel een verplicht onderdeel is van het geschiedonderwijs. Dat is in Nederland al het geval, en terecht. Zoals ik zei, wordt het aangedane leed waar Nederland in het verleden een belangrijke rol in heeft gespeeld, door de Nederlandse regering erkend en dus ligt een nieuwe wet niet voor de hand. Dat betekent dat ik zowel de motie op stuk nr. 174 als de motie op stuk nr. 178 wil ontraden. 

In de motie op stuk nr. 175 wordt geconstateerd dat er voor de eerste twinningsfaciliteit 11,7 miljoen was en dat er nu 6,5 miljoen wordt geraamd. De heer Kuzu vraagt eigenlijk om dat weer 11,7 miljoen te doen zijn en de dekking daarvoor te vinden in het begrotingsoverschot. Die motie zou ik willen ontraden. Ik heb om goede redenen binnen de prioriteiten van de begroting van Buitenlandse Zaken gekozen voor een continuering van de twinningfaciliteit. Dit is een katalyserend fonds. Dat is altijd zo geweest. Het kan nooit een ontwikkelingsfonds zijn voor het oplossen van de grote problemen die er in de Surinaamse maatschappij zijn; die illusie was er ook niet. Daarvoor zou ik willen waken. Ik heb wel toegezegd, zo zeg ik in de richting van de heer Kuzu, nauwkeuriger te kijken naar een aantal punten die hij van belang vindt, namelijk de relatie tussen stad en platteland en een aantal elementen die te maken hebben met de ecologie. 

Voorzitter. Ik ga in op de motie op stuk nr. 176. Ik heb u vandaag een brief doen toekomen. In alle eerlijkheid moet ik zeggen dat de minister van SoZaWe dat mede namens mij heeft gedaan. In die brief gaat het om het belang van het AOW-tekort en daarin is precies uitgelegd wat juridisch wel en niet kan voor zover het ingezetenen betreft wier inkomen vanaf de AOW-leeftijd lager is dan het sociaal minimum. Ik denk dat we daar vooral de aandacht aan moeten geven. We moeten niet discrimineren, maar juist die mensen de aandacht geven die ze verdienen. Zij kunnen middels een aanvullende inkomensvoorziening ouderen het inkomen aanvullen tot het minimuminkomen. In het licht daarvan zou ik deze motie willen ontraden. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 177. Die zou ik ook willen ontraden, omdat altijd door de Nederlandse regering gekeken wordt naar proportionaliteit en noodzaak van maatregelen met betrekking tot de controle op vluchten uit het Caribisch gebied en Suriname. 

Voorzitter, daarmee ben ik gekomen aan het einde van de beantwoording van de vragen en de beoordeling van de moties. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we dinsdag stemmen. Ik dank de minister, zijn ambtelijke ondersteuning, de Kamerleden, de medewerkers, de mensen die dit debat op de publieke tribune of via een ander medium hebben gevolgd, de stenografische dienst, de bodes. Ben ik niemand vergeten? Dan sluit ik de vergadering. 

Naar boven