12 Emancipatiebeleid

Aan de orde is het VAO Emancipatiebeleid (AO d.d. 05/04).

De voorzitter:

Ik zie dat wij met dezelfde woordvoerders en dezelfde bewindspersoon te maken hebben bij het volgende onderwerp, althans mevrouw Geluk-Poortvliet doet ook mee. Ik geef mevrouw Van den Hul namens de PvdA-fractie als eerste spreker het woord.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een coördinerende rol heeft in het emancipatiebeleid, maar dat de uitvoering is verdeeld over verschillende ministeries;

van oordeel dat kabinetsbreed emancipatiebeleid pas invulling en uitvoering kan krijgen als de coördinerend minister de ontwikkelingen monitort én doorzettingsmacht heeft;

verzoekt de regering om in het voorjaar aan de Kamer te rapporteren over de voortgang van het emancipatiebeleid, onderbouwd met data, en dit jaarlijks te herhalen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 271 (30420).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van oordeel dat onderwijs een bijdrage kan en moet leveren aan de bevordering van de seksuele vorming, weerbaarheid en diversiteit, inclusief lhbt-acceptatie;

constaterende dat docenten tijdens hun opleiding lang niet altijd leren op welke wijze zij dit het beste kunnen doen;

verzoekt de regering de verankering van de vaardigheden rondom seksuele vorming, weerbaarheid en diversiteit inclusief lhbt-acceptatie te stimuleren in de eerstegraads lerarenopleidingen, universitaire lerarenopleidingen en de nascholing voor het bestaande docentencorps,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 272 (30420).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Mijn derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat zeven op de tien lhbti's en bijna de helft van de transgender personen te maken heeft met geweld wegens hun identiteit;

constaterende dat slechts een kleine minderheid van deze uitingen juridisch wordt veroordeeld;

verzoekt de regering om binnen de Veiligheidsagenda 2019-2022 een actieplan Aanpak geweld tegen lhbti's op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 273 (30420).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Deze motie is medeondertekend door mijn collega van D66, de heer Sjoerdsma, maar zijn naam staat nog niet onder de eerste versie van de geprinte motie. Excuus.

De voorzitter:

Dan voegen we die naam alsnog toe.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik heb nog een laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de acceptatie van lhbti's in de dagelijkse praktijk van de Nederlandse samenleving te vaak een voorwaardelijk karakter draagt, in de zin dat de acceptatie ophoudt zodra zij zichtbaar wordt en zich niet conformeert aan de traditionele heteronorm;

overwegende dat onderwijs ook op het mbo een bijdrage kan en moet leveren aan de bevordering van de lhbti-acceptatie;

constaterende dat seksuele diversiteit in het kwalificatiedossier Loopbaan en burgerschap voor het mbo slechts wordt genoemd als voorbeeld van een waardendilemma, terwijl respectvolle omgang met seksuele diversiteit een voorbeeld is van een basiswaarde in onze samenleving;

verzoekt de regering om op school de lhbti-acceptatie nader te bevorderen door het examen- en kwalificatiebesluit op dit punt aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 274 (30420).

Dank u wel.

Dan geef ik nu het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Dank. Volgens mij hadden we een duidelijk en mooi algemeen overleg over emancipatie, met daarin ook duidelijke tegenpolen. Ik zie de heer Bisschop nog zitten, die Staphorst als het grote voorbeeld van emancipatie naar voren schoof, terwijl deze minister het Nederland van nu prees. Ik denk dat dat zo ongeveer de twee uitersten waren in de discussie.

Ik ben blij met de toezegging van de minister dat ze bij de evaluatie of de herziening van de canon aan de onafhankelijke commissie wil meegeven dat er ook gekeken wordt naar een meer divers gezicht, niet alleen onder vrouwen. Ik heb zelf twee moties. Die zal ik omwille van de tijd voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het regeerakkoord vol ambitieuze woorden staat als het gaat om het uitvoeren van het regenboogstembusakkoord;

overwegende dat in de praktijk de uitvoering hiervan over meerdere bewindspersonen verspreid is;

van mening dat het voor de lhbti-emancipatie in Nederland van groot belang is dat het regenboogstembusakkoord wordt uitgevoerd;

verzoekt het kabinet alle elementen uit het regenboogstembusakkoord zo snel als mogelijk uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Sjoerdsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 275 (30420).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er jaarlijks ongeveer 800 nieuwe hiv-diagnoses bijkomen in Nederland;

overwegende dat de Gezondheidsraad zijn onderzoek naar (kosten)effectiviteit van Pre-Expositie Profilaxe, een voorzorgsmedicijn dat bescherming biedt tegen hiv-infectie, heeft afgerond;

overwegende dat de Gezondheidsraad heeft geconcludeerd dat mensen die een groot risico lopen op hiv-infecties preventief hiv-remmers zouden moeten krijgen;

van mening dat dit advies van de Gezondheidsraad zou moeten worden overgenomen;

verzoekt het kabinet in de begroting van volgend jaar met een voorstel te komen ter uitvoering van het advies van de Gezondheidsraad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sjoerdsma en Pia Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 276 (30420).

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Ik moet mij helaas verder excuseren vanwege een aankomend algemeen overleg.

