13 Arbeidsmarktpositie van jonge vrouwen

Aan de orde is het debat over de arbeidsmarktpositie van jonge vrouwen.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de arbeidsmarktpositie van jonge vrouwen.

Ik heet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in vak-K van harte welkom.

Ik geef de heer Van Weyenberg als eerste spreker namens D66 het woord.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau waar wij vandaag over spreken, laat zien dat veel jonge vrouwen al bij de start van hun carrière op de arbeidsmarkt in deeltijd gaan werken. Drie kwart van de mbo-afgestudeerde vrouwen begint in deeltijd. Nergens anders in Europa is het percentage dat in deeltijd start zo groot, zijn de verschillen met jonge mannen zo groot en is de gemiddelde arbeidsduur van startende jonge vrouwen op de arbeidsmarkt zo laag. Dat vind ik zorglijk, want daar leggen we de kiem voor latere achterstanden.

Voorzitter. Dit kabinet heeft een heel aantal acties in petto als het gaat om de arbeidsmarktpositie van vrouwen. Er komen stevige maatregelen voor het aantal vrouwen in de top. In 2019 blijft dat namelijk achter. Er komt een nieuw plan arbeidsmarktdiscriminatie. Daarin zal aandacht worden besteed aan zowel arbeidsmarktdiscriminatie als zwangerschapsdiscriminatie. Ik reken op stevige acties. Het kabinet gaat ook kijken, zo is toegezegd, naar maatregelen om beloningsdiscriminatie verder tegen te gaan. Dat wacht ik vol ongeduld af, inclusief de reactie op de initiatiefwet van onder andere de Partij van de Arbeid. Het kabinet treft veel fiscale maatregelen zodat blijven werken meer gaat lonen, ook als je kinderen krijgt. Een ervan is meer kinderopvangtoeslag.

Voorzitter. Waarom houden we dan toch een apart debat? Dat doen we omdat het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau eigenlijk nog iets anders blootlegt. Nog voordat er sprake is van kinderen werken jonge vrouwen vaker in deeltijd. Sinds het eind van de vorige eeuw presteren vrouwen veel beter in het onderwijs, beter dan mannen. Maar, zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau zo mooi zegt, zij weten die verbeterde positie op de arbeidsmarkt nog niet te verzilveren. De jongste generatie heeft zelfs een hoger uurloon, maar nog steeds is deze groep minder vaak economisch zelfstandig. Dat verschil komt puur, of vooral, door het verschil in arbeidsduur.

Voorzitter. De minister van emancipatie spreekt in de Emancipatienota de ambitie uit om de vanzelfsprekendheid van dit patroon te doorbreken. We lezen dat de minister verkent welke aanknopingspunten dat onderzoek biedt voor beleid. Daar ben ik natuurlijk buitengewoon nieuwsgierig naar. Kan de minister dat iets concreter maken? Wanneer kan de Kamer iets van deze verkenning horen? Wat wil de minister gaan doen om deze ambitie, die D66 volstrekt ondersteunt, te realiseren?

Voorzitter. Aan de ene kant zien we dat sommige vrouwen bewust kiezen voor werken in deeltijd. Maar we zien ook dat al op jonge leeftijd starten in deeltijd, vaak echt een negatief effect heeft op de promotiekansen en het carrièreperspectief en een verklaring kan zijn voor latere beloningsverschillen. Aan de ministers vraag ik hoe we nou iets kunnen doen aan de bewustwording van de negatieve effecten van deze keuzes. Mensen mogen zelf kiezen, maar realiseert men zich eigenlijk wel welke prijs men daar later voor gaat betalen? Hoe zien beide ministers dat? Ik zal een motie indienen met het verzoek na te gaan hoe wij zowel de kennis als de bewustwording kunnen vergroten.

Voorzitter. Een deel start echter onvrijwillig in deeltijd. Van de 420.000 mensen in Nederland die graag meer uren willen werken, is twee derde vrouw. We zien dat juist in sectoren waarin veel vrouwen werken, zoals de zorg en het onderwijs, een verzoek om uitbreiding van het aantal uren niet wordt gehonoreerd. En dat in sectoren waarin men juist zit te springen om mensen. Ik kan dat echt niet rijmen. Zelfs als mensen daar hun eerste baan starten krijgen ze niet het aantal uren dat ze graag willen. Hiervoor kijk ik naar de minister van Sociale Zaken. Er komt een actieplan tegen arbeidsmarktkrapte. Ik zal de minister in tweede termijn ertoe oproepen om niet alleen na te gaan wat hier nou achter zit, maar ook om echt in gesprek te gaan met deze sectoren, want dit is slecht voor de zorg, slecht voor het onderwijs — daar zit men te springen om mensen — en vooral ook slecht voor mensen, vrouwen vooral, die meer uren willen werken en daarin worden belemmerd. Die twee dingen zijn natuurlijk volstrekt niet met elkaar te rijmen.

Voorzitter. Tot slot nog een iets bredere vraag. Uit het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat drie kwart van de jonge vrouwen met een mbo-opleiding meteen in deeltijd werkt — ik zei het al — en dat jonge vrouwen op de arbeidsmarkt vaker dan mannen flexibele contracten, tijdelijke contracten, hebben. We weten dat dit ook impact heeft op bijvoorbeeld investeringen in scholing. Die hangen nu eenmaal ook samen met contractvorm en met deeltijd. Stel dat zij later uittreden of bijvoorbeeld minder gaan werken na de geboorte van een kind. Hoe zorgen we er dan voor — dat vraag ik de minister van Sociale Zaken, maar ook de minister van emancipatie — dat het risico dan niet hoger is dat dit leidt tot een hogere uitkeringsafhankelijkheid, dat men later niet terugkeert of dat het na een scheiding niet lukt om economisch zelfstandig te zijn? Het feit dat juist mensen met een wat minder hoge opleiding zo kwetsbaar zijn maar ook een aantal keuzes maken die hun extra kwetsbaar maken, vind ik zorgelijk. Zouden de ministers daarnaar kunnen kijken?

De heer Beertema (PVV):

Als meneer Van Weyenberg het heeft over de categorie vrouwen die in deeltijd werkt maar dat graag zou willen uitbreiden maar tegen belemmeringen oploopt, dan vindt hij mij geheel aan zijn kant waar het erom gaat dat dit veel gemakkelijker gemaakt zou moeten worden. Voor zover dit in het onderwijs zo is, is dat natuurlijk te gek voor woorden omdat daar heel veel behoefte is aan mankracht of vrouwkracht, of, beter gezegd, menskracht. Wat betreft de eerste categorie waar de heer Van Weyenberg het over heeft, de jonge meiden en vrouwen die wél bewust kiezen, heeft hij twee moties aangekondigd. Hebben die dan betrekking op bijvoorbeeld het vak LOB op scholen, dat decanen moeten gaan doen? Want daar gebeurt het al en vanuit mijn ervaring in voldoende mate. Dus wat mij betreft is het heel vaak een heel welbewuste keuze. Dus wat zou u daar nog aan kunnen doen?

De heer Van Weyenberg (D66):

Om te beginnen: ja, in het onderwijs maar ook in de zorg moeten we natuurlijk ook kijken of het meer uren werken lastig is door de werkdruk en men dus maar kiest voor deeltijd. Dus er zijn meer vragen dan alleen de wens, maar de heer Beertema weet veel meer over het onderwijs dan ik. Dan het tweede punt: ja, het is een vrijwillige keuze, maar als die komt door ingeslepen patronen waardoor het geen eigen bewuste keuze is, dan is dat iets wat je kunt veranderen. Natuurlijk mogen mensen zelf kiezen — daar zijn de heer Beertema en ik het volledig over eens — maar als bijvoorbeeld jonge vrouwen zich niet realiseren hoe kwetsbaar het hun maakt om later misschien na een scheiding in een uitkeringssituatie te komen, vind ik wel degelijk dat je moet kijken of je in ieder geval de bewustwording kunt vergroten, waardoor zij wellicht een andere keuze gaan maken. Nogmaals, mensen maken hun eigen keuze aan het eind van de dag, maar ze maken die keuze niet in isolement. Ik wil hun daarvoor wel meer handvatten bieden om daar nog eens goed over na te denken.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

Dat klinkt heel sympathiek, maar we waren vanmorgen in gesprek met de inspecteur-generaal van Onderwijs en die zei iets heel behartigenswaardigs, namelijk dat de ingesleten patronen niet veranderen als je er niets aan doet. Zodra je ze bijvoorbeeld via LOB, LoopbaanOriëntatie en -Begeleiding, wel de weg wijst, is de kennis er in ieder geval. Maar stel dat ze dan nog niet kiezen op de manier waarop u dat zou willen. Wat dan?

De heer Van Weyenberg (D66):

Een van de dingen die mij wel opvallen, is dat veel meer jonge vrouwen dan jonge mannen die deeltijdkeuze maken. Dat kan een andere voorkeur zijn maar dat kan ook zijn omdat er toch nog diep ingesleten patronen zijn dat dit zo hoort. Ik noem dan bijvoorbeeld de aanname dat men minder gaat werken als er kinderen gaan komen hoewel men zich er misschien niet helemaal van bewust is dat we in Nederland de kinderopvang inmiddels zo ontzettend goed geregeld hebben en betaalbaar hebben gemaakt en dat er gelukkig ook partnerschapsverlof voor de vader komt, zodat men veel meer kansen krijgt om gelijkwaardig de zorgtaken te vervullen. Waar het gaat om de afweging die mensen maken, wil ik meer inzicht geven en wil ik kijken of sommige ingeslepen rolpatronen die veranderen, misschien wat sneller kunnen veranderen. Uiteindelijk beslist iedereen overigens zelf; dat ben ik met de heer Beertema eens.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dit wordt de eeuw van de vrouw, hoorde ik zeven jaar geleden bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Het begint er soms inderdaad op te lijken. Nog nooit eerder studeerden meer meisjes, zelfs vaak meer dan mannen, en vrouwen doen het gelukkig ook steeds beter op de arbeidsmarkt. Maar ondanks alle vooruitgang blijft er reden tot zorg. We spraken er onlangs nog uitvoerig over tijdens het AO Emancipatie. Nederland bungelt op één punt namelijk nog steeds onderaan alle Europese lijstjes: de economische en financiële zelfstandigheid van vrouwen. Het SCP-rapport dat de aanleiding vormde voor dit debat onderstreept dat nog maar eens. Jonge vrouwen werken veel vaker in deeltijd dan mannen, ook als ze nog geen kinderen hebben.

Wat verder opvalt aan het SCP-rapport — collega Van Weyenberg noemde het al — is dat een groot deel van de jonge vrouwen die nu in deeltijd werken, aangeeft best meer te willen werken. De achterstand op de arbeidsmarkt tussen mannen en vrouwen begint dus al vroeg en is daarna moeilijk in te halen. Bovendien zien we dat vrouwen vaker dan mannen kiezen voor sectoren waar de lonen al lager liggen en waar meer gebruik wordt gemaakt van flexcontracten. En dan heb ik het nog niet eens over de hardnekkige loonkloof tussen mannen en vrouwen of over de even hardnekkige zwangerschapsdiscriminatie.

Aan die laatste twee kunnen we gelukkig wat doen. Om de ongelijke beloning aan te pakken heeft de PvdA samen met de SP, GroenLinks en 50PLUS een initiatiefwet in voorbereiding. Wat betreft de bestrijding van zwangerschapsdiscriminatie zijn we blij met het voorziene plan van aanpak van het kabinet. De voorlichtingsacties en het meldpunt bij het College voor de Rechten van de Mens hebben tot een forse toename van het aantal meldingen geleid. Nu is het zaak dat er keihard wordt opgetreden tegen werkgevers die willens en wetens de regels aan hun laars lappen. Kan de minister bevestigen dat de Inspectie SZW daartoe voldoende slagkracht krijgt?

Dan het immer voortdurende deeltijddilemma. Het valt mij op dat als wij het over emancipatie hebben, het altijd over vrouwen gaat. Prima natuurlijk om te praten over de arbeidsparticipatie van vrouwen. Inderdaad valt er daar nog veel te winnen, maar er staat een grote lichtblauwe olifant in de kamer. Want waarom hebben we het nooit over de onbetaalde arbeidsparticipatie van mannen? Nog steeds doen vrouwen 65% van alle onbetaalde arbeid. Wie doet de was? Wie vult de broodtrommel? Wie zorgt voor ouders, voor buren, voor kinderen? Waarom zijn dat anno 2018 nog steeds vooral vrouwen? Natuurlijk begint dat gesprek aan de keukentafel, maar toch ben ik benieuwd wat het kabinet wil doen om te zorgen dat de taken thuis eerlijker worden verdeeld. Niet alleen geven veel vrouwen aan best meer te willen werken, ook veel mannen zouden best minder willen werken.

De PvdA ziet om te beginnen graag dat het ouderschapsverlof eerlijker wordt verdeeld. We zien nog steeds dat meer mannen dan vrouwen gebruikmaken van de mogelijkheden die deze verlofregeling biedt: 23% mannen tegenover 75% vrouwen. In veel traditioneel mannelijke sectoren is het nog altijd taboe om verlof op te nemen; denk aan de bouw- of de metaalsector. We zijn blij met de eerste stap die het kabinet zet om ouderschapsverlof betaald te maken, maar weten we zeker dat er straks geen groepen buiten de boot gaan vallen, bijvoorbeeld zzp'ers? En is de minister het ermee eens dat een gerichte campagne rondom ouderschapsverlof voor mannen kan bijdragen aan een eerlijker verdeling?

Voorzitter. Een slimme meid is nog steeds op haar toekomst voorbereid en een echte vent strijkt nog steeds zijn eigen overhemd. Maar in het Onderwijsverslag van vorige week lezen we dat ook qua profielkeuze Nederland onderaan alle Europese lijstjes bungelt. Meiden kiezen weinig voor techniek- en bètaprofielen, jongens kiezen nauwelijks voor zorg of onderwijs. Afgelopen week was het weer Girlsday, om meer meiden te interesseren voor techniek. Ik zag dat de minister er ook was. Dit is een supermooi en succesvol initiatief. Is het zo langzamerhand ook niet eens tijd voor een Boysday, om meer jongens te interesseren voor de zorg of voor het onderwijs? Is de minister het met ons eens dat ook in de studiekeuze een belangrijke sleutel ligt besloten voor het oplossen van de structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt? Zolang meisjes blijven kiezen voor sectoren waarin deeltijd de norm is, waarin de lonen laag zijn en de werkdruk en onzekerheid hoog, verandert er niks aan het kostwinnersmodel van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Die zijn allang verleden tijd.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul. Precies binnen de vier minuten; heel knap. Dan geef ik nu het woord aan de heer Jasper van Dijk namens de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Dit debat gaat over de vraag hoe we de arbeidsmarktpositie van jonge vrouwen kunnen verbeteren. Uit onderzoek blijkt dat jonge vrouwen vaker in deeltijd werken. Dat is niet altijd vrijwillig. Bovendien zijn ze daardoor minder vaak economisch zelfstandig. In Europees verband springt Nederland eruit: nergens anders in Europa werken jonge vrouwen zo weinig uren als in Nederland. Er is een grote groep vrouwen die graag langer wil werken. Een deel daarvan is werkzaam in de zorg. Daarvoor komt een aanvalsplan. Ik vraag de regering of ze al een tipje van de sluier kan oplichten van dat aanvalsplan. Een logische vervolgvraag is natuurlijk of zij dat ook gaat doen voor de kinderopvang en het onderwijs, waar min of meer dezelfde problemen spelen. Daar is ook veel deeltijdwerk.

Voorzitter. Een conclusie uit het rapport is dat jonge vrouwen vaker een flexcontract hebben dan mannen. Wat gaat u daaraan doen? In hoeverre speelt zwangerschapsdiscriminatie daarbij een rol? Van de week hoorden we dat het aantal klachten op dat punt flink is toegenomen, van 270 naar 1.470. De meeste meldingen gaan erover dat tijdelijke contracten niet worden verlengd. Deelt de minister de mening dat het onaanvaardbaar is als zwangerschap hierbij een rol speelt? Mijn voorstel is: maak vast werk aantrekkelijker dan flex en maak bindende afspraken met werkgevers over het terugdringen van zwangerschapsdiscriminatie. Graag een reactie.

Een andere belangrijk punt is natuurlijk de kinderopvang. Zolang hier nog hoge kosten aan verbonden zijn, is het voor veel vrouwen onaantrekkelijk om te gaan werken. We moeten dus snel aan de slag met betaalbare kinderopvang. Wat de SP betreft maken we de kinderopvang, om te beginnen, voor twee dagen per week gratis. Het goede nieuws is dat dit geen geld hoeft te kosten als we de kinderbijslag inkomensafhankelijk maken. Ik neem aan dat de minister van Emancipatie dit voorstel daarom direct zal omarmen.

Dan hebben we de uitbreiding van het vaderschapsverlof. De regering zet stappen, maar het kan nog beter. Zorg voor 100% vergoeding van het partnerverlof. Dan wordt het voor alle groepen, arm en rijk, aantrekkelijk.

Voorzitter. De regering spreekt warme worden over economische zelfstandigheid. De ambitie wordt nog aangescherpt. Mensen moeten zelfs financieel onafhankelijk worden. Dat betekent 100% van het minimumloon verdienen. Hartstikke goed. Maar waarom is er dan in vredesnaam het plan voor loondispensatie, waardoor arbeidsgehandicapten onder het minimumloon gaan verdienen? Dat plan moet dan toch direct van tafel?

Dan over de alleenstaanden in de bijstand, waaronder ook veel jonge vrouwen. De regering geeft al aan dat de bijstand weinig armslag geeft. Als je de zorg voor kinderen hebt, is deze zelfs niet toereikend. Dat schreeuwt dus om maatregelen, zeker als je zo hoog opgeeft van financiële onafhankelijkheid. Als je zegt dat de bijstand ontoereikend is en je economische zelfstandigheid wilt stimuleren, herstel het dan, of je bent geen knip voor de neus waard. Ik heb hierover zojuist een motie ingediend. De situatie wordt overigens niet opgelost door het kindgebonden budget. Kijk naar een effectrapportage uit Utrecht. Daarin zien we dat een alleenstaande moeder met twee kinderen in de puberleeftijd nog altijd €100 per maand tekortkomt. Zet dit recht, en kom alstublieft niet met het argument dat er een prikkel moet blijven om te gaan werken. Dit inkomen is zonder meer te laag. Het is een kwestie van beschaving om dat te herstellen.

Tot slot pleit ik ervoor dat de regering ons prachtige wetsvoorstel omarmt om de loonkloof te dichten tussen mannen en vrouwen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Arissen namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. We kennen van alles de prijs en van niets de waarde. Gelukkig komt er steeds meer belangstelling voor een breed welvaartsbegrip en groeit het besef dat welvaart om veel meer draait dan alleen geld. Het draait ook om gezondheid, een groene en veilige leefomgeving en genoeg tijd om te zorgen voor kinderen of ouderen, een studie te volgen of vrijwilligerswerk te doen.

Voorzitter. Vandaag bespreken we de emancipatie op de arbeidsmarkt en specifiek de positie van jonge vrouwen. Hoewel de Emancipatienota vol goede initiatieven staat voor bijvoorbeeld lhbti'ers, klinkt in de voorgenomen maatregelen op het gebied van de arbeidsmarkt heel luid het VVD-mantra "alles ten behoeve van de economie" door. De minister stelt in haar Emancipatienota dat meer vrouwen meer uren moeten werken, zodat de economie met wel 4% kan groeien, wat meer premie en belastinginkomsten oplevert voor de schatkist. Het Sociaal en Cultureel Planbureau stelt zelfs dat deeltijdwerk voor vrouwen als onwenselijk wordt gezien. Deze minister maakt er zelfs beleid op: in deeltijd werken wordt bewust minder aantrekkelijk gemaakt.

Voorzitter. We leven in een tijd waarin we met steeds minder menskracht alles kunnen produceren en organiseren wat we nodig hebben. In feite is dat een zegen. Het biedt een geweldige kans om meer tijd aan andere dingen te besteden, zoals de zorg voor elkaar en voor de natuur, voor persoonlijke ontwikkeling, kunst en ondernemerszin, de dingen die het leven werkelijk de moeite waard maken. Maar de wijze waarop we de economie nu hebben georganiseerd maakt zo'n ontwikkeling onmogelijk. De mensen moeten in onze samenleving meer en tot hogere leeftijd doorwerken, in plaats van minder.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Mevrouw Arissen zegt dat uit de nota vooral economisch belang blijkt, terwijl de nota van de minister volgens mij heel erg duidelijk ingaat op de zelfbeschikking en onafhankelijkheid van de vrouw en op het jezelf kunnen redden, ook als dingen anders uitpakken dan je misschien aanvankelijk had bedacht. Als het zo centraal staat dat de positie van het individu daarmee sterker wordt en dat de vrouw daarmee sterker wordt, vind ik het een beetje zuurtjes om dan te zeggen: oh, dat is dan voor de economie. Waar zit dan het belang van de vrouw volgens de Partij voor de Dieren? Daar ben ik zo benieuwd naar.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik ben ontzettend blij met deze vraag van de VVD, want het staat gewoon in de nota. Het bruto nationaal product per hoofd van de bevolking zou door meer gendergelijkheid op de arbeidsmarkt met 4% kunnen stijgen. Dat vinden wij een verkeerde benadering. Natuurlijk is het heel belangrijk dat vrouwen financieel onafhankelijk zijn en dat zij niet in deeltijd hoeven te werken als zij dat niet willen. Als zij meer uren willen werken: prima. Maar zij moeten niet gedwongen worden om mee te doen in de ratrace naar economische groei en naar steeds meer en langer doorwerken. Het is heel belangrijk dat vrouwen, maar ook mannen, daarin een eigen keuze hebben.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik ben heel blij dat de Partij voor de Dieren de nota goed heeft gelezen. Dan heeft mevrouw Arissen ook kunnen lezen dat nergens staat dat iemand tot iets wordt gedwongen. Het gaat over zelfbeschikking. Het gaat juist om het geven van de tools, zodat je je eigen leven kunt inrichten. Op het moment dat je meer zou kunnen werken, maar dit om verschillende redenen niet kan, wil deze minister daar wat aan doen. Zij wil ook graag bewustwording als het gaat om de keuzes die je heel vroeg in je leven maakt over deeltijdwerken. Volgens mij staat er nergens dat iemand gedwongen moet worden, maar gaat het juist over de kracht die vrouwen in zich hebben om voor zichzelf te kunnen zorgen. Ik vind het dus eigenlijk wel een heel erg gezocht argument.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Er staat toch heel duidelijk op pagina 6 en 7 bij de aanpak arbeidsparticipatie: het wordt lonender om te gaan werken en voor deeltijders wordt het lonender om hun uren uit te breiden. Natuurlijk is het goed dat het lonender wordt om te werken, maar dat wil niet zeggen dat je daarmee zou moeten bewerkstelligen dat mensen niet meer parttime kunnen gaan werken. Dat kan heel waardevol zijn voor vrijwilligerswerk en heel veel meer zaken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Dan kom ik meteen bij het volgende punt dat ik wilde maken. Elke vrouw die wil werken of meer wil werken, moet dat vrijelijk kunnen doen. Geen glazen plafond, geen oneerlijke beloning en zeker geen ouderwetse rolpatronen. Zou deze minister van emancipatie ook tevreden zijn als mannen net zo veel als vrouwen willen werken en net zo veel in deeltijd? Als zij net zo veel thuis met hun kinderen zouden willen zijn of mantelzorg zouden willen geven? Zouden meer mannen in deeltijd juist niet meer bijdragen aan het doorbreken van ouderwetse rolpatronen? Ziet de minister de waarde daarvan in?

Wij zullen het anders moeten gaan organiseren, om de emancipatie van vrouwen en mannen te realiseren. Wij zullen naar een breed welvaartsbegrip moeten, in plaats van ons blind te staren op meer productie en meer consumptie, om zo het bruto binnenlands product op te stuwen, met alle negatieve gevolgen voor onze gezondheid, ons welzijn en onze planeet van dien. Daarom zullen wij onbetaalde arbeid moeten herwaarderen. Wij zouden geen belasting op arbeid moeten heffen, maar op het gebruik van grondstoffen. Het wordt daardoor mogelijk om verloren werkgelegenheid, die naar de lagelonenlanden is verplaatst, terug te winnen. Denk aan de grote textielsector of andere maak- en herstelindustrieën. Op alle terreinen komt er meer werk, omdat arbeid veel goedkoper wordt.

Maar de minister denkt met business as usual de emancipatie te kunnen bewerkstelligen. Het streven naar financiële onafhankelijkheid delen wij met de minister. Wij willen dit echter niet bereiken door het verder opjagen van mensen ten behoeve van de economie. Wij willen dat door middel van bijvoorbeeld een basisinkomen: een systeem waarin mannen en vrouwen een gelijke basiszekerheid hebben, een systeem waarin men echt zijn of haar leven kan inrichten zoals men dat wil. Ook een systeem waarin de waarde van zorgtaken en vrijwilligerswerk veel meer tot zijn recht komt. Kan de minister daarop reflecteren?

Het economisch effect van alle vrouwen aan het werk en de kinderen naar de kinderopvang is allang berekend. Maar onze verslaving aan economische groei mag niet meespelen in het emancipatiebeleid en mag zeker niet ten koste gaan van onze gezondheid. Graag hoor ik hoe beide ministers hierover denken. Wat gaan zij doen om rekening te houden met zaken waarvan we allemaal aanvoelen hoe waardevol ze zijn, maar die niet om te rekenen zijn in procentuele economische groei of bruto binnenlands product?

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Arissen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Vrouwen worden op de arbeidsmarkt nog steeds achtergesteld. Dat blijkt ook weer uit een rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ik noem een aantal uitkomsten.

De loonkloof en het verschil tussen voltijd en deeltijd ontstaat niet geleidelijk na enkele jaren, maar speelt al een rol bij het vinden van een eerste baan. Vrouwen met een lage opleiding vinden minder werk dan mannen in dezelfde situatie. Vrouwen werken veel vaker in deeltijd dan mannen. Mannen krijgen eerder een vast contract dan vrouwen.

Voorzitter. Het is dan ook geen wonder dat vrouwen hun carrièremogelijkheden vaker somber inzien. GroenLinks vindt dat een vast contract het uitgangspunt zou moeten zijn voor een werknemer. Flexwerk levert voor veel mensen onnodige stress op. In sommige gevallen treft dit vrouwen nog harder dan mannen. Vrouwen met een flexibel contract lopen bijvoorbeeld een groot risico om hun baan te verliezen vanwege zwangerschap. Uitzendbureaus en ook veel andere bedrijven nemen nog niet hun verantwoordelijkheid ten opzichte van zwangere vrouwen. In 2017 ging 35% van de meldingen bij het College voor de Rechten van de Mens over zwangerschapsdiscriminatie. Er is al veel aandacht voor voorlichting aan zwangere vrouwen, maar wordt het geen tijd dat we ook de werkgevers hier veel meer op gaan aanspreken? Is het geen tijd voor bindende afspraken in de sector? Zullen die deel uitmaken van het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie? Moet de inspectie niet harder ingrijpen als het gaat om het verlengen van contracten? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Vrouwen werken veel vaker in deeltijd, ongeacht opleiding en leeftijd. Natuurlijk moet iedere vrouw die dat wil in deeltijd kunnen werken, net zo natuurlijk als een baan voor vijf dagen per week voor iedere vrouw bereikbaar moet zijn. Wat dat betreft laat het rapport zien dat er een onderscheid lijkt te zijn tussen mannensectoren, waarin alle banen fulltime zijn, en vrouwensectoren, waarin een deeltijdbaan eigenlijk de norm is geworden. De vraag is: komt dat door de sectoren of door de werknemers zelf? Is de minister bereid hier wat meer onderzoek naar te doen? Zou het niet goed zijn om ook in zogenaamde mannensectoren meer deeltijdbanen te stimuleren?

Als we willen dat vrouwen meer gaan werken, dan moeten we er ook voor zorgen dat mannen minder hoeven te werken. Een van de redenen dat vrouwen minder werken, is dat huishoudelijke taken en zorgtaken allemaal op hun schouders terechtkomen. Daarom zijn wij blij dat het kabinet het ouderschapsverlof wil verruimen. Maar daar zit wel een probleem. Het ouderschapsverlof wordt verleend tegen 70% van het inkomen. De rijkere werknemers kunnen dat waarschijnlijk wel inleveren, maar hoe zit het voor mensen die wat meer moeite hebben om de eindjes aan elkaar te knopen? Veel mensen komen in de problemen als ze zomaar een derde van hun inkomen inleveren. In die gezinnen komt het ook vaker voor dat de man kostwinner is en dat de vrouw een parttimebaan heeft. Als de man dan niet meer tijd vrij kan krijgen, gaat het natuurlijk scheef met de huiselijke taken. Dit plan van de minister betekent dat alleen de rijke papa's vrij kunnen nemen. Hoe wil de minister dit voorkomen?

Voorzitter. Tijdens het AO Emancipatie heb ik al gezegd dat veel mensen niet op slechts één gebied worden achtergesteld. Ons beleid kan ongewild nadelig uitpakken voor mensen in een kwetsbare positie. Daarom wil ik het kabinet graag vragen of dit ook een specifieke aanpak kan krijgen in het aankomende actieplan arbeidsdiscriminatie. Dan heb ik het niet over de aanpak intersectionaliteit, want die wordt binnen het emancipatiebeleid al vormgegeven. Kan de minister dit toezeggen? Ik overweeg ook een motie hierover.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan geef ik nu het woord aan de heer Beertema namens de PVV.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Collega Bisschop has left the building, dus ik zal voor het diverse geluid moet zorgen nu. Jonge vrouwen zouden minder economisch zelfstandig zijn dan jonge mannen. Ook zou heel vroeg in de carrière vaak door kleine deeltijdbanen de basis worden gelegd voor latere beloningsverschillen en mindere kansen op een carrière. Dat klinkt allemaal heel heftig in de oren van de gelijkheidszeloten, zo zal ik ze maar even noemen, maar gelukkig heeft het SCP ook onderzoek gedaan naar de oorzaken. Daar komt wat ons betreft toch een genuanceerder beeld uit. Net als bij elk ander debat spreken we ook hier over feiten, maar eigenlijk nog veel meer over gevoelens, over emoties. Die bepalen ook voor een groot deel die verschillen in de arbeidsmarktpositie.

Wij constateren dat om de emancipatieagenda van de politieke goegemeente te laten slagen, vooral ingegrepen moet worden in de menselijke gevoelens en emoties. Dit SCP-rapport laat dat maar weer eens zien. Wezenlijke verschillen moeten kunstmatig worden opgeheven, en er moet via overheidsingrijpen gesleuteld worden aan mensen en hun diepste drijfveren. Dat klinkt eng, dat klinkt totalitair. En dat is het ook. Wie hier wat meer van wil weten, die moet maar eens Brave New World van Aldous Huxley lezen. We zijn flink op weg.

Voorzitter. Meiden en jonge vrouwen zijn de producten van een autonoom proces dat zijn weerslag vond in drie emancipatiegolven. De meiden en jonge vrouwen van 2018 zijn geëmancipeerder dan ooit, ze zijn beter opgeleid dan ooit, ze doen het zelfs beter in het onderwijs dan jonge mannen — iemand zei het al — en ze zijn zelfbewuster dan ooit. Ik ben daar trots op en we moeten dat koesteren. Maar ik stel vast dat een linkse en überliberale partij als D66 dat niet koestert. Ze hebben geen waardering voor het onderscheidingsvermogen en het zelfstandige denken van die jonge vrouwen. Ik noem dat seksistisch. Ik noem dat vooral ook paternalistisch.

Ik leg het even uit aan de hand van feiten. Een deel van de verklaring van de verschillen in arbeidsduur ligt in de gevolgde opleiding. Vrouwen kiezen vaker een opleiding die voorsorteert op een beroep waarin er in deeltijd wordt gewerkt. Het is allemaal al genoemd. De jongeren zelf zijn daar helemaal niet zo ontevreden over. Jonge mannen zijn tevreden over de doorgroeimogelijkheden bij een werkgever; vrouwen zijn vooral tevreden over de waardering die ze krijgen. Mannen hechten in het algemeen meer waarde aan goede inkomsten en carrière maken; vrouwen vinden het belangrijk dat ze een baan kunnen combineren met hobby's, met eventueel toekomstige zorgtaken, waardoor ze een voorkeur hebben voor deeltijdwerk.

Het hebben van minder carrièreperspectief betekent niet automatisch dat vrouwen dat zelf altijd betreuren. Waar ruim driekwart van de mannelijke scholieren en studenten het belangrijk vindt om promotie te maken, geldt dat slechts voor ruim de helft van de vrouwelijke scholieren en studenten. Ook het aandeel dat later leiding wil geven en een hoog inkomen belangrijk vindt, ligt bij vrouwen lager dan bij mannen. Een deel van de vrouwen ervaart het dus niet als een heel groot probleem dat hun carrièrekansen soms beperkt zijn.

Wij concluderen dat verschillen in de arbeidsmarktpositie in grote mate te verklaren zijn uit statistisch aantoonbare verschillen in voorkeuren die mannen en vrouwen hebben. Mannen neigen vaker naar een leven lang hard werken en naar deelnemen aan de ratrace waar mevrouw Arissen het over had. Dat kan leiden tot succes bij de één, maar ook tot een gefrustreerd leven als loonslaaf bij de ander. Vrouwen neigen vaker naar zingeving in hun leven, door meer focus te hebben op immateriële zaken die het leven ook veraangenamen, en minder op meer geld en meer macht en meer invloed. Dat laatste past goed bij wat GroenLinks "economisme" noemt, wat volgens de grote denker Jesse Klaver neerkomt op rendementsdenken en het herleiden van alle maatschappelijke kwesties tot economische kwesties. Juist GroenLinks zou dus content moeten zijn dat veel jonge vrouwen dit welbewust omarmen. Ik ben benieuwd of mijn collega van GroenLinks daar iets in herkent. Ik ben natuurlijk ook benieuwd naar de reactie van de minister.

Uiteraard is de PVV er voorstander van dat vrouwen economisch onafhankelijk zijn, maar dat is vooral de verantwoordelijkheid van de vrouwen zelf. Uiteraard is het wenselijk om jongeren, zowel mannen als vrouwen, goed voor te lichten over de consequenties van de keuzes die ze maken voor hun kans op de arbeidsmarkt. Daarvoor hebben we het vak loopbaanbegeleiding in het leven geroepen. Ik wil nog even aan de minister vragen in hoeverre aan dit aspect voldoende aandacht wordt besteed.

Voorzitter. Ik heb helemaal geen interrupties gehad en ik zie nu dat ik waarschijnlijk te snel heb gesproken.

De voorzitter:

Nee hoor, dat valt allemaal wel mee. Dank u wel, meneer Beertema.

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Geluk-Poortvliet die spreekt namens het CDA.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Voorzitter. Het CDA is voor emancipatie omdat dit begrip het streven naar gelijkwaardigheid inhoudt. Dat geldt ook voor jonge, pas afgestudeerde vrouwen die op zoek gaan naar een baan. Als zij dat willen, moeten vrouwen meer kunnen werken en mannen minder. Wij moeten niet op voorhand uitgaan van minder uren werk voor een vrouw. Ik ben benieuwd hoe de minister hiernaar kijkt.

Anders dan sommige partijen kiest het CDA ook voor een vorm van gezin. Het CDA kiest er niet voor dat beide ouders fulltime werken. Voor het CDA is de vrije keuze van ouders essentieel. Er is een tendens om de zorg voor kinderen volledig aan anderen uit te besteden. Het CDA wil ouders juist de gelegenheid geven om zo veel mogelijk zelf hun kinderen op te voeden. Het gaat om een maatschappelijke herverdeling van tijd en geld. Hoe kijkt de minister hiernaar?

Deeltijdbanen kunnen een goede oplossing zijn en zijn niet per definitie een probleem. Wel is het zo dat de balans beter moet, dat vrouwen, als zij dat willen, meer moeten kunnen werken en mannen minder. De toenemende arbeidsdeelname van vrouwen heeft tot nu toe geleid tot een sterke gerichtheid op uitbesteding van zorg in plaats van de door het CDA gewenste herverdeling.

Van mannen wordt nog te weinig aanpassing verwacht en het CDA wil dat daar in deze kabinetsperiode verandering in komt. Verschillende maatregelen in het regeerakkoord zijn hierop gericht. Zo wordt het vader- en ouderschapsverlof uitgebreid. Concreet betekent dit dat vaders vanaf 2019 vijf dagen verlof krijgen bij de geboorte van hun kind. Daarnaast krijgen partners, vaders, recht op vijf weken aanvullend betaald kraamverlof van 70% van hun salaris. Het aanvullend partnerverlof kan vanaf 1 juli 2020 worden opgenomen binnen zes maanden na de bevalling.

Op deze manier krijgen moeders en vaders de kans om zorg en arbeid eerlijk te verdelen. Werkend aan de start van jonge vrouwen en mannen, de titel van het rapport, proberen we stappen te zetten in de emancipatie om het complexe vraagstuk op te lossen. Dat vraagt begrip, aanpassing aan deze tijd met het oog op een toekomst waarin het geaccepteerd is dat vrouwen en mannen samen verantwoordelijk kunnen zijn.

De voorzitter:

Dank u mevrouw Geluk-Poortvliet. De heer Jasper van Dijk heeft nog een vraag voor u.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dank u, voorzitter. Het CDA is voor emancipatie. Dat is goed nieuws. Is het CDA ook tegen de loonkloof tussen mannen en vrouwen? Indien dat zo is, bent u dan bereid om ons wetsvoorstel te steunen om die loonkloof te dichten?

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Het CDA is ervoor dat mannen en vrouwen gelijk betaald worden bij gelijke arbeid, maar het CDA is er ook voor dat ze zelf die keuze maken. Bij de loonkloof waar u het over heeft, is het geen keuze van henzelf; dat is iets wat gebeurt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is helemaal juist. Uit onderzoek blijkt dus dat mannen voor exact hetzelfde werk 6% meer verdienen dan vrouwen. Zij krijgen 6% meer voor exact hetzelfde werk. Bent u het met mij eens dat we maatregelen moeten nemen om die kloof te dichten? En bent u het met mij eens dat ons wetsvoorstel daarvoor een goed idee is?

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

In de Emancipatienota staat ook dat er gelijke beloning voor mannen en vrouwen komt. Toch? Ja.

De voorzitter:

Gaat u verder. Dat was het? Dank u wel.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Er werd mij een vraag gesteld, voorzitter.

De voorzitter:

Ja hoor, dat is prima. Goed, dan geef ik nu het woord aan mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD. En ik denk dat de heer Jasper van Dijk bij de interruptiemicrofoon blijft staan.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

Meneer Jasper van Dijk wil nog niet interrumperen? Nee? Oké, dan komt het nog.

Meiden doen het eigenlijk gewoon heel erg goed in Nederland, dat is door andere sprekers ook al gezegd. Dat geldt zeker als je kijkt naar het onderwijs. Meiden zitten daar vaak op de hogere niveaus, ze vallen minder vaak vroeg uit en ze studeren sneller af dan mannen.

Maar dan, nog voordat er een goudvis in beeld is, laat zitten kinderen, gaan heel veel meiden in deeltijd werken. Dat moet natuurlijk iedereen zelf bepalen; dat is een vrije keus en dat is hartstikke mooi. Maar die vrije keus en het feit dat Nederlandse vrouwen massaal voor deeltijdwerk kiezen, heeft wel consequenties voor zowel het individu als de samenleving als geheel. Het individu krijgt hierdoor minder kansen, minder doorgroeimogelijkheden, en geen of minder financiële onafhankelijkheid. Dat zijn wel consequenties waar we met elkaar bij stil moeten staan.

Ook zijn er consequenties voor de samenleving als geheel. Feit is dat in onze samenleving vrouwen op cruciale plekken minder goed vertegenwoordigd zijn. Daar hebben we het al eerder met elkaar over gehad en daar zullen we het ook nog vaker over hebben, maar dit zijn wel aspecten die we echt onder ogen moeten zien.

Vrouwen zijn minder goed vertegenwoordigd. Ik zeg weleens: of je zit aan tafel, of je staat op het menu. Als je niet aan de tafels zit waar de besluiten worden genomen, dan heb je er niet over meegepraat, dan gaat het over jou, maar dan beslissen anderen over jou.

Wij zijn erg blij met de aandacht die deze ministers hebben voor vrouwen die wel meer zouden willen werken maar dat door verschillende omstandigheden niet kunnen doen. Ik heb al eerder gezegd dat we blij zijn met de toezegging van de minister van Emancipatie dat zij bij de Kamer terugkomt op wat die arbeidsmarktpositie precies zou kunnen inhouden en op de plannen die ze daarbij heeft en die ze in de nota al heeft getoond.

Ik zou ook heel graag willen dat er daarbij specifiek aandacht komt voor techniek. Vanochtend is er een onderzoek uitgekomen van de SER waaruit blijkt dat er voor de energietransitie een enorm tekort aan menskracht is. Die energietransitie is een van de grootste uitdagingen van onze eeuw waar we met z'n allen voor staan en waar we ook keihard met elkaar aan werken. Er is daarvoor dus een enorm tekort aan mannen, aan vrouwen, en sowieso een enorm tekort. Ik ben ook woordvoerder klimaat en energie, dus ik heb veel werkbezoeken afgelegd in het kader van de energietransitie. Het maakt daarbij niet uit of je op een raffinaderij komt of op een plek waar windmolens worden gebouw; op zulke plekken werken steeds ontzettend veel mensen van buiten Nederland omdat in ons land überhaupt niet de mensen met de juiste opleiding gevonden kunnen worden. En als je daarbij op zoek gaat naar vrouwen dan heb je echt een vergrootglas nodig. Dus daar valt echt voor ons allemaal wat te winnen. Ik zou het dus heel erg prettig vinden als de minister daar extra aandacht aan kan besteden. Wellicht kunnen beide ministers daarover ook spreken met hun collega's van Economische Zaken en Klimaat omdat die daar natuurlijk ook heel erg druk mee bezig zijn. Het zou heel mooi zijn als we met elkaar die link kunnen leggen en dat wat beter kunnen inrichten.

Voorzitter, ik wilde eigenlijk afronden met een ander aspect. We hebben het natuurlijk gehad over "je mag het zelf weten" en "als je vaker wil werken, hebben we daar ook aandacht voor", maar het is natuurlijk niet alleen een kwestie van eigen keuze. Deeltijd werken zit ook ingebakken in onze cultuur. Als je weet dat een derde van de jonge meisjes al op jonge leeftijd verwacht later afhankelijk te zijn van de staat of van een partner, dan weet je dat het ons allen raakt en dat we ons ook heel erg bewust moeten zijn van de voorbeeldrol die wij met elkaar hebben en van wat we met elkaar hier uitdragen over wat je allemaal wél kan in dit land.

Dat was het eigenlijk, voorzitter. Ik vind het zo teleurstellend dat ik geen interruptie van de SP heb. Ik kan in de twintig seconden die ik nog heb wel wat dingen verzinnen waardoor er een interruptie komt, hoor!

De voorzitter:

De heer Van Dijk stond wel heel dreigend te kijken.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Hij doet toch moeite en dat waardeer ik dan ook.

De voorzitter:

Toch wel? De heer Jasper Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, zo'n provocatie kan ik natuurlijk niet voorbij laten gaan.

De voorzitter:

Nee, zo is dat!

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zoals we van de VVD gewend zijn, zijn het weer veel woorden en weinig daden. Emancipatie is belangrijk, een mooi betoog over jonge vrouwen die meer moeten deelnemen aan de arbeidsmarkt, maar als u dat nou echt steviger wil maken, dan zou u natuurlijk met mij kunnen pleiten — misschien kunnen we vandaag zaken doen, zou ik willen zeggen — voor betaalbare kinderopvang. Is de VVD het met me eens dat de emancipatie en de kansen voor jonge vrouwen pas echt toenemen als we de kinderopvang betaalbaar maken, om te beginnen twee dagen per week gratis?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Wat gratis is voor de SP, is zelden gratis voor de rest van het land. Maar vandaag hebben we het over jonge meiden die, zodra ze klaar zijn met hun studie en voordat er kinderen in beeld zijn, al deeltijd gaan werken. Dat laat dus zien dat er ook iets zit in onze cultuur, in wat we van elkaar verwachten. Het kan bijna een automatisme zijn, en, zoals de collega van D66 zei, ook gewoon aan patronen liggen, aan de beeldvorming die we met elkaar misschien wel in stand houden. Dus vandaag gaat het juist over de jonge meiden die, zonder kinderen en zonder een andere reden, waar ik waarschijnlijk nu nog een vraag over krijg, zeggen "ik wil meteen deeltijd werken", met alle consequenties van dien.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Eerst even over die originele oneliner. Misschien kan mevrouw Yeşilgöz nog weleens terecht in de reclamebranche, want dat gaat echt hartstikke goed — complimenten daarvoor. Maar als ze wat beter had geluisterd, had ze gehoord dat mijn voorstel nu juist geen cent hoeft te kosten. Indien wij de kinderbijslag inkomensafhankelijk maken, kunnen wij de kinderopvang twee dagen per week gratis maken. Hoe mooi is dat! "Budgetneutraal", dat klinkt de VVD altijd als muziek in de oren. Het is waar: ook jonge vrouwen zonder kinderen willen al veel deeltijd werken. Maar u bent het natuurlijk met me eens dat, op het moment dat ze wel kinderen krijgen, die dure kinderopvang geen stimulans is om lekker aan de slag te gaan, zoals de VVD graag wil.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik verheug me op een inhoudelijk debat over de kinderopvang en dergelijke. Het is mijn portefeuille niet, maar ik zou het wel heel leuk vinden met de heer Van Dijk. Vandaag gaat het erover dat jonge meiden inderdaad al gewoon meteen deeltijd gaan werken. Als het echt zou gaan over het feit dat de kinderopvang heel erg duur is, dan zouden we ook een gesprek kunnen hebben over waarom mannen dan niet deeltijd werken en voor hun kinderen zorgen. Maar dat is niet het geval. Het zijn de vrouwen die Europees kampioen deeltijd werken zijn. De verschillen tussen man en vrouw zijn nergens zo groot, dus we hebben hier echt iets wat de positie van vrouwen raakt. Ik zou het heel fijn vinden als we dat in deze commissie met de woordvoerders emancipatie op tafel durven te leggen en proberen te tackelen waar dat nou aan ligt. Dat heeft op dit moment echt mijn voorkeur.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik hoor de VVD hier een soort pleitbezorger zijn voor het meer werken van vrouwen, dat ze minder in deeltijd werken en net zo veel gaan werken als mannen, maar de VVD weet ook dat 15% van de vrouwen weleens een burn-out heeft gehad of overspannen is geraakt. Twee jaar geleden was dat nog 9,4%. Dus als vrouwen steeds meer werken en ook nog alle zorgtaken hebben, zie je dat ze steeds vaker en meer overspannen raken. Hoe moet dat dan volgens de VVD als al die vrouwen nog meer moeten gaan werken?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

En zo is de heer Bisschop er toch een beetje bij!

Ik vind het een heel bijzondere vraag. Ik denk dat ik iets meer vertrouwen heb in de kracht van vrouwen. Ik denk niet dat als ze meer zouden willen werken, en dat ook kunnen omdat we daar met elkaar mee bezig zijn, ze dan allemaal massaal overspannen raken. Dus ik vind het in die zin een beetje een ingewikkelde vraag, maar wat ik nog wel kan meegeven is het volgende. De VVD staat voor de vrijheid van ieder mens. We hebben het vandaag over de positie van vrouwen. Op het gebied van de vrijheid van de vrouw zijn er wat mij betreft randvoorwaarden: zelfbeschikking, oftewel dat je zelf uitmaakt wat je met je lichaam doet, veiligheid en economische zelfstandigheid. Dan bepaal je namelijk voor jezelf. Daar gaat het hier voor mij over.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik ben blij om te horen dat de VVD nu een pleitbezorger wordt voor financiële en economische zelfstandigheid, en dat er voorwaarden zijn. Is de VVD dan niet met de Partij voor de Dieren van mening dat we die voorwaarden juist moeten zoeken in het verlagen van de loonbelasting, het goedkoper maken van arbeid en het heffen van belastingen op grondstoffen? Dan kunnen degenen die willen werken inderdaad gaan werken, maar is er ook tijd, eventueel met een basisinkomen, voor de dingen die echt van waarde zijn. Dat is helemaal geen SGP-standpunt. Dat lijkt me heel gezond in een gezonde maatschappij, waar mensen de vrijheid hebben en inderdaad de mogelijkheid hebben om hun leven in te richten zoals zij dat zelf willen. Wat vindt de VVD daarvan?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik dank mevrouw Arissen voor de vraag. Ze zegt een heleboel dingen waar ik het niet mee eens ben, maar we vinden elkaar in waar ze mee begon. Laat ik dus daarmee afsluiten. Ze zegt: vindt u ook niet dat werk beter moet lonen? Dat vinden wij als VVD zeker en dat vindt het kabinet zeker. Daarom wordt er ook heel veel aan gedaan. Daar ben ik ook heel erg blij mee. Ik hoop dat iedereen daar de vruchten van kan plukken.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Yeşilgöz. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Er is behoefte aan een korte schorsing, begrijp ik.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het woord.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik dank de Kamer voor het agenderen van dit rapport. Het is goed om het hierover te hebben. Wat mij betreft kan er de komende jaren niet vaak genoeg gesproken worden over het belang van het versterken van de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau waar we het vandaag over hebben, is in opdracht van mijn ministerie uitgevoerd. De vraag was hoe het jongeren vergaat wanneer zij beginnen met werken en in hoeverre er bij de start op de arbeidsmarkt al genderverschillen zijn. Vrouwen doen het ontzettend goed in het onderwijs; laten we dat ook koesteren. De heer Beertema, die net binnen komt lopen, zei — ik parafraseer hem nu even — dat er af en toe wat wordt gesomberd over emancipatie. Maar op dat punt mogen we trots zijn: er is heel veel bereikt. Vrouwen doen het in het onderwijs heel goed. Zoals de heer Van Weyenberg terecht zei, is het opmerkelijk dat volgens het rapport de verbeterde positie van vrouwen in het onderwijs zich nog niet uitbetaalt op de arbeidsmarkt. Dat is een punt waarover we ons zorgen moeten maken — niet als doel op zich; mevrouw Arissen was daar best kritisch over. Maar financieel op eigen benen staan is belangrijk. Mevrouw Yeșilgöz zei terecht dat het gaat om zelfbeschikking. Dat is de kern van dit debat: het gaat om zelfbeschikking van vrouwen. Mevrouw Arissen noemde dingen die in het leven echt belangrijk zijn, zoals zorgen voor je omgeving en jezelf ontwikkelen en ontplooien. Overigens gaat dat heel vaak via werk. Heel veel mensen ervaren heel veel plezier van zelfontplooiing via betaald werk; wellicht geldt dat voor u hier ook. Maar het gaat om zelfbeschikking en zelfbeschikking gaat net wat makkelijker als je financieel op eigen benen staat. Dat is de kern van waar het om gaat. Economische groei is geen doel op zich. Die is mooi meegenomen. Het is heel goed dat we geen talent in de samenleving laten liggen, dat we ervoor zorgen dat elk talent zich kan ontplooien. Maar in de kern gaat het om zelfbeschikking. Dat is de kern van het debat.

We moeten goed kijken naar de vraag hoe het komt dat vrouwen, die in het onderwijs goed zijn voorgepositioneerd, hun positie niet goed weten te verzilveren zodra ze op de arbeidsmarkt komen, of in ieder geval in te geringe mate. Het SCP geeft een inkijkje in hoe je dat zou kunnen bevorderen. De heer Van Weyenberg vroeg in dat kader: wanneer komt u met een concreet doorkijkje; hoe gaan we bevorderen dat jonge vrouwen of specifieke groepen vrouwen een betere positie krijgen op de arbeidsmarkt? Daarover heb ik al eerder toegezegd in het AO Emancipatie dat wij na het zomerreces met een brief komen over specifieke maatregelen daartoe. Voor een deel liggen die in het onderwijs. Daar begint natuurlijk heel veel, zoals de heer Beertema terecht opmerkte. Het gaat dan om twee dingen. We hadden hiervoor een VAO waarin het ook al ter sprake kwam: het gaat natuurlijk ook om stereotypen. Er zijn heel veel meisjes die tot hun twaalfde parttime werkende juffen voor de klas hebben en wellicht ook een moeder met een kleine parttimebaan thuis die afhankelijk is van de partner. Als dat tot je 12de het stereotiepe beeld is, dat je dan ook nog herhaald ziet worden in reclames, in schoolboeken, dan kan de heer Beertema zeggen "dan is dat waarvoor men kiest", maar dan is het de vraag of die keuze niet ook sterk beïnvloed is door het beeld dat wij in onze cultuur hebben neergezet. Het is toch vrij typisch dat Nederland op dit punt zo afwijkend is ten opzichte van de rest van Europa. Dat is wellicht ook omdat onze cultuur op dit punt zo hardnekkig is.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik heb zelf niet deelgenomen aan het algemeen overleg over emancipatie. Een van mijn collega's heeft dat gedaan. Maar begrijp ik het nu goed dat de minister zegt dat de acties die zij in haar emancipatienota heeft aangekondigd ook zien op de vraag hoe je die vanzelfsprekendheid, dat patroon kunt doorbreken? Dat is dan hartstikke mooi. Ik ben benieuwd.

Minister Van Engelshoven:

Die maatregelen zitten natuurlijk op heel veel terreinen. Ze zitten voor een deel al in wat het onderwijs doet. Ze zaten voor een deel al in de emancipatiebrief. Ze zitten voor een deel in wat we doen op de arbeidsmarkt. Ze zitten voor een deel in lokaal beleid, in dingen die we samen met gemeenten doen. Ik denk dat het goed is om dat allemaal eens op een rij te hebben om te kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat al die maatregelen elkaar ook gaan versterken en om dan in de Kamer ook nog eens een debat te hebben over de vraag "missen we nou niet iets?"

Maar we moeten ook gewoon bij dat begin beginnen. Het gaat dan echt om de stereotypen die we vanaf jonge leeftijd meekrijgen. We hebben daar een uitvoerig debat over gehad tijdens het AO Emancipatie. Dat is ook niet voor niets waarop ik volop inzet, want we hebben dat ook nodig om dat zelfbeschikkingsrecht echt tot volle wasdom te laten komen.

De heer Beertema vroeg daarbij ook naar de loopbaanbegeleiding in het onderwijs. Daar heeft hij een heel goed punt. We doen daar al een hele hoop aan, maar zoals ik vaak ook zeg, moeten we dat naar meisjes toe ook doen vanuit het perspectief "morgen begint wel vandaag". De keuzes die je vandaag maakt, hebben invloed op de mogelijkheden die je morgen hebt. We moeten er dus inderdaad op letten dat jongeren in die loopbaanbegeleiding een goed perspectief wordt voorgehouden. Denk daarbij aan vragen als "hoe zit het met het verdienvermogen?", "hoe zit het carrièremogelijkheden?" en "hoe zit het met de mogelijkheden om voltijds of deeltijds te werken?"

Misschien toch even het volgende. Af en toe wordt de indruk gewekt dat ik zou vinden dat je nooit meer in deeltijd zou mogen werken. Laat ik dat ook even wegnemen: het gaat er mij om dat er te veel vrouwen zijn die in heel kleine deeltijdbanen werken waardoor ze niet financieel op eigen benen staan. Maar als man en vrouw er samen voor kiezen om in een redelijke deeltijdbaan — dat zeg ik ook tegen het CDA — samen werk en zorg te combineren, dan is dat natuurlijk een prima keuze, maar dan wel vanuit de gedachte dat beiden zorgtaken op zich nemen en dat beiden ook financieel op eigen benen kunnen staan. Volgens mij is dat de verdeling die we nastreven.

Mevrouw Van den Hul vroeg in dit kader ook aandacht voor de emancipatie van mannen. Dat is een terecht punt, want willen we dat vrouwen meer gaan werken, dan zullen we er ook voor moeten zorgen dat hun partner meer deelt in de zorg. Ook dat is iets wat we van jongs af aan moeten meegeven. Ook daarvoor geldt dat van die stereotypen dus weer. Zorg ervoor dat mannen het gebruikelijk vinden dat zij niet alleen hun eigen overhemd strijken, maar het ook wassen. Zorg ervoor dat mannen niet alleen af en toe een papadag hebben, maar dat zij zich elke dag van de week papa voelen en dat ook zijn. Dus ja, het gaat ook om de emancipatie van mannen.

Mevrouw Van den Hul vroeg in dat kader of er naast Girlsday een Boysday zou moeten komen. Girlsday is een fantastisch initiatief om heel veel meisjes te laten kennismaken met de initiatieven. 11.000 meisjes gingen die dag op bezoek bij technische bedrijven. Ja, Boysday zou heel goed zijn. Maar let wel, Girlsday is geen initiatief van de overheid. Wat nou zo mooi is aan Girlsday, is dat het een initiatief is van de sector zelf. Maar als er bijvoorbeeld initiatieven zouden komen vanuit de zorg of het onderwijs — men zegt op de pabo's al: wij organiseren een Boysday omdat wij vinden dat in onze sector te weinig mannen werken — zijn die van harte welkom en ga ik kijken hoe ik die kan ondersteunen. Die zijn net zozeer van belang als Girlsday voor de techniek. Het mooie van deze tijd is dat we door de tekorten nu ook de kans hebben om in sectoren als onderwijs, zorg en techniek, sectoren waarin de gendertypering misschien wel het sterkst is doorgeslagen, wat te doorbreken. Ik zou zeggen: wie een mooi idee heeft voor een Boysday; bel bij mij aan.

De meeste van de vragen van de heer Van Dijk worden door de heer Koolmees beantwoord. Anders kom ik met u wel heel erg in een herhaling van het debat van een uurtje geleden terecht.

Tegen mevrouw Arissen zeg ik: het is niet "alles is economie". Het gaat echt om de zelfbeschikking en het gaat erom dat een keuze pas echt een keuze is, je eigen keuze, als je onafhankelijk bent. Het feit dat je financieel onafhankelijk bent, maakt juist dat je die eigen keuze kunt maken, dat je weerbaar bent en dat je ervoor kunt kiezen op welke manier je jezelf wilt ontwikkelen. Dat geldt ook voor mannen; mevrouw Arissen wees daar ook op.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik vraag mij af of die financiële onafhankelijkheid per se in meer werken zit.

Minister Van Engelshoven:

Voor heel veel vrouwen dus wel. Als we zien dat slechts 48% van de vrouwen in Nederland financieel op eigen benen kan staan en dat de manier om meer inkomen te verwerven in de regel liefst wel werk is, dan betekent dat voor een deel van de vrouwen meer werken. Dat zal misschien voor een deel van hun partners wat minder werken betekenen, zodat die balans thuis net iets prettiger is. Maar financieel onafhankelijk zijn en financieel je eigen broek ophouden doe je in de regel wel via werk.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik begrijp uiteraard helemaal dat je je eigen broek kunt ophouden als je betaald werk hebt. Maar we leven nu echt in een tijd waarin we alles kunnen produceren en organiseren wat we nodig hebben met minder menskracht. Daardoor zijn er minder mensen nodig. Ligt de oplossing in plaats van in het kunstmatig mensen opstuwen, opdrijven om meer te gaan werken, juist niet in het herwaarderen van vrijwilligerswerk en bijvoorbeeld het onderzoeken van een basisinkomen, zodat mensen meer de vrijheid voelen om zorgtaken op zich te nemen en om de zorg voor de kinderen te verdelen tussen man en vrouw?

Minister Van Engelshoven:

Op het basisinkomen gaat de collega van Sociale Zaken zo dadelijk in. Als het gaat om het herwaarderen van vrijwilligerswerk, mantelzorg en zorgtaken, zit die herwaardering er ook in dat dit mooie taken zijn voor iedereen in deze samenleving. Het zijn niet alleen taken die vrouwen erbij moeten nemen. Juist als we willen dat vrouwen niet overbelast raken — volgens mij wees u daarop — moeten we op dat punt ook aan mannenemancipatie gaan denken. U moet eens, zoals ik laatst heb gedaan, "mantelzorger" intikken in een zoekmachine en daarna op "afbeeldingen" klikken. Kijk eens wat voor plaatjes u ziet. Ik kan daar geen mannelijke mantelzorger tussen vinden. Dat is iets wat mij vooral zorgen baart: het is zo diep doorgedrongen dat niemand in deze samenleving een mannelijke mantelzorger afbeeldt. Het zou toch ook mooi zijn dat als hun moeder hulpbehoevend wordt, hun zonen een beetje mantelzorg zouden gaan doen.

De voorzitter:

Nog een heel kleine aanvulling, mevrouw Arissen.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik wilde nog aanvullen dat ik zelf gelukkig genoeg mannelijke mantelzorgers ken, maar zij moeten dan ook wel de vrijetijd hebben om die mantelzorg te kunnen uitoefenen. Moeten we dan juist niet in plaats van die vrouwen meer te laten werken de mogelijkheid houden, voor zowel mannen als vrouwen, om minder te werken en daardoor meer tijd te kunnen besteden aan de dingen die echt van waarde zijn?

Minister Van Engelshoven:

Ik vind het altijd wat moeizaam als u werk kwalificeert als iets wat niet echt van waarde is. Volgens mij bent u ook zelf een redelijk hardwerkende vrouw. Dat moet wel, als je in de Tweede Kamer zit. Ik hoop dat u uw werk echt van waarde vindt. Ik vind het mijne ook echt van waarde. Ik weet dat de meeste mensen die werken, het van waarde vinden om hun talent naar boven te laten komen en te kunnen ontwikkelen, en dat ook nog via betaalde arbeid, waardoor je financieel op eigen benen komt te staan en onafhankelijk bent en je eigen keuzes kunt maken. Ook dat is ontzettend van waarde, laten we dat niet vergeten.

De voorzitter:

Mevrouw Arissen mag dat even rechtzetten, want volgens mij is dat niet wat zij bedoelde.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Nee, dat is absoluut niet wat ik bedoel. Natuurlijk is werk heel waardevol. Het zorgt voor persoonlijke ontwikkeling. Het gaat de Partij voor de Dieren echt om de vrijheid en de erkenning dat vrijwilligerswerk ook heel waardevol is. De SP of de PvdA stelde heel terecht dat 65% van het werk wordt gedaan door vrijwilligers. Dat moeten we niet uit het oog verliezen. Als je mensen dwingt om meer te gaan werken, om die ratrace van economische groei te bewerkstelligen, dan gaat ook het vrijwilligerswerk daaraan ten onder. Ik wil absoluut niet zeggen dat werk niet bijdraagt aan ontwikkeling. Ook ik acht mijn werk heel waardevol, voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Van Engelshoven:

Dat begrijp ik heel goed, maar volgens mij is er nog heel veel te winnen. U heeft het af en toe over opdrijven en dwingen. Wij drijven niemand op en wij dwingen ook niemand. Wij willen alleen dat iedereen in deze samenleving, man of vrouw, dezelfde kansen heeft. Dat zit echt ook in die herverdeling: dat de vrouwen meer de kans krijgen om financieel op eigen benen te staan en misschien mannen meer de kans krijgen om ook mantelzorger te zijn, om ook tijd te hebben voor vrijwilligerswerk, om ook voor de kinderen te zorgen. Het gaat erom dat we daar een goede balans vinden. Ik vind het wel heel belangrijk dat je het zelfbeschikkingsrecht voor vrouwen pas echt kunt realiseren als zij ook financieel op eigen benen kunnen staan.

Mevrouw Özütök vroeg hoe het zit met mannen- en vrouwensectoren. Komt het door de sectoren? Wat het SCP-rapport goed laat zien, is dat het een zichzelf versterkende spiraal is. In een aantal sectoren met wellicht traditionele rolpatronen en beelden, zoals in de zorg en het onderwijs, zien we dat vrouwen meer in deeltijd werkten en dat het aanbod echt deeltijd is geworden. In sectoren waar traditioneel veel mannen werken, is het aanbod veel meer voltijd. We moeten die spiralen doorbreken, en dat komt heel goed in het rapport tot uitdrukking. Wat wij daar bijvoorbeeld aan doen, is met de Alliantie Werk & Toekomst te proberen dit te doorbreken. We proberen samenwerkingen te ontwikkelen waardoor er bijvoorbeeld in het onderwijs en in de zorg minder in deeltijd wordt gewerkt en de man-vrouwbalans wat evenwichtiger wordt, en in techniek ervoor te zorgen dat daar meer vrouwen aan de slag komen.

De heer Beertema betoogde terecht dat we ook trots mogen zijn op wat er is bereikt bij de emancipatie, maar ik proefde ook een beetje dat het nou af is. Dat gevoel heb ik helaas nog lang niet, want er is nog heel veel te doen. Hij zegt ook dat uit onderzoek blijkt dat heel veel mannen en vrouwen tevreden zijn met die keuze. We kunnen ons afvragen of dat echt keuzes zijn of dat de stereotype beelden en de cultuur hen tot die keuze dwingen. Wat nou juist opmerkelijk is in het SCP-rapport dat wij vandaag bespreken, is dat heel veel vrouwen helemaal niet zo tevreden zijn met die keuze. Ongeveer de helft van de vrouwen die in deeltijd werken, wil eigenlijk liever meer werken. Dat men zo tevreden is, waag ik dus te betwijfelen.

Mevrouw Geluk wees erop dat deeltijdbanen niet per definitie een probleem zijn. Nee. Laten we dat voorop houden. Ik probeerde het net al recht te zetten. Het gaat mij vooral om de te kleine deeltijdbanen die ervoor zorgen dat je in onvoldoende mate een eigen inkomen verdient, want dat heeft consequenties als je er om welke reden dan ook alleen voor komt te staan. Ik wil dat we alle vrouwen daarop voorbereiden. En ja, dan komt het ook aan op een betere verdeling van arbeid en zorg tussen beide partners. Daar heeft mevrouw Geluk helemaal gelijk in.

Ik ben blij met de nu al herhaaldelijk door mevrouw Yesilgöz uitgesproken steun: het is van belang om ervoor te zorgen dat minder vrouwen in die kleine deeltijdbanen werken. Met haar ben ik van mening dat het toch wel heel zorgelijk is dat al een derde van de heel jonge vrouwen — het zijn vaak nog tieners — verwacht financieel afhankelijk te zijn. We hebben het al eerder gewisseld: ook al komt die prins op het witte paard, dan nog is het fijn als je er niet van afhankelijk bent. Want het rijdt wel zo lekker achter op dat paard als je altijd in de gelegenheid bent om af te stappen.

Voorzitter. Dat was het voor mijn deel van de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister Koolmees:

En na de prins op het witte paard ben ik.

Dank u wel, voorzitter. Er is natuurlijk al veel gezegd. Ik zal proberen het kort te houden, maar vooraf wil ik eerst tegen meneer Beertema zeggen dat Brave New World van Aldous Huxley inderdaad prachtig boek is. Ik vind het persoonlijk beter dan 1984. Ik weet niet of de heer Beertema dat met mij eens is, maar ...

Voorzitter. Uw Kamer vraagt aandacht voor een belangrijk onderwerp: de arbeidsmarktpositie van vrouwen. De laatste jaren is die in Nederland fors verbeterd. Op het gebied van participatie horen we nu bij de koplopers van Europa en daar ben ik blij mee. Tegelijkertijd zijn we niet klaar. Bekend is dat vrouwen in Nederland vaker in deeltijd werken, heel vaak in deeltijd werken. Dat zegt het SCP ook in zijn rapport. In het rapport kijkt het SCP naar de bijzondere verschillen tussen jonge vrouwen en jonge mannen op de arbeidsmarkt. Zijn conclusie is dat jonge vrouwen vaker in deeltijd werken dan jonge mannen en daardoor ook vaker minder economisch zelfstandig zijn. Opvallend is dat nergens in Europa het verschil in gewerkte uren tussen mannen en vrouwen zo groot is als in Nederland. Ook de afgelopen dagen heb ik daar op de Europese top nog over gesproken.

Opvallend is ook dat de verschillen tussen mannen en vrouwen al bestaan voordat kinderen in beeld zijn. Het is terecht dat de Kamer daar tijdens dit debat aandacht voor vraagt. Daar zijn verschillende oorzaken voor: sociale normen, de sector waarin je werkt, de mate waarin arbeid en zorg goed kunnen worden gecombineerd en de mate waarin meer werken loont. Ik ben het zeer eens met minister Van Engelshoven dat financiële onafhankelijkheid ontzettend belangrijk is. Dan gaat het inderdaad over zelfbeschikking, een belangrijke waarde in zichzelf. Op het vlak van die economische zelfstandigheid van vrouwen lopen we in Nederland echt nog wel achter. Financiële onafhankelijkheid maakt vrouwen weerbaarder bij tegenslag, bijvoorbeeld in het geval van een echtscheiding. We weten allemaal dat nog steeds een derde van de huwelijken eindigt in een echtscheiding en dat de financiële onafhankelijkheid onder vrouwen nog altijd lager is dan onder mannen. Dat betekent gewoon dat er werk aan de winkel is.

Ik focus op een paar onderwerpen omdat een groot deel al door mijn collega van OCW is behandeld. Het eerste punt dat ik wil benadrukken is het combineren van arbeid en zorg, het hebben van kinderen en het combineren van die taken in een gezin. Als er eenmaal kinderen zijn, kiezen vrouwen er vaak voor om minder te gaan werken of om te stoppen met werken. Het is natuurlijk belangrijk dat kinderen de aandacht krijgen die ze verdienen, dat ouders genieten van hun kinderen en dat beide ouders daar een rol in hebben. Tegelijkertijd hoeft dat voor de moeder geen reden te zijn om dan maar de baan op te zeggen. Eén reden voor het feit dat vrouwen vaker in deeltijd werken komt ook vaker uit onderzoek naar voren en dat is dat arbeid en zorg niet altijd even gemakkelijk te combineren zijn. De heer Van Weyenberg heeft daar specifiek naar gevraagd. Het kabinet vindt dat we daar serieus werk van moeten maken. Dat doen we ook al. We hebben de mogelijkheid van ouderschapsverlof, kortdurend en langdurend zorgverlof en het recht op flexibele werktijden en thuiswerken. Daarnaast — dat vind ik echt de winst van het regeerakkoord — hebben we de uitbreiding van het partnerverlof, het geboorteverlof. Mevrouw Geluk had het daar ook over in haar inbreng. De mogelijkheid om verlof op te nemen na de geboorte van een kind wordt uitgebreid van twee dagen op dit moment naar straks uiteindelijk zes weken, op te nemen binnen zes maanden na de geboorte. Ik denk dat dat een grote stap vooruit is als je ziet waar we nu vandaan komen, ook internationaal vergeleken. De gedachte daarachter is dat arbeid en zorgtaken dan beter kunnen worden gecombineerd tussen mannen en vrouwen na de geboorte van een kind, omdat dat later ook bepalend is voor de positie op de arbeidsmarkt. De WIEG — zo heet die wet; ik vond die naam zelf ook heel creatief — komt binnenkort naar uw Kamer, zodat we er in detail over kunnen spreken. Het lijkt mij goed om dan ook alle inhoudelijke vragen die hierover gesteld zijn te behandelen.

Een andere reden is dat ouders er vaak voor kiezen om de moeder het grootste deel van de zorg voor het kind te laten dragen. Uit eerder onderzoek van het SCP blijkt dat de verdeling van taken vaak helemaal niet expliciet ter sprake komt. De taakverdeling wordt vaak impliciet aangenomen en blijft dan zo. Daarom wordt op dit moment een campagne opgezet voor aankomende ouders en ouders met jonge kinderen. Die campagne beoogt dat ouders goed nadenken over hun wensen in de verdeling van taken en samen een weloverwogen en toekomstbestendige verdeling maken.

Een derde reden waarom vrouwen vaker in deeltijd werken en ook in deeltijd blijven werken, is dat meer werken niet altijd loont. Een deel van wat je extra verdient door meer te werken, ben je immers weer kwijt aan belastingen of verloren toeslagen, toeslagen die minder worden als het inkomen stijgt. Dat speelt zeker een rol als kinderen jong zijn, maar beïnvloedt ook de keuze van vrouwen om al dan niet meer te gaan werken, en daarmee ook de langetermijngevolgen voor hen op de arbeidsmarkt, zoals carrièreperspectief. Als kabinet hebben we ons tot doel gesteld om werken meer te laten lonen. Mevrouw Yeşilgöz zei dat ook al. Ik zal een paar concrete voorbeelden geven. Collega Van Ark, de staatssecretaris, is bezig om de kinderopvangtoeslag per 2019 te verhogen. Dat maakt kinderopvang voor veel mensen goedkoper, waardoor het aantrekkelijker wordt om meer te gaan werken en werk en zorg te combineren.

Daarover heeft de heer Van Dijk specifiek de vraag gesteld: zou het nou geen goed idee zijn om twee dagen gratis kinderopvang aan te bieden? Gratis bestaat natuurlijk niet. Het moet altijd wel betaald worden. Maar het kabinet wil wel stimuleren dat ouders met jonge kinderen kunnen werken of blijven werken, dat bijvoorbeeld kinderen met een taalachterstand extra aandacht krijgen — daar hebben we ook geld voor gereserveerd in het regeerakkoord — en dat er ook een aanbod is voor peuters van ouders die niet werken. In de praktijk leidt dat ertoe dat er kinderopvang is voor alle peuters. Het aantal uren en het kwaliteitsniveau zijn verschillend per opvangsoort. De heer Van Dijk weet dat natuurlijk, als deskundige op dit punt. Dit is een bewuste keuze van het kabinet, zodat er gericht geld kan worden geïnvesteerd in bijvoorbeeld achterstandsleerlingen en brede toegankelijkheid van de kinderopvang. Als er een basisvoorziening zou worden gerealiseerd, dan wordt dat geld niet meer gericht besteed. Dat vindt het kabinet geen verstandige keuze. Dat is het antwoord op specifiek deze vraag.

Daarnaast werken we als kabinet aan fiscale kortingen die werken meer laten lonen, zoals het beter inzetten van de inkomensafhankelijke combinatiekorting om meer werken meer te laten lonen. Ook hebben minder verdienende partners, mensen met een laag inkomen, veel baat bij de verhoging van de arbeidskorting. Dat komt straks allemaal terug in het Belastingplan van staatssecretaris Snel en ook bij de behandeling van mijn begroting voor 2019.

Dan kom ik op de specifieke vragen over krapte op de arbeidsmarkt. De heer Jasper van Dijk heeft daarnaar gevraagd, evenals de heer van Weyenberg. Er ligt inderdaad een motie van de heer Van Weyenberg om voor de zomer met een aanvalsplan krapte op de arbeidsmarkt te komen. Het aantrekken van de arbeidsmarkt biedt natuurlijk een gunstig perspectief voor werkenden en jongeren die de komende jaren de arbeidsmarkt gaan betreden. Ze hebben over het algemeen een goede kans op het vinden van werk. Dat geldt dus ook voor jonge vrouwen of vrouwen die na het krijgen van een kind weer meer willen gaan werken en nu nog aan de zijlijn staan. Ik streef ernaar, zo zeg ik tegen de heer Van Weyenberg, om voor 1 juni het aanvalsplan krapte op de arbeidsmarkt naar de Kamer toe te zenden.

De heer Van Dijk heeft mij specifiek gevraagd om alvast een tipje van de sluier op te lichten. Dat doe ik meestal niet, maar omdat het zo'n belangrijk onderwerp is, doe ik het nu wel. Ik noem een paar onderwerpen. We willen inderdaad werken meer lonend maken door de lasten op arbeid flink te verlagen. Dat heb ik net al geschetst. We breiden de dienstverlening van het UVW aan werkzoekenden uit. Er wordt 70 miljoen geïnvesteerd om mensen die langdurig in een uitkering zitten, te begeleiden naar de arbeidsmarkt en hun daarmee de kans te bieden op een baan. De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt moet worden versterkt. Dat doen we samen met mevrouw Van Engelshoven. Voorts worden binnen specifieke sectoren specifieke krapteproblemen aangepakt. Een voorbeeld is de zorg, waarvoor collega De Jonge en collega Bruins een aanvalsplan hebben gepresenteerd. Een ander voorbeeld is het onderwijs waarvoor collega Van Engelshoven verantwoordelijk is. Het aanvalsplan komt dus rond 1 juni. Daar kunnen we dan uitgebreid over doorspreken met de Kamer.

Richting mevrouw Arissen. Ik ben zelf lid geweest van de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip. Er is een heel mooi rapport van die commissie verschenen. Het is belangwekkend rapport, al zeg ik het zelf. Ik raad de leden aan om het te lezen. Ik ben het zeer met mevrouw Arissen eens dat het niet alleen maar om economische groei gaat. Het gaat natuurlijk over de brede welvaart. Het gaat ook over geluk, levensverwachting, gezondheid en de natuur. Het is terecht heel breed. Maar tegelijkertijd speelt arbeidsparticipatie natuurlijk wel een belangrijke rol, ook in onze samenleving. Door belastingen, door participatie betalen we ook onze collectieve voorzieningen, hebben we ook geld voor bijvoorbeeld een goede combinatie van arbeid en zorg, voor de gezondheidszorg, voor sociale zekerheid. Ik vind het dus ook geen tegenstelling. Vaak wordt in zo'n debat een tegenstelling gezocht. Ik zie die niet, los van de zelfbeschikking en de waarde van werken in zichzelf. Natuurlijk is het wel de vraag of er sprake is van een balans. Met dat brede welvaartsbegrip hebben we ervoor gezorgd dat er ieder jaar een overzicht komt waaruit blijkt welke plek Nederland inneemt op al die ranglijstjes over verschillende onderwerpen: natuur en milieu, participatie, geluk, gezondheid en ga zo maar door. Dat lijkt me ook een goede aanleiding om daarover het debat zo breed te voeren.

Mevrouw Van Engelshoven zei al dat ik zou terugkomen op de vragen over het basisinkomen. Het kabinet heeft gekozen voor een paar experimenten met het basisinkomen in een paar specifieke steden. Het gaat daarbij om het behoud van uitkering bij werken, over het behouden van een deel van je uitkering als je een inkomen gaat verdienen. Breed gezien een basisinkomen vind ik geen verstandig idee. Dat leidt vaak tot een discussie. Ofwel het inkomen is te laag om echt sociaal te zijn. Dan krijg je namelijk allerlei armoedediscussies. Ofwel het is te hoog om het te kunnen betalen. Dan heeft het weer nadelige effecten op de participatie, en daarmee weer op alle dingen die we net hebben benoemd: het geld voor de collectieve voorzieningen. Recent heb ik er ook een debat over gehad met de commissie voor Sociale Zaken, maar ik vind het altijd leuk om het even te noemen.

Er zijn een paar specifieke vragen gesteld over arbeidsmarktdiscriminatie, onder anderen door de heer Van Dijk, mevrouw Özütok en mevrouw Van den Hul. Zoals u weet, wordt er momenteel door de staatssecretaris gewerkt aan het vervolg van het huidige Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie. De staatssecretaris van SZW zal u voor de zomer hierover informeren. Daar wil ik naar verwijzen.

Er was een specifieke vraag van mevrouw Van den Hul, namelijk of de inspectie voldoende slagkracht heeft om zwangerschapsdiscriminatie aan te pakken. Het team arbeidsmarktdiscriminatie van de Inspectie SZW is per 1 mei 2015 opgericht en gestart met het doen van verkenningen bij bedrijven en netwerkorganisaties. Het team vraagt bij ieder bedrijfsbezoek en bij iedere inspectie na of en hoe het thema "zwangerschapsdiscriminatie" speelt of kan spelen en of men beleid en voorzieningen in dezen nodig vindt. In 2015 zijn er 80 bedrijfsbezoeken uitgevoerd en in 2016 zijn er 220 inspecties gerealiseerd. Met de tijdelijke uitbreiding met drie inspecteurs in 2017 heeft het team in dat jaar ongeveer 350 inspecties uitgevoerd. De praktijk van de inspecties door het team arbeidsmarktdiscriminatie leert dat de meeste bedrijven naar aanleiding van een eis tot naleving de door de Inspectie SZW gevraagde verbeteringen doorvoeren. De ervaringen van dit team worden ook specifiek meegenomen in het aanvalsplan arbeidsmarktdiscriminatie dat de staatssecretaris binnenkort naar de Kamer zal sturen.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik heb nog een vraag over het breed welvaartsbegrip. Het is fijn dat de minister daar volledig achterstaat. Wordt het effect op de brede welvaart specifiek meegenomen bij de ontwikkeling van het arbeidsparticipatiebeleid?

Minister Koolmees:

Brede welvaart is natuurlijk niet alleen maar kijken naar economische groei, maar naar veel meer criteria die relevant zijn voor het welzijn en de welvaart van Nederland. Nogmaals, ik vind dat geen tegenstelling. Het kan een tegenstelling zijn als je mensen zou verplichten om te werken. Daar is in Nederland geen sprake van. Het beleid dat we vandaag bespreken, gaat niet over dwang. Dat heeft mevrouw Van Engelshoven net ook expliciet gezegd. Ik vind het dus vaak geen tegenstelling. Het gaat juist om de vraag: hoe vind je een balans tussen de verschillende onderwerpen die voor ons allemaal van belang zijn? De OECD kwam recent met een bredere index, een internationale vergelijking over welzijn. Die is dus breder en gaat niet alleen maar over economische welvaart. Daar scoort Nederland heel goed. Ik vind dat we daar ook trots op mogen zijn. Dat zullen we moeten vasthouden.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Ik ben blij om te horen dat de minister vindt dat er dus vaak geen tegenstelling is tussen het brede welvaartsbegrip en het beleid maken op het gebied van arbeidsparticipatie. Maar mijn vraag was: zou de minister met betrekking tot al het beleid dat gemaakt wordt op het gebied van arbeidsparticipatie willen toetsen wat het effect daarvan is op de brede welvaart? Welvaart is immers zo veel meer dan geld alleen.

Minister Koolmees:

Nu suggereert mevrouw Arissen dat er een een-op-eenrelatie is tussen arbeidsparticipatie en al die brede welvaartsbegrippen. Ik denk dat dat niet zo is. Het is wel relevant om ook als parlement meer inzicht te krijgen in hoe we scoren, en dan niet alleen op het gebied van economische groei en participatie, maar ook juist op al die andere criteria. Daarom is er ook het rapport dat de tijdelijke commissie Breed welvaartsbegrip, onder leiding van de heer Grashoff, heeft opgeleverd. Ik vind dat een interessant en aanbevelingswaardig rapport, ook al was ik zelf lid van die commissie. Ik denk dat het ook voor het parlement heel goed is om hierbij de vinger aan de pols te houden, om te kijken of Nederland op dit punt echt achterloopt of vooroploopt. Als je het door de oogharen bekijkt, zie je dat Nederland het op heel veel terreinen heel goed doet. Er is natuurlijk altijd ruimte voor verbetering, voor het nog beter maken van het beleid. Daar zijn wij als kabinet heel hard mee bezig.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik kom nog even terug op het punt zwangerschapsdiscriminatie en de slagkracht van de inspectie. De minister gaf aan dat de inspectie extra slagkracht heeft gekregen, maar dat die tijdelijk was. Ik zou de minister graag willen vragen of hij de indruk heeft dat de extra meldingen van zwangerschapsdiscriminatie, die er mede zijn gekomen dankzij de inzet op het verhogen van de meldingsplicht, op dit moment in voldoende mate kunnen worden opgevolgd.

Minister Koolmees:

Bij de formatie en in het regeerakkoord is er besloten om fors extra te investeren in de capaciteit van de Inspectie SZW: 50 miljoen structureel erbij. Dat is juist ook gedaan omdat de formerende partijen vonden dat hier meer aandacht voor moest komen. Staatssecretaris Van Ark, die hiervoor verantwoordelijk is, komt binnenkort naar de Kamer in verband met die 50 miljoen erbij voor de capaciteit van de inspectie, of zij is al geweest. Dat weet ik eerlijk gezegd niet. Weet de heer Van Weyenberg het? Het komt in mei naar de Kamer. Er is ook toegezegd dat wordt toegelicht waar de extra capaciteit — het is 50% meer; het is dus echt een substantiële uitbreiding — voor wordt ingezet. Daar kan ik niet op vooruitlopen, omdat ik het niet precies weet.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dan zullen wij goed blijven monitoren of die slagkracht inderdaad wordt ingezet om zwangerschapsdiscriminatie aan te pakken. Ik had de minister ook nog een vraag gesteld over het eerlijker verdelen van het ouderschapsverlof. Daar heb ik ook nog geen antwoord op gekregen.

Minister Koolmees:

Ik heb geprobeerd om daar procedureel van weg te blijven, maar dat is mislukt. De WIEG — zo heet die wet — gaat over partnerschapsverlof. Ik kom binnenkort naar uw Kamer ter bespreking daarvan. We hebben die keuze bewust gemaakt. Het is nu twee dagen 100% doorbetaald. Stap één is dat het vijf dagen 100% wordt doorbetaald. Daarna is er de mogelijkheid om vijf weken verlof op te nemen tegen 70% van het salaris. Dat kan dan binnen zes maanden na de geboorte van het kind. In totaal is er dan dus de mogelijkheid om zes weken verlof op te nemen. Over de specifieke details, de invulling en de techniek praat ik graag met u verder bij de behandeling van het wetsvoorstel.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Mijn vraag ging niet zozeer over de plannen rond de WIEG. Die bekijken wij natuurlijk zeer positief en optimistisch, zoals ik al in mijn spreektekst zei. Mijn vraag ging er meer om hoe we ervoor zorgen dat de bestaande maatregelen om verlof op te nemen beter worden verdeeld. We zien zeker in bepaalde sectoren dat mannen daarin niet door hun werkgevers worden gefaciliteerd. Op dit moment maken twee keer zo veel vrouwen als mannen gebruik van de mogelijkheden om ouderschapsverlof op te nemen. Ik vroeg ook naar groepen die mogelijk buiten de boot dreigen te vallen, zoals zzp'ers. Zou de minister daar nog kort op kunnen reflecteren?

Minister Koolmees:

De zzp-vraag heb ik al een paar keer uitgebreid beantwoord richting uw collega Gijs van Dijk. Dat heeft inderdaad te maken met de WIEG. Op de eerste vraag zeg ik: ja, het klopt, er zijn grote verschillen tussen sectoren. We hebben in Nederland het recht op ouderschapsverlof, maar niet in alle sectoren is er sprake van een cao-afspraak waar een vergoeding tegenover staat. Hoe zorgen we ervoor dat er meer aandacht komt voor deze verlofvorm om die combinatie van arbeid en zorg beter voor elkaar te krijgen? Ik heb net iets gezegd over de campagne voor aankomende ouders en ouders met jonge kinderen. Hoe gaan we dat meer onder de aandacht brengen? Dat is één.

Twee: er loopt ook in Europa een discussie over de richtlijn work-life balance. Ik ben net terug uit Sofia, waar we het daar uitgebreid over hebben gehad. Ik kan er niet op vooruitlopen hoe dat precies in werking gaat treden. Dat duurt ook nog wel een tijd.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Als het gaat om de werking van de arbeidsmarkt zien we dat beleidsmaatregelen ongewild negatief kunnen uitpakken voor specifieke groepen. We hebben het vandaag over jonge vrouwen gehad. Een aantal dagen geleden ging het over 55-plussers, die ook problemen ervaren. Zo zijn er ook mensen met een migratieachtergrond en mensen met een beperking die allerlei problemen ervaren op de arbeidsmarkt. In de werking van ons beleid gaat iets verkeerd. Mijn vraag was om in het maken van beleid ook te kijken naar intersectionaliteit. Neem die benadering eens onder de loep. Dat gebeurt al in het emancipatiebeleid. Uw collega weet daar echt alles van. Bent u bereid om deze benadering in uw aanpak van de arbeidsmarkt mee te nemen?

Minister Koolmees:

Eerlijk gezegd begrijp ik de vraagstelling niet. Vanmorgen kwamen er nieuwe cijfers van het UWV over de werkloosheid in het land. Die is gedaald naar 3,9%, het laagste percentage in tien jaar. Er zijn gelukkig weer heel veel mensen die van een uitkering aan werk kunnen komen. Als het gaat over de participatiegraad, ook van vrouwen, komen we van een heel eind en zien we dat we in de afgelopen jaren echt een inhaalslag hebben gemaakt. Natuurlijk zijn er problemen op de arbeidsmarkt; daar heb ik regelmatig debatten over met uw Kamer. Ik denk aan jongeren, aan ouderen die langdurig aan de kant staan. In het regeerakkoord hebben we beleid opgenomen om dat aan te pakken, maar grosso modo heeft Nederland natuurlijk een heel goed functionerende arbeidsmarkt met een heel lage werkloosheid. Daar moeten we ook trots op zijn.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Maar wel een arbeidsmarkt die voor specifieke groepen heel erg discriminerend uitpakt. En dat was nou juist mijn punt.

Minister Koolmees:

Dat ben ik onmiddellijk met mevrouw Özütok eens. Daarom heb ik drie weken geleden een brief naar de Kamer gestuurd over de verdere integratie op de arbeidsmarkt. In die brief wordt beleid aangekondigd. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat Turkse en Marokkaanse Nederlanders van de tweede en derde generatie, maar ook statushouders die net vanuit het asielzoekerscentrum in de inburgeringscursus zitten, een betere kans krijgen op het vinden van een baan? Dat begint met het leren van de taal. Dat begint met de combinatie van werk en taal leren. Die brief heb ik recent naar de Kamer gestuurd. Binnenkort gaan we er in een AO over in debat.

Er is een vraag blijven liggen van mevrouw Yeşilgöz over het SER-advies en de klimaattransitie. Er dreigt een tekort te ontstaan. Dat zien wij ook. Vandaar dat het zo ontzettend belangrijk is dat we ervoor zorgen dat het onbenut arbeidspotentieel beter in kaart wordt gebracht. Vandaar ook de aanval op de krapte. We zien dat de klimaattransitie, of beter de energietransitie, ook leidt tot verschuivingen in de sectoren. In sommige sectoren gaan banen verloren, denk bijvoorbeeld aan de gaswinning of aan de kolencentrales, en in andere sectoren, bijvoorbeeld die van de zonnepanelen, ontstaan nieuwe banen. Een van de uitdagingen is ervoor te zorgen dat mensen niet tussen wal en schip vallen, maar kansen krijgen via omscholing, herscholing of bijscholing om in die andere sector aan de slag te gaan.

Vanmorgen is het SER-advies gepresenteerd. Ik denk dat dat een goede wake-upcall, een goed punt van aandacht is. Eric Wiebes is bezig met het klimaatakkoord en daarnaast mag ik als minister van Sociale Zaken ook de arbeidsmarkttafel doen om ervoor te zorgen dat die toekomstige ontwikkelingen in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar aansluiten. Maar het punt is zeer terecht.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Dat scheelt me een tweede termijn, want ik kan nu beide bewindspersonen bedanken voor hun antwoorden. Het zou heel fijn zijn als er nog even specifiek naar de vrouwen en de meisjes gekeken kan worden. We hebben al een tekort en als je naar de opleidingen kijkt waar nu heel erg wordt geïnvesteerd in techniek en in de banen voor de toekomst, zie je er op honderden jongens drie meisjes tussen lopen. Dat is ook heel erg jammer. Als we toch heel specifiek gaan kijken naar die banen voor de energietransitie, laten we ons er dan ook bewust van zijn dat meiden er niet snel voor kiezen. En als ze ervoor kiezen, kiezen ze niet voor een vervolgstudie of voor een baan in de techniek. Maar goed, voorzitter, ik hoor dat dat bij iedereen goed ligt en dus geen tweede termijn voor mij.

Minister Koolmees:

De minister Van Engelshoven heeft er net ook al aandacht aan besteed in haar eerste termijn.

De voorzitter:

Dank u.

Minister Koolmees:

Dat was het volgens mij. Of ben ik iets vergeten?

De voorzitter:

Meneer Jasper van Dijk, ook geen tweede termijn?

Minister Koolmees:

Wat sympathiek van u.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De minister van Emancipatie verwees mij net door naar de minister van Sociale Zaken. Ik heb toch nog wel een aantal vragen gesteld. Deze heb ik inderdaad eerder met de minister van Emancipatie besproken, maar ik wil hem toch ook aan de minister van Sociale Zaken voorleggen. Het kabinet vindt financiële onafhankelijkheid belangrijk. En terecht! Vervolgens staat er dan in deze brief dat de bijstand eigenlijk niet ruim is en dat je dan maar net voldoende hebt. Het geeft weinig armslag en als je de zorg voor kinderen hebt, wat voor veel vrouwen geldt, is het, citaat: "niet toereikend".

De voorzitter:

En de vraag is?

De heer Jasper van Dijk (SP):

Hoe moet ik meer financiële onafhankelijkheid en een niet toereikende bijstand voor moeders met kinderen nou met elkaar rijmen, voorzitter?

Minister Koolmees:

Heel specifiek. Het kabinet heeft in het regeerakkoord bijvoorbeeld aangekondigd de kinderopvangtoeslag, de kinderbijslag en het kindgebonden budget fors te verhogen. Uit mijn hoofd zeg ik: 750 miljoen structureel, juist ook om gezinnen met jonge kinderen meer financiële armslag te geven. Ik heb bij het bredere koopkrachtplaatje net iets gezegd over de arbeidskorting en de IACK. De focus is daar juist om de stap van een uitkering naar werk te verkleinen door de inkomensstijging groter te maken. We doen dat om te stimuleren dat mensen met een uitkering aan een baan komen. Daar is ook alle aanleiding toe gegeven de situatie op de arbeidsmarkt. Werkgevers staan daar zo langzamerhand te springen om werknemers. Dat is goed nieuws en laten we dat ook gewoon nog eens benadrukken. Als je in brede zin kijkt naar de koopkrachtcijfers zie je dat er in de voorspellingen voor alle jaren een plus zit in de koopkracht, ook voor mensen met een uitkering.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Bestrijding van de armoedeval en de verhoging van het kindgebonden budget. Dat is hartstikke goed, maar hier staat onomwonden, uitgesproken door de regering, dat de bijstand voor moeders met kinderen niet toereikend is. Dat is een scherpe uitspraak. Niet toereikend! Dan zeg ik: herstel dat of het is een beetje voor de bühne. Heel mooi die maatregelen die u net opsomde, maar hier staat in feite: het sociaal minimum is te laag. Ik zou het heel mooi vinden als de regering dat zou aanpakken.

Minister Koolmees:

Dan ga ik in herhaling vervallen. Ik heb een hele reeks maatregelen genoemd waarmee we juist voor de inkomenssituatie aan de onderkant en voor mensen met jonge kinderen heel veel geld reserveren. Die maatregelen staan in het regeerakkoord om hun positie te verbeteren. Daar wil ik het bij laten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef de heer Van Weyenberg het woord. De spreektijden zijn 1 minuut en 30 seconden, inclusief het indienen van de moties. Ik zou met de moties beginnen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor hun reactie en het antwoord op de vragen. Ik zie erg uit naar het actieplan arbeidsmarktdiscriminatie om allerlei redenen, waaronder ook de onderwerpen die we vandaag aan de orde hebben.

Ik heb twee moties. De eerste luidt als volgt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jonge vrouwen in de eerste jaren na het afstuderen al veel vaker in deeltijdbanen werken dan jonge mannen, tot bijna drie kwart van de jonge vrouwen met een mbo-diploma;

constaterende dat uit internationale studies blijkt dat in deeltijd werken een negatief effect heeft voor de kans op het maken van promotie en carrièreperspectief, en dat uit het SCP-onderzoek blijkt dat nergens in Europa de verschillen in arbeidsduur tussen jonge vrouwen en mannen zo groot zijn als in Nederland;

overwegende dat het kabinet zich als ambitie stelt om de vanzelfsprekendheid van het huidige patroon te doorbreken;

overwegende dat het goed zou zijn als jonge vrouwen op de arbeidsmarkt zich bewust zijn van de consequenties die het maken van de keuze op lange termijn kan hebben;

verzoekt de regering onderzoek te doen naar de verklaringen voor en de effecten van het in deeltijd werken bij de eerste baan op het carrièreperspectief;

verzoekt de regering tevens te bezien hoe de uitkomsten van dit onderzoek inzichtelijk kunnen worden gemaakt voor jongeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg, Yeşilgöz-Zegerius, Özütok, Van den Hul en Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 283 (30420).

De heer Van Weyenberg (D66):

Mijn tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ongeveer de helft van de starters op de arbeidsmarkt in een deeltijdbaan, zowel mannen als vrouwen, liever meer uren zouden willen werken;

constaterende dat mannen vaker dan vrouwen na verloop van tijd meer uren bij hun werkgever kunnen krijgen;

constaterende dat uit de laatste cijfers van het SCP blijkt dat in de sectoren onderwijs en zorg bijna twee derde van de werkenden een verzoek heeft ingediend om uitbreiding van de arbeidsduur, waarvan minder dan de helft volledig is gehonoreerd;

overwegende dat juist in deze sectoren veel vrouwen werkzaam zijn en er tekort aan personeel is, wat in de toekomst nog verder zal oplopen;

verzoekt de regering in het actieplan krapte voor de sectoren zorg en onderwijs acties op te nemen om ervoor te zorgen dat werkenden zowel aan de start van als gedurende hun loopbaan indien gewenst in staat worden gesteld meer uren te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Weyenberg, Geluk-Poortvliet, Özütok en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 284 (30420).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik dank de leden van het kabinet voor hun beantwoording in eerste termijn. Ik deel de mening van de minister voor Emancipatie dat de huidige krapte soms ook een kans oplevert. In het licht daarvan een motie over jongens.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat jongens nog altijd ondervertegenwoordigd zijn bij de studiekeuze voor opleidingen in de zorg en het onderwijs;

overwegende dat de doelstellingen van het emancipatiebeleid gediend zijn bij een evenwichtiger verdeling van studiekeuzes tussen jongens en meisjes;

verzoekt de regering om initiatieven te ondersteunen om meer jongens te interesseren voor zorg of het onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul, Özütok en Van Weyenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 285 (30420).

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Erg voorstander van meer aandacht voor jongens, natuurlijk. Wat bedoelt de indiener precies met "ondersteunen"? Wat kan daar allemaal onder vallen?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dat heeft volgens mij in de eerste termijn de minister zelf ook al een beetje aangegeven. Initiatieven zoals bijvoorbeeld dat van Girl's Day, een initiatief dat juist uit het veld is gekomen, van mensen die zich melden. Maar als ik de VVD goed ken, neem ik aan dat de collega hier ook doelt op de vraag binnen welke kaders. Deze motie heb ik ingediend vanuit de bestaande kaders van het emancipatiebeleid.

De voorzitter:

Dank u wel. Of had u nog een aanvullende vraag?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Mevrouw Van den Hul kent de VVD inderdaad heel goed. Ik was op zoek naar een eventuele dekking als het geld zou kosten. Dus als ik "kaders" mag horen als "dekking" en dat vervolgens ook zo lees in de motie, dan weet ik waar het eventueel kan neerkomen als het geld kost.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ja. Ik heb nog één motie, over die gelijke verdeling tussen mannen en vrouwen waar ik het in mijn spreektekst ook al over had.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat vrouwen vaker gebruikmaken van ouderschapsverlof dan mannen;

van mening dat beide partners de mogelijkheid moeten hebben om zorgtaken op zich te nemen;

constaterende dat in veel sectoren nog een taboe rust op het opnemen van ouderschapsverlof door mannen;

verzoekt de regering middels een publiekscampagne bij sectoren waar dit taboe leeft, ouderschapsverlof bij mannen te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 286 (30420).

De heer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

Hoe zou dat stimuleren er uit moeten zien? Dat vraag ik mij af.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dat kunt u ook lezen als "inspireren".

De heer Beertema (PVV):

Oké. We staan hier in de Tweede Kamer. Het gaat over moties en dat zijn oproepen aan de bewindslieden. Hoe gaan meneer Koolmees of de minister van OCW inspireren? Wat is de manier die u daarbij voor ogen staat? Ik snap het echt niet. Maakt u het nou eens concreet. Het zijn een beetje moties voor de bühne. Het is ook shinen wat wij hier staan te doen. Kijk mij eens shinen. Maak het nu eens concreet. Hoe gaan de bewindslieden al dat inspireren concretiseren? Zijn het een soort gebedsbijeenkomsten of zo?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Daarvoor moet u bij een andere fractie zijn, die helaas vandaag niet in ons midden is. Die kwalificatie die u op mijn bord legt, laat ik graag aan u. Dat betreft dan het shinen en de moties voor de bühne. U vraagt mij om te specificeren wat het stimuleren van een eerlijker verdeling bij opnemen van ouderschapsverlof inhoudt. Ik heb het dan over publiekscampagnes die ervoor zorgen dat meer mannen die keuze zullen maken in sectoren waarin dat nu niet het geval is. Ik noemde in mijn spreektekst twee heel mooie voorbeelden van eerdere campagnes. Ik weet niet of u ze heeft herkend: een slimme meid is op haar toekomst voorbereid en een echte vent strijkt zijn eigen overhemd. Die twee campagnes zijn inmiddels alweer van enkele generaties terug, namelijk de generatie van mijn moeder. Ik denk dat het weer eens tijd is om nieuwe generaties jongens, onze mannen van de toekomst, nieuwe rolmodellen te gunnen. Daar horen wat mij betreft ook publiekscampagnes bij die dat beeld met hen delen.

De voorzitter:

De heer Beertema, tot slot.

De heer Beertema (PVV):

Wees gerust, ik strijk mijn eigen overhemden, niet omdat ik dat zo graag doe, maar omdat het moet. Dat heeft niet zo veel te maken met de campagne van indertijd. Gelooft u nu werkelijk dat dit soort dure, intensieve campagnes echt iets doen in de geest van mensen, zodat u uw gelijk haalt?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Als ik dat niet had geloofd, had ik deze motie natuurlijk niet ingediend.

De heer Beertema (PVV):

Dat maakt het een beetje treurig allemaal.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van den Hul.

Dan ga ik naar de heer Jasper van Dijk namens de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik had een loeischerpe motie over de bestrijding van ... Wat wilt u zeggen?

De voorzitter:

Ik zie dat u geen motie bij u heeft.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Verrassing is een belangrijk aspect in de politiek.

De voorzitter:

Dat is gelukt.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik had een loeischerpe motie over de bestrijding van zwangerschapsdiscriminatie, maar uit betrouwbare bron heb ik vernomen dat het kabinet dat oppakt. Als het kabinet dat straks nog even bevestigt, dan ben ik helemaal gerustgesteld.

Ik wil een vooraankondiging doen. Mevrouw Arissen gaat straks twee briljante moties indienen waar ik mijn naam onder mocht zetten. Die moties gaan over de bestrijding van wat ik de "ratrace" noem, van de 24/7-economie als ik dat mag zeggen. Belemmeringen wegnemen om vrouwen te laten werken, is hartstikke goed. Dat heb ik zelf ook gezegd, maar we moeten oppassen dat de balans niet doorslaat naar de andere kant. We moeten ook nadenken over toekomstscenario's, bijvoorbeeld rond robotisering waarbij straks misschien grote groepen mensen aan de kant staan omdat er geen werk meer voor ze is. Daar gaan die moties van mevrouw Arissen over. De spanning stijgt, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Jasper van Dijk. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Arissen namens de Partij voor de Dieren. We zijn erg nieuwsgierig.

Mevrouw Arissen (PvdD):

Veel dank voor deze mooie introductie van de heer Van Dijk.

Voorzitter, ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat "breed welvaartsbegrip" inhoudt dat welvaart om véél meer draait dan alleen geld, namelijk gezondheid, leven in een groene, veilige leefomgeving, genoeg tijd om te zorgen voor kinderen of ouderen, een studie te volgen of vrijwilligerswerk te doen;

verzoekt de regering bij de ontwikkeling van het arbeidsparticipatiebeleid de effecten op de brede welvaart in Nederland specifiek mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Arissen, Jasper van Dijk en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 287 (30420).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat emancipatiebeleid niet behoort te streven naar een hogere werkdruk, maar naar een gelijkwaardige werkdruk;

constaterende dat deze minister als doel heeft dat "alle burgers hun leven kunnen inrichten zoals zij dat willen";

verzoekt de regering onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor kortere werkweken in het licht van het breed welvaartsbegrip,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Arissen, Jasper van Dijk en Özütok. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 288 (30420).

Mevrouw Arissen (PvdD):

Mijn laatste motie is de volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat we in een tijd leven waarin we met steeds minder menskracht álles kunnen produceren en organiseren wat we nodig hebben;

van mening dat deeltijdwerk ruimte laat voor andere waardevolle tijdsinvulling zoals zorgtaken en vrijwilligerswerk;

verzoekt de regering deeltijdwerk niet te ontmoedigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Arissen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 289 (30420).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil de bewindspersonen hartelijk danken voor de beantwoording van alle vragen en voor hun reacties. Ik heb toch wel een motie over die arbeidsdiscriminatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mensen die op meerdere aspecten benadeeld worden op de arbeidsmarkt extra getroffen worden door arbeidsdiscriminatie;

van mening dat problematiek door gecombineerde discriminatie een specifieke oplossing vergt;

verzoekt de regering om in het actieplan arbeidsdiscriminatie aparte plannen op te nemen voor het tegengaan van discriminatie op basis van meerdere aspecten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 290 (30420).

Dank u wel. Mijnheer Beertema ziet af van een bijdrage in de tweede termijn. Het woord is aan mevrouw Geluk-Poortvliet namens het CDA.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Minister Van Engelshoven heeft een andere vertaling gevonden van het woord "emancipatie" dan ik. Zij begon haar beantwoording met: "het gaat hier om zelfbeschikking". Met dat woord heb ik altijd een beetje moeite. Voor mij is zelfbeschikking dan: "ik wil wat ik doe". Ik zei in het begin al: voor mij is emancipatie gelijkwaardigheid. Zo ziet het CDA dat ook. Emancipatie is dat mensen in vrijheid hun keuzes maken in relatie tot anderen. Maar daar worden we het waarschijnlijk over eens.

De minister komt mij een heel eind tegemoet als ze zegt — ik meen dat ze dat zegt — dat het zelfstandig over geld en werk kunnen beschikken heel belangrijk is. Als je als jong mens al niet alleengaand blijft, dan kun je het ook zomaar van de een op de andere dag worden. Dan is het heel belangrijk dat je ook dán je leven op orde hebt. In die zin ben ik het zeer met de minister eens. Daarom is dit debat ook heel belangrijk, om het signaal af te geven aan jonge meisjes maar ook aan jongens: jongens en meisjes, let op je zaak, voor nu maar ook voor later, dat ook komt.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Geluk-Poortvliet. Daarmee zijn we ook aan het eind gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef eerst het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Minister Koolmees:

Dank u wel, voorzitter. Het feit dat ik hier nu sta, heeft ermee te maken dat ik zeven van de acht moties doe en mevrouw Van Engelshoven een. Het is dus weer oneerlijk verdeeld in de wereld. Ik moet oppassen met dit soort dingen zeggen!

In de motie op stuk nr. 283 van de heer Van Weyenberg, mevrouw Yeşilgöz, Özütok, Van den Hul en Jasper van Dijk wordt gevraagd om "onderzoek te doen naar de verklaringen voor en de effecten van het in deeltijd werken bij de eerste baan op het carrièreperspectief" en "hoe de uitkomsten van dit onderzoek inzichtelijk kunnen worden gemaakt voor jongeren". Deze motie wil ik graag oordeel Kamer geven.

De motie op stuk nr. 284 verzoekt de regering "in het actieplan krapte voor de sectoren zorg en onderwijs acties op te nemen om ervoor te zorgen dat werkenden zowel aan de start als gedurende hun loopbaan indien gewenst in staat worden gesteld meer uren te werken". Dit onderwerp komt inderdaad terug in het aanvalsplan krapte. Ik moet er wel bij opmerken dat natuurlijk uiteindelijk de bewindspersonen verantwoordelijk voor de gezondheidszorg dan wel voor het onderwijs zelf verantwoordelijk zijn voor het beleid dat daar gevoerd wordt. Daar kan ik niet in treden. Maar het onderwerp komt zeker terug in het aanvalsplan krapte op de arbeidsmarkt. Als ik het met deze toelichting, met deze waardering richting de heer Van Weyenberg kan uitleggen, dan geef ik de motie oordeel Kamer, anders niet.

De heer Van Weyenberg (D66):

Dat is prima. De gedachte van dat actieplan is juist dat het kabinet in den brede kijkt wat het hier kan doen. Ik denk dat deze minister de vakministers dan wel kan zeggen dat sommige werkgeverskoepels een beetje door elkaar kunnen worden geschud om te zorgen dat dit soort verzoeken gewoon vaker worden ingewilligd.

De voorzitter:

Oké, volgende motie.

Minister Koolmees:

Dat valt te bezien, maar dank u wel — oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 285 doet mevrouw Van Engelshoven.

De motie op stuk nr. 286 van mevrouw Van den Hul en Özütok verzoekt de regering "middels een publiekscampagne bij sectoren waar dit taboe leeft, ouderschapsverlof bij mannen te stimuleren". Zoals ik al in de eerste termijn heb aangegeven, voeren we reeds campagne over de combinatie van arbeid en zorg, en het belang van een evenwichtige verdeling van arbeid en zorg tussen mannen en vrouwen. Wij stimuleren in die campagne ook dat partners hier onderling over praten en ook met de leidinggevende op hun werk in gesprek gaan. Aandacht voor ouderschapsverlof door vaders zal ik in deze campagne ook opnemen. Ik wil niet zo ver gaan om weer een aparte campagne ernaast te zetten, want dan krijg je te veel signalen. Maar als ik de motie zo mag uitleggen, dan is het oordeel Kamer en anders niet. Ik zie mevrouw Van den Hul knikken. Dan loopt het mee in de bestaande publiekscampagne die wij al voeren.

De voorzitter:

Ja, mevrouw Van den Hul? Dat is het geval.

Minister Koolmees:

De motie op stuk nr. 287 verzoekt de regering "bij de ontwikkeling van het arbeidsparticipatiebeleid de effecten op de brede welvaart in Nederland specifiek mee te wegen". Ik vind de formulering van het dictum hier ingewikkeld, zeg ik eerlijk. Natuurlijk is het zo dat we bij het arbeidsparticipatiebeleid en bij de arbeidsmarkt in brede zin niet alleen maar kijken naar het aantal uren dat mensen werken. We denken ook wel na over wat het voor effect heeft op de samenleving in brede zin. Het dictum van deze motie suggereert dat we dat altijd specifiek mee moeten wegen in alle onderwerpen van de brede welvaart. Dat is mijns inziens onmogelijk. Het is wel interessant om in die brede welvaartsmonitor, die op Prinsjesdag naar uw Kamer wordt gestuurd, een weging te maken over de richting die deze onderwerpen opgaan. Maar deze motie vind ik te dwingend en te keurslijverig, en daarom ontraad ik haar.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 288 verzoekt de regering onderzoek te doen naar de mogelijkheden voor kortere werkweken in het licht van het brede welvaartsbegrip. Mijn beeld is eerlijk gezegd anders. We hebben juist te maken met een situatie dat er krapte aan het ontstaan is op de arbeidsmarkt. Werkgevers hebben onvervulde vacatures. Mensen staan nog steeds aan de zijlijn. Er is een onbenut arbeidspotentieel van mensen in de uitkering. Er zijn mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, zoals mensen in de VIA-brieven betreffende de verdere integratie op de arbeidsmarkt, mensen met een niet-westerse achtergrond. Deze tijd geeft juist kansen om die mensen naar de arbeidsmarkt te geleiden. Dat geeft kans op een baan, en daarmee inkomensverbetering en in brede zin een verbetering. Deze motie sorteert voor op eventueel beleid voor kortere werkweken. Dat is de regering niet van plan en daarom ontraad ik deze motie.

Hetzelfde probleem heb ik met de motie op stuk nr. 289, die de regering verzoekt om deeltijdwerk niet te ontmoedigen. Wij voeren geen beleid dat gericht is op het ontmoedigen van deeltijdwerk. Wij voeren beleid om meer werk te laten lonen, zoals ik net in mijn eerste termijn heb aangegeven. Beleid gericht op het ontmoedigen van deeltijdwerk voert het kabinet niet, en daarom ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 290 verzoekt de regering om in het actieplan arbeidsdiscriminatie aparte plannen op te nemen voor het tegengaan van discriminatie op basis van meerdere aspecten. Zoals ik net al heb gezegd, is staatssecretaris Van Ark nu bezig met de uitwerking van de update van het aanvalsplan arbeidsmarktdiscriminatie. Het gaat dus echt over haar beleidsterrein. Dat wordt binnenkort naar uw Kamer gestuurd. Daar zit dit vast in, maar ik weet het eerlijk gezegd niet. Ik moet even checken of die meerdere aspecten van mevrouw Özütok daar echt een apart onderdeel van zijn, maar in bredere zin is het natuurlijk wel een aanvalsplan gericht op het tegengaan van discriminatie op de arbeidsmarkt in brede zin. Maar dit hele specifieke punt kan ik eerlijk gezegd gewoon niet beoordelen.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Helpt het als de minister de ruimte krijgt om daar samen met zijn collega nog eens naar te kijken en ons daarover te berichten?

Minister Koolmees:

Als dat in een light vorm kan, wil ik wel kijken of dit onderdeel is van het plan, in een heel kort briefje. Het is de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris, die daar hard mee bezig is. Gaat het bij "meerdere aspecten" dan met name over de combinatie van bijvoorbeeld achtergrond, geslacht en dat soort zaken? Ik ga daar in ieder geval een heel kort briefje aan wijden en daarin zal ik een oordeel geven over de motie, want ik kan het op dit moment niet beoordelen.

De voorzitter:

Nee.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dan houd ik mijn motie nog even aan.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Özütok stel ik voor haar motie (30420, nr. 290) opnieuw aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Koolmees:

Dan heb ik nog een punt dat ik even moet rechtzetten. Over de uitwerking van de 50 miljoen extra uit het regeerakkoord voor extra capaciteit voor de Inspectie SZW had ik net gezegd dat die binnenkort komt. Die komt in het najaar van 2018 naar uw Kamer. Ik had net per abuis "voor de zomer" gezegd, maar het wordt het najaar.

De voorzitter:

Ja. De heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb misschien een soort punt van orde over de motie op stuk nr. 285.

De voorzitter:

Ja?

De heer Jasper van Dijk (SP):

De minister zegt daarover: die publiekscampagne voeren we eigenlijk al en daarmee is de motie aan het oordeel van de Kamer. Maar hoe werkt dat nou? Want die motie wordt dus al uitgevoerd. Is-ie dan niet overbodig?

De voorzitter:

Als het overbodig is ...

Minister Koolmees:

Dat mag niet meer van u.

De voorzitter:

Nee. Dan is het "ontraden".

Minister Koolmees:

Even voor de volledigheid, voorzitter. Er loopt al een campagne. Mevrouw Van den Hul heeft aandacht gevraagd voor een specifiek aspect, namelijk ouderschapsverlof voor vaders. Daarover heb ik toegezegd dat ik dat als aandachtspunt mee zou nemen in de campagne — niet als een aparte campagne daarnaast. Met deze uitleg wil ik de motie graag aan het oordeel van de Kamer laten. Als dat niet kan, zou ik moeten zeggen "ontraden" omdat het bestaand beleid is. Maar volgens mij is het accent een terecht punt, dat ik graag meeneem.

De voorzitter:

Dan wil ik de minister danken voor zijn antwoorden. Dan is er nog een motie van mevrouw Van den Hul, mevrouw Özütok en de heer Van Weyenberg op stuk nr. 285. Daar gaat de minister van Onderwijs op reageren.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Zoals in het debat al is gezegd, zullen wij goede initiatieven om jongens te stimuleren te kiezen voor sectoren waar nu nog te weinig jongens voor kiezen, uiteraard van harte steunen. Die steun kan in vele varianten vorm krijgen, uiteraard binnen de kaders die gelden, zeg ik tegen mevrouw Yeșilgöz.

Tegen mevrouw Geluk wil ik nog het volgende zeggen. Wellicht kiezen u en ik af en toe andere woorden, maar ik kan mij perfect vinden in uw vertaling van "emancipatiebeleid". Ik ga in de Handelingen nog eens nalezen hoe u het zo prachtig verwoordde; volgens mij spot-on vertaald.

De voorzitter:

En uw oordeel?

Minister Van Engelshoven:

Het oordeel over de motie is natuurlijk: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Oké, dat wilden we even weten. Dank u wel. Ik dank de bewindspersonen en ik dank de Kamerleden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen. Ik dank natuurlijk de stenografische dienst en de mensen die dit debat op de een of andere manier hebben gevolgd en ik sluit de vergadering.

Naar boven