26 Discriminatie bij uitzendbureaus

Aan de orde is het debat over discriminatie bij uitzendbureaus.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over discriminatie bij uitzendbureaus. Ik heet de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom. Ik geef mevrouw Özütok namens GroenLinks het woord. De microfoon staat nu aan.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De microfoon staat aan, en mijn klok staat op vier minuten.

Voorzitter. Leeftijd, geslacht of afkomst zou geen invloed mogen hebben op je kansen op de arbeidsmarkt, want de Nederlandse arbeidsmarkt heeft iedereen nodig. Toch is dat nog maar al te vaak wel het geval. Een schokkend grote groep uitzendbureaus gaat mee in discriminerende verzoeken van werkgevers. Dat is niet omdat ze niet weten dat het niet mag. Het gros van de intercedenten reageerde met: dat mag natuurlijk niet, maar ik heb u wel gehoord. Dat is dus bewust de regels aan je laars lappen.

Voorzitter. Volgens mij ziet de sector zelf ook wel in dat dit echt niet kan en dat maatregelen keihard nodig zijn. Het is belangrijk om intercedenten weerbaarder te maken tegen rare verzoeken van opdrachtgevers die het niet zo nauw nemen met wet- en regelgeving. Voorlichting, training en mystery-call-onderzoek kunnen daarbij helpen. Daarnaast denk ik dat het belangrijk is dat intercedenten het te allen tijde melden als zij een discriminerend verzoek krijgen. Maar het is mij niet helemaal duidelijk wat intercedenten in zo'n geval kunnen doen. Kunnen zij het bijvoorbeeld ook melden bij het College voor de Rechten van de Mens, ook al worden ze zelf niet gediscrimineerd? Intercedenten kunnen een belangrijke signaalfunctie hebben. Het lijkt me goed als we die meer inzetten. Hoewel de sector nu goede stappen zet, moet het ook mogelijk zijn om te controleren of het wel de goede kant opgaat, want dit gebeurt wel vaker, hebben we gezien. Daarvoor moeten we niet alleen afhankelijk zijn van een onderzoek van Radar. Wil de staatssecretaris hier ook echt werk van maken? De Inspectie SZW heeft een aantal instrumenten om toezicht te houden op de uitzendsector, maar mijn vraag is: worden die ook gebruikt? Hoeveel meldingen zijn er de afgelopen jaren bij de inspectie binnengekomen over discriminerende uitzendbureaus? Aan hoeveel van die meldingen heeft de inspectie opvolging gegeven? Wat doet de inspectie in zo'n geval? En is de hoogte van de boetes afdoende?

Voorzitter. Het is schandalig dat zo veel uitzendbureaus meegaan in discriminerende verzoeken, maar uiteindelijk komen die verzoeken ook ergens vandaan, namelijk van bedrijven en werkgevers. We moeten er met z'n allen voor zorgen dat het verzoek "ik heb liever geen Marokkaan" überhaupt niet meer gedaan wordt. Wat GroenLinks betreft is daar meer inzet voor nodig. Al jaren is bekend dat sollicitanten met een niet-westerse achtergrond minder kans hebben om te worden uitgenodigd dan autochtone sollicitanten. Ook is bekend dat onterechte beeldvorming hier de oorzaak van is. Het tegengaan van die beeldvorming zou dus een van de speerpunten moeten zijn. De staatssecretaris kan hier een voorbeeld nemen aan de ABU. Zij kan een diversiteitscampagne lanceren ter voorkoming van discriminatie en voor een inclusieve arbeidsmarkt staan. Ik vind dit een goed initiatief. Kan de staatssecretaris dit initiatief dan ook ondersteunen en mogelijk zelfs uitbreiden? Kan dit ook onderdeel worden van het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie?

Voorzitter. De Inspectie SZW zou een belangrijke rol kunnen spelen bij de aanpak van dit probleem, maar ze heeft nu geen bevoegdheid om toe te zien op werving en selectiebeleid. Wat GroenLinks betreft komt die bevoegdheid er zo snel mogelijk, want dat is echt nodig om dit probleem aan te kunnen pakken. Ik ben blij dat de staatssecretaris in het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie gaat kijken hoe ze die bevoegdheid kan versterken. Ik hoop echt dat het de komende tijd een van haar speerpunten gaat worden. Kan de staatssecretaris daarin ook de mogelijkheid meenemen om mysterysollicitanten in te zetten? Dat lijkt mijn fractie namelijk echt een goede manier om te controleren of werkgevers zich wel aan de wet houden.

Voorzitter, ik rond af. We hebben nog een lange weg te gaan om iedereen een eerlijke kans te geven op de arbeidsmarkt. Ik zie dat het kabinet de urgentie voelt, maar ik hoop dat het ook echt stevige maatregelen wil nemen om dit probleem aan te pakken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Weyenberg namens D66.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. De aanleiding van dit debat was de situatie in de uitzendbranche. Uit een onderzoek van het tv-programma Radar bleek dat bijna de helft van de uitzendbureaus meeging in een discriminerend verzoek van een opdrachtgever. Dat is onacceptabel en ik ga ervan uit dat de hele Kamer daar geen andere mening over heeft. In reactie daarop hebben we hier al eerder gedebatteerd, ook met de minister van Binnenlandse Zaken. Er zijn ook moties aangenomen, maar inmiddels hebben we gelukkig een brief van de staatssecretaris gekregen over hoe het kabinet voortvarend door wil gaan met dit punt.

Ik heb nog wel een aantal aandachtspunten. In deze fase kijk ik natuurlijk ontzettend uit naar het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie, waarvan ik echt verwacht dat het concreet en stevig is en acties bevat die in de periode daarna vast nog verder moeten worden uitgewerkt en aangevuld, maar waarmee we volgens mij nu echt serieus meters moeten maken. De staatssecretaris was heel welwillend over de motie van collega Gijs van Dijk van de Partij van de Arbeid en mijzelf bij de begrotingsbehandeling. Ik heb daar dus alle vertrouwen in. De lat ligt daarbij hoog, maar ik weet dat ik haar daarbij aan mijn zijde vindt, want wij kunnen dit niet accepteren. Hoe weerbarstig dit ook is, we moeten dit elke dag blijven aanpakken. De overheid heeft daarbij zeker een rol.

Ik ga in op een aantal specifieke punten. De uitzendsector zelf heeft beterschap beloofd. Nou heb ik dat op dit dossier meer gehoord, en vaker dan één keer. Daarom is het zaak om daar heel stevig bovenop te blijven zitten. Ik verwacht dus dat de staatssecretaris daar goede afspraken over maakt met de uitzendsector, want ook kijkend naar sommige zaken in de brief ben ik nog niet helemaal gerust. Ik pik er één uit, namelijk een extra lidmaatschapseis bij een van de koepels, de ABU. Als je discrimineert, mag je geen lid meer zijn van de ABU, maar dan staat er — ik citeer uit de brief — "waarbij de uitzendonderneming verplicht is aan te tonen dat zij een actief antidiscriminatiebeleid met concrete stappen voert. Herhaaldelijk niet voldoen aan deze eis kan in het uiterste geval het verlies van het ABU-lidmaatschap betekenen." Toen ik dat las, dacht ik: dat kun je ambitieuzer opschrijven. Ik ga ervan uit dat dit door de uitzendsector ook heel ambitieus wordt gedaan en dat de staatssecretaris hen daar ook bij ondersteunt. Ik hoop ook dat zij ook echt met hen in gesprek blijft, zodat we de komende drie jaar verbetering hierin zien, want dat lijkt ongeveer de cyclus te zijn waarin dit hier in de Kamer oppopt. Dat is terecht, want het is hartstikke belangrijk dat wij hier aandacht voor blijven vragen.

Dan de zoektocht naar hoe je beter kunt handhaven in de werving- en selectiefase en daar discriminatie kunt bestrijden. De Inspectie Sociale Zaken kan handhaven op het antidiscriminatiebeleid, maar niet op individuele gevallen. Dat is aan de rechter of aan het College voor de Rechten van de Mens. Bij de begrotingsbehandeling hebben collega Gijs van Dijk en ik, gesteund door de Kamer, in de eerder door mij genoemde motie gevraagd om te kijken hoe de inspectie daarin toch een grotere rol kan krijgen. In het geval van discriminerende verzoeken bij uitzendbureaus is dat nog best ingewikkeld. Er is dan nog geen slachtoffer. Het gaat nog maar om een uitvraag van een bedrijf bij een intercedent van een uitzendbureau, maar toch worden daarbij hele groepen buitenspel gezet. Dat roept dus vragen op. Hoe kunnen we nou zorgen dat dit gat, waarin eigenlijk niemand kan handelen, gedicht wordt? Wat is hier de geëigende weg? Zou het Openbaar Ministerie hiervan aangifte kunnen doen? Kan de Inspectie SZW aangifte doen? Wat zou een meldplicht van de intercedent naar de inspectie hier kunnen betekenen? Dan kan de inspectie bijvoorbeeld zeggen: als u zo'n verzoek doet, bedrijf, klopt uw antidiscriminatiebeleid niet en hebben wij een titel om u aan te pakken. Over dit soort ideeën hoor ik graag de staatssecretaris en ik overweeg hier in de tweede termijn op terug te komen.

Dan de transparantie. De staatssecretaris geeft aan dat zij eerst de Wet aanpak schijnconstructies wil evalueren voordat we gaan kijken naar de transparantie bij inspectieonderzoeken rond de Arbowet, waar ook die discriminatie uit voortkomt. Ik vraag me toch af of dat niet veel eerder kan.

Ik zie collega Van Dijk staan. Dus tot slot: ik ben blij met de toezegging van de staatssecretaris dat de tijdelijke uitbreiding van het Team Arbeidsmarktdiscriminatie naar alle waarschijnlijkheid — de staatssecretaris licht zo'n groot deel van de sluier op dat ik daar alle vertrouwen in heb — gewoon uit de extra capaciteit van de Arbeidsinspectie uit het regeerakkoord zal worden geborgd. De staatssecretaris zegt dit met 99% zekerheid. Ik ben daar al 100% blij mee.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Weyenberg.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De heer Van Weyenberg zegt terecht dat er eigenlijk een zwak punt is in de werving- en selectiefase. Daar kan de inspectie niets doen. Hij noemt een aantal mogelijkheden, die interessant zijn, maar wat is voor de heer Van Weyenberg zelf de bottomline? Want misschien komt er uit de verkenning die de regering gaat doen: we hebben het bekeken maar we kunnen niets doen. Wat wilt u?

De heer Van Weyenberg (D66):

Om te beginnen wil ik even naar het antwoord van de staatssecretaris luisteren. Ik vind het altijd netjes om het antwoord af te wachten als je een vraag stelt. Nietsdoen is wat mij betreft hoogst ongelukkig. Ik kan mij eigenlijk niet voorstellen dat dat de uitkomst is. Maar ik zal daar in tweede termijn nader op terugkomen op basis van het antwoord van de staatssecretaris. Ik ben wel echt op zoek hoe we dat gat kunnen dichten. Op basis van het antwoord van de staatssecretaris kom ik daar in tweede termijn nog op terug. Ik ben het met de heer Jasper van Dijk eens dat het, als we dit gat niet dichten, voor de Arbeidsinspectie wel heel lastig wordt om handelend op te treden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Helemaal eens met dat laatste. Dan zou voor mij de logische conclusie moeten zijn — ik hoop dat dat ook voor de heer Van Weyenberg geldt — dat we ervoor moeten zorgen dat er een instantie is, de inspectie, die daar wel op kan toezien. Ik maak me zorgen hierover. Ik ben er nog allerminst van overtuigd dat de regering zo ver komt. Dus ik vraag u eigenlijk om met mij mee te denken zodat we aan het einde van dit debat wel wat meer zekerheid hebben dat er opgetreden gaat worden als er gediscrimineerd wordt, zoals Radar heeft aangetoond.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is volgens mij precies wat wij ook in de Kamermotie, die gelukkig heel breed is gesteund, tegen het kabinet hebben gezegd. Het is heel moeilijk. Dat vinden wij ook. Over individuele discriminatiezaken horen de rechter of het college zich uit te spreken. Maar daarmee is er nu een soort zwart gat waar je iets wilt. Dat is precies de oproep die aan het kabinet is gedaan. Ik vind dat je heel serieus moet kijken naar bijvoorbeeld een meldplicht, zodat de Arbeidsinspectie in ieder geval meer informatie krijgt om dan bij bedrijven te kijken of hun beleid niet op orde is. Volgens mij trekken de heer Van Dijk en ik aan hetzelfde touwtje, behalve dat ik op die brede vraag over het instrumentarium van de Arbeidsinspectie heel concrete voorstellen van de staatssecretaris afwacht. Want zij moet dat met de Arbeidsinspectie op een werkbare manier kunnen vormgeven.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Weyenberg. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Graaf namens de PVV.

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De politie in Amsterdam vroeg in een vacature om mensen met een andere achtergrond. De politie probeert vooral allochtonen binnen te halen. Dat is discriminatie. Een Turkse ondernemer in de Haagse Schilderswijk — ik heb dat een halfjaar geleden ook gememoreerd — wil geen Nederlanders aannemen. Dat is ook discriminatie. Wethouder Baldewsingh — al vaak genoemd — hier in de gemeente Den Haag wilde het stadhuis ontwitten qua personeelsbestand. Dat is keiharde discriminatie. Een politiek correct webkrantje roept vooral de gekleurde medemens op om te solliciteren als politiek correct stukjestikker. Dat is discriminatie, maar ook zelfhaat trouwens.

Nu heeft het tv-programma Radar gebeld met een aantal uitzendbureaus met de vraag of er liever geen Marokkanen, Turken of Surinamers uitgenodigd konden worden voor de vacature of voor de werkplek. Aan die vraag voldoen is discriminatie. Dat klopt. Maar de intercedent is ook opgeleid om vergaand aan de wensen van de klant te voldoen, want anders loopt de klant weg en ben je misschien wel je baan kwijt. Ziedaar dat Radar de intercedent ook heel gevoelig en heel knap tussen twee vuren heeft weten te plaatsen. Arme intercedent! Maar nogmaals, het was discriminatie.

Naast het feit dat de uitzendbranche geschrokken is, ook al gaat het vergeleken met het SCP-rapport van 2010 of 2011, dacht ik, al drie keer zo goed als een aantal jaren geleden, wordt er al heel veel aandacht besteed aan het voorkomen van discriminatie. Er is van alles opgetuigd: antidiscriminatiebureaus en noem maar op. Je kunt overal terecht. Op internet wemelt het van de vacaturesites en uitzendorganisaties die uitvoerig uitleggen hoe je discriminatie in bijvoorbeeld vacatureteksten moet voorkomen. Googel op die twee woorden en je komt binnen de kortste keren aan 59.800 hits. Helemaal mooi, zou je zeggen. Maar het gevaar daarvan is natuurlijk weer dat je draken van advertenties krijgt, zoals wederom in Amsterdam. Namens de gemeente Amsterdam wordt personeel geworven. Daar staat dan boven: spreek jij Turks, Berbers, Arabish — het staat er met "sh" en niet eens met "sch"; ik weet niet wat dat zegt — of Marokkaans of ben je supergeïnteresseerd in verschillende culturen en ben jij op zoek naar een leuke tijdelijke fulltime baan als student, lees dan snel verder. Nou, we moeten concluderen dat de inburgering niet start met Nederlands praten — want daar was die voor bedoeld — en autochtone Nederlanders maken op deze functie geen kans. Dat vind ik ook discriminatie.

Voorzitter, toen we ruim een halfjaar geleden over dit onderwerp spraken, haalde ik twee Marokkaans-Nederlandse jongeren aan. Zij hadden in de Volkskrant de conclusies van een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau volledig onderschreven. Ze heten Anouar El Haji en Mohamed Aadroun. Zij stelden, net als het SCP, het Sociaal en Cultureel Planbureau, dat discriminatie bestaat vanwege groepsbeelden. Dat begint niet bij de werkgever, maar bij de groep. We hebben het er toen over gehad en dat staat nog steeds.

Voorzitter. Ook ik leg mijn oor regelmatig te luisteren bij kleinere werkgevers, maar ook bij leidinggevenden van grotere bedrijven. Dan hoor ik dat het gedonder begint zodra er te veel Marokkanen ergens werken, vooral in de jongere leeftijd: stelen, intimidatie, geweld, dalende omzet en stijgende kosten. Ik ken zelfs Marokkaanse ondernemers die zeggen dat ze liever hebben dat Nederlandse jongeren bij hen komen werken. Het kan dus alle kanten op werken. Er zijn Nederlanders die zeggen "ik wil geen Marokkanen" en er zijn Surinamers die zeggen "ik wil geen Turken". Alle soorten van die discriminatie bestaan. Nogmaals, als je je gediscrimineerd voelt, dan kun je daar aangifte van doen en dan doet de rechtsstaat zijn werk. Maar als ik dan kijk naar het negatieve groepsbeeld, dan blijkt inderdaad uit de criminaliteitsstatistieken en andere negatieve statistieken dat Marokkanen zelf niet heel veel doen aan het verbeteren van het groepsbeeld.

Voorzitter. Het liefst herhaal ik hier de noodkreet van zeven maanden geleden, namelijk: laten we met z'n allen weer eens een keer normaal doen. Want waar is de Nederlandse nuchterheid? Waar is de positieve vechtlust die dit land zo ver heeft gebracht? Waar is het opstaan na het vallen? Waar is de redelijkheid? Ja, dat kan ik ook vragen. Zitten die zaken misschien niet in de inburgeringscursus?

Voorzitter, tot slot. Als er sprake is van discriminatie, dan kun je aangifte doen. Daar hebben wij een rechtsstaat voor. Er zijn ook allemaal bureautjes die je kunnen helpen met meldingen. We hebben in Nederland in elk geval last van twee soorten gestructureerde en geïnstitutionaliseerde vormen van discriminatie, en dat zijn diversiteitsbeleid en de islam. Laten we daarom nuchter en vooral redelijk blijven. De rechtsstaat moet zijn werk doen bij strafbare discriminatie. Laten we stoppen met diversiteitsbeleid en laten we Nederland vooral de-islamiseren.

Dank u wel.

De heer Öztürk (DENK):

De heer De Graaf heeft het over het groepsbeeld. Als ik kijk naar het beeld van PVV'ers en als ik zie hoeveel criminele activiteiten PVV'ers de afgelopen jaren hebben gedaan, dan is dat groepsbeeld ook niet echt positief. Ik hoor van heel veel PVV'ers die uiteindelijk het rechte pad hebben gevonden dat ze, omdat ze op hun cv "PVV" hebben staan, geen baan krijgen. Vindt u niet dat wij deze ex-PVV'ers die het rechte pad hebben gevonden moeten helpen en de discriminerende ondernemer moeten aanpakken?

De heer De Graaf (PVV):

Ik zie het verschil niet tussen het rechte pad en de PVV. Misschien kan de heer Öztürk dat verduidelijken, want ik begrijp daardoor de vraag echt niet.

De heer Öztürk (DENK):

Ik heb het over het groepsbeeld gehad. Het groepsbeeld van de PVV is zeer negatief. Als je al die criminele activiteiten van ex-PVV'ers bij elkaar optelt, dan is dat niet echt positief. Er zijn PVV'ers die daar afstand van nemen en vervolgens op het rechte pad terechtkomen. Die willen een eerlijke baan maar worden gediscrimineerd. Ik wil ze helpen. Mijn vraag is: bent u bereid om samen met mij ook die PVV'ers die gediscrimineerd worden te helpen?

De heer De Graaf (PVV):

Ik heb precies gezegd wat ik gezegd heb. Als discriminatie plaatsvindt en dat strafbaar is, moet je naar de rechter stappen. Dat is redelijk, dat is nuchter, dat is Hollands en zo doen we dat hier. Iedereen in Nederland is daarin gelijk. Ik ga niet voor speciale groepen uitzonderingen daarin maken. Nogmaals, de PVV is het rechte pad en DENK zeker niet.

De heer Öztürk (DENK):

Je ziet gewoon een ontwijkende antwoord.

De heer De Graaf (PVV):

Het is "ontwijkend", zonder e. "Ontwijkend antwoord".

De heer Öztürk (DENK):

Innerlijk wil hij toch die mensen helpen, maar omdat hij stoer moet doen van zijn eigen baas, probeert hij hier een verhaal te houden. Laten we dit doen. Laten we samen, ook met de PVV, het lef hebben om alle discriminatie, ook richting PVV, aan te pakken. Heeft u het lef?

De heer De Graaf (PVV):

De heer Öztürk denkt dat hij in mijn hoofd kan kijken en de communicatie tussen mij en de heer Wilders kent. Die kent hij niet, dus hij staat hier te blaten. Wat hij zegt, klopt niet. Meer kan ik er niet van maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de PvdA.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. De vraag is hoe vaak wij dit debat nog moeten voeren. De heer Van Weyenberg zei het ook al. Om de zoveel jaar hebben wij hier, terecht, een debat over discriminatie op de arbeidsmarkt, en specifieker, over discriminatie door uitzendbureaus. Want het is natuurlijk al eerder gebeurd. En Radar heeft weer aangetoond dat het, al is het iets minder, nog steeds op flinke grote schaal gebeurt. Er wordt een vraag gesteld en de vraag wordt welwillend doorgeleid. Natuurlijk staat de intercedent altijd onder druk. Die moet de opdrachtgever ter wille zijn. Maar daar mag nooit, maar dan ook nooit discriminatie bij plaatsvinden. Dat moeten we dus uitbannen. Wij hebben hier in deze Tweede Kamer, ook na deze Radaruitzending, bijna Kamerbreed weer onze afschuw uitgesproken en gezegd: dit mag niet gebeuren.

Voor de Partij van de Arbeid is het breder bestrijden van arbeidsmarktdiscriminatie ook echt een hoofdpunt. Het gaat om gelijke kansen, los van je afkomst, je leeftijd, je geslacht of je seksuele voorkeur. Iedereen in Nederland heeft een gelijke kans, natuurlijk ook op de arbeidsmarkt. Dat is van heel groot belang. Werk is voor zo veel mensen eigenlijk de motor van het leven. Ik denk dat we hier dus Kamerbreed hard aan moeten werken. Ik ben blij dat de staatssecretaris in haar brief naar aanleiding van het eerdere debat dat we met de minister van Binnenlandse Zaken hebben gehad, voortvarend te werk gaat. Ze heeft al een aantal moties die toen zijn aangenomen weliswaar nog niet uitgewerkt maar wel omarmd. Daarbij zegt ze dat ze er in het Actieplan arbeidsdiscriminatie echt werk van gaat maken. Mijn hoofdvraag aan de staatssecretaris is dan ook wanneer dit tot echte resultaten gaat leiden. Ik weet dat ook de staatssecretaris niet van de ene op de andere dag de arbeidsdiscriminatie in Nederland breed kan weghalen. Maar de vraag is wel hoe snel zij resultaten verwacht. Ik denk dat het van belang is, omdat er vandaag, morgen en ook overmorgen nog steeds gediscrimineerd wordt. Dat is dus eigenlijk de hoofdvraag. Ik heb het al gezegd: ik ben echt blij met de intentie van de staatssecretaris en het kabinet. Zij laten voortvarend zien dat ze dit willen aanpakken en dat ze dit van het grootste belang vinden.

We hebben het nu specifiek over de uitzendbureaus. In het debat gaat het ook over zelfregulering. Ik heb eerder gevraagd of die tijd van zelfregulering niet voorbij is. Moeten wij niet via de inspectie, via wettelijke maatregelen, ingrijpen? De staatssecretaris schrijft dat de twee uitzendkoepels voortvarend aan de gang gaan en dat zij zich onafhankelijk willen laten controleren. Mijn vraag aan de staatssecretaris is hoe onafhankelijk die controle is. Hoe groot is wellicht het gevaar dat we hier over een paar jaar weer staan? Uitzendkoepels hebben ook een bepaald belang, namelijk om omzet te maken. Zij hebben opdrachtgevers die allerlei vragen hebben. Wij willen een uitzendsector die nooit en te nimmer een discriminerende vraag positief beantwoordt. Hoe onafhankelijk is die controle, die de uitzendsector deels zelf wil vormgeven?

Mijn tweede vraag gaat over het SNA-keurmerk. Er zijn ook uitzendbureaus die niet onder de koepels vallen van de ABU en de NBBU. Dat zijn er nogal wat. Zij moeten wel voldoen aan het keurmerk. In hoeverre houdt dat SNA-keurmerk discriminatie echt tegen? Is daar ook controle op? Kan de staatssecretaris wellicht met de SNA werken aan een steviger keurmerk?

Ten slotte, het is ook al eerder genoemd: de rol van de inspectie. Er is een motie aangenomen in de Kamer. De staatssecretaris schrijft in het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie dat ze de inspectie meer mogelijkheden wil geven als het gaat om werving en selectie. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Hoe verwacht ze dat dit echt tot resultaten leidt? Er is een soort gat tussen de uitzendbureaus die zeggen te controleren en het individu dat gediscrimineerd wordt of een discriminerende vraag krijgt. Graag ook meer duidelijkheid daarover van de staatssecretaris.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Peeters namens het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Als het eenvoudig op te lossen zou zijn, stonden wij hier niet. Maar het is duidelijk: nog steeds kun je beter een strafblad hebben dan een Marokkaanse achternaam, als je tenminste aan het werk wilt komen. Nog steeds gaan sommige uitzendbureaus mee in de wens van sommige klanten om alleen te werven onder de autochtone bevolking en onze allochtone medemensen op die manier te weren. Dat is niet acceptabel; dat vindt hier iedereen. Maar met die constatering is het probleem niet opgelost. We kunnen natuurlijk zeggen dat werkgevers die een uitzendbureau een dergelijke opdracht geven, in elk geval op dat vlak niet deugen. Daar hebben we dan gelijk in. Maar daarmee is het probleem niet opgelost. We kunnen natuurlijk zeggen dat discriminatie bij wet verboden is en dat slachtoffers aangifte moeten doen. Ook daar hebben we dan gelijk in. Maar daarmee is het probleem niet opgelost. We kunnen zeggen dat we in Den Haag actieplannen hebben bedacht. Ook dat is zo en ook daar hebben we gelijk in, maar we moeten ook zien dat het niet of niet voldoende helpt. Deelt de minister deze conclusie? We kunnen zelfs beweren dat discriminatie van alle tijden en van alle culturen is. Ook daar hebben we gelijk in. Maar daarmee is het probleem niet alleen niet opgelost, maar daarmee zouden we het accepteren als een fact of life. Dat is niet alleen fout, maar ook volkomen onacceptabel.

Dan komen we bij de kern van het verhaal: wat dan wel? Gelukkig heeft het kabinet al aangegeven dit probleem zeer voortvarend te willen aanpakken. In dit geval specifiek de discriminatie bij uitzendbureaus. Er zijn afspraken gemaakt met uitzendbureaus om discriminatie aan te pakken. Kan de minister aangeven hoe het met die afspraken staat? Maken uitzendbureaus inmiddels werk van controles binnen de beroepsgroep? Maken ze gebruik van zogenaamde mystery guests? En wat zijn de eventuele sancties die de beroepsgroep bij gebleken discriminatie zichzelf oplegt? Doen ze zelf aangifte bij justitie? Schrappen uitzendbureaus een bedrijf van een keurmerklijst? Zetten ze het op een openbare zwarte lijst? Graag een reactie van de staatssecretaris. Heeft de staatssecretaris vertrouwen in het zelfreinigend vermogen van uitzendbureaus, in combinatie met de mogelijkheid tot vervolging na aangifte van discriminatie? Of is er meer nodig? Worden werkgevers inmiddels strafrechtelijk vervolgd door justitie? En welke mogelijkheden en onmogelijkheden ziet de staatssecretaris om uitzendbureaus te helpen of te dwingen een einde te maken aan discriminatie? Wat heeft ze daarvoor van ons als Kamerleden nodig? Mij is in ieder geval gebleken: geen aansporing.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

De heer Jasper van Dijk. U moet wel op tijd opstaan.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, ik ben niet zo snel, voorzitter. Dat is het probleem.

De voorzitter:

Zo jong ...

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo is het, en toch. Het gaat om de kwaliteit. De heer Peters stelt heel veel vragen aan de regering — dat is interessant — maar wat wil hij zelf? Als hij nu terugkijkt op die uitzending van Radar waar we overduidelijk discriminatie zagen, wat moet er dan volgens het CDA met die uitzendbureaus gebeuren?

De heer Peters (CDA):

Ik ga niet alleen op basis van een Radaruitzending hier oordelen. Maar als er zaken zijn die niet kloppen, dan moeten die worden aangepakt. De staatssecretaris heeft in een brief aangegeven dat ze daar voortvarend mee aan de gang gaat. Dat deel ik. Ik ben daar blij mee. Ik heb vragen gesteld om die ambitie nog een keer helder neer te zetten. We zitten hier natuurlijk voor een deel ook voor de opdrachtgevers. Mevrouw Özütok zei net ook al dat opdrachtgevers aangeven liever niemand willen met een Marokkaanse of Turkse achternaam. Daar zit een deel van het probleem en natuurlijk ook een deel van de oplossing. En een deel van de oplossing zit bij een sector die echt werk moet maken van een zelfreinigend vermogen. Daar heb ik vragen over gesteld en dat staat ook in de brief van de staatssecretaris. Ik wacht op het antwoord.

De voorzitter:

Dit is uw laatste vraag.

De heer Peters (CDA):

Dat mag ook aan mij, hoor.

De heer Jasper van Dijk (SP):

We hadden er toch vier?

De voorzitter:

Ja, dat klopt. Maar de heer El Yassini moet nog spreken.

De heer Jasper van Dijk (SP):

O, dit is een nieuw model. Ik dacht: vier vragen in tweeën. Nou, vooruit.

De voorzitter:

De heer El Yassini moet nog, hè? Maar gaat u verder.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik maak 'm af. Als de heer Peters al niet wil oordelen op basis van die Radaruitzending, waarin discriminatie evident was, dan vraag ik me af wat er nog meer moet gebeuren om het CDA in actie te krijgen. Het punt is dat de regering in reactie op die uitzending zegt: heel vervelend en het mag niet, maar wij kunnen er ook niks aan doen. De inspectie mag namelijk niet controleren op werving en selectie. Zou de inspectie daar nou juist niet wel op moeten kunnen handhaven als het aan u ligt?

De heer Peters (CDA):

U stelt nu eigenlijk dezelfde vraag als die u net aan de heer Van Weyenberg heeft gesteld. Nu begrijp ik die beter. Ik zal er in tweede termijn op terugkomen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Peters. Ik ga nu naar de heer Jasper van Dijk namens de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u, voorzitter. Begin dit jaar legde het programma Radar bloot dat bijna de helft van de uitzendbureaus bereid is om te discrimineren op bestelling. Dit is niet voor het eerst. In 2011 hoorden we hier al over. In 2014 kregen discriminatiemeldpunten maar liefst 2.100 meldingen binnen. Kortom, het probleem is al jaren bekend. Er gebeurt alleen niets.

Sterker nog, er wordt niet op discriminatie gecontroleerd. Dat lazen we toen Radar met zijn bevindingen naar buiten kwam. "Wij controleren niet op discriminatie. Hoe zou je dat ook kunnen toetsen?", zegt John Verboom van het bedrijf Q-inspectie, dat het kwaliteitskeurmerk van uitzendbureaus controleert. Dat is toch verbijsterend? Kijk hoe relatief eenvoudig Radar het heeft aangepakt. Ik vraag de regering: is er op basis van die uitzending actie ondernomen? Is er aangifte gedaan? Heeft u gekeken naar mogelijkheden om die bureaus te vervolgen? Graag een reactie.

Ook het Team Arbeidsmarktdiscriminatie van de inspectie heeft geen bevoegdheden om de werving en selectie te controleren. Zelfregulering werkt niet en de overheid heeft geen bevoegdheden. Ik vind het behoorlijk beschamend. Nu heeft de staatssecretaris in de brief van 1 mei enkele maatregelen aangekondigd. De uitzendbureaus hebben mooie actieplannen gemaakt om ermee aan de slag te gaan. Het zijn veel mooie woorden, maar ik ben nogal sceptisch over zelfregulering. De maatregelen van de regering komen toch vooral neer op verkenningen en onderzoek.

Voor mij is duidelijk dat de inspectie meer bevoegdheden moet krijgen. Er moeten geen onderzoeken meer gedaan worden, maar er moet binnen afzienbare tijd een wetsvoorstel komen om de inspectie te bewapenen. Daarnaast moet de inspectie individuele gevallen gaan beoordelen, en niet alleen het beleid van een bedrijf. Een individueel geval moet toch voldoende grond zijn om een bedrijf aan te pakken? De inspectie moet dan ook verder uitgebreid worden. Graag hoor ik van de regering — de minister zit er ook bij; hij kan er misschien wat over zeggen — hoe de inspectie de komende tijd ingezet gaat worden. Er staat dat er extra inzet op dit punt is. Hoe dan? Graag een overzicht.

Het is ook van belang om uitzendbureaus die het niet zo nauw nemen met de regels te kunnen aanpakken. Daarvoor is het wat ons betreft nodig om een vergunningstelsel in te voeren. Dan kun je discriminerende uitzendbureaus buitenspel zetten. Dit is nodig als stok achter de deur.

Kortom, voorzitter, wij stellen voor: als uitzendbureaus discrimineren, moeten ze dat ook voelen. Ze moeten boetes kunnen krijgen. De inspectie moet ook de bevoegdheid krijgen om bij werving en selectie te controleren op discriminatie. Daartoe moet de wet aangepast worden. Als de regering dat niet doet, doen wij het zelf wel. Er moet ook een vergunningenstelsel komen voor uitzendbureaus, zodat de vergunning ingetrokken kan worden bij herhaaldelijke of zware overtredingen. Voorzitter. Helemaal tot slot. Bij makelaars zagen we recent in feite hetzelfde fenomeen. Uit onderzoek van De Groene Amsterdammer blijkt dat 90% van de makelaars bereid is om bevolkingsgroepen uit te sluiten als de opdrachtgever dat vraagt. Is de regering bereid om soortgelijke maatregelen voor deze beroepsgroep te nemen?

De heer De Graaf (PVV):

De heer Van Dijk van de Socialistische Partij heeft het over de makelaars, maar eigenlijk is er aan de kant van de overheid sprake van handelen met eenzelfde effect. We hebben de laatste jaren heel veel nieuwkomers gehad, echt meer dan 100.000. Die hebben, als ze statushouder zijn, met voorrang op Nederlanders recht op een sociale huurwoning. Hoe kijkt de heer Van Dijk daartegenaan? Dat is toch eigenlijk hetzelfde?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, ik vind dat bedenkelijk. Ik ben dat ook nagegaan. Volgens mij is dat beleid afgeschaft.

De heer De Graaf (PVV):

Dan zijn er toch nog veel wethouders in Nederland die zeggen: ja, allemaal hartstikke leuk, maar we houden ons daar niet aan. We hebben een taakstelling gekregen om die mensen te huisvesten, dus we gaan daar gewoon lekker mee door. Als ik of de heer Fritsma, een van mijn collega's, een motie indient om dat beleid echt af te schaffen, is de heer Van Dijk dan bereid om deze motie te steunen?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is een als-danvraag. Ik wil de motie natuurlijk zien. Maar ik vind het maken van een onterecht onderscheid verkeerd. Ik vind dat op het moment dat we zien dat bepaalde groepen worden voorgetrokken ten opzichte van andere groepen die net zo veel recht hebben op een woning, we daar dus heel kritisch naar moeten kijken.

De heer De Graaf (PVV):

Dank voor dat antwoord. Ietsje opgeschoten, maar toch! Ik vind het toch nog te vrijblijvend. "Heel kritisch naar kijken" laat natuurlijk wel heel veel ruimte om dat beleid gewoon te laten bestaan. De SP heeft dat beleid de afgelopen jaren natuurlijk ook altijd gewoon gesteund. Zij zeggen: iedereen moet Nederland binnen kunnen komen, iedereen moet een woning kunnen krijgen. Zij hebben daardoor heel veel Nederlanders in de kou gezet. Dus zie ik hier nu een draai van de SP? Of is het alleen een begin van een draai? Of is het alleen maar een antwoord om mij weer met een doekje ... Om mij weer het bos in te sturen?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Met een doekje het bos in te sturen? Is dat Nederlands?

De heer De Graaf (PVV):

Ik herstelde me. Dat hoorde u.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik zag dat de heer De Graaf net heel kritisch was over het Nederlands van een collega. Dan moet u zelf ook scherp blijven! Ik vond de eerste twee interrupties overigens ook scherper dan de laatste. Toen werd het wat clownesk. Dat de SP de deuren opzet voor iedereen, is pertinente onzin. Ik heb dat nog nooit bepleit. Nogmaals, we moeten heel kritisch kijken. Onterecht onderscheid, dat mag niet. Dus op dit punt is het goed dat u ons scherp houdt, mijnheer De Graaf.

De heer De Graaf (PVV):

Nogmaals, we moeten heel kritisch kijken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer El Yassini namens de VVD.

De heer El Yassini (VVD):

Dank u, voorzitter. Er ligt hier trouwens nog een SP-pen. Die hoef ik niet.

Voorzitter. Je wilt iets moois maken van je leven en je streeft naar je geluk. Je wilt aan het werk en bent bereid je in te vechten op de arbeidsmarkt. Jouw afkomst, naam, leeftijd of geaardheid mogen daarbij niet uitmaken. Dan blijkt dat intercedenten bij een groot aantal uitzendbureaus op verzoek van hun opdrachtgevers mensen van Marokkaanse, Turkse of Surinaamse komaf uitsluiten. Enkel om je afkomst of je huidskleur is de deur voor jou gesloten. Dat is verschrikkelijk en onrechtvaardig. Dat dit nog steeds gebeurt, is onbegrijpelijk. De VVD verwacht van mensen dat ze meedoen in de samenleving, dat ze de taal beheersen en een eigen verantwoordelijkheid dragen. Als ze dat dan vervolgens doen, is het onacceptabel als werkgevers en uitzendbureaus de deur voor hun neus dichtgooien door te discrimineren.

Laat ik heel duidelijk zijn: discriminatie is fout. De VVD zal zich altijd uitspreken tegen discriminatie. Het regeerakkoord is daarom ook duidelijk. Arbeidsmarktdiscriminatie is ontoelaatbaar en vereist een stevige aanpak. Ik citeer: "Het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie krijgt onder de leiding van de staatssecretaris een vervolg, waarbij onder andere aandacht wordt gegeven aan het bestrijden van discriminatie in sollicitatieprocedures en een stevige handhavende rol voor de inspectie". Ik kijk uit naar de uitwerking van het actieplan dat binnenkort naar de Kamer wordt gestuurd.

Ook de uitzendbranche heeft een enorm grote verantwoordelijkheid in de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie. Het is goed dat de discriminatie bij de uitzendbureaus naar buiten is gekomen. Discriminatie is natuurlijk onacceptabel. En het is wel zo stuitend dat er een uitzending van Radar nodig is om de uitzendbranche wakker te schudden. De ABU en de NBBU hebben naar aanleiding hiervan een aantal extra maatregelen genomen, waaronder eindelijk een keer controleren op eigen regels, namelijk het hebben van een anti-discriminatieplan en dat implementeren bij de leden.

Goed dat er een plan ligt, maar dat is voor ons echt de eerste stap. De uitzendbranche moet zich heel goed realiseren dat dit papieren plan niet kan en mag verdwijnen in een lade in het archief. Doorpakken en uitvoeren is de enige optie. Wij zullen de uitvoering van de maatregel goed in de gaten houden en de branche blijven wijzen op zijn verantwoordelijkheden. Daarom wil de VVD dat de staatssecretaris deze maatregelen gaat monitoren en jaarlijks in gesprek met de uitzendorganisaties de resultaten evalueert, waarna ze de Kamer informeert. Is de staatssecretaris hiertoe bereid, is onze vraag. Ook wil de VVD dat de staatssecretaris niet alleen de twee uitzendbrancheorganisaties samen laat optrekken, maar ook verbreding in de aanpak zoekt bij opdrachtgevers en werkgevers. De verzoeken komen namelijk van werkgevers en zij hebben ook een rol in de aanpak van arbeidsmarktdiscriminatie. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of deze verbreding straks ook terug te vinden is in het actieplan.

Voorzitter, ik rond af. We moeten ook niet vergeten dat discriminatie een breed maatschappelijk probleem is, dat we niet alleen van bovenaf kunnen oplossen. Daar hebben we de hele samenleving voor nodig, ook de mensen die helaas geraakt worden door discriminatie op basis van afkomst, leeftijd, geslacht en geaardheid. Onze oproep aan hen is: laat je niet ontmoedigen en blijf streven naar je eigen geluk. Knok door en vecht je in. Kruip niet in een slachtofferrol, maar zoek kansen. Zet niet het vergrootglas op een ander, maar kijk in de spiegel. Ontwikkel jezelf en groei naar posities in de samenleving waar jij verandering kunt afdwingen. Wees je eigen held, want de samenleving heeft je nodig.

Dank u wel.

De voorzitter:

Meneer Öztürk, u heeft nog één vraag.

De heer Öztürk (DENK):

Ja.

De voorzitter:

Die heeft hij voor u gespaard, meneer El Yassini!

De heer Öztürk (DENK):

Speciaal voor de heer El Yassini. Uw politiek leider de heer Rutte zei tijdens de verkiezingen, om wat rechtse stemmen binnen te halen, dat Mohammed ...

De voorzitter:

Sorry, u heeft nog twee vragen.

De heer Öztürk (DENK):

Oké. Hij zei dat Mohammed zich moest invechten. De heer El Yassini zei dat Radar eigenlijk niet nodig was. Discriminatie is er en dat wordt al jaren gewoon bewezen. Ondanks dat uw partij zegt dat discriminatie er al jaren is en dat heel veel mensen met uw afkomst — u bent van Marokkaanse afkomst — heel moeilijk aan een baan komen, zegt uw partijleider dat Mohammed zich maar in moet vechten. Hoe kan dat nou zijn? Is dat niet een beetje acceptatie van discriminatie?

De heer El Yassini (VVD):

Zoals ik al zei, is discriminatie fout. We zullen ons daar altijd tegen uitspreken. Tegelijkertijd zijn we niet de partij die in de slachtofferrol kruipt. Wij zijn de partij van mensen die van aanpakken houden, die aan de slag gaan en zich inknokken. Ik denk dat ik daar gewoon het levende bewijs van ben, net als u, want wij zijn beiden Kamerleden en daar mogen we best trots op zijn.

De voorzitter:

De heer Öztürk, tot slot.

De heer Öztürk (DENK):

De mensen over wie we het hebben, zijn de mensen die geen slachtoffer zijn. Dat zijn de mensen die zich juist invechten, die naar het uitzendbureau gaan, die een baan willen en die een diploma hebben. Die worden gediscrimineerd. Dat verhaal van slachtoffers moet je dus opzij zetten. Zij krijgen van uw leider, op dit moment premier van ons land, te horen dat ze de discriminatie min of meer een beetje moeten accepteren, moeten inslikken, en vervolgens duikend en inslikkend een baan moeten accepteren. Wat vindt u daarvan?

De heer El Yassini (VVD):

Dat is niet wat Mark Rutte, onze premier hier in Nederland, zegt. Hij geeft aan dat het inderdaad fout is. Het is echt heel vervelend. Discriminatie hoort niet, maar we worden vervolgens wel met z'n allen ermee geconfronteerd dat het wel gebeurt. Als u goed naar mijn tekst heeft geluisterd, hoorde u ook dat wij het tegelijkertijd fijn vinden dat de maatregelen er zijn. Een maatschappelijk probleem kan alleen vanuit de maatschappij worden opgelost. Wij roepen de staatssecretaris ook op om dat te monitoren en de Kamer daarover te informeren.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Öztürk namens DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Voorzitter. Discriminatie bij uitzendbureaus gebeurt gewoon. Radar heeft dat nogmaals bewezen. Werkgevers die betalen, bepalen gewoon. Discriminatie wordt gewoon genormaliseerd. Ik kijk zo om me heen en ik denk: wie in deze zaal is eens een keer gediscrimineerd bij een uitzendbureau? Meneer El Yassini, bent u weleens gediscrimineerd? De heer Van Dijk? Of de minister? Bent u weleens bij een uitzendbureau een baan misgelopen? Ik wel. Ik heb persoonlijk arbeidsmarkdiscriminatie ervaren. Ik ben wel teleurgesteld een uitzendbureau uit gelopen. Ondanks een groot aantal vacatures kreeg ik steeds te horen dat er niks beschikbaar was. Wat ik heb ervaren, ervaren heel veel mensen dagelijks in onze samenleving; jongeren die hier geboren en getogen zijn, diploma's hebben, mee willen doen, het land willen opbouwen. Ze worden letterlijk en figuurlijk dagelijks gediscrimineerd. Vandaag de dag zijn we nog altijd in dezelfde discriminatiecrisis, ondanks dat de economie goed gaat, ondanks dat er mensen nodig zijn.

De discriminatiecijfers van 2017 rijzen de pan uit. De kampioen van de discriminatiegronden was alweer herkomst. Zowel bij de politie als bij de antidiscriminatievoorzieningen gingen de meeste meldingen over Nederlanders met een migrantenachtergrond. Bij de politie ging 41% van de discriminatieregistraties over herkomst. Bij de antidiscriminatievoorzieningen ging 38% van de ingekomen meldingen over herkomst. Bij het meldpunt internet discriminatie had 44% van de meldingen betrekking op het land van herkomst.

Voorzitter. Waar het op aankomt, is lef. Lef om de arbeidsmarktdiscriminatie aan te pakken. Lef om een daad te stellen. Lef om maatregelen te nemen. Dit kabinet geeft aan dat het discriminatie krachtig wil aanpakken. Wij vinden de voorgestelde maatregelen, de kabinetsaanpak van discriminatie, mager. Heeft het kabinet het lef om een aantal uitzendbureaus een jaar lang uit te sluiten van aanbestedingen? Heeft het kabinet het lef om een personeelsfunctionaris gewoon op straat te zetten omdat hij gediscrimineerd heeft, ook al is hij topambtenaar? Heeft het kabinet het lef om bij werkgevers die willens en wetens discrimineren, aan naming-and-shaming te doen? Daar gaat het om.

Meneer El Yassini en de heer Peters, we hebben ze allemaal gehoord: aanpak, ketenaanpak, dossiers ... We hebben vijf jaar Asscher meegemaakt. We hebben ze allemaal meegemaakt hier: allemaal dossiers, aanpak, mooie televisiespotjes, een aantal rappers die meedoen. Uiteindelijk zie je gewoon dat weer een onderzoeksbureau zoals Radar aantoont dat de discriminatie nog niet is aangepakt. Het wordt tijd om een daad te stellen. En hoe stel je een daad? Je schopt de mensen uit het systeem die willen en wetens discrimineren. Je laat ze zien: dit gebeurt met jou als jij discrimineert. Je pakt hun baan af. Maar daar heb je een kabinet voor nodig dat het lef heeft. Mijn vraag is: heeft minister Koolmees het lef om dit te doen?

Voorzitter. Daarnaast hebben we gezien dat bankiers een eed hebben afgelegd toen ze verkeerd bezig waren. Misschien is het goed om ook de uitzendbureaus een antidiscriminatie-eed te laten afleggen aan alle medewerkers. Ik stel voor dat de minister daarop reageert. Ik heb ook een motie voorbereid daarvoor.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik of de bewindslieden behoefte hebben aan een korte schorsing. Ja? Er wordt nu even onderhandeld. U heeft twintig minuten nodig? Zullen we daar vijftien minuten van maken? Oké, dan schors ik in principe tot 20.30 uur.

De vergadering wordt van 20.17 uur tot 20.37 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Ik zou willen beginnen met een korte inleiding en dan van smal naar breed uitwaaieren, en dan te beginnen met wat intercedenten kunnen doen. Daar zijn verschillende vragen over gesteld. Dan wat de uitzendbureaus en de uitzendbranche kunnen doen en eventueel ook andere opdrachtgevers en bedrijven. Vervolgens de inspectie en in het licht van de inspectie ook het actieplan, zoals dat is aangekondigd. Daarna nog een aantal overige vragen.

Maar misschien toch eerst even beginnen met een inleiding. We spreken vandaag over een heel belangrijk onderwerp. Een onderwerp dat niet voor niets in artikel 1 van onze Grondwet staat. Discriminatie en discriminatie op de arbeidsmarkt mogen niet. Het mag nooit. Iedereen heeft gelijke rechten op gelijke kansen om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien, om zichzelf te ontwikkelen en een leven op te bouwen. We vragen veel aan mensen als het gaat om aan het werk gaan. We vragen veel als het gaat om participatie. We verwachten dat iedereen zich inzet. We vragen aan mensen om duurzaam te participeren op de arbeidsmarkt. We vragen aan mensen om daar hun verantwoordelijkheid in te nemen. Daar moet dan tegenover staan dat een samenleving eerlijke en gelijke kansen biedt en dat er stevig wordt opgetreden tegen discriminatie. Het is een taak van ons allemaal, van de overheid, van werkgevers, werknemers, maatschappelijke organisaties, van iedereen om dit probleem te blijven adresseren maar vooral te blijven aanpakken. Ik zou in ieder geval ook willen zeggen dat we niet kunnen onderschatten hoezeer het van belang is dat we dit onderwerp ook in deze zaal bespreken, dat we ons hier als politici ook erover uitspreken dat we aan de ene kant mensen vragen mee te doen en dat we aan de andere kant ook de kansen daarvoor geven.

De aanleiding voor dit debat was de uitzending van Radar begin dit jaar, waarin werd aangetoond dat bijna de helft van de benaderde uitzendvestigingen inging op een discriminatoir verzoek. Ik zeg u eerlijk dat ik geschrokken ben van deze resultaten. Het kan en mag niet zo zijn dat mensen gebaseerd op hun afkomst minder makkelijk aan een baan komen. Het is vooral ook problematisch omdat uitzendbureaus een heel belangrijk kanaal zijn voor Nederlanders met een migratieachtergrond voor toetreding op de arbeidsmarkt. De werkloosheid onder Nederlanders met een niet-westerse achtergrond is twee tot drie keer zo groot als die onder Nederlanders zonder een migratieachtergrond. Dat is ook de reden, en de minister zal er ongetwijfeld ook nog even op ingaan, dat het programma Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt momenteel wordt gestart.

Het helaas hardnekkige probleem van arbeidsdiscriminatie benadrukt waarom we met elkaar in het regeerakkoord, maar zeker ook met partijen buiten de coalitie hier in de Kamer de ambitie hebben opgenomen om arbeidsdiscriminatie in alle vormen stevig te bestrijden. Het is hardnekkig. Dat betekent ook dat er tijd nodig is om samen met betrokken partijen te kijken naar goede maatregelen voor het aanpakken van het probleem. Het is belangrijk om te benadrukken dat het hier gaat om een breed maatschappelijk probleem. Verschillende van uw Kamerleden hebben dat ook gedaan. Van de intercedenten die meegaan in discriminatoire verzoeken tot werkgevers die in eerste instantie überhaupt het verzoek doen.

De Radaruitzending heeft aangetoond dat het belangrijk is om continu aandacht te hebben voor het probleem van arbeidsmarktdiscriminatie. Een hele belangrijke partij daarin is de uitzendbranche zelf. Het tegengaan van discriminatie werkt namelijk het beste wanneer mensen en organisaties zichzelf verantwoordelijk voelen en aan de slag gaan met het aanpakken van discriminatie, en niet wanneer het van bovenaf wordt gedicteerd. Ik ben blij met de bereidheid van de brancheorganisaties ABU en NBBU om discriminatie in de uitzendsector stevig aan te pakken. Beide organisaties hebben actieprogramma's opgesteld. Die bouwen voort op eerder genomen maatregelen en zijn ook aangevuld met nieuwe maatregelen. Ik ben benieuwd naar de uitkomsten van deze actieprogramma's. Ik zal er straks nog wat over zeggen, maar ik blijf er in ieder geval over met de uitzendbranche in gesprek.

Niet alleen de uitzendbranche heeft een verantwoordelijkheid in het tegengaan van discriminatie bij werving en selectie. Ook het kabinet heeft zichzelf voorgenomen, zoals ook in het regeerakkoord staat, om hierop in te zetten. Een van de mogelijkheden daartoe is de inzet van de Inspectie SZW. De Inspectie SZW kan binnen de huidige wettelijke kaders een aantal maatregelen nemen. Ze kunnen opvolging geven aan meldingen over discriminerende opdrachten. Ze kunnen bij uitzendbureaus verkennen of intercedenten instructies krijgen en of het beleid ter zake er wel toe doet. En in de derde plaats kan de Inspectie SZW de bevindingen uit de zelfregulering betrekken bij de risicoanalyse en de bepaling van de inspectie-inzet.

Tussen de Inspectie SZW, de NBBU en de ABU worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de bevindingen worden gedeeld. Daarnaast heb ik in mijn recent aan de Kamer gestuurde brief aangekondigd dat ik voornemens ben nadere mogelijkheden te verkennen om de handhavende rol van de Inspectie SZW bij het toezicht op discriminatie bij werving en selectie in de breedte te versterken. Daarvan ontvangt u voor de zomer het nieuwe Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Als de staatssecretaris terugkijkt naar de uitzending van Radar, dan weet ze precies hoe die redactie dat heeft aangepakt. De uitzendbureaus zijn gebeld en is gevraagd om bevolkingsgroepen uit te sluiten. Een groot deel van de uitzendbureaus was bereid dat te doen. Hoe gaat de staatssecretaris zo'n voorval nu bestrijden als dat vandaag of morgen opnieuw gebeurt?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik heb heel veel antwoorden in mijn hoofd, maar laat ik dit erop zeggen. Wij hebben het verbod op discriminatie in artikel 1 van onze Grondwet staan. Prominenter kan niet. Desondanks vindt discriminatie plaats. Dus ik heb hier niet de illusie dat een simpele pennenstreek of oproep van mij iets zou kunnen doen wat een Grondwet, die al zo oud is en zo verankerd is in onze samenleving, niet voor elkaar heeft kunnen krijgen of nog niet voor elkaar heeft kunnen krijgen. Wat ik wel kan doen, is er met alles wat ik in mij heb voor strijden dat we naar een eerlijke situatie toe gaan. Een van de dingen die ik daarvoor wil doen, is samenwerken. Ik heb met deze organisaties om de tafel gezeten. Ik zeg het een beetje huiselijk, maar ik heb ze in de ogen gekeken om te zien: is dit gesprek een moetje voor ze of willen ze het echt? Ze willen het echt en ze maken er werk van. Dat vind ik echt de moeite waard. Daarnaast wil ik ook een aantal zaken daadwerkelijk verstevigen op het gebied van handhaving, maar het belangrijkste vind ik dat ik partners heb gevonden die de schouders eronder willen zetten en zeggen: "Hier zijn wij van. Dit is onze klus. Wij kunnen het misschien nooit helemaal uitbannen, maar wij willen ervoor gaan dat wij naar een eerlijke arbeidsmarkt gaan waar iedereen een kans heeft."

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het blijft nog een beetje vaag. Kijk nou heel concreet naar wat Radar heeft gedaan. Ze hebben gevraagd: wij willen mensen hebben, maar bijvoorbeeld geen Turken of Marokkanen. De uitzendbureaus waren daar in de helft van de gevallen toe bereid. Gaat u er nou voor zorgen dat dat in de toekomst niet meer kan? Moet ik dan vertrouwen op zelfregulering? Natuurlijk zegt de branche: dat staan wij niet meer toe! Dat snap ik ook, maar wat heeft de overheid ons nou te bieden om dit in de toekomst te voorkomen? Kan de inspectie daarin een rol spelen?

Staatssecretaris Van Ark:

Het antwoord daarop is ja. De inspectie gaat daarin een rol spelen en speelt daarin al een rol. Wel hebben wij met elkaar afspraken gemaakt over die rol. Wij hebben met elkaar afgesproken dat werknemer en werkgever aan zet zijn. Het precaire aan de situatie die Radar laat zien, is dat we een onderdeel hebben van het werving- en selectiebeleid waarin die rol heel diffuus is. Ik wil kijken of je daar daadwerkelijk invulling aan kunt geven. Dat laat onverlet dat de inspectie die rol heeft, maar de belangrijkste en primaire verantwoordelijkheid ligt bij de werkgever en in dit geval ook bij de opdrachtgever.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nu begrijp ik het echt niet meer, want nu zegt u twee dingen. U zegt: ja, de inspectie gaat hierop handhaven. En u zegt: de inspectie kan hier in die fase niet op handhaven. Gaat u er nou voor zorgen dat de inspectie voortaan handhavend kan optreden in de fase waarin die opdracht wordt gegeven door de opdrachtgever aan het uitzendbureau, en dat de inspectie die opdrachtgever dan wel het uitzendbureau dat daarin meegaat, ook kan beboeten?

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Ik heb in mijn brief van 1 mei aangegeven dat ik wil bezien of en hóe — u hoort verschil in volume tussen "of" en "hoe" — de inspectie hier een nadere rol in kan gaan vervullen. Ik heb alleen ook gezegd dat dat Actieplan arbeidsdiscriminatie uit meer componenten bestaat. Dat komt voor de zomer naar de Kamer. Daar zal ik ook gehoor aan geven, maar dit element heb ik er wel uitgelicht. Als het gaat om überhaupt de positie van de inspectie met betrekking tot handhaving, dan heeft de inspectie hierin een rol. Maar we moeten ons ook realiseren dat we in Nederland 1,6 miljoen bedrijven hebben; zelfs al zou je op elke hoek van de straat een inspecteur neerzetten, dan nog kun je niet in de hoofden van mensen om daar het juiste gedrag aan te sturen. Dat betekent dat er naast goede wet- en regelgeving en naast goede handhaving meer nodig is, namelijk een bredere aanpak, waar ik ook andere partners bij nodig heb.

De heer Van Weyenberg (D66):

Over dat wettelijk instrumentarium van de arbeidsinspectie — ik heb de staatssecretaris goed gehoord — zijn mijn verwachtingen hoog, hoe moeilijk het ook is. Is de staatssecretaris het met mij eens dat een van de knelpunten van specifiek de uitzendsector waarnaar we moeten kijken, is: hoe zorgen we ervoor dat de signalen van dit soort opdrachtgevers die bellen, ook beter de arbeidsinspectie bereiken? Dat vind ik naast het wettelijke instrumentarium van de arbeidsinspectie echt nog wel ingewikkeld: hoe zorg je er nou voor dat de arbeidsinspectie zich ook beter op de hoogte kan stellen? Nu was het RADAR. Hoe kan men dit soort signalen misschien aangereikt krijgen? Is de staatssecretaris het met mij eens dat hier nog een gat is dat we moeten proberen te vullen, nog los van de vraag hoe we dat precies gaan doen?

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, misschien toch even over dat actieplan. Ik heb heel duidelijk opgeschreven: de heer Van Weyenberg zegt dat hij een concreet, stevig actieplan wil en dat de acties natuurlijk nog wel uitgewerkt moeten worden, maar dat zijn verwachtingen hooggespannen zijn. Ik kan in ieder geval aangeven dat ik die boodschap luid en duidelijk heb gehoord. Wat betreft zijn specifieke vraag deel ik wat mevrouw Özütok zei. Zij zei dat het ergste hieraan behalve de vraag zelf vooral het feit is dat mensen zeiden: het mag niet, maar ik zal u toch helpen. Dat maakt dat we hier echt met een diepgeworteld issue te maken hebben. Hoe kan de inspectie dan beter op de hoogte zijn? Wat mij betreft door samen te werken met de branche. Dat is ook door mensen te wijzen op de mogelijkheid die ze hebben om de inspectie te benaderen. Dat kan natuurlijk via een vakbond of een ondernemingsraad — dan moet de inspectie ook aan de slag met signalen — maar het is voor eenieder mogelijk om bij de inspectie aan te kaarten dat er een misstand vermoed wordt. Dan zal de inspectie ook naar bevind van zaken handelen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Om te voorkomen dat mijn interruptie te lang wordt, zal ik in mijn tweede termijn terugkomen op de vraag hoe je verder nog zou kunnen onderzoeken hoe je die informatie beter bij de inspectie krijgt. Ik ben blij met het antwoord over het actieplan. Dat zal een proces van lange adem worden. Niemand van ons gaat dit weerbarstige probleem met een stoere opmerking oplossen, maar ik ben wel blij met deze houding. Ik verwacht dan ook dat we hierin echt stappen kunnen zetten. Dat ook het instrumentarium van de arbeidsinspectie versterkt moet worden, is een conclusie die ik na alle debatten hierover wel trek, hoe ingewikkeld die zoektocht naar dat instrumentarium ook is.

De voorzitter:

Mevrouw Özütok.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Aan de ene kant kan de inspectie een rol spelen. Ik wil dat de staatssecretaris daar goed naar gaat kijken. Waarschijnlijk komen daarvoor in dat plan van aanpak, het Actieplan arbeidsdiscriminatie, concrete aanvullingen. Ik kijk ernaar uit, maar het is de verantwoordelijkheid van de uitzendbranche zelf om in de werving en selectie het volgende te doen: wanneer intercedenten horen dat ze met een discriminerend verzoek te maken hebben, moeten ze wel de ruimte hebben om niet alleen maar naar de pijpen van de klant te dansen. Dan moet er wel inzicht, ruimte en veiligheid binnen die bureaus zijn om hierover het gesprek aan te gaan en corrigerend op te kunnen treden.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik vind het echt een heel mooie oproep, die ik ook zou willen omarmen. Ik denk dat dit ook aantoont waarom je het gesprek moet blijven voeren. Mag ik kort een parallel trekken met wat ik herken uit mijn tijd bij de sociale dienst? Als klantmanagers aan het telefoneren waren met iemand die heel agressief was, hadden de mensen in dat telefoonteam soms toch het idee: ik moet maar aan de telefoon blijven. Maar als je dan tegen ze zei dat ze ook mogen zeggen "als u niet normaal tegen mij praat, dan hang ik nu op", dan vroegen ze: mag ik dat dan doen? Ja, dat mag. Zo moet het ook zijn als het gaat om discriminatie. Als de leiding van een uitzendbureau tegen intercedenten zegt "op het moment dat je deze vraag krijgt, moet je dat bij me melden en dan wil ik ook gewoon dat je zegt dat wij dat niet accepteren", dan voelen mensen ook de ruimte om dat te doen. Het belangrijkste is dat dat gesprek wordt aangegaan en dat aan mensen wordt laten zien dat zij die ruimte hebben.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Nog een kleine vraag. Heeft de staatssecretaris wanneer zij de vertegenwoordigers van die branche recht in de ogen kijkt, ook echt het gevoel dat zij hier pal achter staan en dat zij ruimte geven aan hun medewerkers?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik heb gesproken met een brede vertegenwoordiging van beide koepels. Ik teken daarbij gelijk aan dat er ook veel uitzendbureaus zijn die niet aangesloten zijn bij een koepel en ook dat het niet altijd makkelijk is om vanuit een koepel alles een-op-een door te geven. Maar ik begin bij stap één. Ik heb gesproken met de koepels. Ik heb deze mensen in de ogen gekeken en dit gesprek was geen moetje, zoals ik net ook al zei. Er waren ook mensen bij die naast hun branchebestuurderslidmaatschap ook op andere plekken in de samenleving een dusdanige plek vervullen dat ik dacht: nou, je hebt echt hart voor het tegengaan van discriminatie. Ik heb hun dus in de ogen gekeken en we hebben de handen ineengeslagen. Ik geloof daarin. Ik ga alleen niet beloven dat het nooit meer voorkomt. De uitzending van Radar liet ook zien dat het percentage is gedaald, maar ik vind het nog veel te hoog. Ik vind dat wij niet moeten rusten voordat het helemaal is uitgebannen, maar het begint bij stap één. Het begon bij dat gesprek. Ik heb in ieder geval aan dat gesprek het vertrouwen ontleend om in hier in de Kamer te durven zeggen dat ik met deze partijen graag de handen ineensla.

De heer Öztürk (DENK):

De staatssecretaris heeft zware woorden gesproken over het aanpakken van discriminatie. Dat is terecht. Dank daarvoor. De bevoegdheden van de inspectie zijn heel belangrijk om discriminatie aan te pakken. De bevoegdheden van de FIOD zijn onlangs uitgebreid naar afluisteren en daar waar nodig infiltreren. Bent u bereid om de bevoegdheden van de inspectie uit te breiden naar waar nodig werkgevers en uitzendbureaus afluisteren om discriminatie aan te tonen?

Staatssecretaris Van Ark:

De inspectie heeft een breed palet aan instrumenten. Daarnaast zijn er andere organisaties die een rol kunnen spelen bij het tegengaan van discriminatie. Denk aan de politie, het Openbaar Ministerie en bijvoorbeeld ook het College voor de Rechten van de Mens. Zij kunnen ook in individuele gevallen een oordeel geven, terwijl de inspectie alleen het beleid en de uitwerking daarvan inspecteert. Om de laatste reden ben ik er geen voorstander van om aan afluisteren te gaan doen. De inspectie heeft al heel veel andere instrumenten tot haar beschikking.

De heer Öztürk (DENK):

Het fundamentele probleem van discriminatie is dat het heel moeilijk te bewijzen is. Heel veel mensen haken af omdat ze het amper kunnen bewijzen. Degenen die discrimineren zijn zo professioneel dat het heel moeilijk te bewijzen is. Je hebt dus andere middelen nodig — in dit geval de middelen die de FIOD heeft gekregen — om discriminatie te bewijzen. Bent u bereid om daar een onderzoek naar te doen? Bent u bereid om intern de discussie aan te gaan over de vraag "inspectie, heeft u die behoefte?" Bent u bereid om intern te zeggen: zoek dat eens effe uit; zou dat misschien een mogelijkheid zijn om discriminatie daadwerkelijk te bewijzen?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik zou er voorstander van zijn om een flink aantal mogelijk nieuwe maatregelen tegen het licht te houden, bijvoorbeeld mysterycalls en mysteryguests. Maar het toestaan van afluisterapparaat is mij een brug te ver, omdat de inspectie toeziet op het beleid en het College voor de Rechten van de Mens en de politie bijvoorbeeld op individuele situaties.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

De staatssecretaris raakte het net al even aan: ze heeft een goed gesprek gevoerd met de uitzendkoepels. Maar we weten dat er ook heel veel niet-aangesloten uitzendbureaus zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: hoe gaan we die niet-aangesloten uitzendbureaus daar nou in meenemen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat zij ook dat goede gedrag laten zien?

Staatssecretaris Van Ark:

Dat is een terechte vraag. In antwoord daarop geef ik in ieder geval aan dat de inspectie ook bij die andere organisaties kan en zal handhaven. Het goede nieuws is overigens wel dat het gros van de mensen die in de uitzendsector werken, werkt bij uitzendbureaus die zijn aangesloten bij deze twee koepels. Maar het zal van ook inzet van de inspectie vergen op de organisaties die niet onder een koepel vallen.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter, ik ...

De voorzitter:

Ik zet de microfoon aan. Het komt allemaal door de heer Van Weyenberg, die iets aan mij vroeg. Altijd.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Uiteindelijk komt het altijd bij hem vandaan.

Mijn zorg gaat wel over de niet-aangesloten uitzendbureaus. Dan hebben we het — ik noemde het al in mijn inbreng — over het keurmerk, waar in ieder geval de niet-aangesloten uitzendbureaus aan zouden moeten voldoen. Daarin is gelijke behandeling opgenomen, net als een niet-discriminatiebepaling. Is de staatssecretaris bereid om te kijken naar een verscherping van dat keurmerk, om ervoor te zorgen dat ook de niet-aangesloten uitzendbureaus zich gewoon netjes gaan gedragen?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik had een prachtig antwoord voorbereid op de vraag van de heer Van Dijk over het keurmerk. Ik probeer dat er even bij te zoeken.

De voorzitter:

Anders komt u later terug op dit prachtige antwoord, als het niet direct beschikbaar is.

Staatssecretaris Van Ark:

Als het gaat om het keurmerk, op een gegeven moment wil je natuurlijk niet als opdrachtgever zo te boek staan. Je wilt bij een organisatie komen die jou geen schade toebrengt als ondernemer. Het zou wat mij betreft ook een pleidooi zijn voor organisaties om ofwel aan een keurmerk te voldoen dan wel om zich aan te sluiten bij een branche, waardoor ze ook naar buiten toe kunnen laten zien dat ze zich ook maatschappelijk verantwoord gedragen. Ik zal straks nog wat meer over het keurmerk aangeven.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Ik was toe aan de beantwoording van de vragen. Ik zal kijken of ik een aantal daarvan en passant bij de interrupties behandeld heb. Ik ga zoals gezegd van de intercedenten via de uitzendbranche en de uitzendbureaus naar de inspectie. Ook zoom ik in op het actieplan en heb ik nog een aantal overige vragen genoteerd.

Ik begin bij de vraag van mevrouw Özütok over wat intercedenten zelf kunnen doen, bijvoorbeeld richting het College voor de Rechten van de Mens. Intercedenten kunnen zich melden bij het College voor de Rechten van de Mens, maar ze kunnen zich ook melden bij het meldpunt van de ABU zelf. Ze kunnen ook naar gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen. Ze kunnen niet zelf aangifte doen, maar ze kunnen wel naar de politie. Het OM zal bepalen wat er met die melding gebeurt.

De heer Van Weyenberg vroeg of het een idee is om een meldplicht voor intercedenten af te kondigen. Dat vind ik een interessante gedachte. We zien ook in andere sectoren dat een meldplicht handelingsverlegenheid vermindert. Als de heer Van Weyenberg dit een goed idee vindt, zou ik dat voorstel willen betrekken bij de verkenning die we laten uitvoeren naar de versterking van de handhaving van de inspectie, zoals eerder is toegezegd.

Ik kom bij de uitzendbranche. Er zijn vragen gesteld over de zelfregulering. Daar hebben we net ook al in interruptiedebatten vragen over gehad. Onder andere de heren Peters en Gijs van Dijk hebben hiernaar gevraagd. Eigenlijk was de rode draad van die vragen of het nu wel zou gaan werken, omdat we het al zolang zien. Ik herken heel erg het gevoel van: wanneer komt die urgentie nou eens? Die lijkt te ontbreken. Zoals gezegd heb ik daar goede gesprekken over gehad. Sterker nog, ik denk dat aanpak door de uitzendbranche misschien niet een voldoende voorwaarde is om arbeidsdiscriminatie uit te bannen, maar wel een noodzakelijke voorwaarde. Zonder die inzet kunnen we het niet. Het zijn uiteindelijk de managers en de medewerkers van de uitzendbureaus die kunnen zorgen voor de benodigde verandering van gedrag in de praktijk. De Inspectie SZW, waarover we net ook al debatjes hebben gehad, zal binnen de huidige kaders aanvullend toezicht houden op de uitzendbranche.

De heer Gijs van Dijk vroeg ook hoe onafhankelijk het toezicht door de ABU en de NBBU is en of de Inspectie SZW meer mogelijkheden gegeven moet worden. De Inspectie SZW heeft contact met de ABU en de NBBU over hun zelfregulering. Daarbij wordt stevig de vinger aan de pols gehouden. Bij de inrichting van het toezicht op uitzendbureaus zullen we de signalen vanuit de zelfregulering benutten. Voor de rol van de Inspectie SZW bij werving en selectie wordt zoals gezegd op dit moment een verkenning ingericht. In het actieplan, dat ik voor de zomer zal sturen, kom ik met nadere informatie daarover.

De heer El Yassini vroeg of niet alleen bij uitzendbureaus arbeidsdiscriminatie plaatsvindt, maar of ik ook zoek naar verbreding richting opdrachtgevers en andere branches. Ik zou in zijn richting aan willen geven dat het kabinet in het regeerakkoord de ambitie heeft opgenomen om discriminatie bij werving en selectie stevig aan te pakken. Maar nogmaals, ik proef ook de urgentie breder in de Kamer. Ook hier verwijs ik naar de uitwerking van het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie, waarbij ik aangeef dat dat niet alleen op uitzendbureaus gericht zal zijn.

De heer El Yassini (VVD):

Fijn, deze beantwoording door de staatssecretaris. Nog even een korte verhelderende vraag. Het is goed dat het in het actieplan wordt meegenomen, maar we hebben natuurlijk gezien dat ook de uitzendsector echt aan de slag gaat. Ik wil heel graag dat in het actieplan ook de werkgevers, de opdrachtgevers, daar straks bij worden betrokken. Ik wil dat ze in ieder geval naar zichzelf kijken en zeggen: wat zouden wij nou kunnen doen? Het moet dus niet alleen een actieplan zijn vanuit de overheid, maar ook gewoon vanuit de samenleving, vanuit de maatschappij. Gaat de staatssecretaris dan ook dat gesprek aan met MKB Nederland, VNO-NCW en andere belanghebbenden met betrekking tot het actieplan, en gaat zij ook aan hen vragen: dit is wat wij doen; wat gaan jullie doen?

Staatssecretaris Van Ark:

Een van de speerpunten van de inspectie is om wat betreft psychosociale arbeidsbelasting, waar arbeidsdiscriminatie onder valt, samen te werken met branches. Ja, de inspectie is een stok achter de deur. Die kan boetes uitdelen. Maar we hebben gemerkt dat het zeker met welwillende organisaties en branches heel goed werkt om het samen te doen. In dat licht vinden gesprekken plaats en kan ik inderdaad toezeggen dat ik dat blijf doen.

Voorzitter. De heer Peters vroeg of werkgevers inmiddels ook strafrechtelijk vervolgd worden. Werkgevers kunnen inderdaad strafrechtelijk vervolgd worden wanneer er een aanklacht tegen hen wordt ingediend bij een rechter. Het is aan het Openbaar Ministerie om in eerste instantie te bepalen of mogelijk sprake is van een strafbaar feit, dat dan aan de rechter kan worden voorgelegd. Ik heb op dit moment geen signalen dat naar aanleiding van de uitzending van Radar aangifte is gedaan. Dat zeg ik ook in reactie op de vragen van de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maar dat is toch vreemd? De staatssecretaris begon haar betoog door te zeggen dat ze de onthullingen schokkend vond. Zou daar niet alsnog actie op ondernomen moeten worden? We hebben allemaal kunnen zien wat daar gebeurde. Het was evident dat daar sprake was van discriminatie. Wat kan daar nog op ondernomen worden?

Staatssecretaris Van Ark:

Zoals ook eerder is aangegeven: hoe onbevredigend het soms ook klinkt in een debat als dit, het is aan de inspectie om toezicht te houden op organisaties en het is aan individuen om aangifte te doen of een melding te maken van wat hun is overkomen. Dat is wat mij betreft dus niet aan de inspectie. Het kan zijn dat er naar aanleiding van een uitzending aangifte wordt gedaan. Of dat in dit geval is gebeurd, is mij niet bekend. Het wrange is dat er een soort vacuüm is op het gebied van werving en selectie. Dat bleek ook uit die uitzending. Want wie is de benadeelde partij? Wat is de naam of situatie van die persoon? Dat is precies de reden waarom ik ook ga kijken of ik iets kan betekenen in het opvullen van dat vacuüm. Maar de specifieke vraag was of er aangifte is gedaan. Dat is mij niet bekend.

De voorzitter:

Gaat u verder. Ja, ik zie u kijken, meneer Van Dijk, maar u bent erdoorheen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wat is het ook een snoeihard vak.

De voorzitter:

Maar u heeft nog een tweede termijn, hoor. Gaat u verder, staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. De heer Van Weyenberg vroeg of ik bereid ben tot samenwerking met de uitzendbranche om erbovenop te blijven zitten. In dat licht zou ik ook nog even de motie-Azarkan naar voren willen halen, die door de minister van Binnenlandse Zaken is overgenomen en waar ik ook graag uitvoering aan geef. Ik meldde al eerder dat de Inspectie SZW in gesprek is met de uitzendbranche over bijvoorbeeld het uitwisselen van gegevens. Wij blijven vanzelfsprekend met de ABU en de NBBU in gesprek en zitten daar ook bovenop. Ik zou in dat licht ook de monitoring willen bespreken.

De heer El Yassini heeft gevraagd of ik bereid ben om jaarlijks een gesprek met de branche te voeren en hun beleid te evalueren. Ook daarop zou ik willen antwoorden met een stevig "ja". Ik blijf met de branche in gesprek over discriminatie in den brede. De inspectie zal binnen de huidige kaders ook aanvullend toezicht houden.

De heer Peters vroeg hoe het zit met het keurmerk en of je uit zo'n mysterycall consequenties kunt afleiden. En hoe hard zijn die consequenties dan? Zou er misschien een lidmaatschapseis moeten zijn? Meerdere Kamerleden vroegen daarnaar. De ABU gaat in ieder geval werken met een mysterycallonderzoek. Dat vind ik een goede ontwikkeling. De ABU-leden krijgen via een controlerende instantie periodiek een audit, waarbij ze worden gecontroleerd op verschillende cao-normen. Een nieuwe lidmaatschapseis voor de ABU is het voeren en onderhouden van een actief antidiscriminatieprogramma. Dat wordt ook onderdeel van de audit. Als ondernemingen niet voldoen aan de lidmaatschapseis, krijgen ze een waarschuwing. Als ze in gebreke blijven bij een extra auditcontrole, dan is royering het gevolg. Dat geldt voor alle leden. Ik denk dat het van groot belang is dat je het hebben van een actief antidiscriminatiebeleid ook verbindt aan royering, want anders heb je mooie woorden maar geen stok achter de deur. Helaas laat de praktijk zien dat dat niet altijd toereikend is.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank voor dit antwoord. Ik had hier een vraag over gesteld. Dit betekent dat het strakker is dan zoals het in de Kamerbrief stond, waarbij herhaaldelijk niet voldoen in het uiterste geval verlies van het lidmaatschap kon betekenen. Het is dus in één keer repareren. Als je het niet repareert, raak je het lidmaatschap gewoon kwijt. Het is dus niet meer een optie, maar een keihard onderdeel. Ik begrijp dat de staatssecretaris niet over dit deel van de ABU gaat, maar dat is hoe ik het zou doen. Ik hoop dat de staatssecretaris het ook op die manier doet, want zoals zij het zojuist samenvatte, schept voor mij al wat meer vertrouwen dan de toch wel erg omzichtige formulering in de Kamerbrief.

Staatssecretaris Van Ark:

Voor zover ik het heb begrepen — maar ik wil dit zeker ook even checken, zodat ik dit in de tweede termijn in commissie zeker kan zeggen — geldt voor de ABU dat je een waarschuwing krijgt als je bij een audit niet aan de eisen voldoet. Er is een extra auditcontrole na drie maanden. Als je dan in gebreke blijft, volgt royering. Dat is de ABU. Bij de NBBU eist men van de leden een bedrijfsvoering die is gericht op het tegengaan van discriminatie. Er wordt ook gecontroleerd door een externe onafhankelijke controleur en er worden ook mysterycalls gebruikt. Daar komt de onderneming in een verbetertraject. Als in het verbetertraject wordt vastgesteld dat de onderneming tekort is geschoten, worden passende maatregelen getroffen om dat een volgende keer te voorkomen. Als het verbetertraject niet leidt tot het beoogde resultaat, volgt opzegging of ontzetting uit het lidmaatschap van de NBBU. Het eerste klinkt misschien iets voortvarender dan het tweede. Anticiperend op een tweede interruptie van de heer Van Weyenberg, die hij misschien niet meer heeft, zou ik dus willen zeggen dat ik dit onderwerp betrek bij de jaarlijkse monitoring om te kijken of dit beleid soelaas biedt of misschien aangescherpt moet worden.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik kom toch even terug op het punt dat ik net maakte. Ik ben een uitzendbureau, ik ben lid van de ABU en ik gedraag mij niet; dan word ik er op een gegeven moment dus uitgezet. Dan ben ik weer uitzendbureau. En dan? Dan kan ik voortgaan met mijn praktijken. Wie, behalve de inspectie, dwingt mij dan tot beleid, mysterycalls of extra aanpakken? Daar zit een beetje de lacune: wat gaan we nou doen aan die niet aangesloten uitzendbureaus?

Staatssecretaris Van Ark:

Daarover verzamelt de inspectie signalen. Laat ik gewoon ook maar heel persoonlijk zeggen dat ik snap dat we daar met elkaar af en toe van denken: is dat wel genoeg? Dan kan ik zeggen dat we 50 miljoen extra in het regeerakkoord hebben, dat we die gaan prioriteren en dat die naar gezond, veilig en eerlijk werken gaat, waar dit ook onder valt. Maar de werkelijkheid gebiedt ook te zeggen dat ik niet op elke hoek van de straat en niet in elk bedrijf een inspecteur kan zetten. Dus ja, de inspectie ziet hierop toe en ja, mensen kunnen zelf via de ondernemingsraad of via een vakbond signalen afgeven bij de inspectie en ze kunnen naar de politie of naar het College voor de Rechten van de Mens gaan, maar garanties dat het nooit meer gebeurt, kan ik helaas niet geven.

De voorzitter:

Tot slot de heer Gijs van Dijk.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dat maakt dat wij weten dat de aangesloten uitzendbureaus nu aan de slag gaan. We gaan daar heel strak bovenop zitten vanuit Den Haag, zodat dit ook echt gaat gebeuren. Maar voor de niet-aangesloten uitzendbureaus is er wel een terugvaloptie, namelijk dat keurmerk. Met het SNA-keurmerk krijg je fiscale vrijstelling en kun je je gedragen als een uitzendbureau. Dat keurmerk heeft ook een aantal basisbeginselen waaronder: niet discrimineren. Kunnen we daar nou niet naar kijken? Kunnen we dat keurmerk nou niet strakker maken, zodat we ervoor zorgen dat er in die hele sector, niet aangesloten bij de koepels of wel, daadwerkelijk verbetering komt?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik probeer met de heer Gijs van Dijk mee te denken, want ik deel zijn zorgen. Ik kijk even naar het SNA-keurmerk. Dat is het keurmerk van de Stichting Normering Arbeid. Dat keurmerk is bedoeld om arbeidswettelijke en fiscale risico's van inleners van arbeid en opdrachtgevers van werk te beperken. Om dat keurmerk te hebben, moeten bedrijven zich minimaal twee keer per jaar laten controleren. Vervolgens gaan er van het keurmerk signalen uit naar de Belastingdienst en de Inspectie SZW over bedrijven die zich daar niet aan houden. Dus het zou kunnen zijn dat we daar in ieder geval een weg vinden om hierop toe te zien. Ondanks het simpele feit dat je niet tot een koepel behoort of dat je je niet aan een branche wilt verbinden, kun je toch in beeld blijven om signalen op te pakken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik had nog een vraag van mevrouw Özütok over het aantal meldingen en de opvolging. Hoeveel boetes zijn er door de Inspectie SZW opgelegd? De Inspectie SZW heeft voor zover mij bekend geen meldingen over discriminerende uitzendbureaus. Dat wijt ik ook een beetje aan het feit dat de Inspectie SZW niet bevoegd is bij werving en selectie. Daarvoor kunnen sollicitanten wel terecht bij het College voor de Rechten van de Mens. Dat is ook weer terug te zien in bijvoorbeeld het actieplan discriminatie dat door de minister van Binnenlandse Zaken is verstuurd. De Inspectie SZW kijkt wel naar de positie van intercedenten. Die kijkt hoe zij worden getraind en geïnstrueerd over hoe om te gaan met discriminerende verzoeken. Dan kan de Inspectie SZW wel optreden. Voor het gedeelte met betrekking tot werving en selectie verwijs ik naar eerder gegeven antwoorden.

Ik heb met de heer Van Weyenberg al het een en ander gewisseld over het nieuwe Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie dat voor 1 juli naar de Kamer verzonden wordt. Daarin worden een drietal pijlers uitgewerkt, te weten: kennis en bewustwording, onderzoek en toezicht en handhaving. Ik wil vervolgens ook graag werken aan een heel stevig implementatieplan voor dit actieplan. Ik geloof dat we dit probleem alleen effectief en duurzaam kunnen aanpakken wanneer er een breed gedeeld gevoel van urgentie is bij de overheid, maar ook bij werkgevers, intermediairs, personeelsfunctionarissen, maatschappelijke partners en andere betrokkenen.

De heer Gijs van Dijk legde gelijk een resultaatverplichting neer op dat actieplan en vroeg wanneer dat dan tot resultaat gaat leiden. Daar houd ik van. Ik ben het eens met de heer Gijs van Dijk dat het actieplan ook resultaat moet laten zien. Ik zal er in het actieplan dan ook concreet op ingaan hoe we de activiteiten kunnen evalueren.

De heer Öztürk van DENK heeft gevraagd of ik kan garanderen dat de overheid geen zaken meer doet met uitzendbureaus die veroordeeld zijn voor discriminatie. Ik kan hem aangeven dat het sinds 2015 staand kabinetsbeleid is om geen overeenkomsten aan te gaan met bedrijven die onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld zijn voor discriminatie. Lopende overeenkomsten worden bij een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling, indien juridisch mogelijk, ook direct beëindigd. Tot slot. De heer Van Weyenberg vroeg of ik eerder al wat kon laten zien op het punt van transparantie. Het gaat over de openbaarmaking van gegevens op bedrijfsniveau, tot op bedrijfsniveau herleidbare inspectiegegevens zogezegd. De resultaten van dit onderzoek zullen medebepalend zijn voor eventuele openbaarmaking op grond van de Arbowet. Dit onderzoek loopt nog en daarom kan ik niet eerder tot eventuele openbaarmaking besluiten. Misschien is het wel mooi om ook een vergelijking te maken dat we hier vanuit de inspectie niet op de stoel van de rechter kunnen gaan zitten. Daar heb ik de evaluatie van de Wet aanpak schijnconstructies voor nodig.

De voorzitter:

De laatste vraag. De heer Van Weyenberg.

De heer Van Weyenberg (D66):

Heel veel inspectierapportages en acties die de inspectie onderneemt worden wel openbaar, maar alles op het gebied van de Arbo nog niet en daar valt ook de aanpak van arbeidsbureaudiscriminatie onder. Ik hebt overwogen om te vragen om meer tempo, maar ik ben me er ook van bewust over hoeveel gegevens dit gaat, ook over het reguliere arbeidsomstandighedenbeleid. Zou ik de staatssecretaris wel mogen vragen om bij de evaluatie en met name de appreciatie daarop een knip te maken tussen het reguliere arbobeleid — is je stoel goed, ook dat is heel belangrijk — en dit soort thema's? Hier is naming-and-shaming echt van politiek belang. Zou u dat onderscheid kunnen maken? Ik wacht dan de uitkomst af, maar ik snap dat er verschil is of u het voor 15.000 arbogegevens doet of over echte specifieke arbeidsmarktdiscriminatie, want daar is naming-and-shaming van nog meer waarde dan het andere onderwerp.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik wil nog niet helemaal vooruitlopen op de conclusies voor naming-and-shaming omdat ik denk dat er ook stappen voor zitten, maar ik wil het zeker betrekken bij evaluatie en ook op deze wijze appreciëren om dat los te trekken van de overige arbogegevens.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister.

Minister Koolmees:

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Er zijn niet heel veel vragen aan mij gesteld.

De voorzitter:

Toch gaat u iets zeggen.

Minister Koolmees:

En toch ga ik iets zeggen, want ik heb inderdaad iets te melden. De staatssecretaris heeft terecht gezegd in haar inleiding dat we vandaag praten over een groot en hardnekkig probleem, namelijk de arbeidsmarktdiscriminatie. Het is heel helder geworden vandaag dat iedereen in deze zaal dat onaanvaardbaar vindt. Ik vond de formulering van de heer Peters wel mooi: we moeten dit niet zien als een fact of life, dat is echt onacceptabel.

De afgelopen maanden heb ik als minister die ook verantwoordelijk is voor integratie heel veel gesprekken gevoerd, ook met jongeren met een migrantenachtergrond die in de praktijk ervaren hoe het is om geconfronteerd te worden met arbeidsmarktdiscriminatie. Je ziet dat de consequenties daarvan op de arbeidsmarkt groot zijn. Je ziet dat mensen het gevoel hebben dat ze geen kansen krijgen, niet mee kunnen doen en dat hun talenten en ambities niet worden gehonoreerd, niet worden gezien en niet kunnen worden waargemaakt.

Het heeft niet alleen consequenties voor de arbeidsmarkt, maar ook bredere consequenties. Het gaat over wantrouwen, vooroordelen en ongemak. Het kabinet vindt het van belang dat we in deze economisch goede tijden aan de slag gaan met de krapte op de arbeidsmarkt die leidt tot kansen voor mensen die nu nog aan de zijkant staan. Daarom hebben we naast het beleid dat de staatssecretaris zojuist vurig heeft verdedigd over het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie, over de aanpak van uitzendbureaus, maar ook over de grotere rol van de Inspectie SZW, ook het programma VIA, Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt aangekondigd. Eind maart heb ik een brief aan de Kamer gestuurd met de ambities daarin. De analyse die daaraan ten grondslag ligt, is dat niet iedereen de kans krijgt of pakt om zijn of haar talent te laten zien en te ontwikkelen. Dat geldt in het bijzonder voor Nederlanders met een migratieachtergrond.

Even een paar cijfers. Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond zijn twee tot drie keer zo vaak werkloos als Nederlanders zonder een migratieachtergrond. Deze groep is oververtegenwoordigd in de bijstand. Ook de asielstatushouders blijken bovendien veel te vaak en te lang in de bijstand hangen. Daarom vindt het kabinet het van belang dat we hier echt meters gaan maken. Zoals de heer El Yassini in zijn eerste termijn zei; we vragen veel van mensen. We vragen mensen om mee te doen en de taal te leren. Dat betekent ook dat die mensen de kans moeten krijgen om daar in de Nederlandse samenleving wat mee te doen. Vandaar ook de verdere integratie op de arbeidsmarkt.

Wat daar bijzonder aan is, is dat we 10 miljoen beschikbaar hebben gesteld om te kijken welk beleid in de praktijk werkt. We hebben heel veel wetenschappelijk onderzoek en inzichten, maar welke instrumenten kun je precies inzetten voor specifieke doelgroepen om ook echt het verschil te maken? De komende periode gaan we aan de slag met die experimenten, met die evidencebased wetenschappelijke inzichten. De heer Jasper van Dijk is daar een groot voorstander van, weet ik uit eerdere debatten. Zo kunnen we bekijken hoe we breder een effectief beleid kunnen voeren op dit terrein.

Ik wil even kort iets zeggen over de focus op de werkgevers. Ik heb binnenkort een algemeen overleg met uw Kamer over de brief Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt, waarin ik breder inga op het actieplan. Maar juist bij discriminatie is de rol van werkgevers wel degelijk van belang. Het gaat dan bijvoorbeeld ook over discriminatie bij werving en selectie. In veel gevallen gebeurt het bewust, maar het gebeurt ook onbewust. Dan gaat het over vooroordelen waarvan werkgevers zich niet eens bewust zijn als ze selecteren. Juist bewustwording in het werving- en selectieproces is ontzettend van belang om kansen te kunnen bieden. We gaan bijvoorbeeld met werkgevers en intermediairs samen op zoek naar methoden van werving en selectie die gebaseerd zijn op gedragswetenschap, juist om te proberen vooroordelen aan de voorkant weg te nemen. Selectietools, een verbeterde kennismaking met werkbezoeken, ministages en speeddates: het zijn allemaal innovatieve methoden om te proberen de vooroordelen bij werkgevers weg te nemen en daarmee mensen met een migratieachtergrond een grotere kans te geven op deelname op de arbeidsmarkt, juist omdat discriminatie niet alleen economisch maar ook maatschappelijk een verspilling van talent is.

De heer Öztürk komt al naar de interruptiemicrofoon gelopen, maar hij heeft ook een vraag gesteld over het lef van het kabinet. Dat vind ik een terechte vraag. We hebben zelfs zo veel lef dat we in het regeerakkoord hebben opgenomen dat we hiermee echt grote stappen willen zetten in de komende tijd. De staatssecretaris heeft net al een en ander aangegeven over het actieplan arbeidsdiscriminatie en de rol van de Inspectie SZW als het gaat om de aanpak van uitzendbureaus. Ook de minister van Binnenlandse Zaken heeft een dik nationaal actieprogramma over het tegengaan van discriminatie naar uw Kamer gestuurd, waarover ik binnenkort verder praat. Ik probeer met VIA, Verdere Integratie op de Arbeidsmarkt, aan de voorkant het beleid en de keuzes te veranderen, om een structurele, duurzame verandering tot stand te kunnen brengen. Dat is niet van de ene op de andere dag geregeld. Het is echt beleid van de lange adem. We moeten inzichtelijk gaan maken wat wel en niet werkt, en wat de goede interventies zijn. Maar ik denk dat we met het regeerakkoord en alle plannen die we ook vandaag de revue hebben laten passeren, laten zien dat we als kabinet het lef hebben om dit belangrijke punt, waarvoor in de Kamer een breed draagvlak is, aan te pakken.

Voorzitter, tot slot had ik nog twee specifieke vragen. Eén was van de heer Jasper van Dijk. Hij heeft geen interrupties meer, dus hij kan niet meer doorvragen. Dat vind ik een geruststellende gedachte.

De voorzitter:

U mag nu alles tegen de heer Jasper van Dijk zeggen.

Minister Koolmees:

Wordt het dan geen uitlokking? Zijn vraag ging over het vergunningstelsel. Daar heb ik al vaker over gedebatteerd met de heer Jasper van Dijk. Een van mijn allereerste mondelinge vragen in het vragenuurtje ging daarover. Toen heb ik ook al gezegd dat het vergunningstelsel in 1998 is afgeschaft, juist omdat er in de jaren daarvoor slechte ervaringen waren met malafide uitzendbureaus. De zelfregulering die we daarna hebben ingevoerd, is natuurlijk niet perfect, maar heeft zeker ook echt voordelen, omdat uitzendbureaus in de praktijk betrokken zijn bij de handhaving. We willen dus niet terug naar het vergunningstelsel zoals dat voor 1998 heeft gegolden. Dat weet de heer Jasper van Dijk ook, want dat heb ik al twee keer met hem besproken.

Dat waren volgens mij de concrete vragen die aan mij zijn gesteld, maar de heer Öztürk heeft nog een vraag, zie ik.

De heer Öztürk (DENK):

Ik zie zowel bij de staatssecretaris als bij de minister een enorme drive om arbeidsmarktdiscriminatie aan te pakken. Dank daarvoor. Nieuwe energie, nieuw elan, dat is heel goed. De combinatie van VVD en D66 is ook heel goed, met een beetje werkgevers en een beetje bureaucraten.

Minister Koolmees:

Maar ik heb liever verstandig beleid.

De heer Öztürk (DENK):

De eigen geledingen aanspreken, is ook belangrijk, vind ik. Maar ik mis ...

De voorzitter:

Ik dacht: u gaf zo'n mooi compliment, maar nu komt het ...

Minister Koolmees:

Dan komt er inderdaad toch weer een wat zure opmerking, voorzitter.

De voorzitter:

Toch weer. Kom maar, meneer Öztürk.

De heer Öztürk (DENK):

Ha! Nu wordt het heel moeilijk om een zure afsluiting te maken, voorzitter.

Minister Koolmees:

Dank u wel!

De heer Öztürk (DENK):

Ik mis de strafmaatregel, de naming-and-shaming voor degenen die na al die mooie beleidslijnen en handreikingen alsnog blijven discrimineren. Er moet ook een strafmaatregel zijn. Dat stukje mis ik wel.

Minister Koolmees:

Volgens mij heeft de staatssecretaris dat net uitvoerig betoogd. Discriminatie is verboden. Je kunt naar de rechter, je kunt naar het College voor de Rechten van de Mens om je gelijk te halen. Daar zit een strafmaat op. Daar zijn al de initiatieven die we vanavond hebben langsgelopen, voor bedoeld. Het probleem zit 'm juist in wat de heer Van Weyenberg het "handhavingsgat" noemde. Hoe gaan we de signalen die er wel degelijk zijn, die ik ook hoor van jongeren met een migratieachtergrond, die ik regelmatig spreek, nou in de praktijk gebruiken om het beleid beter te maken? Daar zijn al deze initiatieven, die we vanavond langs hebben gelopen, voor bedoeld, om dat gat dicht te lopen en in de praktijk echt iets te doen aan het tegengaan van discriminatie.

De voorzitter:

Een laatste opmerking.

De heer Öztürk (DENK):

Het fundamentele probleem bij discriminatie, dat heb ik net ook gezegd, is het bewijzen ervan. Dat is heel moeilijk, helaas. Daar heeft de burger de hulp van het kabinet bij nodig. Daarvoor heb ik ook ideeën naar voren gebracht, zoals afluisteren en inzet van de FIOD en zo. De burger heeft die steun nodig. Daarnaast moeten een aantal bedrijfs- of personeelsmanagers die willens en wetens discrimineren, ook gewoon eens uit hun functie gezet worden en keihard aangepakt worden. Ik vraag de minister nogmaals om met beleid daarvoor terug te komen naar de Kamer.

Minister Koolmees:

Dan kom ik in een herhaling van zetten terecht, want ook de staatssecretaris heeft dit net beantwoord. Discriminatie is verboden en de rechter kan mensen veroordelen en straffen opleggen. In de praktijk gaat het juist om de signalen die er wel degelijk zijn, maar die niet terechtkomen bij de handhavingsautoriteiten, zoals de Inspectie SZW. Via een breed palet aan maatregelen proberen we dat te verbeteren. Dat zorgt ook voor bijvoorbeeld aangiftebereidheid, zodat mensen die geconfronteerd worden met discriminatie daadwerkelijk hun recht kunnen gaan halen. Ik vind dat de heer Öztürk dat niet moet onderschatten, want daar zit nu juist het grijze gebied, dat handhavingsgat, zoals de heer Van Weyenberg het noemde, waar we echt iets aan moeten doen om structureel iets te doen aan arbeidsmarktdiscriminatie. Ik geloof niet dat altijd alles met strengere straffen opgelost kan worden.

De voorzitter:

Duidelijk, dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef mevrouw Özütok namens GroenLinks het woord.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor hun uitgebreide beantwoording en de inzet die ze willen plegen voor het aanpakken van discriminatie op de arbeidsmarkt. Ik heb grote waardering daarvoor. Ik wacht met spanning de plannen verder af.

Naar aanleiding van de beraadslaging hier heb ik nog wel een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inspectie nu onvoldoende bevoegdheden heeft om toe te zien op wervings- en selectiebeleid;

constaterende dat wordt verkend of de handhavende rol van de Inspectie SZW versterkt kan worden;

verzoekt de regering om de inzet van mysteryguests en mysterycalls mee te nemen in deze verkenning,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 823 (29544, 30950).

Dank u wel. Mevrouw Özütok, blijft u nog even staan? De heer El Yassini heeft een vraag, één vraag.

De heer El Yassini (VVD):

Ik had er vier, toch?

De voorzitter:

Nee.

De heer El Yassini (VVD):

Even ter verheldering. U geeft aan dat juist ook de mysteryguest moet worden ingezet. Bedoelt u vanuit de inspectie of vanuit de sector? Want in de maatregelen zien we dat de mysteryguests en mysterycalls juist worden ingezet vanuit de sector en dat daar op een gegeven moment samen met de inspectie naar gekeken wordt.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Nee, er staat duidelijk ook vanuit de inspectie, omdat die straks juist een meer handhavende rol zou kunnen spelen bij de werving en selectie. Zij kan straks ook kijken hoe het er bij de werving en selectie aan toe gaat. Dan is het wel nodig dat zij ook van deze instrumenten gebruik kan maken.

De heer El Yassini (VVD):

Ter verheldering: de inspectie moet de mysterycalls gaan doen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Ja.

De heer El Yassini (VVD):

Dan ben ik benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris over ...

De voorzitter:

Dank u wel, meneer El Yassini.

De heer El Yassini (VVD):

Nee, mevrouw de voorzitter, dit is wel belangrijk. Ik ...

De voorzitter:

Nee, nee, nee, meneer El Yassini. Ik geef het woord. Dank u wel.

Dank u wel, mevrouw Özütok.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

U krijgt zo de motie. Het staat er letterlijk zo in.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan ga ik naar de heer Van Weyenberg, namens D66.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan beide bewindslieden voor hun reactie. Ik ben blij met een paar toezeggingen. De collega's El Yassini en Peters hadden het er ook al over: de staatssecretaris gaat actief monitoren dat de afspraken en ook de acties van de ABU en de NBBU in de praktijk echt serieus worden uitgevoerd en ook tanden hebben. Dat laatste zeg ik ook in de richting van sommige mensen die het debat vanaf de publieke tribune volgen. Ik noem de openbaarmaking van het inspectierapport, waarbij je ook nog specifiek kunt kijken naar arbeidsmarktdiscriminatie waarbij ik naming-and-shaming belangrijk vind. En ik noem de al eerder gedane toezegging of bijna-toezegging over de capaciteit van de discriminatie-unit.

Voorzitter. Ik heb nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat discriminerende verzoeken aan uitzendbedrijven een hardnekkig probleem zijn;

overwegende dat bij deze verzoeken de groep die benadeeld wordt niet in beeld komt en daardoor geen melding kan doen van discriminatie;

overwegende dat de Inspectie SZW niet kan handhaven op individuele gevallen maar wel op het voeren van antidiscriminatiebeleid;

verzoekt de regering te onderzoeken op welke manier een meldingsplicht bij discriminerende verzoeken aan uitzendbedrijven kan bijdragen aan gerichter onderzoek van de Inspectie SZW naar arbeidsmarktdiscriminatie, en de Kamer daarover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 824 (29544, 30950).

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Dit is voor mij een onderdeel van het bredere palet om te kijken naar het instrumentarium van de Inspectie SZW. Dat gaat zowel om een juridische basis als om de vraag hoe je ervoor zorgt dat signalen maximaal de arbeidsmarkt bereiken.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de PvdA.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de bewindspersonen voor de beantwoording in eerste termijn. Ik denk dat de ambities van dit kabinet overduidelijk zijn en dat die ook overeenkomen met die van ons, met die van de Partij van de Arbeid. We moeten dit gezamenlijk oppakken en ervoor zorgen dat die arbeidsmarktdiscriminatie voorgoed de wereld wordt uitgeholpen. Dus dank daarvoor.

Ik heb nog wel een zorg over de niet-aangesloten uitzendbureaus. Dat heb ik ook in mijn interrupties met de staatssecretaris gewisseld. Dat zijn dus de uitzendbureaus die niet zijn aangesloten die bij de twee koepels die nu actief beleid gaan inzetten. Daarom heb ik nog de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een groot gedeelte van de uitzendbureaus meegaat met discriminerende verzoeken;

constaterende dat veel uitzendbureaus niet aangesloten zijn bij de uitzendkoepels;

overwegende dat deze uitzendbureaus wel via het SNA-keurmerk te bereiken zijn;

verzoekt de regering om het SNA-keurmerk aan te scherpen met een actief antidiscriminatiebeleid, zodat discriminatie bij alle uitzendbureaus kan worden uitgebannen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 825 (29544, 30950).

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Peters namens het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Zoals de heer Van Dijk net al zei, wordt discriminatie op de arbeidsmarkt Kamerbreed als een groot probleem gezien. Er is inmiddels een regeerakkoord, er zijn plannen, er is een brief, er zijn afspraken met de branche, er komt een uitgewerkt actieplan en er zijn ook vandaag de nodige toezeggingen gedaan. De heer Van Weyenberg zei het al: de afspraken die gemaakt zijn, zijn niet vrijblijvend. De staatssecretaris heeft aangegeven dat zij daar — figuurlijk dan — bovenop zit. Zij houdt ons op de hoogte.

Ik heb de motie van de heer Van Weyenberg van harte mee-ingediend, omdat we het instrumentarium van de inspectie zouden willen verruimen. We willen in ieder geval onderzoeken of een meldingsplicht zou helpen. Ik had eigenlijk een motie die de staatssecretaris ertoe zou oproepen om ons heel nadrukkelijk mee te nemen en te blijven monitoren. Maar gezien de toezeggingen vind ik die overbodig en dien ik die niet in.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Jasper van Dijk namens de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Een hoofdvraag van dit debat is: zal de discriminatie zoals getoond in de uitzending van Radar nu voorkomen worden? Ik ben daar na het antwoord van de regering nog niet van overtuigd. Vandaar dat ik twee moties heb.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat veel uitzendbureaus bereid zijn om te discrimineren;

constaterende dat de Inspectie SZW geen bevoegdheden heeft om te handhaven op werving en selectie;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat de bevoegdheden van de Inspectie SZW worden uitgebreid, opdat ook op werving en selectie kan worden gecontroleerd en uitzendbureaus die in overtreding zijn bestraft kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 826 (29544, 30950).

De heer Jasper van Dijk (SP):

De andere motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Radar heeft aangetoond dat bijna de helft van de uitzendbureaus bereid is te discrimineren;

verzoekt de regering te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om deze uitzendbureaus alsnog te vervolgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 827 (29544, 30950).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik had ook nog een motie over de invoering van een vergunningstelsel, maar die dien ik op een ander moment in, als we daarop ingaan.

Dan nog een vraag, want ik zie dat ik nog twintig seconden heb. Komen de resultaten van de verkenning in dat actieplan of komt in dat actieplan de aankondiging dat er een verkenning komt? Ik krijg graag nog even een reactie daarop. Ik had de minister nog gevraagd op welke punten de inspectie nou extra ingezet gaat worden, zoals aangekondigd in de brief. Dat is me ook nog niet helemaal duidelijk.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer El Yassini namens de VVD.

De heer El Yassini (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik wil even beginnen met een punt van orde. Tijdens het debat zijn we over een belangrijk onderwerp aan het spreken. Dan is het ook heel belangrijk om elkaar daarin te kunnen vinden of met elkaar te kunnen spreken over bijvoorbeeld moties. Het zou zo jammer zijn als we niet de mogelijkheid krijgen om dat te doen, vooral natuurlijk omdat ik tijdens het debat ook redelijk rustig ben geweest. Ik wil de voorzitter dus oproepen om daar in het vervolg iets meer ruimte in te geven.

Terugkomend op mijn ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: u heeft alle ruimte gehad om te interrumperen. Dit is een tweede termijn, dus u mag evenals iedereen één vraag stellen om een motie toe te lichten of om een of andere vraag beantwoord te krijgen, maar u heeft niet meer rechten dan de rest. Iedereen heeft dus dezelfde rechten, ook u.

De heer El Yassini (VVD):

Nee, dat snap ik. Maar nogmaals, wanneer ik bezig ben met een verhelderingspunt ...

De voorzitter:

Ik ga geen discussie aan.

De heer El Yassini (VVD):

Ja, maar u geeft antwoord, dus ik denk: daar ga ik ook op in. In ieder geval vraag ik u in het vervolg daar toch wat coulanter mee om te gaan, juist ook op het moment dat we het over verheldering van moties hebben.

De voorzitter:

Ik ga over de orde, dus daar heeft u het mee te doen.

De heer El Yassini (VVD):

Voorzitter. Ik ga weer verder. Ik dank de minister en de staatssecretaris allebei voor hun beantwoording. Ik ben heel blij dat de staatssecretaris aan de slag gaat daarmee en dat ze verbreding zoekt in het actieplan antidiscriminatie. Dat is heel erg goed. Waar ik enorm blij mee ben, betreft iets waaraan wij ons als Kamer vaak ergerden. We hebben een debat en vervolgens valt het stil en gebeurt er over drie jaar weer wat, waarna we weer opnieuw bezig zijn. Wat ik zo gaaf vind, is dat de staatssecretaris nu zegt dat ze na een jaar in gesprek gaat met de brancheorganisatie om echt te bekijken wat er van die maatregelen is gekomen en hoe dat er uitziet, waarna de Kamer ook geïnformeerd wordt. Daardoor blijven we ook scherp, dus dank daarvoor. We kijken uit naar het actieplan antidiscriminatie en we houden de boel ook in de gaten.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Öztürk namens DENK.

De heer Öztürk (DENK):

Dank u wel, voorzitter. De staatssecretaris heeft gezegd dat ze met brancheorganisaties heeft gesproken en ze ook in de ogen heeft gekeken. Ze heeft afspraken gemaakt en verwacht dat ze de afspraken zullen nakomen. We hebben ook in de bankensector gezien dat heel veel bankiers uiteindelijk toch de fout in zijn gegaan ondanks dat ze afspraken hebben gemaakt. Vervolgens is er een bankierseed naar boven gekomen. Later hebben ze de bankierseed aan alle medewerkers laten toekomen; vandaar dat ik het in eerste termijn had over een antidiscriminatie-eed voor de uitzendbranche. Ik heb daar een motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van het programma Radar blijkt dat discriminatie door uitzendbureaus een hardnekkig probleem is;

overwegende dat voor het bewerkstelligen van een omslag in de financiële sector bankiers verplicht een eed of een belofte dienen af te leggen;

van mening dat een eed of een belofte ook aangewend kan worden om discriminatie door uitzendbureaus tegen te gaan;

verzoekt de regering om een voorstel te doen om te komen tot het door medewerkers van uitzendbureaus af laten leggen van een "antidiscriminatie-eed",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Öztürk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 828 (29544, 30950).

De voorzitter:

Dank u wel. De laatste motie wordt gekopieerd en rondgedeeld. Behoefte aan een korte schorsing van vijf minuten? Dan schors ik voor vijf minuten; echt vijf minuten.

De vergadering wordt van 21.39 uur tot 21.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de staatssecretaris het woord.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter, dank u wel. Ik heb nog een vraag van de heer Jasper van Dijk en daarna nog een zestal moties om te voorzien van een oordeel.

De heer Jasper van Dijk vroeg: hoe zit het nou precies met het actieplan en met de verkenning? Er zijn hier meerdere vragen over in het debat aan de orde gekomen. We komen voor de zomer met een Actieplan arbeidsdiscriminatie. Dat actieplan zal na de zomer opgevolgd worden door een implementatieplan. De keuze voor maatregelen, wat we gaan doen, staat in het plan dat voor de zomer komt. Hoe we dat gaan doen, staat in het implementatieplan. Ik streef ernaar om dat in november naar de Kamer te sturen. Maar het actieplan op hoofdlijnen komt voor de zomer naar de Kamer en daarin vindt u wat we gaan doen.

Dan kom ik bij de moties. De motie op stuk nr. 823 van mevrouw Özütok en de heer Gijs van Dijk verzoekt om mysteryguests en mysterycalls mee te nemen in de verkenning. Dat is in overeenstemming met mijn eerdere toezeggingen en daarom kan ik deze motie oordeel Kamer geven. In de verkenning of in het actieplan kijk ik naar vormen van anonieme controle, waaronder deze.

De voorzitter:

Oordeel Kamer hè?

Staatssecretaris Van Ark:

Oordeel Kamer, ja.

De motie op stuk nr. 824 van de heren Van Weyenberg en Peters: op welke manier kan een meldingsplicht bij discriminerende verzoeken bijdragen aan gerichter onderzoek? Die motie zou ik oordeel Kamer willen geven. Ook die neem ik mee in het actieplan. Omdat we daarin het wat gaan bepalen, wil ik daarbij even heel formeel aantekenen dat deze motie zegt hoe deze meldingsplicht vorm gaat krijgen. Ik zou de Kamer ook nog gunnen dat daar een of en hoe bij zit, maar het is uiteindelijk aan de Kamer om daarop besluiten te nemen. Deze motie geef ik oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 825 van de heer Gijs van Dijk en mevrouw Özütok gaat over het SNA-keurmerk, waar we ook een interruptiedebat over hebben gehad. Deze motie moet ik ontraden, allereerst omdat het aan de sector is om daarmee aan de slag te gaan. Het gaat hier om een privaat keurmerk. Ik heb wel aangegeven dat ik uitgebreid in gesprek ga met de sector over initiatieven. Ik deel wel de zorgen die de heer Gijs van Dijk noemde in zijn betoog. Ik heb nog even goed ingezoomd op de essenties van het keurmerk. In het keurmerk is al verankerd dat je uit het keurmerk wordt gezet als je veroordeeld wordt voor discriminatie. Dus in die zin denk ik wel dat het keurmerk van belang is voor de branche, maar de motie moet ik ontraden.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik realiseer me dat dit niet aan de regering is en dat de motie in die zin dus wat scherp geformuleerd is. Maar is het kabinet wel bereid om juist met de sector daarover in gesprek te gaan? De motie zegt eigenlijk: doe iets meer dan alleen optreden bij een veroordeling en kijk ook eens of je antidiscriminatiebepalingen of -beleid kan opnemen. Zo doen de twee koepels het nu ook actief.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik wil het agenderen voor het overleg dat ik heb met de sector, maar ik moet er wel voor waken dat ik, omdat ik zo meevoel met de zorgen van de heer Van Dijk, dingen ga beloven die ik niet waar kan maken. Het betreft hier een privaat keurmerk, dus ik ga er in die zin niet over. Ik kan het wel in het overleg met de sector agenderen, maar wat ze er uiteindelijk mee doen ... Ik wil geen beloftes doen die ik niet kan waarmaken. Dan zal het ook bij die bespreking blijven.

De voorzitter:

Wat gaat u doen, meneer Van Dijk? Ik zie u nadenken.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Ik zit even te denken. Ik kan de motie aanpassen en het kabinet vragen om het overleg ook echt aan te gaan en dit gesprek te voeren. Of als dat nu de toezegging is, dan kan ik de motie intrekken. Maar ik wil wel even naar de scherpte, omdat ik het echt van belang vind. "We gaan het met elkaar bespreken" is voor mij net iets te mager.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik kan niet zelf iets met het keurmerk. De branche moet ook zelf aangesloten willen zijn bij het keurmerk. In die zin wil ik dus gewoon geen loze beloftes doen. Ik kan het agenderen voor een overleg. Ik weet dat ik dan met koepels spreek en dat de zorg van de heer Gijs van Dijk juist zit bij de organisaties die niet aangesloten zijn. Ik wil hem niet blij maken met een dooie mus. Ik wil er alles aan doen om dit onderwerp op de agenda te zetten bij de branche, maar ik wil geen beloftes doen die ik niet na kan komen. Dus dan moet ik de motie helaas toch ontraden.

De voorzitter:

De heer Van Weyenberg over deze motie.

De heer Van Weyenberg (D66):

Kijk, dat SNA-keurmerk wordt gemaakt door koepels. De staatssecretaris heeft volstrekt gelijk. Even kijken of ik haar goed begrijp. Zij zegt dat ze in gesprek wil. Dan zou ik mij kunnen voorstellen dat zij in dat gesprek zegt: jongens, hier zit wel het risico dat degenen buiten de koepels dit gaan doen. Is het niet verstandig om in dat keurmerk het wat bredere beleid te verankeren? Ik heb het gevoel dat daar best welwillend op gereageerd gaat worden. Als ze dat niet willen, snap ik dat het niet aan de staatssecretaris is, maar zou zij die oproep willen doen? Ik probeer het niet te groot te maken. Volgens mij is dit waar de heer Van Dijk naar op zoek is.

Staatssecretaris Van Ark:

Kan ik misschien iets heel praktisch zeggen? Als de heer Gijs van Dijk zijn motie wijzigt, ben ik bereid om nog voor de stemmingen te kijken of ik daar een ander oordeel over kan geven.

De voorzitter:

Gaat u dat doen, meneer Van Dijk? Ik zie hem knikken. Oké, dan wordt de motie op stuk nr. 825 gewijzigd. En als die motie niet gewijzigd wordt?

Staatssecretaris Van Ark:

Dan blijf ik die helaas ontraden.

De voorzitter:

Oké, dan is dat helder.

Staatssecretaris Van Ark:

Ik zal de gewijzigde motie van een aanvullende reactie voorzien.

De voorzitter:

Ja. Dat kan tot volgende week dinsdag.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 826 van de heer Jasper van Dijk, die zegt: breid de bevoegdheden van de Inspectie SZW uit, zodat ook op werving en selectie kan worden gecontroleerd. Dat is een thema dat in het actieplan aan de orde komt. U heeft mij in het debat horen zeggen dat ik daarin bezie of en hoe — het ene heb ik wat harder gezegd dan het andere — we hier vorm aan gaan geven. Ik kan daar op dit moment nog niet op vooruitlopen. Daarom moet ik deze motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 827 van de heer Jasper van Dijk, die vraagt te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om uitzendbureaus alsnog te vervolgen. Dat is niet aan de regering, maar aan het Openbaar Ministerie, op basis van aangiften. Derhalve moet ik ook deze motie ontraden.

Dan heb ik een motie van de heer Öztürk die vraagt om een antidiscriminatie-eed af te leggen door medewerkers van uitzendbureaus. Deze motie ontraad ik. Er vindt op dit moment een totaalpakket aan maatregelen plaats, gericht op de medewerkers van uitzendbureaus, waaronder ook vele trainingen. Ik acht een antidiscriminatie-eed geen supplement daarop en derhalve ontraad ik deze motie.

De voorzitter:

Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit debat. Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank de minister, de staatssecretaris, de Kamerleden, de mensen die het debat hebben gevolgd en de medewerkers.

Naar boven