De voorzitter:

Maar ik zie mevrouw Geluk-Poortvliet twijfelen of ze misschien een vraag wil stellen. Mevrouw Geluk-Poortvliet.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Ik vraag mij af of deze motie in deze commissie thuishoort.

De voorzitter:

De laatste motie bedoelt u?

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Ja.

De heer Sjoerdsma (D66):

Het antwoord is ja. In het algemeen overleg is hier door meerdere partijen over gesproken. Ik snap wel wat mevrouw Poortvliet zegt. Ik kijk ook naar de minister of zij daar antwoord op kan geven. Het is een overlap, denk ik, tussen de minister voor Emancipatie en die van Volksgezondheid. Maar goed, we moeten misschien even afwachten wat de minister daarvan vindt. Ik vind zelf dat het, gezien de discussies, hier prima bij te betrekken valt.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Dank u wel.

De heer Sjoerdsma (D66):

Graag gedaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Jasper van Dijk namens de SP-fractie.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering meer vrouwen financieel onafhankelijk wil maken, aangezien dit nu geldt voor slechts 48,8% van de vrouwen, tegenover 73,8% van de mannen;

constaterende dat alleenstaanden in de bijstand volgens de regering "weinig armslag" hebben;

constaterende dat de bijstand voor alleenstaande moeders met kinderen volgens de regering zelfs "niet toereikend" is;

van mening dat de doelstelling voor meer financiële onafhankelijkheid op zijn minst vereist dat het sociaal minimum toereikend is;

verzoekt de regering een voorstel te doen waardoor het sociaal minimum niet langer ontoereikend is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 277 (30420).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kerndoelen met betrekking tot seksuele diversiteit voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs zijn aangescherpt;

constaterende dat volgens de inspectie 14% van de p.o.- en vo-scholen geen aandacht besteedt aan deze kerndoelen;

verzoekt de regering in lijn met de motie 30950, nr. 113, passende maatregelen te nemen tegen deze scholen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 278 (30420).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het is al in meerdere debatten aan de orde gekomen: het bedroevend lage aantal vrouwen in topposities. In het SCP-rapport waar we het straks ook over gaan hebben, staat het ook alweer: vrouwen hebben te weinig goede voorbeelden. Ik geloof in de ambities van deze minister en ik denk echt dat zij volgend jaar ook bereid is om harde maatregelen te nemen indien dat nodig is.

Wat GroenLinks betreft moet een maatregel als een quotum voor vrouwen aan de top echt worden genomen. Daarom zal ik volgende week mijn motie, ingediend samen met mevrouw Van den Hul, in stemming brengen. Nogmaals, ik vraag de minister niet om nu een quotum in te voeren. Ik vraag de minister alleen nu alvast na te denken over de mogelijkheid om dat in te voeren. Ik kan mij voorstellen dat zij daar niet op tegen zal zijn.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Özütok. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Geluk-Poortvliet namens het CDA.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Voorzitter. Op 5 maart en 15 april heb ik aandacht gevraagd voor oudere vrouwen in het arbeidsproces. Ik wil dat graag ondersteunen met een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in diverse sectoren, zoals in de zorg, een groot tekort is aan arbeidskrachten;

overwegende dat de capaciteiten en ervaring van oudere vrouwen onvoldoende worden benut op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering in het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie uitdrukkelijk aandacht te besteden aan de belemmeringen voor oudere vrouwen om te participeren in het arbeidsproces en maatregelen voor te stellen om die weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geluk-Poortvliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 279 (30420).

Dank u wel, mevrouw Geluk-Poortvliet. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Het lijkt mij goed om middels wat moties voor wat meer diversiteit te zorgen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Emancipatienota onder de noemer genderdiversiteit streeft naar de vrijheid van burgers om zonder opgelegde normen zelf hun identiteit vorm te geven;

overwegende dat de subjectieve beleving van burgers geen bruikbare norm vormt voor beleid en wetgeving, onder meer omdat op grond van ieders verantwoordelijkheid volgens de wet bijvoorbeeld beperkingen gelden vanwege de belangen van kinderen;

verzoekt de regering genderdiversiteit niet als absolute streefnorm in het emancipatiebeleid te hanteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280 (30420).

De heer Bisschop (SGP):

Ik constateer dat sommige anderen de hand moeilijk omhoog krijgen, maar ik dank de collega's toch voor de steun voor de indiening.

De tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet ontevreden is over de zijns inziens onevenwichtige vertegenwoordiging van diverse groepen in de beeldvorming en dat de Emancipatienota als doel formuleert om deze beeldvorming in sectoren als het onderwijs en de media te beïnvloeden;

overwegende dat uit het rapport van de staatscommissie Herijking ouderschap blijkt dat 96% van de minderjarigen zich juridisch gezien bevindt in de gezinssituatie van vader, moeder en kinderen;

verzoekt de regering bij de uitvoering van het emancipatiebeleid ten minste naar evenredigheid aandacht te hebben voor het gezin van vader, moeder en kinderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 281 (30420).

De heer Bisschop (SGP):

Dat "beïnvloeden van deze beeldvorming in sectoren als het onderwijs en de media" wil men natuurlijk onder andere gaan doen door te gaan turven hoe vaak ze voorkomen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik geloof dat ik een soort van grijns op het gezicht van de heer Bisschop zie.

De heer Bisschop (SGP):

Nee hoor.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik zit er ongetwijfeld helemaal naast, maar ik vraag toch even of dit voor de goede verstaander nou een pleidooi is van de heer Bisschop om gezinnen op de publieke omroep te gaan monitoren.

De heer Bisschop (SGP):

Nee, ik lees in de Emancipatienota dat nota bene het voornemen wordt geuit dat de representatieve vertegenwoordiging van allerlei leefvormen een afspiegeling moet krijgen in die publieke omroep. Ik vind dat zo ongeveer de dwaasheid ten top en dat heb ik in dat overleg ook naar voren gebracht. Maar als het dan toch gebeurt, dan vind ik dat je ook moet zorgen dat dat klassieke gezin voldoende aan de orde komt. Die klassieke gezinnen moeten dus voor 96% vertegenwoordigd zijn in de publieke omroep.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat begrijp ik, dat begrijp ik helemaal. Maar als de motie van de heer Bisschop wordt aangenomen, zou dat betekenen dat de minister zal moeten gaan monitoren hoe vaak de geliefde gezinnen van de heer Bisschop in beeld komen, en juist op dat monitoren had de heer Bisschop vreselijk veel kritiek. Bent u zich daar wel van bewust?

De heer Bisschop (SGP):

Mijn kritiek blijft onverminderd. Nogmaals, ik vind het een raar idee dat er gemonitord moet worden. Maar als er dan gemonitord wordt, als dan geld en menskracht worden uitgetrokken om te turven hoe vaak al die leefvormen op de buis verschijnen, dan vind ik dat je ook de consequentie eraan moet verbinden en moet zorgen dat 96% van die zendtijd gezinnen in beeld zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. O, u heeft nog een motie.

De heer Bisschop (SGP):

Ik heb nog één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het kabinet veel aandacht besteedt aan stereotiepe beeldvorming en dat zelfs subsidies beschikbaar zijn om stereotiepe beeldvorming te doorbreken;

constaterende dat het kabinet in de Emancipatienota geen aandacht besteedt aan stereotiepe beeldvorming in de publieke ruimte van vrouwen als lustobject, terwijl deze beeldvorming flagrant in strijd is met de emancipatie van de vrouw;

verzoekt de regering het bestrijden van stereotiepe beeldvorming in de publieke ruimte van vrouwen als lustobject op te nemen in het emancipatiebeleid, hierover onder andere in gesprek te gaan met de gemeenten, met de reclamesector en tevens te bezien op welke wijze de gesubsidieerde organisaties hieraan een bijdrage kunnen leveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 282 (30420).

De heer Bisschop (SGP):

Ik hoorde de heer Van Dijk "zeker!" zeggen op de vraag of hij de indiening van deze motie ondersteunt; soms vinden de SP en SGP elkaar!

De voorzitter:

Ja, ik zie het!

De heer Bisschop (SGP):

Dank alvast voor de massieve steun van de zijde van links.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen moties. Ik wil graag twee punten uit het debat hier naar voren halen die voor de VVD heel erg belangrijk waren.

Het eerste is de aandacht die deze minister heeft voor het feit dat wij als land kampioen zijn in deeltijdwerkende vrouwen als je kijkt naar de rest van Europa. De minister zegt zelf ook — en daar is de VVD het volledig mee eens — dat dat natuurlijk een individuele eigen afweging is. Tegelijkertijd is er de constatering dat er ook veel vrouwen zijn — ook mannen overigens, maar het gaat toevallig over vrouwen vandaag — die graag meer zouden willen werken. Dat de minister wil bekijken hoe ze dat kan stimuleren, steunt de VVD heel erg. We hebben een toezegging van de minister dat ze nog met een nadere notitie daarover komt. Daar kijken we naar uit. In het debat dat we zo meteen hebben zal ik ook vragen of in die notitie aandacht kan zijn voor kansrijke sectoren zoals de techniek, waarvan we weten dat er sowieso een tekort is aan mensen en ook specifiek aan vrouwen. Daar kom ik zo meteen op, maar omdat dit VAO natuurlijk ook over die toezegging gaat, wilde ik het graag even noemen.

Het tweede punt dat ik wil aanhalen is het deel waar wij minder blij mee waren, namelijk het feit dat de minister voornemens is om te gaan monitoren hoe bepaalde groepen uit onze samenleving in de media vertegenwoordigd worden; denk aan vrouwen, denk aan lhbti's. Wij hebben al uitgebreid gezegd dat we daar geen voorstander van zijn. Daarvoor hebben we geen meerderheid in de Kamer gezien en de minister heeft ook verdedigd dat ze dat graag wil doen. Ik zou dan heel graag van haar willen horen hoe ze dat gaat doen. Wat gaat er dan precies gebeuren? Wat gaan we monitoren, op welke wijze en wat zullen we er daarna mee doen? Ik zou het dus heel erg prettig vinden als ze kan toezeggen dat ze later terugkomt op hoe dat eruitziet. Dan kunnen we misschien later met elkaar het debat gaan voeren over de inhoud en wat er dan voorligt.

Dat was 'm, voorzitter.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dit vind ik toch wel vreemd, want ik herinner me dat de VVD in de media, in de krant luid en duidelijk liet horen dat het plan om te gaan monitoren grote onzin was. Nu heeft de VVD de kans om daar een eind aan te maken via een motie, maar nu zegt u: daar haal ik geen meerderheid voor, dus daarom dien ik haar niet in. Hoe weet u dat? En als dat een argument is om geen motie meer in te dienen — dat je geen meerderheid zou halen — dan vind ik dat wel heel vreemd, hoor. Dat zou wel grote gevolgen hebben. Legt u het eens uit.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik ben zo blij met de vraag van de SP, want de reden waarom ik denk dat ik deze Kamer niet mee krijg in een meerderheid om de minister tot iets anders te bewegen, heeft ermee te maken dat de SP is gedraaid in haar opvatting over lijstjes die door de overheid worden gemaakt over hoe de media zich dienen te gedragen. Ik heb samen met een collega van de heer Van Dijk een motie ingediend om te voorkomen dat Europa zich bemoeit met onze vrije pers. Ik had heel erg gehoopt dat ik van de SP ook bij dit debat steun zou hebben. De SP was hier heel erg duidelijk. Het maakt dus wel uit welk overheidsorgaan lijstjes bijhoudt: Europa, tegen; Nederland, voor. Kan gebeuren, zo'n draai, maar dan constateer ik dat ik geen meerderheid heb. Ik ben er heel duidelijk in geweest dat de VVD hier geen voorstander van is en dat wij vinden dat dit raakt aan het bemoeien met de vrije pers. Maar goed, constaterende dat het wel zal gebeuren wil ik graag weten hoe we die monitor vorm gaan geven en hoe die eruit gaat zien, zodat ik een debat daarover kan hebben. Dat lijkt mij ontzettend nuttig. Dan kan ik kijken wat ik echt kan doen, in plaats van voor de bühne moties indienen, zoals sommige collega's weleens doen, mijnheer Van Dijk.

De voorzitter:

Tot slot, de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Maller moet het niet worden. U doet allerlei vooronderstellingen over het standpunt van de SP, terwijl u daar geen benul van heeft, mevrouw Yeşilgöz. U weet helemaal niet hoe wij zouden stemmen over uw motie om het monitoren te schrappen, en u bent te laf om haar in te dienen. U durft uw motie niet in te dienen. U heeft dingen geroepen in de krant, maar nu puntje bij paaltje komt, blijft het alleen bij blaffen en bijt u niet. Vervolgens gaat u mij allemaal dingen verwijten. Ik heb alleen maar gezegd dat ik niet zo kritisch ben over dat monitoren als de VVD, maar als u een mooie motie had gemaakt, had ik die misschien wel gesteund. Jammer dat u dat niet gedaan heeft.

De voorzitter:

U hebt uw punt gemaakt. Mevrouw Yeşilgöz.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik hoorde de collega van de SP tijdens het AO heel erg luid, in de microfoon en daarbuiten, mijn kant op en richting de minister zeggen: wat een flauwekul, dat proefballonnetje van de VVD; wij steunen de minister.

Het is geweldig natuurlijk dat de oppositie de minister steunt — dat is altijd fijn — maar je zou denken dat ik met zulke klare woorden wel kan concluderen dat er geen steun is van de SP en dat de SP selectief is in wanneer ze opkomen voor de vrije pers en wanneer niet.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat was de laatste spreker. De minister kan direct antwoord geven en de moties van een oordeel voorzien.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Er zijn twaalf moties, dus ik zal proberen het een beetje met tempo te doen. De een behandel ik misschien iets korter dan de ander, maar ik hoop dat de leden mij dat vergeven.

Mevrouw Van den Hul heeft een motie die mij vraagt om te rapporteren over het participatiebeleid, onderbouwd met data. Die motie zie ik echt als ondersteuning van mijn beleid. Ik had al toegezegd om jaarlijks in een brief te zullen rapporteren over de voortgang van het emancipatiebeleid. De vraag van mevrouw Van den Hul in de motie ziet erop dat dit wordt ondersteund met alle beschikbare data op het gebied van bijvoorbeeld genderspecifieke thema's. Dat wil ik graag doen. Daarover laat ik dus graag het oordeel aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 272, waarin mevrouw Van den Hul de regering verzoekt om de lerarenopleiding te stimuleren dat weerbaarheid, diversiteit en lhbti-acceptatie ook onderdeel worden van die lerarenopleidingen. Het lijkt mij goed om dat te stimuleren. Ik wil hier natuurlijk niet mee zeggen dat er op dat vlak niets gebeurt, maar volgens mij bedoelt mevrouw Van den Hul dat ook niet. Er gebeurt al een hele hoop, maar daar zitten nog wel punten voor verbetering in. Ik laat het oordeel over deze motie ook graag aan de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 273 van mevrouw Van den Hul en de heer Sjoerdsma over de Veiligheidsagenda. Die is iets ingewikkelder. Op dit moment wordt met de regioburgemeesters, de politie en het OM verkend wat de contouren zullen zijn van de nieuwe Veiligheidsagenda over de periode 2019-2022. Uitgangspunt is dat zij bepalen wat de prioriteiten zijn als het gaat om handhaving van de openbare orde en de criminaliteitsbestrijding. In aanvulling daarop wordt bekeken welke thema's in een landelijke veiligheidsagenda sowieso een plek moeten krijgen. Het onderwerp lhbti en geweld wordt in die gesprekken sowieso meegenomen, maar moet wel afgewogen worden tegen de andere prioriteiten. Er is natuurlijk al een Nationaal Actieprogramma tegen discriminatie, dat loopt tot 2020. De inzet van het kabinet is om discriminatie op alle fronten tegen te gaan. De Kamer ontvangt daar nog dit voorjaar een voortgangsrapportage over. Het kabinet wil discriminatie op alle fronten en geweld op alle gronden tegengaan. Hatecrime verdient uiteraard de aandacht in de veiligheidsaanpakken, niet alleen geweld tegen lhbti's, maar geweld tegen iedereen, vandaar dat wij het breder zien. Om twee redenen ontraad ik dus de motie: het gesprek loopt nog en daarin moet het afgewogen worden tegen andere prioriteiten, en er is al een aanpak van discriminatie. Die is echt breder en we willen het ook in de breedte zien.

Dan de motie op stuk nr. 274 van mevrouw Van den Hul over het mbo. Daar hebben we al eerder het debat over gevoerd. Ik heb nog eens heel goed naar het kwalificatiedossier gekeken. Ik begrijp in zekere zin het ongemak wel, niet alleen bij mevrouw Van den Hul, maar breder. Is de formulering zoals die in het kwalificatiedossier is opgenomen, namelijk als een waardendilemma, eigenlijk niet heel ongelukkig? Haar verzoek aan mij is om daar nog eens goed naar te kijken. Kan het niet beter en steviger in het kwalificatiedossier worden vastgelegd? Dat wil ik graag doen. Ik zal daarover ook in overleg treden met het COC, omdat zij die discussie hebben aangezwengeld. "Oordeel Kamer" dus, zeg ik over deze motie.

Dan de motie op stuk nr. 275 van de heer Sjoerdsma over het zo snel mogelijk uitvoeren van het Regenboog Stembusakkoord. Uiteraard zie ik dat als een stevige ondersteuning van mijn beleid. Ik zal proberen daarin nog een tandje harder te gaan dan ik al doe. Deze motie krijgt ook "oordeel Kamer".

Dan de motie van de heer Sjoerdsma over PrEP. Er was al even discussie over de vraag of die thuishoort in dit debat. Ja, de motie hoort hierin thuis omdat ik coördinerend minister voor emancipatie ben. In die zin speelt het onderwerp wel een rol. Maar er ligt ook een advies van de Gezondheidsraad. Collega Bruins heeft de Kamer toegezegd om binnen drie maanden met een reactie daarop te komen. Ik verzoek dan ook deze motie aan te houden tot die reactie er is.

De voorzitter:

Het ging om welke motie?

Minister Van Engelshoven:

De motie op stuk nr. 276. Het verzoek is dus om die aan te houden.

De voorzitter:

Mevrouw Yeşilgöz, die motie is niet van u. U mag wat vragen als het van invloed is op uw stemgedrag, zeg ik altijd.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ja, want de collega van D66 is er niet meer en dus weten we niet of hij de motie wil aanhouden. Stel dat de motie niet wordt aangehouden, wat is dan het advies van de minister? Dat vroeg ik me af.

Minister Van Engelshoven:

Als de motie niet wordt aangehouden? Dat is een goede vraag. Dan zou ik haar ontraden. Ik vind echt dat collega Bruins goed de tijd moet hebben om zorgvuldig te kunnen reageren op een advies van de Gezondheidsraad, dus laten we daar niet op vooruitlopen.

Dan de motie op stuk nr. 277 van de heer Van Dijk. Het zal de heer Van Dijk niet verbazen dat ik deze motie ga ontraden. Twee redenen noem ik daarvoor. Anders dan de heer Van Dijk zegt, is de beste manier voor alleenstaande ouders om uit de armoede te komen, uit de bijstand komen en aan het werk gaan. Ja, ik ben het met de heer Van Dijk eens, ik zou ook graag zien dat alleenstaande moeders meer hebben dan de bijstand. Het lijkt mij heel goed dat dit het streven is. De huidige norm voor alleenstaande ouders in de bijstand in combinatie met het kindgebonden budget is krap, maar het kan net. Misschien wil je die stimulans er ook wel in houden om ervoor te zorgen dat mensen zo snel mogelijk aan het werk gaan. Een bijstandsuitkering is een vangnet, maar we hopen dat die ook een trampoline kan zijn om zo snel mogelijk aan het werk te gaan. Ik ontraad deze motie dan ook. Dat zal u niet verbazen na het debat dat we daarover gevoerd hebben.

De motie op stuk nr. 278 van de heer Van Dijk gaat over de kerndoelen in het onderwijs. Dit is ook een terugkerend debat met de heer Van Dijk. Er wordt steeds gesuggereerd dat er scholen zijn die zich stelselmatig aan die kerndoelen onttrekken. Om te kijken waar de heer Van Dijk zijn stelling op baseert, wil ik op een gegeven moment dan ook namen en rugnummers van hem krijgen. Maar de motie is in die zin overbodig dat er door de inspectie wordt toegezien op de naleving van de kerndoelen. Als scholen dat niet doen, dan is inspectietoezicht aan de orde en moeten zij dat verbeteren. Ik heb op dit moment geen signalen dat aanwijzingen van de inspectie stelselmatig niet worden nagekomen en dat scholen dit dus stelselmatig weigeren. In die zin is de motie overbodig, want er wordt op de naleving van de wet toegezien.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik vind dit heel vreemd. De inspectie vertelt ons dat 14% van de scholen niet voldoet aan die normen en vervolgens zegt de minister tegen mij: wijst u eventjes die scholen aan. U moet de bal toch niet bij mij neerleggen! De inspectie zegt: 14% van de scholen voldoet niet. Mijn motie zegt: dan moet u sancties nemen. Ik hoor niks over sancties. Ik hoor niks over maatregelen. Het minste wat u kunt doen, is nu toezeggen dat u mij bericht over de maatregelen jegens die 14%. Dat is uw plicht als minister van Onderwijs.

Minister Van Engelshoven:

Meneer Van Dijk, wat ik u juist probeer uit te leggen, is dat de inspectie bij haar inspecties inderdaad kan vaststellen dat zoveel procent van de scholen niet voldoet aan de kerndoelen. Dat gebeurt op andere punten ook wel. Waarom hebben we nou inspectietoezicht? Omdat een inspectie dan ook bij een school aangeeft dat dat moet worden verbeterd en vervolgens ook gaat kijken of dat verbeterd is. Ik heb geen signalen van de inspectie dat scholen stelselmatig weigeren zich hierop aan te passen. We hebben geregeld dat debat gevoerd. Er zijn mij geen scholen bekend waar stelselmatig wordt geweigerd om die kerndoelen na te komen en waar er dus sprake zou zijn van stelselmatige overtreding van de wet. Ik heb dat ook bij de inspectie nagevraagd. Ik heb het al eerder gezegd: als u die scholen wel kent, meld ze mij dan. Het is heel gebruikelijk dat de inspectie vaststelt dat een aantal scholen niet voldoet aan de kerndoelen. Daarom hebben we ook inspectietoezicht. Het gaat erom dat zaken dan verbeterd kunnen worden.

De voorzitter:

De heer Jasper Van Dijk, tot slot.

De heer Jasper van Dijk (SP):

14% van de scholen voldoet niet aan die kerndoelen. Als de minister daar niets tegen onderneemt, dan blijft het pappen en nathouden. Als ik deze reactie beluister, dan gaat er niets gebeuren. Dat is de waarheid: er wordt nu niets ondernomen. Als er wel iets wordt ondernomen, dan wil ik graag dat u mij daarover bericht. Dat is het minste wat u kan doen. Ik ben namelijk heel benieuwd welke stappen de inspectie daartegen onderneemt.

Minister Van Engelshoven:

Luisteren is kennelijk niet de beste eigenschap van de heer Van Dijk in dit debat, want ik zeg nu juist ...

De heer Jasper van Dijk (SP):

14%!

Minister Van Engelshoven:

Inderdaad, 14%. Dat ontken ik ook niet, maar ik heb ook tegen u gezegd dat een school, als de inspectie daar vaststelt dat de kerndoelen op bepaalde punten niet worden nagekomen, een aanwijzing van de inspectie krijgt om dat te verbeteren. Er wordt dan altijd nog teruggekeken of er op dat punt ook verbetering optreedt. Ik heb geen indicaties dat er niks gebeurt als een dergelijke escalatie plaatsvindt. Als u die wel heeft, wijst u mij dan maar hoe dat zit. Ik heb u dat al eerder gezegd. U probeert mij nu in de schoenen te schuiven dat wij vaststellen dat 14% van de scholen daar niet aan voldoet en dat er vervolgens niets gebeurt, maar dat is niet waar. Er gebeurt dan wel degelijk wat, want dan handhaaft de inspectie, en zo hoort dat.

Ik kom op de motie op stuk nr. 279 van mevrouw Geluk over het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie. In die motie wordt de regering gevraagd om in dat actieplan aandacht te besteden aan belemmeringen voor oudere vrouwen. U weet dat arbeidsparticipatie van vrouwen een prioriteit is van het beleid, niet alleen dat van mij, maar ook dat van de staatssecretaris van Sociale Zaken. Wij vinden het belangrijk dat vrouwen financieel onafhankelijk kunnen zijn, ongeacht hun leeftijd. Daar is natuurlijk niet altijd specifiek beleid gericht op oudere vrouwen voor nodig. Het kabinet maakt het bijvoorbeeld fiscaal aantrekkelijk om extra uren te gaan werken. Dat fiscale voordeel heb je ongeacht leeftijd. Bovendien ontstaat die kwetsbare positie van vrouwen met een te kleine deeltijdbaan juist vaak op jonge leeftijd. Dat blijkt ook uit het onderzoek dat we in het volgende debat gaan bespreken. Daarom zetten we er heel specifiek op in om te voorkomen dat vrouwen in die kwetsbare positie terechtkomen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken zal in het Actieplan arbeidsmarktdiscriminatie wel aandacht besteden aan leeftijdsdiscriminatie bij sollicitaties, want dat is, als het voorkomt, natuurlijk wel een probleem. Ook collega Koolmees is druk bezig om te kijken wat er nodig is om de langdurige werkloosheid onder 50-plussers terug te dringen, of dat nou mannen of vrouwen zijn. De punten waarop u wijst, krijgen al volop aandacht in het kabinetsbeleid, maar er is op dit moment geen aanleiding om daar specifiek aangaande de categorie oudere vrouwen nu iets aan toe te voegen. In die zin ontraad ik de motie, omdat ze volgens mij overbodig is.

Voorzitter. Dan de motie ...

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: er is een interruptie van mevrouw Geluk-Poortvliet.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

In de motie praat ik ook over het feit dat er een groot tekort aan arbeidskrachten is, en dat kennelijk uit allerlei berichten en ook curves blijkt dat zowel de jongere vrouwen als de oudere vrouwen achterblijven op de arbeidsmarkt. Daarom vind ik het wel degelijk van belang dat u op welke manier dan ook aandacht besteedt aan het participeren van oudere vrouwen of het werven van oudere vrouwen, want dat gebeurt nu niet specifiek. Natuurlijk zijn we voor mannen en vrouwen en jonge en oude vrouwen, maar die oudere vrouwen vormen een potentieel aan werkkracht, en de klacht is nog steeds: wij worden niet gevraagd, en als we komen, worden we afgewezen. Omdat u coördinerend minister van emancipatie bent, heb ik deze motie ingediend. Ik wil u dus toch graag aanbevelen om nog eens extra te kijken of er toch niet iets kan gebeuren voor die oudere vrouwen die nu niet aan de bak komen.

Minister Van Engelshoven:

Er zijn twee dingen: de motie, en de vraag of we iets kunnen doen voor oudere vrouwen. Ik probeer u juist uit te leggen dat we daar op allerlei fronten al op inzetten. Ik raad u bijvoorbeeld aan om eens de brief te lezen die mijn collega De Jonge onlangs naar de Kamer heeft gestuurd over de arbeidsmarktproblematiek in de zorg. Daar zijn grote tekorten, en zijn veel vrouwen bijvoorbeeld werkzaam in kleine banen, maar er is ook veel arbeidsmarktpotentieel onder bijvoorbeeld 50-plusvrouwen. Juist daar wordt er daarom al volop op ingezet. Wat u vraagt, is volgens mij dus gewoon staand beleid van het kabinet. Het is hier een goede gewoonte om staand beleid niet alsmaar in moties vast te leggen. In die zin ontraad ik deze motie. Ik ben er niet tegen dat het gebeurt, maar op allerlei terreinen gebeurt het al.

Mevrouw Geluk-Poortvliet (CDA):

Dank voor uw beantwoording.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Van Engelshoven:

Dan kom ik op de motie van de heer Bisschop op stuk nr. 280. Eerlijk gezegd heb ik een beetje moeite om te begrijpen waar de heer Bisschop nu op doelt. Hij verzoekt de regering om genderdiversiteit niet als absolute streefnorm in het emancipatiebeleid te hanteren. Dan vraag ik mij toch een beetje af ... Ik begrijp niet helemaal goed wat dan precies van mij wordt gevraagd.

De voorzitter:

Als u uw antwoord zo begint, dan geef ik de heer Bisschop nu de gelegenheid om zijn motie eerst even toe te lichten. Iedereen is nu benieuwd.

De heer Bisschop (SGP):

De Emancipatienota heeft natuurlijk een aantal hoofdstukken. Een van die hoofdstukken gaat in op die genderdiversiteit. We mogen niet meer spreken over genderneutraliteit; het moet vooral gericht zijn op genderdiversiteit. Daar ziet deze motie op. Wij zeggen: let nou heel goed op de complicaties die dit met zich meebrengt, met name bijvoorbeeld ten aanzien van de verantwoordelijkheid die ouderen en volwassenen, ouders, vaders en moeders, ten opzichte van de kinderen hebben, en laat dat streven om die genderdiversiteit ingang te laten vinden vooral los. Er is nog een aanvullende motie. Die komt hierna en die kan ik gelijk even noemen. Hierin zeg ik: zet nu vooral in op die gezinnen, die 96% van de gezinnen. Laat dat het doel zijn van het emancipatiebeleid.

Minister Van Engelshoven:

Op die volgende motie kom ik zo dadelijk. We streven naar een samenleving waarin ieder individu de ruimte ervaart om eigen keuzes te maken, om overal zichzelf te kunnen zijn, om datgene te kiezen wat bij de eigen talenten past. Ik hanteer daarbij absoluut geen streefnorm, want het gaat er juist om dat iedereen zichzelf kan zijn. Ik kan niet streven naar wie wat moet zijn. Het gaat er juist om dat iedereen zichzelf mag zijn. Het gaat er wel om dat iedereen gelijke kansen krijgt. Als u nu de paragraaf in de nota over genderdiversiteit goed leest, waar gaat deze dan bijvoorbeeld over? Het gaat er bijvoorbeeld om dat we bij medisch onderzoek rekening houden met verschillen tussen mannen en vrouwen en de manier waarop medicijnen bij hen werken. Het gaat er bijvoorbeeld om dat je rekening houdt met mensen die arbeid en zorg kunnen combineren. Het gaat er dus juist om dat je in een samenleving rekening houdt met de diversiteit van mensen, zodat zij in de samenleving tot hun recht kunnen komen op alle terreinen. Dat is geen algemene streefnorm. Het is volgens mij een heel mooi streven dat iedereen in de samenleving zijn eigen keuzes kan maken en zichzelf kan zijn. Ik ontraad dus deze motie.

De motie van de heer Bisschop op stuk nr. 281 verbaast mij ook enigszins omdat de heer Bisschop zich in het debat dat wij in het AO hebben gevoerd nogal verzet heeft tegen mijn voornemen om te gaan monitoren wat voor stereotypen er bijvoorbeeld in de media en in onderwijsmaterialen gebruikt worden. Ook in het debat dat ik met mevrouw Yeşilgöz heb gevoerd, werd dat monitoren verward met het idee dat ik partijen iets zou gaan opleggen. Dat is niet mijn voornemen. Dat kunt u ook nergens lezen. Waar het mij om gaat is dat we, om een debat te kunnen voeren over de feiten, wel eerst de feiten moeten kennen. Het verbaast me een beetje dat er hier vanuit sommige kanten zo'n verzet is tegen het voeren van een goed debat over de vraag: goh, hoe gaat het nu met de stereotypen in onze samenleving? Kennelijk mogen we niet eens de feiten verzamelen om te zien hoe het daarmee zit.

De voorzitter:

De heer Bisschop. Kort graag.

De heer Bisschop (SGP):

Als de minister deze motie goed leest, dan ziet ze dat deze motie algemener is gesteld. Net in het interruptiedebatje werd even gefocust op het monitoren. Daar hebben we afdoende over gesproken. Deze motie formuleert een doelstelling voor emancipatiebeleid: wij willen de diversiteit naar evenredigheid aan de orde laten komen. In het rapport van de staatscommissie Herijking ouderschap is al vastgesteld dat 96% van de kinderen opgroeit in de klassieke gezinssituatie van vader, moeder en kinderen. De vraag in deze motie is dus om bij de uitvoering van het emancipatiebeleid naar evenredigheid aandacht te hebben voor dat gegeven.

De voorzitter:

Dat heeft u gezegd.

De heer Bisschop (SGP):

Dit gaat dus niet over het monitoren, hoewel het wel eventjes in dat frame werd getrokken door collega Van Dijk. Dit gaat meer over de doelstelling van het emancipatiebeleid. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om in die zin deze motie als ondersteuning van beleid te zien omdat ze naar evenredigheid daar aandacht aan wil besteden.

Minister Van Engelshoven:

U hebt het in uw motie wel degelijk over de beeldvorming. Maar ik trek wel een strakke lijn, zo zeg ik ook om mevrouw Yeşilgöz gerust te stellen. U vraagt mij om te streven naar evenredigheid in de aandacht. Bij wat ik doe, wil ik niemand iets opleggen. Ik wil ook niet tegen de media zeggen: u moet dat evenredig doen. Het enige wat ik wil doen, is de feiten verzamelen en met de media het debat voeren over welk beeld ze willen neerzetten: "Wilt u alleen het traditionele gezin neerzetten of wilt u de diversiteit die we ook in de samenleving zien, in uw beeld laten terugkomen? Wilt u alleen mannelijke deskundigen opvoeren? Of accepteert u dat er inmiddels ook vrouwelijke deskundigen zijn in deze samenleving?" Ik wil dat debat voeren. Maar ik wil niks opleggen. Ik geef toe dat dat een heel voorzichtige lijn is. Volgens mij gaat uw motie daar net overheen. Daarom wil ik haar graag ontraden.

De voorzitter:

Zo'n debat hoort uitgebreid te worden gevoerd in een algemeen overleg. Dit is een VAO.

Tot slot, meneer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Dank voor uw mildheid, voorzitter. Het gaat ook over de formulering van de motie. In het dictum van de motie gaat het inderdaad over de uitvoering van het emancipatiebeleid. Ik hoor de minister nog zeggen, in het AO: "Ik verbaas me erover dat er leden van de Kamer zijn die niet zouden willen dat ik beïnvloed. Natuurlijk wil ik beïnvloeden! Dat is mijn taak als minister." Welnu, mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om haar invloed aan te wenden om bij de uitvoering van het emancipatiebeleid naar evenredigheid de positie van de klassieke gezinnen voor het voetlicht te brengen en de belangen daarvan te dienen.

Minister Van Engelshoven:

Volgens mij hebben wij dit punt gewisseld. Ik wil zeker het debat voeren, maar die partijen wel de vrije keuze laten in wat ze doen.

Tot slot kom ik bij de motie op stuk nr. 282. Tegen deze motie heb ik twee bezwaren. Ten eerste wordt er uitgegaan van een stevig stereotype, namelijk dat alleen vrouwen als lustobject worden gezien. Ik zou haast zeggen dat we in deze samenleving gelukkig inmiddels zo ver zijn dat mannen dat ook kunnen zijn. In die zin bevestigt de heer Bisschop wel weer een bepaald stereotype beeld met deze motie. Als hij en ik het debat aangaan over wat wij een afbeelding vinden van een lustobject, kunnen daar ook nog wel verschillen van mening over zijn. Ik wil niet de waakhond van een soort nieuwe preutsheid worden. Om die reden ontraad ik deze motie.

Voorzitter, dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik had geen moties ingediend, maar wel een verzoek gedaan, namelijk of de voorzichtige lijn die de minister beschrijft, later naar ons terug kan komen.

Minister Van Engelshoven:

Die was ik inderdaad vergeten. Goed dat mevrouw Yeşilgöz me daaraan herinnert. Ik kom voor Prinsjesdag naar de Kamer met een brief over hoe we die monitor precies gaan vormgeven.

De voorzitter:

Dat is dan een toezegging. Dank u wel. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven