8 Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen

Aan de orde is het VAO Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (AO d.d. 06/03).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van harte welkom. Ik geef mevrouw Van den Hul namens de PvdA-fractie het woord.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Naar aanleiding van ons AO heb ik twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er nog altijd grove misstanden worden begaan door Nederlandse bedrijven over de grens;

constaterende dat bij lange na niet alle Nederlandse bedrijven de gepaste zorgvuldigheid zoals bedoeld in de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen naleven;

verzoekt de regering naar het Duitse voorbeeld een harde kwantificeerbare doelstelling en termijn te formuleren voor het aantal bedrijven dat aantoonbaar gepaste zorgvuldigheid moet naleven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 271 (26485).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het bestrijden van kinderarbeid, leefbaar loon en gender essentieel zijn om tot verantwoorde handel te komen;

constaterende dat deze onderwerpen niet in alle imvo-convenanten zijn geborgd;

verzoekt de regering zich in te spannen om deze drie onderwerpen integraal op te nemen in de huidige en toekomstige imvo-convenanten, en de voortgang hiervan expliciet te vermelden bij de monitoringsrapportages,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 272 (26485).

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Diks namens GroenLinks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Weinig tijd en drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de mensenrechtencommissaris van de Colombiaanse president Santos publiekelijk zijn steun heeft uitgesproken voor een verzoeningsdialoog tussen mijnbouwbedrijven en slachtoffers van mensenrechtenschendingen;

overwegende dat de winning van steenkolen in Colombia gepaard gaat met schendingen van mensenrechten, natuur en milieu;

overwegende dat de afspraken in imvo-convenanten daadwerkelijk moeten worden omgezet naar resultaatgericht handelen en dat er in het kader van het steenkolenconvenant positieve ontwikkelingen zijn die wijzen op mogelijke vooruitgang;

verzoekt de regering steun uit te spreken voor de inzet van de Colombiaanse regering voor een verzoeningsdialoog tussen mijnbouwbedrijven en slachtoffers van mensenrechtenschendingen, en Nederlandse energiebedrijven op te roepen om, in navolging van Nuon-Vattenfall, van hun kolenleveranciers te vergen aan deze verzoeningsdialoog deel te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 273 (26485).

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat binnen de kleding- en textielsector en recentelijk de bancaire sector als enige imvo-risicosectoren aanzienlijke vooruitgang is geboekt met het bevorderen van internationaal maatschappelijk ondernemen via een sectorconvenant;

constaterende dat desondanks een aanzienlijk deel van de kleding- en textielsector, bijvoorbeeld de schoenhandel, zich nog niet bij het convenant heeft aangesloten en ook niet bereid lijkt te zijn om dit op korte termijn te doen;

verzoekt de regering de haar beschikbare middelen aan te wenden om maximale druk uit te oefenen op het gedeelte van de kleding- en textielsector dat zich nog niet heeft gecommitteerd aan het sectorconvenant om dit alsnog te doen, en de Kamer te informeren over haar strategie ter zake,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 274 (26485).

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kijk even naar de tijd en laat de constatering in mijn laatste motie even achterwege.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer in de aangenomen motie Van Ojik (26485, nr. 204) aan de regering heeft verzocht om voor imvo-convenanten een set van concrete, controleerbare doelstellingen te formuleren en dat dit tot nu toe nog onvoldoende is gerealiseerd;

verzoekt de regering concrete, controleerbare doelstellingen binnen imvo-convenanten op te stellen en jaarlijks aan de Kamer te rapporteren over de voortgang van genoemde convenanten en het aandeel van de verschillende sectoren dat in imvo-convenanten participeert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 275 (26485).

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Amhaouch namens het CDA.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Zoals ik ook heb aangegeven in het AO is het voor het CDA van groot belang dat de convenanten een succes worden. Het gaat dan niet om zo veel mogelijk deelnemers maar om het verbeteren van de kwaliteit van de keten door de deelnemende bedrijven. Het convenantenproces moet impact hebben. Ik verzoek de minister dus vooral het kwaliteitseffect van de convenanten te monitoren, maar ik wil ook nu weer benadrukken dat imvo-beleid meer is dan alleen de convenanten. Het is van belang dat imvo in het algemeen een essentieel onderdeel is in de SDE-agenda van de minister. Bedrijven die niet meedoen aan convenanten moeten zich immers ook aan de imvo-normen houden.

Dan wil ik graag ingaan op het functioneren van keurmerken. Ik zie hierin twee sporen, namelijk het onderscheid tussen het gebruik van keurmerken in Nederland en het effect van kwaliteitskeurmerken op producten in ontwikkelingslanden. Het resultaat van keurmerken voor boeren en kleine ondernemers in ontwikkelingslanden is bij uitstek een imvo-verantwoordelijkheid. De ACM heeft in 2016 geconcludeerd dat de keurmerken niet het resultaat opleveren dat met de oprichting ervan beoogd wordt. Het lijkt er bovendien op dat de keurmerkenindustrie een verdienmodel is geworden. Het terugtrekken van Greenpeace uit FSC lijkt daar ook mee te maken te hebben. Keurmerken leveren administratieve druk op voor het mkb en zijn onderdeel van de concurrentiepositie geworden. We moeten ons meer gaan richten op de keurmerken die wel goed werken. Dit vergt onderzoek.

Het al dan niet functioneren van een keurmerkensysteem is voor mij ook een graadmeter in hoeverre convenanten effect kunnen hebben op de internationale keten. De onderbelichte keurmerken maken zo een wezenlijk onderdeel uit van ons imvo-beleid. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat keurmerken een waardevolle bijdrage leveren aan het versterken van de keten met ontwikkelingsdoelen;

constaterende dat de invloed van keurmerken op beoogde maatschappelijke effecten verbeterd kan worden;

overwegende dat het mkb daarbij een belangrijke rol kan spelen;

verzoekt de regering in een brief aan te geven hoe er wordt gewerkt aan de verbetering van de effectiviteit van keurmerken en certificeringen, onder andere naar aanleiding van het ACM-rapport ACM over keurmerken uit 2016;

verzoekt de regering tevens om samen met het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven, lerende van het verleden, tot verbeteringen te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch, Voordewind en Bouali. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 276 (26485).

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Becker namens de VVD.

Mevrouw Becker (VVD):

Voorzitter. Onlangs hebben we in de Kamer een rondetafelgesprek gehad over misstanden in de hulpsector. Het weekend daarvoor kwam het onderzoek naar buiten van Olivier van Beemen, die vijf jaar onderzoek heeft gedaan naar de activiteiten van Heineken in Afrika. Daar bleken nogal schokkende feiten over misbruik, ongewenste intimiteiten of zelfs prostitutie door promotiemeisjes in dienst van Heineken. Omdat ik vind dat het net zo goed een opdracht is voor het bedrijfsleven als voor de hulpsector om dit soort misstanden tegen te gaan, wil ik de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werknemers die in Afrikaanse landen promotiewerk voor Heineken verrichten, geconfronteerd zijn met ongewenste intimiteiten, misbruik of zelfs prostitutie;

overwegende dat dit risico ook bij andere Nederlandse internationaal opererende bedrijven bestaat, zeker indien zij bepaalde werkzaamheden lokaal uitbesteden en beperkt controle hebben over de arbeidsomstandigheden;

overwegende dat samenwerking tussen het Nederlandse bedrijfsleven en lokale bedrijven in Afrikaanse landen wenselijk is en in het kader van de hulp- en handelsagenda financieel ondersteund wordt;

overwegende dat hierbij meer aandacht nodig is voor integriteit en het actief voorkomen van misstanden, en het bedrijfsleven dit een plek wil geven in imvo-convenanten;

verzoekt de regering bij de evaluatie van de imvo-convenanten expliciet te rapporteren over de gemaakte afspraken over integriteit en het actief tegengaan van misstanden op de werkvloer;

verzoekt de regering tevens de subsidiekaders voor middelen ten behoeve van het bedrijfsleven tegen het licht te houden en zo nodig en waar mogelijk aan te scherpen zodat geld kan worden teruggevorderd als een bedrijf onvoldoende doet om misstanden aan te pakken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Becker, Amhaouch, Alkaya, Voordewind, Bouali en Van den Hul.

Zij krijgt nr. 277 (26485).

Dank u wel, mevrouw Becker. Dan geef ik nu het woord aan de heer Alkaya namens de SP-fractie.

De heer Alkaya (SP):

Dank, voorzitter. Ondernemen is een recht, maar brengt ook zeker plichten met zich mee, bijvoorbeeld de plicht om fatsoenlijk om te gaan met medewerkers, of dat nou in Nederland is of elders in de wereld. Helaas houden lang niet alle bedrijven zich aan hun plichten. Te vaak zien wij dat fatsoenlijke werkomstandigheden en menselijke waardigheid wel gelden voor de top van het bedrijfsleven, maar niet op de werkvloer. Dat is vooral zo in het buitenland. Zoals mijn collega van de VVD ook aangaf, zagen wij dit vorige week nog toen meerdere misstanden over Heineken in Afrika naar boven kwamen. Op de werkvloer is er sprake van intimidatie, uitbuiting en prostitutie, maar zodra het te heet wordt onder de voeten van de top omdat ze betrokken raken bij corruptiezaken, worden ze weggepromoveerd en wordt er geschikt door het bedrijf. Hier heb ik samen met het CDA en de ChristenUnie al schriftelijke vragen over gesteld. Ik steun dus ook de motie van de VVD in dezen. Heineken verdient een betere moraal aan de top, en dat geldt niet alleen voor dat bedrijf. In het AO hebben wij al verschillende voorbeelden besproken van Nederlandse bedrijven die hiermee te maken hebben. Als Nederlandse bedrijven vrijwillig de normen en waarden in de top willen aanpassen op dit gebied en daadwerkelijk maatschappelijk verantwoord willen gaan ondernemen, dan krijgen ze daar nu met het convenantenbeleid de kans voor. Maar als zij dit niet doen, dan is het ook de taak van de overheid om hen daartoe te dwingen. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering vier jaar geleden is gestart met het traject waarin bedrijven in dertien risicosectoren middels convenanten worden verleid maatschappelijk verantwoord te ondernemen;

overwegende dat tot op heden slechts zes convenanten zijn afgesloten, waarbij geen enkele risicosector volledig wordt gedekt;

verzoekt de regering wetgeving voor te bereiden die na de evaluatie in 2019 in werking kan treden voor risicosectoren waarin geen convenant met voldoende dekking is bereikt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 278 (26485).

De heer Alkaya (SP):

Daarnaast wil ik alvast mededelen dat ik de aangehouden motie van mijn voorganger, meneer Hijink (21501-02, nr. 1786), over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en het bindende mensenrechtenverdrag van de VN volgende week ook in stemming zal brengen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik hoorde net dat wij een beetje overlap hebben met mevrouw Van den Hul, maar dat zal ons ongetwijfeld niet beletten om elkaar te steunen, want zij heeft de motie ook meeondertekend. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de overheid in 2013 de ambitie heeft uitgesproken dat 90% van de grote Nederlandse bedrijven zich committeert aan de OESO-richtlijnen;

constaterende dat de Kamer de regering in 2014 heeft verzocht voor de gewenste beoordeling en evaluatie van imvo-convenanten een set van concrete en controleerbare doelstellingen te formuleren;

constaterende dat Duitsland verwacht dat minimaal 50% van de bedrijven groter dan 500 werknemers in 2020 due diligence voor mensenrechten in de productieketen uitvoert en dat anders dwingende maatregelen worden genomen;

overwegende dat een evaluatie van de imvo-convenanten is aangekondigd over twee jaar;

verzoekt de regering om met het oog op de evaluatie in Nederland vergelijkbare doelen als in Duitsland te ontwikkelen, de doelen die zijn vastgesteld in de afgesloten convenanten (zoals voor leefbaar loon en kinderarbeid) binnen de dertien risicosectoren meetbaar te formuleren, inclusief tijdpad, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van der Graaf, Bouali, Van den Hul en Diks.

Zij krijgt nr. 279 (26485).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mevrouw Van der Graaf heeft tijdens het AO het woord gevoerd, omdat ik plenair vastzat. Daar dank ik haar nog voor.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot de heer Bouali namens D66.

De heer Bouali (D66):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb twee moties. Ik zal ze ook meteen indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot belang is dat Nederland vooroploopt in maatschappelijk verantwoord ondernemen, maar dat de meeste impact bereikt wordt wanneer landen gezamenlijk optrekken;

overwegende dat Nederlandse bedrijven voordeel hebben bij een ambitieuze, uniforme en geïntegreerde Europese aanpak omdat dit onder meer kan zorgen voor een gelijker speelveld;

constaterende dat er desondanks geen sprake is van Europees beleid ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen;

verzoekt de regering in Europa een voortrekkersrol te vervullen in het streven naar Europees beleid ter bevordering van maatschappelijk verantwoord ondernemen, waaronder het sturen van een pleitbrief van gelijkgezinde lidstaten aan de Europese Commissie, en de Kamer over de uitkomst van deze inzet proactief en regelmatig te informeren;

verzoekt de regering tevens de mogelijkheid te onderzoeken van het organiseren van een Europese highlevelbijeenkomst over deze thematiek om zodoende bewustwording en commitment te creëren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280 (26485).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot belang is voor Nederland en zijn partnerlanden om gezamenlijk kansen te verzilveren op het gebied van onder andere intensivering van handel, promoten van imvo, verdere verduurzaming en verbetering van arbeidsomstandigheden;

constaterende dat het zogenaamde Holland House in Colombia een innovatieve publiek-private succesformule is gebleken, daar het sinds de oprichting in 2013 fungeert als one-stop-shop voor Nederlandse en Colombiaanse bedrijven door het bieden van een breed palet aan commerciële dienstverlening dat ten goede komt aan zowel het gastland als aan Nederland;

verzoekt de regering binnen de bestaande financiële kaders te bezien waar dit opportuun is en in welke landen die daarvoor geschikt zijn deze succesformule, bijvoorbeeld als voortzetting van een pilot, verder uit te rollen, zodat in meer landen op eigen kracht sprake is van een dergelijke innovatieve publiek-private samenwerking,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali, Amhaouch en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 281 (26485).

De laatste moties worden gekopieerd en rondgedeeld. Ik zie dat de minister behoefte heeft aan een schorsing van een paar minuten Ik schors de vergadering daarom vijf minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Kaag:

Mevrouw de voorzitter, een interessant aantal moties.

De voorzitter:

Elf moties.

Minister Kaag:

Ja, dank u. Ik hoop dat ik ze alle elf heb.

De motie van mevrouw Van den Hul op stuk nr. 271 vind ik een belangrijke motie. Ik kan alleen maar stellen dat ons oordeel "overnemen" is. Ik hoef er verder geen woorden aan te wijden.

De voorzitter:

Heeft iemand bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Er wordt gezegd dat de PVV daarmee niet akkoord gaat. Dan komt de motie gewoon in stemming.

Meneer Amhaouch.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter, ik heb daar wel een vraag over als dat mag.

De voorzitter:

Ja.

De heer Amhaouch (CDA):

Doelstellingen formuleren is goed. Er zijn ook meerdere moties die het over doelstellingen hebben. De vraag is dan wel wie die doelstellingen gaat maken. Is dat iets wat de regering of het kabinet gaat doen of is dat iets wat de partijen samen aan de convenantentafel gaan doen? Dat is voor ons een wezenlijk punt.

Minister Kaag:

Ik denk dat er een aantal stappen zijn. De OESO-richtlijnen voor multinationaal ondernemen zijn al helder en in de beleidsbrief van 2013, getiteld Maatschappelijk verantwoord ondernemen loont, heeft het kabinet de ambitie uitgesproken, overigens zonder tijdpad, dat 90% van de bedrijven met meer dan 500 werknemers, totale activa van meer dan 20 miljoen en een netto-omzet van 40 miljoen in het jaarverslag de OESO-richtlijnen expliciet onderschrijven als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Onderschrijven betekent in principe ook uitvoeren en naleven. Daar moeten ook de actionairs rekening mee kunnen houden. Ik lees de motie van mevrouw Van den Hul zo dat die ambitie nog steeds staat en dat is conform het kabinetsbeleid. Het ondersteunt het beleid en zo hebben wij de motie ook gelezen.

Hoe wordt het dan uitgevoerd? Daarvoor worden natuurlijk alle kanalen ingezet. Er is eigenlijk niets nieuws aan de horizon, want als overheid zijn we altijd met bedrijven in gesprek over de OESO-richtlijnen. Ik heb vanochtend de CEO van Heineken gebeld, juist over de OESO-richtlijnen en seksueel misbruik. Ik heb helder gerappelleerd over wat er verwacht wordt en wat de aanpak zal zijn, maar dat hoefde niet want men was al bezig. Dus de onderschrijving van de OESO-richtlijnen is hier helder. In de convenanten kunnen we het ook altijd expliciet meenemen, maar wij zijn maar één van de partijen bij de convenanten.

De heer Amhaouch (CDA):

We zitten met vier partijen aan de convenantentafel en dan geldt: samen uit, samen thuis. Daarom hebben we er niks op tegen dat de minister deze motie overneemt.

De voorzitter:

Oké. Mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Ook van mijn kant nog een toelichtende vraag. Die geldt ook een beetje voor een motie die straks nog aan de orde komt en die ook gaat over kwantificeerbare doelen.

De voorzitter:

Op welke motie doelt u?

Mevrouw Becker (VVD):

Op de motie van de heer Voordewind. Maar goed, daar gaat de minister natuurlijk haar oordeel nog over geven.

De voorzitter:

Ja.

Mevrouw Becker (VVD):

Maar omdat ze het oordeel over deze eerste motie aan de Kamer laat, wil ik de minister vragen of er niet een risico is als er tussentijds doelen worden geformuleerd, terwijl convenantspartijen nog met elkaar om de tafel zitten om tot afspraken te komen. Is er niet een risico als we dan nu vanuit de overheid zeggen: ja we willen eigenlijk een concreet doel gaan vastleggen ...

De voorzitter:

Het is aan de minister om haar oordeel daarover te geven.

Mevrouw Becker (VVD):

Ja, maar ziet zij dat niet als een risico voor het convenantenproces?

De voorzitter:

De minister komt straks op die motie terug.

Minister Kaag:

Maar ik heb bij deze motie gezegd: overnemen. Misschien heb ik dat niet helder gezegd. Ik heb niet gezegd: oordeel Kamer. Over de motie op stuk nr. 271 van mevrouw Van den Hul heb ik gezegd: overnemen.

De voorzitter:

Ja.

Minister Kaag:

Er is daarna een vraag gesteld. Ik kom terug van de details, want anders gaan we een ander gesprek voeren. Er staat in deze motie niet: kwantificeerbare doelstellingen. Dat komt terug in andere moties en ik kom er dan op terug want ik wil het gesprek niet verwarrend laten worden.

De voorzitter:

Dat lijkt mij inderdaad niet verstandig. Maar er is hier een fractie, namelijk die van de PVV, die over die motie wil stemmen. Het staat ook de PVV vrij om dat te willen.

Minister Kaag:

Ja, maar mevrouw ... Goed, ik had begrepen dat mevrouw Becker had begrepen dat ik had gezegd: oordeel Kamer. Mijn advies was: overnemen. Daarna is het een "oordeel Kamer" geworden, maar ik heb dat niet gezegd. Dat zeg ik voor de helderheid en for the record.

De voorzitter:

Maar ik neem aan dat ... Ja, ... Mevrouw Becker?

Mevrouw Becker (VVD):

Voorzitter, laten we het niet moeilijker maken dan het is. Ik ga straks, als de minister haar oordeel geeft over de motie van de heer Voordewind, mijn vraag nog een keer stellen over kwantificeerbare doelen. Ik sloeg hierop aan omdat dit ook in deze motie staat. Maar ik kom er zo meteen op terug. Dank u wel.

De voorzitter:

Goed. De volgende motie.

Minister Kaag:

Het voorstel uit de motie op stuk nr. 272 vind ik heel sympathiek. Vrouwenrecht, en het bestrijden van kinderarbeid en van andere vormen van uitbuiting blijven prioriteiten van ook dit kabinet. Het is natuurlijk ook een integraal onderdeel van de brede inzet op verduurzaming en internationaal verantwoord ondernemen, zowel aan de productiekant als aan de handelskant. Zoals daarnet al werd toegelicht door de heer Amhaouch, is bij de totstandkoming van convenanten natuurlijk meer dan één partij betrokken. Er zijn vier partijen bij betrokken en er zijn ook verschillende variabelen daarbij van invloed. Een gedegen analyse van risico's in elke sector en elke keten is sowieso een beginstap. In sommige fasen kom je natuurlijk al meteen tot de conclusie dat kinderarbeid en vrouwenuitbuiting, -misbruik en andere vormen van uitbuiting daar inderdaad aangepakt moeten worden. In sommige sectoren is het dan misschien niet van toepassing, maar ik denk dat het heel goed is om scherp te stellen dat er, waar mogelijk en waar dit wordt geconstateerd, een extra inspanning gedaan moet worden om juist deze thema's aan te pakken. Dit ook omdat gewoon wetenschappelijk bewezen is dat vrouwen, kinderen, meisjes altijd de zwakste en gemarginaliseerde bevolkingsgroep vormen in meer dan één landensituatie, of bijna in alle landensituaties. Dus wat mij betreft is het votum: overnemen.

De voorzitter:

Heeft iemand bezwaar tegen het overnemen van deze motie? Dat is het geval. Dan wordt deze motie in stemming gebracht. Als de motie niet wordt overgenomen, wat is dan het oordeel, minister?

Minister Kaag:

Oordeel Kamer. Excuus.

De voorzitter:

Goed, dan is dat ook helder.

We gaan naar de motie op stuk nr. 273, van mevrouw Diks.

Minister Kaag:

Ja, die motie gaat over mijnbouw in Colombia. Ons votum is weer: overnemen. Ik zal overigens ook de boodschap overbrengen aan mijn collega minister Blok, die vandaag in Colombia is. Dan kan hij, punt een, de twee onderdelen van de motie in de laatste paragraaf al meenemen. En in de tweede plaats zullen wij zelf ook spreken met Nederlandse energiebedrijven om hen op te roepen om hun inzet te tonen, in navolging van de uitspraken en de inzet van de Colombiaanse regering. Dit hoort natuurlijk eigenlijk ook onder de OESO-richtlijnen en zo kun je dit ook beschouwen.

De voorzitter:

Ook deze motie wordt in stemming gebracht.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Nee, de minister zei: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ja, maar er is bezwaar gemaakt tegen het overnemen.

Minister Kaag:

Ik ben blij dat ik niet de enige ben die in verwarring raakt.

De volgende motie, op stuk nr. 274, is ook van mevrouw Diks. Die gaat over imvo-wetgeving in de textielsector. In de motie wordt geconstateerd dat er inderdaad binnen de kleding- en textielsector en recentelijk binnen de bancaire sector, als enige imvo-risicosectoren, aanzienlijke vooruitgang is geboekt. Daarna gaat de tekst in de motie verder. Ik kan mij vinden in de uitleg in de laatste paragraaf, waarin de regering wordt verzocht om beschikbare middelen aan te wenden om druk of invloed uit te oefenen — "invloed" heb ik dan toegevoegd — op het gedeelte van de kleding- en textielsector dat zich nog niet heeft gecommitteerd. Dit is ook belangrijk om het succes van convenanten in zijn totaliteit te kunnen bewijzen en om mee te nemen in de evaluatie na twee jaar. Dus het votum is overnemen.

De voorzitter:

Ook hier geldt dat deze motie in stemming wordt gebracht, want er is een fractie die daar graag over wil stemmen, en dat is voldoende om het zo te doen, dus via de stemming.

Minister Kaag:

Mevrouw de voorzitter, ik heb hier zo veel moties en verschillende papieren liggen ...

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 275.

Minister Kaag:

Ja, de motie over de meetbaarheid en de participatie van imvo-convenanten, ook van mevrouw Diks. Dat was eigenlijk de tweede motie die mevrouw Diks had ingediend. Daar had ik nog niet op gereageerd. Dat is toch correct? Ja. Ik wil graag naar de laatste paragraaf van deze motie: "verzoekt de regering concrete, controleerbare doelstellingen binnen imvo-convenanten op te stellen en jaarlijks aan de Kamer te rapporteren". Ik moet natuurlijk ook nog terugkomen op de motie van de heer Voordewind. Ik wil het anders lezen. Dit kan alleen eventueel worden overwogen binnen nieuwe convenanten. We kunnen achteraf geen meetbare doelstellingen toevoegen aan een proces dat al gaande is, want dan meet ik appels en peren. Bovendien zal elke evaluatie-expert u zeggen dat het niet meetbaar is en daardoor telt het niet. Maar zo bedoel ik het niet. Het gaat er meer om dat ik zou willen suggereren dat dit een intentie is die wordt meegenomen binnen nieuwe convenanten. Dan zou ik ook graag zien dat de Kamer dan jaarlijks wordt geïnformeerd, want rapportage heeft wellicht een hele andere status en verplichting. Dit is nog echt in de embryonale fase, om het zo maar te noemen. Met die amenderingen zou ik de motie oordeel Kamer laten.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik zat nog even te zoeken, want de motie-Van Ojik is natuurlijk al aangenomen en we kunnen nu constateren dat die eigenlijk nog niet uitgevoerd is. In die motie werd al opgeroepen om concrete, haalbare doelstellingen op te schrijven. Ik herhaal het dus eigenlijk meer ter ondersteuning om die motie van Van Ojik in ieder geval uit te gaan voeren.

Minister Kaag:

Ja, maar dan staat er nog in de motie-Van Ojik — ik heb haar nu even niet voor mijn neus, maar ik lees de essentie ervan in paragraaf twee van uw motie — dat de regering wordt verzocht om in imvo-convenanten een set van concrete, controleerbare doelstellingen te formuleren. Daar is nog steeds het probleem dat, als het nu nog aan al lopende processen wordt toegevoegd, we eigenlijk niets meten. Dat moeten wij natuurlijk voorkomen. Of men nu convenanten of wetgeving wil, dan lossen we het probleem niet op en meten we niet het resultaat.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Diks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Nee, ik ben echt de laatste die gaande het spel de spelregels wil veranderen; dat is helemaal mijn stijl niet. Dat ben ik in die zin met u eens, dus neemt u het in ieder geval mee met de convenanten die nog onderhandeld worden of met de convenanten waar nu nog een zo beperkt deel van de sector aan annex is.

Minister Kaag:

Dat laatste is een waardevol punt, maar dan moeten we er wel heel zorgvuldig, sector voor sector naar kijken en ook met de SER in overleg of dat haalbaar is. Ik wil nog steeds de amenderingen "informeren" en dat specifiek gesteld wordt dat het alleen geldt voor nieuwe convenanten of convenanten waarvan u zegt dat ze nog in een heel pril stadium zijn, maar dan zou ik de voorkeur eraan geven om eerst de Kamer te informeren in een nieuwe brief over de stand van zaken van de convenanten en welke convenanten zich eventueel lenen voor uitvoering van de motie zoals u de bedoeling nu heeft geformuleerd. Dus eerlijk gezegd wil ik nog een voorfase, om alle zorgvuldigheid te kunnen betrachten.

De voorzitter:

Bent u het daarmee eens, mevrouw Diks?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Daar kan ik me in vinden, dank u wel.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 276.

Minister Kaag:

De motie van de heer Amhaouch. Ons votum zou zijn overnemen. Er wordt, zoals de heer Amhaouch weet, gewerkt vanuit verschillende vakministeries aan verbetering van de effectiviteit en transparantie van keurmerken, niet alleen vanwege de bedrijven maar ik denk dat ook de klant of de consument hier zelf behoefte aan heeft, want het kan eventueel verwarrend zijn. Ik ben ook bereid dit in een brief aan de Kamer verder te beschrijven, uiteraard in nauwe samenwerking met de andere ministeries, zoals Economische Zaken, Landbouw en ook het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat betreft ook consumentenvoorlichting en alle andere terreinen die daarbij relevant zijn. Het votum, met mijn suggestie om in een brief hierop terug te komen, is overnemen.

De voorzitter:

Ook deze motie zal op verzoek van de PVV in stemming worden gebracht. Dan de motie op stuk nr. 277.

Minister Kaag:

Dat is een motie van mevrouw Becker c.s. Ik dank mevrouw Becker voor de consistentie waarmee zij kijkt naar zowel het bedrijfsleven als de hulpsector. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we scherp kijken, oordelen en steun verlenen, maar natuurlijk ook dat we kaders schetsen. Ik denk dat de motie eigenlijk twee verzoeken doet. Een over aanpassing van subsidiekaders voor overheid en bedrijfsleven als het gaat om duurzaam ondernemen of inderdaad het creëren van ontwikkelingseffect, en een voor wat betreft de convenanten zelf. Ik ga niet meer herhalen waar we het allemaal over eens zijn. We moeten onze veroordeling in sterkste zin uitspreken over alle misstanden en de verwachting uitspreken dat we die misstanden zo veel mogelijk met z'n allen kunnen voorkomen op een viertal manieren: preventie, signalering en slachtoffersteun, handhaving en sanctionering. Dat laatste is natuurlijk heel belangrijk. Voor wat betreft de overheid en de hulpsector kom ik hier eind april nog op terug in een heel gedetailleerde brief, juist vanwege de zorgvuldigheid. Ik wil vooropstellen dat geen enkele maatregel wordt uitgesloten. Dat heb ik in elk AO altijd al gezegd. Als het gaat om stappen die convenantspartijen, dus bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheid, zelf nog kunnen zetten, denk ik dat alles voor wat betreft grensoverschrijdend seksueel gedrag en misbruik expliciet meegenomen moet worden door de bedrijven zelf en in onze afspraken. Dus ik wil de motie zeker overnemen.

De voorzitter:

Ook hier wil de PVV graag over stemmen, dus de motie wordt in stemming gebracht.

Minister Kaag:

Dan ga ik door met de motie van de heer Alkaya. Ik begrijp de boodschap van de motie. Ik begrijp ook de intentie. De heer Alkaya constateert dat slechts zes convenanten zijn afgesloten, waarbij geen enkele risicosector volledig wordt gedekt. Ik kan nog niet meegaan met deze motie, want ze loopt vooruit op de doelstelling en de afspraken die het kabinet zich heeft gesteld: eerst het convenantentraject aflopen, dan kijken wat er werkt en niet werkt en dan kijken of wetgeving, en welke vorm van wetgeving, in welke benadering en uitvoering, relevant en dekkend zal zijn. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Vanuit dat perspectief ontraad ik deze motie.

De heer Alkaya (SP):

We komen op een gegeven moment op een punt dat het niet aannemelijk meer lijkt dat er richting de evaluatie van 2019 nog convenanten voor een bepaalde risicosector worden gesloten. Als we dan pas gaan beginnen met het opstellen van wetgeving, zijn we na 2019 weer twee jaar verder. Daar schieten we niets mee op. De minister geeft aan dat ze de motie nu nog niet oordeel Kamer kan geven. Op een gegeven moment komt dat moment er. Daar ben ik van overtuigd. Ik zou graag de motie willen aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Alkaya stel ik voor zijn motie (26485, nr. 278) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Kaag:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 279 van de heer Voordewind c.s. Ik herken hierin ook de intentie, de boodschap en het belang om te kijken naar landen waarmee wij ons graag meten, ook qua normen- en waardenniveau, om te kijken wat we van hen kunnen leren en welke doelstellingen geformuleerd zijn. Er wordt ook heel helder gesteld dat een evaluatie van de convenanten natuurlijk al is aangekondigd over twee jaar. De klok tikt, dat ben ik met de heer Alkaya eens. Ik denk dat het verzoek om te kijken naar wat we van Duitsland kunnen leren en om het ontwikkelen van doelen en het vaststellen van convenanten beter te formuleren en de Kamer hierover te informeren, nuttig en goed voor ons is, om ons allen scherp te houden en om binnen het convenantenproces ook nog bij te kunnen sturen en zo nodig bij te kunnen schrijven. Maar ik laat deze motie aan het oordeel van de Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 280. O, mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Sorry voorzitter. Zoals aangekondigd: net werd ook al even het risico benoemd van het tussentijds aanpassen van spelregels. Daar zit ik bij deze motie een beetje mee in mijn maag, omdat er toch staat dat we nu met het oog op de evaluatie in Nederland doelen zouden moeten gaan ontwikkelen die vergelijkbaar zijn met die in Duitsland. Voor convenantspartijen zijn die doelen nu nog niet bekend, maar ze worden er mogelijk straks wel op afgerekend. Hoe ziet de minister dat?

Minister Kaag:

Nee, want er staat dat dit moet gebeuren met het oog op de evaluatie, er staat niet dat dit de evaluatie is. Zo lees ik de motie althans. Zo zie je maar: je kunt een motie op verschillende manieren lezen. Er staat niet dat dit de evaluatie is. Ik denk ook niet dat dat de inzet van de heer Voordewind was. Ik denk dat het nuttig is voor alle partijen om te weten wat voor doelen er geformuleerd zouden kunnen worden. Dat kan ook eventueel mee worden genomen in nieuwe convenanten, als die er nog komen. Dan is dat nuttig. Ik denk ook dat het informatief is voor Kamer en het ministerie van Buitenlandse Handel en OS. Dan kun je ook gaan kijken wat je daarna wilt bereiken. Het is zelfs eventueel een opstapje naar toekomstige wetgeving, als die er zou komen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Kaag:

Maar misschien doe ik te veel aan interpretatie van de motie.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Met betrekking tot die doelen en ter verduidelijking: de doelen die in Duitsland worden geformuleerd, geven een aantal bedrijven weer. Dat is wat anders dan dat je leefbaar loon, kinderarbeid et cetera in de convenanten zelf bepaalt. Dit geeft criteria voor de evaluatie weer, waar het convenant uiteindelijk aan moet voldoen. Er is een deelname, zoals in 2013/2014 is afgesproken. Dit even ter verheldering.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Kaag:

Dank u. Dan de eerste motie van de heer Bouali over een voortrekkersrol van Nederland in Europa als het gaat om internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik denk dat het goed is dat Nederland blijft proberen een voortrekkersrol te vervullen. We zijn natuurlijk niet alleen; kijk maar naar Duitsland en andere landen die hiermee ook heel erg aan de gang zijn. Er is al een pleitbrief in de maak; die heb ik al in een eerder AO toegezegd. Het gaat in feite om een beleefd rappel aan de vicepresident van de Commissie, Frans Timmermans, in navolging van een eerdere brief die hem gestuurd was. We zullen dat ook in Commissieverband en met gelijkgestemde lidstaten gaan doen. Ik ben best bereid te kijken naar de mogelijkheid van een Europese highlevelbijeenkomst. Dat is altijd even een kwestie van waar we het over hebben, met wie en wanneer. Ik geef een committering voor wat het onderzoek naar wenselijkheden, mogelijkheden en receptiviteit aangaat. Daarna zal ik daar in een AO te zijner tijd op terugkomen.

De voorzitter:

En het oordeel is?

Minister Kaag:

Overnemen.

De voorzitter:

Ik zie iemand nee schudden, dat is de heer Van Aalst. Dus deze motie wordt ook in stemming gebracht. De laatste motie.

Minister Kaag:

Dan de laatste motie, die op stuk nr. 281 van de heer Bouali c.s. Ik begrijp de motie. De heer Bouali verwijst inderdaad vaak terecht naar het Holland House als een van de vele opties, een succesvolle optie die innovatief is en de publieke en de private sector heel goed met elkaar verbindt. Die optie kan eventueel worden overwogen in het heel brede scala van mogelijkheden om een proactieve handelsagenda uit te voeren. Het is wel zo dat ik deze motie zo lees, dat die geen claim stelt binnen de begroting van BuHa-OS. Als dat inderdaad zo is, is wat ons betreft het votum overnemen, maar met de caveat dat die motie geen claim binnen de begroting kan betekenen.

De voorzitter:

Oké. Ook hier geldt dat de motie in stemming wordt gebracht. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Ik dank de minister en de Kamerleden. O, er is nog een punt van mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Voorzitter, ik begreep van de griffier dat dit het moment is om aan te geven dat een motie door meer leden wordt ondertekend. Aan de motie die ik heb ingediend zijn de ondertekenaars Bouali en Van den Hul toegevoegd.

De voorzitter:

Welke motie was dat?

Mevrouw Becker (VVD):

De motie op stuk nr. 277.

De voorzitter:

De namen van deze leden zullen aan de motie worden toegevoegd. Dank u wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zullen we volgende week stemmen. Ik schors even.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven