11 Strijd tegen liquidatiegeweld

Aan de orde is het debat over de strijd tegen het liquidatiegeweld.

De voorzitter:

Aan de orde is het debat over de strijd tegen het liquidatiegeweld. Ik heet de minister van Justitie en Veiligheid van harte welkom en geef mevrouw Van Toorenburg namens het CDA het woord.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Keer op keer worden we opgeschrikt door liquidaties waarbij criminelen elkaar midden op straat onder vuur nemen, soms zelfs voor de ogen van vrouw en kinderen. Toen ik dit debat agendeerde in januari, was er net een 17-jarige jongen gedood in een Amsterdams buurthuis. Het eigenlijke doelwit was een ander. Als kinderen in buurthuizen onder vuur worden genomen, is een dieptepunt bereikt. Deze week was er opnieuw een dieptepunt: de moord op een onschuldige broer van een onlangs gepresenteerde kroongetuige, vermoedelijk om deze het zwijgen op te leggen. Een moord om een kroongetuige te intimideren! Dat is ongehoord in Nederland.

Of het slachtoffer nou had aangegeven geen bescherming te willen, laat ik in het midden. Natuurlijk is het belangrijk dat men zelf regie houdt, maar betekent dit dat het nooit mogelijk is om een persoon gedwongen te beschermen? Vaak kan de politie immers beter een inschatting maken dan degene zelf. Wordt er bij die belangenafweging ook gekeken naar de mate van intimidatie? In hoeverre weegt men bijvoorbeeld mee dat omstanders in gevaar kunnen komen als iemand zijn beveiliging niet accepteert? Hoelang krijgen mensen eigenlijk bescherming? Is het stelsel bewaken en beveiligen nog wel opgewassen tegen dit soort geweldsdreigingen?

De plaatsvervangende eenheidschef van de Amsterdamse politie stelt dat in de strijd tegen liquidatiegeweld alles wordt bemoeilijkt door het gemak waarmee criminelen aan wapens kunnen komen. In de afgelopen jaren is er al sprake geweest van een flinke verhoging van het aantal liquidaties en liquidatiepogingen waarbij automatische wapens zijn gebruikt. De plaats delict lijkt dan simpelweg een oorlogsgebied. In 2012 werd bij een dubbele liquidatie in de Staatsliedenbuurt het vuur geopend op motoragenten die ter plaatse arriveerden. Zij werden net niet geraakt, omdat ze onder hun motoren schuilden. Het lijkt een actiefilm, maar het is de realiteit in Nederland.

Als ik lees wat in het Nationaal dreigingsbeeld 2017 georganiseerde criminaliteit staat over de illegale handel in vuurwapens, word ik daar heel erg bezorgd over. Er is maar heel weinig zicht op personen die de tussenhandel verzorgen. Wapens kunnen gemakkelijk worden opgebouwd uit verschillende onderdelen. Door de interne markt in de Europese Unie is smokkel via auto's niet te controleren. Sinds enkele jaren is er wel meer prioriteit gegeven aan het oppakken van de illegale wapenhandel. De politie en het Openbaar Ministerie zijn daar druk mee. Het is de vraag of die prioritering al tot succes heeft geleid. Dat hoor ik graag.

Dat we gisteren op ons initiatief hebben besloten tot het verhogen van de strafmaat op het in bezit hebben van verboden wapens, is ook een belangrijke stap. Maar hoe staat het eigenlijk met de nieuwe Wet wapens en munitie? Die zou gewijzigd worden naar aanleiding van de Europese wapenrichtlijn. Is de minister bereid om, zoals onze fractievoorzitter heeft bepleit, de politie ruimere bevoegdheden te geven als het gaat om het controleren op verboden wapens?

Voorzitter, iets anders. Enige tijd geleden voerden wij achter elkaar debatten over de Rotterdamse haven, die wat de invoer van verdovende middelen betreft zo lek als een mandje is. Er zou een Haventafel worden ingericht. Ons was toegezegd dat de bezuinigingen op de douane van de baan waren. Ik wil daarover bijgepraat worden. Want zolang de kraan openstaat, zullen er doden vallen. Zoveel is ons na de scherpe analyses van journalisten als Van Wely, Vugths, Van den Heuvel en Laumans inmiddels wel duidelijk. Wij weten inmiddels dat er door de enorme toevoer van cocaïne een enorme hoeveelheid is. Als er veel is, is de prijs laag. Dan is de concurrentie groot en maken ze elkaar onderling af. Dat is wat je op dit moment ziet in onze hoofdstad.

Tot slot: de noodzakelijke investeringen in de recherche. Het is absoluut belangrijk dat er kan worden door gerechercheerd om uiteindelijk achter de echte zware criminelen in de georganiseerde misdaad te kunnen komen. Alleen het bovenlaagje eraf schrapen, is niet genoeg. Wij horen en zien dat de politie successen boekt. Je ziet dat nu ook weer in deze zaak. Maar de komende investeringen zijn echt nodig. De urgentie is zo hoog dat ik de minister vraag of hij daar vandaag al iets over kan zeggen.

De voorzitter:

Dank u wel. Precies binnen de spreektijd! Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Helder namens de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. In de drugsoorlog, de liquidatieoorlog of de zogenoemde mocrowar staat de teller op 30 moorden en negen vergismoorden, waaronder die op een 17-jarige jongen. In 2016 was al een van de opdrachtgevers van de moorden in beeld in de strafzaak 26Koper. In dat jaar luidde de politie de noodklok over de beschikbaarheid van zware wapens. In januari van dit jaar meldde de plaatsvervangende eenheidchef van de Amsterdamse politie dat de strijd tegen het liquidatiegeweld wordt belemmerd door een aantal aspecten. De drempel om geweld te plegen ligt steeds lager. Wapens zijn eenvoudig te verkrijgen. Er is gebrek aan medewerking van de gemeenschap waarbinnen de verdachten of getuigen zich bevinden vanwege angst of het zelf hebben van criminele banden. Hij noemde ook de open grenzen. In februari meldde de heer Aalbersberg: "wij zijn voor 60% à 70% met liquidaties bezig en voor de rest vooral met radicalisering en terrorismeonderzoeken."

Voorzitter. Hier moet een einde aan komen. Burgers moeten zonder vrees over straat kunnen en er moet tijd zijn om aangiftes te kunnen opnemen en onderzoek te doen in "normale" zaken. Wat moet er dan gebeuren? Er moet fors meer geld zijn voor de politie, want de mogelijkheid van doorrechercheren op wapenbezit en omvangrijke onderzoeken moet niet door capaciteitsgebrek worden gefrustreerd. De toestroom van wapens uit het buitenland moet gestopt worden. Voer grenscontroles in. Als voorbeeld: in Slowakije zijn onklaar gemaakte wapens legaal. Vaak hoeft alleen het erin gezette pinnetje eruit te worden gehaald om weer een levensgevaarlijk wapen te hebben. Ook is het zaak de feiten te benoemen. Er zijn talloze rapporten over de achtergrond van deze criminelen, maar dat Marokkanen oververtegenwoordigd zijn, bleef onbenoemd.

Er moet meer focus zijn op de bovenkant van de drugshandel, want dit is onlosmakelijk verbonden met de georganiseerde misdaad. Nog een maatregel: voer minimumstraffen in. Ik noem dat toch steeds, want het alleen verhogen van het strafplafond is een symbolische maatregel als er geen verplichte ondergrens is. Naar aanleiding van de liquidatie van de broer van een kroongetuige vraag ik de minister wat hij hieraan gaat doen. Zonder kroongetuige is het tegenwoordig bijna onmogelijk om de opdrachtgevers te pakken en de zware misdrijven een halt toe te roepen. Ook hier was de brutaliteit, naast het geweld natuurlijk, stuitend. De dader had niet eens de moeite genomen zich te vermommen. Dit onderstreept maar weer het belang van het kunnen gebruiken van camerabeelden.

Ik wil ook graag een reactie van de minister op dit citaat van criminoloog de heer Ferwerda: "Toen deze jongens 16 of 17 jaar oud waren maakten ze al de dienst uit in de wijk. Die territoriale drift hebben we onderschat. Dezelfde houding hebben ze nog steeds, alleen zijn de wapens zwaarder geworden. Het is niet hun werk, het is meer iets dat op hun bucketlist staat."

We hoorden altijd dat de aanpak van de zogenoemde Top 600 zo succesvol was. Nu wordt erkend dat het is onderschat. Gaat de minister hier lering uit trekken?

Voorzitter, ik sluit af. Meer capaciteit voor de politie is een absolute topprioriteit. En bij een verhoging van de pakkans hoort ook een zware straf. De straatterrorist van vandaag is de moordenaar van morgen. Georganiseerde criminaliteit is zwaar en hardnekkig en verdient dan ook niets minder dan — ik citeer graag de minister zelf — "een keiharde aanpak".

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Helder. Dan geef ik nu het woord aan de heer Arno Rutte namens de VVD.

De heer Arno Rutte (VVD):

Voorzitter. De georganiseerde criminaliteit verhardt letterlijk in een moordend tempo. Jonge criminelen gebruiken extreem geweld en hierbij komen onschuldige mensen om het leven. Sinds 2014 is het echt goed raak in de onderwereld. Waar voorheen gemiddeld zes tot acht liquidaties per jaar werden gepleegd in het criminele circuit, regent het sinds 2014 kogels en hebben we inmiddels te maken met een gemiddeld aantal van 20 liquidaties per jaar.

Liquidatiegeweld binnen de criminele kringen is al ernstig genoeg, maar steeds vaker worden er zogenaamde vergismoorden gepleegd, een vreselijk eufemisme voor een moord op iemand anders dan het doelwit. De aanleiding voor het debat van vandaag was zo'n vergismoord. Mevrouw Van Toorenburg zei het al. Op 26 januari van dit jaar werd de 17-jarige stagiair Mohammed Bouchikhi doodgeschoten in een wijkcentrum in de Kleine Wittenburgerstraat in Amsterdam.

De politie treedt wel hard op tegen dit liquidatiegeweld. Sterker nog, alles wijst erop dat de politie de kopstukken van het maffia-achtige netwerk dat achter de liquidatiegolf in Amsterdam zit, dankzij zeer goed, intensief, jarenlang recherchewerk in beeld heeft en achter de tralies probeert te krijgen. Maar ook dat heeft zijn keerzijde. Zo werd vorige week donderdag de broer van de kroongetuige in deze zaak op klaarlichte dag vermoord.

Er is helaas geen eenvoudige toverformule die een eind maakt aan al dit geweld. Maar we moeten doen wat we kunnen om de inwoners van de steden waar dit speelt, zo veilig mogelijk te houden. Wat de VVD betreft is het van belang om in te zetten op twee sporen. In de eerste plaats moet het verboden wapenbezit gestructureerd worden aangepakt. Gisteren heeft de Kamer een voorstel van mijn collega Van Toorenburg en mij overgenomen om de strafmaat voor categorie II-wapens als bedoeld in de Wet wapens en munitie te verdubbelen. Het is bizar dat mensen op straat kunnen rondlopen met kalasjnikovs en handgranaten. Het is heel goed dat het kabinet daar voortvarend mee aan de slag zegt te gaan. Daarnaast komt het kabinet met een wetsvoorstel voor het verhogen van de straffen voor daders die in georganiseerd verband zware delicten zoals geweld en liquidatie plegen.

Het verhogen van de strafmaat is echter maar één ding. Minstens even belangrijk is een gecoördineerde aanpak voor het opsporen en uit de roulatie nemen van wapens. Nu blijkt dat nog te vaak bijvangst te zijn in het kader van andere onderzoeken. Zo was ik afgelopen vrijdagnacht aanwezig bij een grootschalige verkeerscontrole op alcohol en drugs op de Erasmusbrug in Rotterdam. Daarbij werden ook twee wapens gevonden en in beslag genomen. Dat is natuurlijk mooi, maar veel belangrijker is dat we dingen gestructureerd aanpakken. Ik wil de minister vragen of de politie ook gestructureerd en gecoördineerd werk maakt van het opsporen van wapens. Zo nee, is hij dan bereid om stappen te nemen voor het realiseren van zo'n aanpak? Kan hij aangeven welke stappen daarvoor genomen moeten worden? En als er al een aanpak is, welke extra stappen zouden dan nog genomen kunnen worden?

Dat brengt mij op het tweede punt. We moeten alles op alles zetten om de georganiseerde misdaad aan te pakken en te verstoren. Hierover zullen we binnenkort en ongetwijfeld nog vaker een apart debat voeren, maar één punt wil ik hier opnieuw maken. Ik heb het vaker naar voren gebracht. Als we de georganiseerde misdaad die de bron is van het liquidatiegeweld een stok in de wielen willen steken, is alleen inzetten op het strafrecht niet voldoende en zeker niet voldoende effectief. Cruciaal is dat alles wordt gedaan om te zorgen dat misdaad niet loont. Focus op afpakken. Focus op verstoren. Al Capone kwam niet achter de tralies dankzij het strafrecht, maar dankzij het belastingrecht. Om de georganiseerde criminaliteit te kunnen aanpakken, moeten overheidsdiensten gecoördineerd samenwerken en bovenal informatie uitwisselen. De sleutel tot succes zou weleens nog meer bij de Belastingdienst dan bij de politie kunnen liggen. En ik krijg steeds maar weer signalen dat er grote procedure bottlenecks zijn bij het uitwisselen van informatie tussen overheidsdiensten en dat bij die diensten de ene locatie een ander beleid heeft dan de andere. Zolang dat niet wordt opgelost, zijn de criminelen de lachende derde en kunnen ze hun gang gaan. Dan kunnen ze doorgaan met het ondermijnen van de rechtsstaat en het zaaien van geweld.

Voorzitter, ik zie een vraag.

De voorzitter:

Ik ook, maar u bent volgens mij bijna klaar.

De heer Arno Rutte (VVD):

Ik wil mijn laatste alinea ook wel even voorlezen.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u dat doet.

De heer Arno Rutte (VVD):

Oké. Op welke manier gaat de minister zich ervoor inzetten dat overheidsdiensten ruimhartig meewerken aan het delen van informatie en het gecoördineerd verstoren en aanpakken van geharde criminelen? De VVD zal iedere concrete stap op dit terrein van harte toejuichen, want we mogen nooit accepteren dat in ons land het recht van de sterkste geldt.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Nou wil het toeval dat ik een motie heb laten aanhouden waarin we vragen om in het belang van de gemeentelijke aanpak van ondermijning te kijken hoe beter kan worden samengewerkt met de Belastingdienst, juist om die informatiedeling mogelijk te maken. Die motie is ontraden door deze minister. Mijn vraag aan u is hoe u dat beoordeelt. Is het misschien verstandig om die motie, eventueel gezamenlijk aangepast, alsnog in stemming te brengen?

De heer Arno Rutte (VVD):

Dan moet ik even graven in mijn geheugen. Volgens mij ging die motie over het uitwisselen van informatie tussen hypotheekverstrekkers en de Belastingdienst. Volgens mij knelde dat. Ik wilde een punt maken waar mevrouw Kuiken het wellicht mee eens is. Wellicht kunnen we dat in een motie gieten. Dat gaat echt over het uitwisselen tussen overheidsdiensten onderling. De politie zou graag informatie willen hebben van de sociale dienst en de Belastingdienst. Als we dat gladder kunnen laten verlopen, kunnen we sneller optreden. We moeten vooral zorgen dat al die diensten elke keer net zo makkelijk meewerken. We zijn zelf onlangs in Brabant geweest en daar kregen we het signaal dat de Belastingdienst in de ene helft van de provincie ruimhartig meewerkt en in de andere helft veel moeizamer optreedt. Dat zou ik willen oplossen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Het luistert inderdaad nauw want de Kamer heeft een motie aangenomen die juist gaat over het verbeteren van de informatiedeling tussen de FIOD en de gemeentelijke diensten. Dat is stap één en die stap moet de minister inderdaad goed uitvoeren. Maar de motie gaat ook heel specifiek over de Belastingdienst en de rol die zij speelt bij het vergaren van geld voor vastgoed, lees witwassen. Ik wil u toch ook vragen om dat punt daarin specifiek mee te nemen.

De heer Arno Rutte (VVD):

Daar sta ik zeker positief tegenover. Bij de informatie-uitwisseling tussen niet-overheidsdiensten ligt het nog een slag gecompliceerder, maar in de basis ben ik positief. Het vraagt nog wel om een extra zorgvuldigheidsslag. Laten we eerst maar eens zorgen dat er tussen die overheidsdiensten onderling soepel en glad uitgewisseld kan worden.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik heb collega Rutte horen spreken over een structurele aanpak van illegaal wapenbezit. Hij noemde een aantal punten, maar ik miste daarin de grenscontroles, waarvan mijn fractie altijd een groot voorstander is geweest. Ik herinner me nog goed dat de huidige fractievoorzitter van de heer Rutte, toen hij nog staatssecretaris was, toegaf dat de VVD voor een andere mogelijkheid koos omdat de VVD daar geen voorstander van was, maar dat grenscontroles wel zouden helpen. Vandaar mijn vraag aan de heer Rutte: hoe staat hij tegenover grenscontroles? Ik stel die vraag met in het achterhoofd de uitspraak van de plaatsvervangende eenheidschef in Amsterdam dat die open grenzen een enorm probleem zijn voor de doorvoer en de invoer van wapens.

De heer Arno Rutte (VVD):

Ik ben een enorm voorstander van een gestructureerde aanpak van illegaal wapenbezit. Daar moeten we echt naar kijken en ik heb de minister er dan ook naar gevraagd. Ik kan me iets voorstellen bij een gerichte grenscontrole wanneer je een tip hebt gekregen dat er wat aankomt. Maar als we de grenzen van ons land echt gaan sluiten, dan is dat wellicht heel erg gunstig voor het terugdringen van het wapenbezit, maar het is ook een middel met een bijwerking. En die is misschien wel zo groot dat het nadeel groter is dan het voordeel. Ik ben dus niet voor het sluiten van de grenzen, maar een gerichte grenscontrole als een onderdeel van een plan van aanpak om iets te doen aan het wapenbezit, zou natuurlijk kunnen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dan probeer ik maar de gulden middenweg te bewandelen. Het sluiten van grenzen zal inderdaad heel lastig zijn, maar we hebben ook nog heel wat onbemenste grensposten. Misschien is het een idee om die te gaan bemensen. Wil de heer Rutte daarover meedenken?

De heer Arno Rutte (VVD):

Ik val in herhaling. Ik ben een voorstander van een gerichte integrale aanpak van verboden wapenbezit. Dat is echt nodig en daar vinden we elkaar ook op. Je moet heel zorgvuldig kijken naar de mate waarin je de grenzen wilt sluiten want dat middel heeft ook hele heftige nare bijwerkingen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik miste een ander punt in het betoog van de heer Rutte, namelijk de capaciteit. Om door te kunnen rechercheren en om een goede informatiepositie te hebben, heb je voldoende mensen nodig. De leider van de VVD in Amsterdam, de heer Van der Burg, heeft natuurlijk ook zijn ontzetting uitgesproken over deze moorden. Hij zei: "Er is een maximale inzet nodig, waarbij er geen beperkingen mogen zijn op personeel en financiën. Daar is echt extra geld voor nodig en dat moet het kabinet vrijmaken." Is de heer Rutte dat met hem eens?

De heer Arno Rutte (VVD):

Ik ben principieel geen tegenstander van extra geld voor politie. We maken ook extra geld vrij voor politie. Dat geld moet nog worden geïnvesteerd. Laten we daarmee aan de slag gaan, zodat er meer agenten worden opgeleid. Ik wil dat die agenten daar worden ingezet waar dat het het meest effectief is. Ik snap dat een wethouder in Amsterdam altijd zal zeggen dat die agenten in Amsterdam moeten worden ingezet. Daar heeft hij een goed verhaal bij, maar ik weet ook heel zeker dat de wethouder in Rotterdam zal zeggen dat ze in Rotterdam moeten worden ingezet. Ik vind dat het niet aan mij is om vanaf deze plek te zeggen waar politiecapaciteit moet worden ingezet. Maar als dat gebeurt, dan zo effectief mogelijk.

De heer Van Nispen (SP):

Toen de heer Van der Burg dit citaat gaf, wist hij natuurlijk wat er in het regeerakkoord stond. Als hij pleit voor extra geld, dan bedoelt hij natuurlijk niet de door het kabinet beloofde middelen die nu hopelijk echt wel snel gaan komen. Iedereen binnen en buiten de recherche ziet dat wat we nu aan het doen zijn, eigenlijk onvoldoende is.

Ik ga de minister straks geloven als hij zegt: we geven dit topprioriteit en we gaan de liquidaties aanpakken. Maar tegelijkertijd weten we dat als gevolg daarvan overvallen, inbraken en allerlei andere strafbare feiten op de plank belanden. Ik doe echt een dringend beroep op de heer Rutte. Het CDA heeft in zijn verkiezingsprogramma en bij de Voorjaarsnota beloofd dat er extra geld komt. Meneer Rutte, sluit u zich daar alstublieft bij aan en regel het.

De heer Arno Rutte (VVD):

Er zal altijd extra capaciteit voor de politie worden gevraagd. Er is in Amsterdam echt wat aan de hand, maar dat geldt ook voor andere plekken. Ik vind het daarom ontzettend belangrijk dat we de capaciteit daar inzetten waar die het hardste nodig is. Ik vind het ook van belang dat we extra investeren in politie. Dat gaan we ook doen. Ik vind het ook ontzettend belangrijk dat we het ziekteverzuim terugdringen, omdat daardoor de operationele sterkte van de politie beter wordt. Dat zijn allemaal dingen die we moeten doen en daarover zijn we het, denk ik, ook niet oneens. Maar ik ga hier niet vandaag met een toverstafje zwaaien en zeggen: er komen zoveel honderden miljoenen bij voor de politie. Dat vind ik veel te makkelijk. Zo makkelijk is de wereld helaas niet.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Je wilt er zeker van zijn dat je je kinderen, jongvolwassenen, veilig op straat kunt laten verblijven. Je wilt niet dat ze het slachtoffer worden van een vergismoord. Maar helaas is dit geen incident, en het is niet het eerste incident waarbij onschuldige slachtoffers vallen. De tijd dat criminelen alleen elkaar liquideerden, ligt allang achter ons, en de dreiging voor gewone mensen wordt steeds beknellender.

De moord op de familie van de kroongetuige roept wel een aantal belangrijke vragen op. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Als de familie in eerste instantie weigert om bescherming te accepteren, hoe kan er dan gehandeld worden om te wijzen op de risico's en aan te dringen op volledige bescherming? Ik snap dat je nooit exact op de individuele zaak kunt ingaan, maar dit is nog wel een vraag die echt openligt.

Voorzitter. In de gesprekken die we hebben gehad over de beveiliging van bestuurders en over de beveiliging van journalisten, maar ook nu naar aanleiding van de gruwelijke moord in Amsterdam, wordt van alle kanten aangegeven dat de werkdruk voor de mensen die moeten instaan voor de getuigenbeschermingsprogramma's en met name de mensen van de eenheid Bewaken en Beveiligen, te hoog is. Die is aan de grens van wat er gerealiseerd kan worden. Mijn vraag aan de minister is dan ook hoe hij met dit gegeven omgaat. De dreigingen worden immers steeds groter. Het aantal mensen dat beveiligd moet worden, wordt misschien steeds groter. We kunnen dus niet ongebreideld doorgaan.

Hoe gaan we om met de verschillende belangen daarbij? Het OM, het parket en de politie hebben wellicht andere belangen dan de eenheid zelf in de keuzes die zij maakt. Hoe maken zij hun keuzes als het gaat om getuigen in een beschermingsprogramma, waar nu zo'n 200 mensen in zitten? Hoe zorgen we ervoor dat de eenheid Bewaken en Beveiligen haar werk kan blijven doen maar dat ze niet voor onmogelijke en niet te nemen dilemma's komt te staan? Ze moet maatwerk kunnen blijven leveren, maar kunnen we die garantie nog geven?

Ik vraag me echt af of er niet nader onderzoek gedaan zou moeten worden naar hoe het stelsel nu functioneert, de wijze waarop de eenheid haar keuzes moet maken, de capaciteit die ze daarvoor heeft en welke belangenafwegingen van haar worden gevraagd. Ik weet niet of dat nog past binnen de tijd waarin we nu leven en de vragen die we aan haar stellen. Dat vraagt om een serieus antwoord. Ik ben dus heel benieuwd naar de reactie van de minister.

Voorzitter. Natuurlijk gaat dit specifiek over de incidenten die we hebben gehad, maar de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit, de strijd tegen de maffia gaan we alleen winnen als we in totaliteit voldoende capaciteit hebben. Dit vergt zo veel van de rechercheurs, niet alleen in Amsterdam maar ook in Zuid-Nederland! Het is al eerder gezegd, en het is vanochtend gezegd in het debat over de politie: er zal echt meer geld voor capaciteit bij moeten komen.

Daarnaast ligt er al een omvangrijk pakket op het ministerie met tal van maatregelen die de minister kan nemen om ondermijning tegen te gaan. Daarbij gaat het onder andere over het ondermijnen van de bovenwereld, die nu helpt in de onderwereld. Het gaat om betere ICT, om de uitwisseling van gegevens met de Belastingdienst, het uitbreiden van voorlopige hechtenis en het aanpakken van geweld. De ambities zijn groot, en mijn enige oproep is: laat hier in de Kamer vooral zien dat de minister, samen met minister Dekker, in staat is om hierin snel slagen te maken. De mensen die de ondermijning willen aanpakken, weten precies wat ze nodig hebben. Luister naar hen, sla de handen ineen en zorg dat we dit gezamenlijk kunnen aanpakken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

De oorlog in de Amsterdamse misdaad heeft een nieuw dieptepunt bereikt. Na al het brute geweld, de beschietingen, de moorden, het wapengekletter, nadat ergens een hoofd op de stoep werd achtergelaten, na vergismoorden, nadat journalisten beveiligd moesten worden wegens ernstige bedreigingen, is het nieuwe dieptepunt dat de broer werd gedood van de man die voor criminelen belastende verklaringen aflegde. Pure intimidatie, grof geweld: dit zijn maffiatoestanden in onze eigen hoofdstad. Dit is volstrekt onacceptabel. We moeten deze grove misdaad zien aan te pakken.

Mijn eerste vraag aan de minister is: hoe zit het eigenlijk met de informatiepositie van de Amsterdamse recherche? Ik weet dat de rechercheurs er alles aan doen. Daar wordt hard gewerkt onder moeilijke omstandigheden. Maar hoe heeft deze bendeoorlog nou zo uit de hand kunnen lopen? Waarom is hier niet tijdig en adequaat ingegrepen? Hoe kon dit zo escaleren? Graag een analyse van de minister.

Mijn tweede vraag aan de minister gaat over de capaciteit. De SP maakt zich daar al heel lang zorgen over. Die zorgen zijn niet weg door de beloofde investeringen, want die schieten tekort om te doen wat nodig is, namelijk ervoor zorgen dat er voldoende rechercheurs komen om de informatiepositie te verbeteren, door te rechercheren en zware criminelen aan te pakken. Er zijn veel te veel wapens in omloop. Hier is nu heel makkelijk aan te komen. Hoe gaan we dit effectief en concreet aanpakken? Wat is het plan van de minister? En welke gevolgen heeft de recherche-inzet voor liquidaties op andere vormen van criminaliteit, op de overvallen en de woninginbraken? Die blijven nu op de plank liggen en dat is onacceptabel. Ik zei het al: ook lokaal eisen partijen als de VVD nu meer geld voor veiligheid, waarmee ze dus ook aangeven ontevreden te zijn met hoe het nu gaat. Hoeveel geld komt er met de Voorjaarsnota extra bij voor veiligheid, zoals ook het CDA in de campagne beloofd heeft?

Vervolgens is een belangrijk punt hoe we ervoor zorgen dat we de juiste bescherming bieden aan mensen die bescherming nodig hebben, aan mensen die op het punt staan om verklaringen af te leggen en nu dus ook hun familieleden. Hoe zit het eigenlijk met de capaciteit bij de Dienst Bewaken en Beveiligen, voorheen de DKDB? Wij horen zorgelijke geluiden. Er is sprake van zware onderbezetting. Dat kan toch niet in de huidige tijd? Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat de vacatures snel ingevuld worden? En is de minister het met mij eens dat er eigenlijk een buffer zou moeten zijn, zodat er bij acute dreigingen geen acuut tekort aan beveiligers is?

Mijn volgende vraag is: wie maakt de risico-inschatting voor de omgeving? Wat betekent dit voor de vrouwen en kinderen van de getuigen, voor de rest van de familie? Moet er geen tweede weeg- en toetsmoment ingebouwd om vast te stellen worden welke risico's een deal met zich meebrengt en of de omgeving wel te beveiligen is? Graag een reactie hierop.

Ik denk dat we er niet aan ontkomen om ook de vraag op de tafel te leggen tegen welke prijs we deals met kroongetuigen sluiten. Ik snap het evidente belang voor de opsporing, maar als te voorspellen is dat groot gevaar dreigt voor onschuldigen zoals familieleden, moet er dan koste wat het kost zo'n deal komen? Het is een indringende vraag aan de minister, maar ik vind wel dat die vraag ook gesteld moet worden. Moet justitie wel kroongetuigen gebruiken als de veiligheid van onschuldige familieleden niet gegarandeerd kan worden?

De minister lijkt in zijn brief te suggereren dat de betrokkene, het uiteindelijke slachtoffer, niet bereid was mee te werken aan de beveiligingsmaatregelen. Zo lees ik het, maar de vraag is natuurlijk hoe volledig hij is ingelicht over de consequenties en risico's en in hoeverre de dreiging door het OM goed is ingeschat en medegedeeld. Daarop baseer je natuurlijk je keuze om mee te werken of niet. Graag krijg ik ook op dat punt een reactie.

Tot slot. We mogen het nooit accepteren als de criminelen zich onaantastbaar wanen. Nooit. Ik vraag de minister alles op alles te zetten en te doen wat nodig is, ook in termen van capaciteit bij de politie en de beveiligers, zodat we bescherming bieden aan mensen die gevaar lopen. Want ook dat is onze rechtsstaat.

De heer Groothuizen (D66):

Ik begrijp dat de heer Van Nispen de vraag naar die kroongetuigen opwerpt, maar tegelijkertijd vind ik het een wat ongemakkelijke vraag omdat het ook wel iets heeft van capituleren voor dreiging van een wereld waar we met z'n allen vanaf willen. De heer Van Nispen legt de vraag nu bij de minister neer, maar ik ben benieuwd hoe hij er zelf tegen aankijkt.

De heer Van Nispen (SP):

Ik begrijp die vraag, maar ik zeg hier gewoon: het is een dilemma, als wij hier zeggen — dat heb ik zelf ook gezegd — dat het belangrijk is dat wij verklaringen ontvangen van getuigen, ook van kroongetuigen, om criminelen aan te pakken. Dat is belangrijk, dat heb ik hier ook gezegd en wij moeten er zo veel mogelijk aan doen om bescherming te bieden. Maar ik werp hier wel de vraag op tegen welke prijs we bereid zijn om dat te doen. Ik vind dat een indringende vraag, die ik zelf ook moeilijk te beantwoorden vind. Die vraag hier opwerpen is geen capitulatie. Als wij de familieleden, de levens van onschuldige mensen niet voldoende kunnen beschermen, dan vind ik het wel onze plicht om hier in ieder geval die vraag op te werpen en dat dilemma op tafel te leggen.

De heer Groothuizen (D66):

Uiteraard is het stellen van een vraag geen capitulatie, maar een van de mogelijke antwoorden zou dat misschien wel kunnen zijn. Als we de conclusie trekken die u openhoudt dat we ermee op moeten houden omdat we de veiligheid niet kunnen garanderen — laten we alles erop inzetten dat we die wel kunnen garanderen — capituleren we dan toch niet in feite wel?

De heer Van Nispen (SP):

Wij zijn het er in ieder geval over eens dat je er alles aan moet doen om de veiligheid maximaal te waarborgen. Ik heb niet voor niets vragen gesteld over dat er nu te weinig rechercheurs zijn. Als je goed kan doorrechercheren, is de kans kleiner dat je afhankelijk wordt van de deals met kroongetuigen. Ik heb niet voor niets de vraag opgeworpen over een tekort aan mensen bij de Dienst Bewaken en Beveiligen. Ik vind dat je de mensen die bereid zijn om te verklaren en hun familieleden maximaal moet beschermen. Tegelijkertijd ontkomen we niet aan de vraag ... Als een analyse uitwijst dat bepaalde mensen niet te beschermen zijn, dat de dreiging zo groot is dat de kring van betrokkenen niet maximaal te beveiligen is, dan vind ik dat wij hier de vraag moeten stellen ... Ik stel die nu aan de minister en ik geef daar inderdaad zelf niet het definitieve antwoord bij, omdat ik het pretentieus zou vinden als ik dat nu hier zou doen vanuit mijn positie. Ik heb niet alle informatie over deze zaken. Ik beschik niet over al die inlichtingen en dat moet ik ook niet willen als Kamerlid. Maar ik vind wel dat de vraag hier aan de minister gesteld moet worden tegen welke prijs we door zouden moeten gaan met dit soort deals. Ik scheer ze niet allemaal over een kam, want het blijft altijd maatwerk en het gaat om een inschatting wat een bepaalde deal met een kroongetuige voor risico's met zich mee kan brengen voor onschuldige mensen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hiddema namens Forum voor Democratie. De spreektijd is precies vier minuten voor iedereen, ook voor u, meneer Hiddema. Ik ben vandaag heel streng.

De heer Hiddema (FvD):

Hangt het niet af van de kwaliteit van het gebodene, mevrouw de voorzitter?

De voorzitter:

Alle bijdragen zijn goed.

De heer Hiddema (FvD):

Ik zal de vaart erin houden, mevrouw de voorzitter.

Het ritueel is bijna volbracht. Het voorspelbare toneel van krachtige politiek doet zich hier weer voor. Er is maatschappelijke onrust, er wordt geliquideerd. Die kerels, die schieten er maar op los, wat een toestand. De kranten schreeuwen alarm. De politici zijn geschokt. De Kamervraag komt, de minister is hier en dat bevestigt het ritueel. De minister voltooit het ritueel met geconditioneerde reflexen. De minister kondigt maatregelen aan; hij kan ook niet anders. Maar dat zijn amechtige kreten, dat is blaffen naar de maan. Het is geen analyse: hoe kunnen we met bestaande wetgeving deze types aanpakken? Nee, het is vluchten naar de toekomst, met een krachtdadige blik naar de toekomst gericht en nieuwe wetgeving.

Wat lezen we dan? De handel in de automatische wapens wordt aangepakt. Ik moet de vaart erin houden. Dan denk ik: hè, hebben we dat nog niet gedaan? De strafmaat voor categorie II-wapens moet omhoog. Nou, dat schiet op in dit milieu. Hier zijn jongetjes van 15 jaar pas wat als ze tenminste een 9 millimeter op zak hebben. Tegenwoordig ben je met 16, 17 niet geheel en al volgroeid als je niet weet hoe een kalasjnikov bediend moet worden. En dan komt de minister hier met een wetje omdat de strafmaat verhoogd moet worden. Ik lees ook dat de daders van zware criminaliteit zoals geweld en liquidaties in georganiseerd verband nog zwaarder bestraft moeten worden. Liquidatie is moord en daar staat levenslang op. Als de minister nog een trapje hoger wil, dan hoor ik wel hoe hij dat wenst te realiseren. Geen idee!

Wat te doen? Dit zijn allemaal berichten uit dromenland. Ik vind wel dat de minister visie moet tonen. Ik vind dat de minister eigenlijk — hoe zal ik het zeggen? — bezieling moet tonen. Ik zou willen dat de minister hier zei: ik had een droom, ik had een visioen en in dat visioen zag ik colonnes politiewagentjes vol met in beslag genomen illegale wapens uit bepaalde stadskwartieren opstomen naar de bureaus en dat heb ik volbracht, dat was allemaal op mijn bevel. Dan wordt de minister weer een beetje wakker en dan denkt hij: kon het maar, maar ik kan het niet doen want tussen droom en daad staan wetten en ik kan niet zomaar razzia's helemaal loslaten op wijken.

Maar ik zou toch willen dat de minister eventjes dat visioen vasthoudt en dan uitwijkt naar de noodkreet van de recherche. Die hebben we hier behandeld in februari. Dan heeft hij een mere à boire aan mogelijkheden om op te treden. Want je kunt wel, zoals nu weer wordt geprobeerd, langs formele weg zeggen hoe je met kroongetuigen om moet springen, maar waar je bij moet beginnen is wapennesten uitroeien en dat wordt volstrekt nagelaten. In de noodkreet van de politie kan de minister lezen — de noodkreet van de recherche, dat verslag van 400 interviews met rechercheurs — dat 80% van de aangiftes op de plank blijft liggen. Maar wat interessant is, is dat een op de negen criminele organisaties daadwerkelijk wordt aangepakt. Dat zijn vooral drugsgerelateerde bendes en bij iedere drugszaak hoort een wapen. Hier wordt dus een van de negen zaken maar vervolgd. Moet u eens kijken wat er op die plank ligt.

Nou komt er nog een plankje bij. Dat staat ook in dat rapport. Ruim de helft van de strafhulpverzoeken uit het buitenland — dat bezorgt Nederland een heel slechte naam — verdwijnt ook in de prullenbak. Die rechtshulpverzoeken zijn allemaal verzoeken voor plofkraken uit Duitsland, waar ze zijn opgepakt, met lijntjes naar de stadskwartieren waar de minister van droomde, en roofovervallen in Frankrijk en België, met lijntjes waar de minister van kan dromen. Daar gebeurt helemaal niks mee.

Ik wil de minister vragen om het volgende te doen. We hebben hier namens Forum ooit het legaliteitsbeginsel bepleit. Dan moet de officier vervolgen. Dat mag niet van de regering en de Kamer vindt het ook maar niks. Mag ik de minister dan ten minste vragen om ervoor te zorgen dat al die zaken die ik nu noem, die op die plank liggen, ten minste worden doorgeharkt en ten minste eventjes worden besnuffeld? Kleeft er een wapengerelateerd aspect aan, worden in al die internationale rechtshulpverzoeken, wapengerelateerd, personen en panden genoemd, is er voor de acht criminele bendes die nooit zijn onderzocht ten minste de mankracht om te kijken of er aan personen en panden wapengerelateerde aspecten zitten en kan vervolgens met die onderzoeksbevindingen ten minste de wapenwet in stelling worden gebracht?

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Hiddema (FvD):

Wat zegt u?

De voorzitter:

Dank u wel, zeg ik.

De heer Hiddema (FvD):

Ik zou zeggen: laat dan de busjes maar komen.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het is eigenlijk vooral een vraag uit belangstelling. De droom die de heer Hiddema wil hebben, heeft dat een link met het feit dat Martin Luther King 50 jaar geleden is overleden?

De heer Hiddema (FvD):

Dat vind ik een totaal ongepaste vraag.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Oh. Ik dacht echt dat het helemaal van "I have a dream" was, dus ik was aan het wachten op uw mooie betoog. Het was een serieuze vraag. Ik dacht: die had ik niet zien aankomen.

De heer Hiddema (FvD):

Nee, maar ik maak mijn eigen associaties.

De voorzitter:

Maar misschien dat mevrouw Buitenweg een vraag stelt.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Nou, het is betreurenswaardig. Ik had gehoopt dat de heer Hiddema juist meer zou terugkomen op de burgerrechtenbeweging en dat dat zijn link was. Ik vond dat hij hem niet helemaal afmaakte, dus ik hoopte dat hij daarop terug zou komen. Maar ik begrijp nu dat het eigenlijk gewoon een volstrekte toevalligheid is.

De heer Hiddema (FvD):

Nou, een beetje misschien ook wel. Kijk, de kwestie is deze. Ik heb de brief van de minister beschouwd als een bericht uit droomland, maar toch dacht ik: een bezielde minister hier kan nooit kwaad. Toen heb ik hem een droom toegedicht dat hij colonnes politieautootjes vol met in beslag genomen wapens vanuit stadskwartieren naar de politiebureaus zag opstomen en dat alles op zijn bevel. Dat leek mij een mooie droom. Die wil je dan vasthouden, als je echt in de praktijk wel iets wil doen. Dat kan hij aan de hand van de methodes die ik hem nu verschaf: harken in de dossiers en slepen uit de huizen. Noem het maar de hark-en-sleepmethode.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Hiddema (FvD):

Ben ik binnen de tijd?

De voorzitter:

Keurig, deze keer.

De heer Hiddema (FvD):

Dan bent u me enige dank verschuldigd.

De voorzitter:

Het is gelukt. Dank u wel. Dan de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. De spiraal van geweld in Amsterdam is onacceptabel. De daders lappen onze normen en onze regels met grof geweld aan hun laars. Iedere moordaanslag roept weer een tegenreactie op. Bijzonder zorgelijk is dat de liquidaties vaak — het is een beetje een opvallend woord — onprofessioneel worden uitgevoerd. De schutters zijn vaak jong en onervaren en nemen collateral damage op de koop toe. Het komt regelmatig voor dat daders zich vergissen in hun slachtoffer. Daarmee treedt dit geweld als het ware buiten het criminele milieu en raakt het gewone, onschuldige burgers. Extreem zorgelijk.

Voorzitter. De moord op de broer van een kroongetuige is een nieuw dieptepunt. Het lijkt hier te gaan om pure intimidatie van die kroongetuige. Maar liquidaties worden vaak ook om andere reden gepleegd: om iemand te bestraffen, om iemand het zwijgen op te leggen of om de eigen liquidatie te voorkomen. Om dit soort geweld goed te kunnen bestrijden, is inzicht in de informatiepositie in de criminele wereld, zoals de heer Van Nispen zou zeggen, van groot belang. Ik sluit me aan bij de vragen die hij daarover gesteld heeft aan de minister.

Voorzitter. Duidelijk is dat het geweld moet stoppen. De vraag is echter hoe we dat kunnen bereiken. Ik denk niet dat we vandaag dé oplossing gaan verzinnen. Ik denk zelfs dat dé oplossing niet bestaat. Ik zie wel drie belangrijke lijnen waarlangs we zouden kunnen werken.

Ten eerste het versterken van opsporing en vervolging. Het kabinet pleegt al een aanzienlijke extra inzet, met extra geld voor politie, het Openbaar Ministerie en de rechtspraak, voor recherche maar ook voor agenten in de wijk. Maar het is niet alleen kwestie van geld. Het is vooral ook belangrijk om te investeren in een politie die met alle groepen in de samenleving in contact staat. Het is vaak immers lastig om informatie te krijgen uit gesloten gemeenschappen die je niet goed kent. Je moet dus zorgen als politie dat je mensen in huis hebt die een weg weten in verschillende milieus. Met andere woorden: diversiteit.

En we moeten verder bouwen aan een moderne recherche die goed op de hoogte is van digitale middelen, die zijn weg kent in de financiële wereld, zodat we ook de grote jongens, die nu vaak buiten schot blijven, kunnen aanpakken. Investeren in kennis en kwaliteit dus. De politie is daar al hard mee aan de slag, maar dit is een proces van lange adem, waarbij politie en Openbaar Ministerie onze steun verdienen.

Voorzitter. Ten tweede moeten we kijken naar de verschillende beschermingsmaatregelen. Voldoen de systemen die we hebben wel aan de eisen als ze worden geconfronteerd met deze mate van geweld waarbij ook rücksichtslos derden worden betrokken? Ik zou graag van de minister willen horen welke knelpunten hij ziet en aan welke oplossingen hij werkt. In het bijzonder ben ik benieuwd of het stelsel bewaken en beveiligen wel goed aansluit op het getuigenbeschermingsprogramma. Met andere woorden, hoe zit het met de bescherming van naasten of vrienden van eventuele getuigen of kroongetuigen?

Voorzitter, ten slotte: preventie. Voorkomen is immers beter dan genezen. Ik heb niet de illusie dat we alles kunnen voorkomen, maar toch is het volgens mij wijs om te voorkomen dat jongeren afglijden in het criminele milieu. Kansen bieden is dan ook van groot belang, maar ook vroegtijdig ingrijpen als het misgaat. Een tijdje geleden ontvingen wij als Kamer een studie van het WODC, waaruit bleek dat vaak sprake is van home-grown schutters, jongens dus gewoon uit de wijken in Amsterdam. Vaak gaat het om jonge jongens met een beperkte begaafdheid en een soort romantisch beeld van zware criminaliteit. Dat soort jongeren moet je proberen vroegtijdig te signaleren en bij te sturen voordat ze ernstige delicten gaan plegen. Dat betekent ingrijpen als je als school ziet dat ze veelvuldig spijbelen, niet op school zijn, en ook ingrijpen als de wijkagent vaststelt dat jongeren aan het ontsporen zijn of rondhangen op pleintjes. Mijn vraag aan de minister op dit punt is of hij mogelijkheden ziet om deze preventieve aanpak te verbeteren en of hij mogelijkheden ziet om Amsterdam hierbij te ondersteunen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Groothuizen. Tot slot mevrouw Buitenweg namens GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Misschien nog naar de heer Hiddema: het was de dochter van Martin Luther King die in de afgelopen dagen bij een demonstratie sprak over de noodzaak om wapens uit te bannen. Ik meende dus dat u een enorme spot-on observatie had gemaakt, maar soms is dat toeval.

De heer Hiddema (FvD):

Als dat de minister kan stimuleren ...

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

... dan sluiten we ons daarbij aan. Heel goed.

Mevrouw de voorzitter. Het lijkt wel alsof die liquidaties vaker voorkomen en misschien is dat ook zo, maar het lijkt des te meer zo omdat ze steeds vaker voorkomen dicht bij ons, in de buurten waar we zijn, en ook meer onschuldige burgers raken, zoals in Amsterdam in Wittenburg of bij het NDSM-terrein. Het is belangrijk dat wij vandaag ook bespreken op welke wijze dit allemaal beter aangepakt kan worden. Ik denk dat niemand in deze zaal niet zwaar ontzet was, ook door de moord op de broer van de kroongetuige, Nabil B., en de kille berekening die daaruit sprak. Het speurwerk van de politie heeft in deze en ook in andere liquidatiezaken al het nodige resultaat opgeleverd. Ik denk dat wij hen daar allemaal dankbaar voor zijn.

Maar de uitdagingen zijn groot, zoals collega's al hebben gezegd, en ik wil drie punten maken. Een gaat over de wapens. Het blijkt dat die automatische wapens toch redelijk makkelijk te verkrijgen zijn in Nederland en dat dat mede komt door de georganiseerdemisdaadverbanden uit de Westelijke Balkan. De minister heeft gezegd dat dat bestreden moet worden. In zijn brief zocht hij wederom, net als in het debat gisteren over het aanzetten tot geweld of haat, de oplossing in het verhogen van de strafmaat. Maar net als toen zeg ik: een effectievere aanpak wordt volgens mij niet gevonden in het verhogen van de strafmaat, maar vooral in het verhogen van de pakkans. Wat wordt daar verder aan gedaan? Wordt nu in nationaal en Europees verband meer ondernomen om de aanvoer van die wapens uit de Balkan aan te pakken? En welke andere maatregelen worden er in nationaal en Europees verband genomen?

Dan de bescherming van de kroongetuigen en hun naasten. Ik snap heel goed dat het moeilijk is voor de minister om daar allerlei informatie over te geven, ook over de capaciteit van die organisatie. Tegelijkertijd lezen wij daar wel van alles over in die zin dat er weinig capaciteit is. Wij hoorden bijvoorbeeld bij de hoorzitting van de journalisten dat er een probleem met de capaciteit was. Daar hebben we wel mee te maken. Op welke manier kan de minister onze zorgen over die capaciteit wegnemen of anders zorgen dat de problemen met de capaciteit worden aangepakt? Want het kan niet zo zijn dat er een capaciteitsprobleem is op zo'n belangrijk punt en dat we dat dan laten bestaan of dat we daarvan wegkijken.

Ik snap ook de twijfel die mevrouw Van Toorenburg had. Zij zei: wat moet je doen als iemand niet beveiligd wil worden? Daar worstel ik ook mee, want je kan moeilijk iemand tegen zijn zin beveiligen. Iemand moet ook meewerken om het goed te laten verlopen. Tegelijkertijd raakt een aanslag zoals we die zagen, in de allereerste plaats de familie, maar het is ook een aanslag op de rechtsstaat. Hoe ga je daar nou mee om? De minister heeft gezegd dat er een internationaal rechtsvergelijkend onderzoek komt naar kroongetuigenregelingen. Dat is natuurlijk hartstikke interessant. Wordt daarin ook meegenomen hoe andere landen omgaan met de beveiliging en bescherming van de kroongetuigen en hun naasten? Als dat niet zo is, is het dan niet interessant om daar toch naar te kijken?

Een laatste punt gaat over de makkelijk beïnvloedbare jongeren, die steeds vaker voor het karretje van de zware criminelen worden gespannen, zoals de collega van D66 ook al zei. Ze worden steeds jonger. Ze zijn vaak zwakbegaafd. Amateuristisch wordt het daarmee. Voor weinig geld zijn ze bereid de meest vreselijke dingen te doen. Hoe gaan we daarmee om? Morgen hebben we een algemeen overleg over justitiële jeugd. Ik zag dat het daar dan weer niet aan de orde komt, terwijl ik denk: hoe kan dat nou, aangezien dit zo'n belangrijk punt is? Er zijn wel twee ministers op dit ene ministerie, maar ik mag toch hopen dat dat niet leidt tot verkokering. We gaan het morgen bespreken, maar we hebben gezien dat er soms gebrek is aan goede jeugdzorg, goede gedwongen jeugdzorg, dat dit repercussies heeft, en dat problemen met jongeren niet op tijd worden gesignaleerd en niet altijd goed worden aangepakt. Hoe wil deze minister dit punt in het kader van die liquidaties op gaan nemen met zijn collega op hetzelfde ministerie en zijn collega die over jeugdzorg gaat?

De voorzitter:

Dank u wel. Dit was de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik zie dat de minister behoefte heeft aan een schorsing.

De vergadering wordt van 20.50 uur tot 21.03 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Grapperhaus:

Mevrouw de voorzitter. In de afgelopen tijd zijn we geconfronteerd met de smerigste uitwassen van de georganiseerde drugscriminaliteit. Een onschuldige vader van twee kinderen is afgelopen donderdag op klaarlichte dag in zijn kantoor doodgeschoten. Het is bekend aan ons allen dat het slachtoffer de broer is van een kroongetuige in een groot onderzoek naar liquidaties in de wereld van de georganiseerde drugscriminaliteit. Een schokkend en volstrekt onaanvaardbaar voorval. Er zijn inmiddels drie verdachten opgepakt in het afgelopen weekeinde, en het strafrechtelijk onderzoek is in ieder geval in volle gang.

Deze liquidatie is de laatste in een reeks van gewelddadige aanslagen die vooral in en om Amsterdam hebben plaatsgevonden. Daarbij vallen een paar pijnlijke overeenkomsten op. De eerste is de kennelijk volstrekte afwezigheid van normen. Het lijkt erop dat de prijs voor een huurmoord lager is dan ooit en nog dalende is. De daders zijn vaak jong, maar in elke geval zonder meer bereid tot het plegen van extreem geweld, daarbij wat er in de omgeving gebeurt als een soort collateral damage — vergeeft u mij dat ik niet de goede Nederlandse term weet — als een soort klein leed, voor lief nemend. Ze hebben de beschikking over steeds zwaardere automatische vuurwapens.

Een tweede akelige overeenkomst is het maatschappelijk gevaar. Die liquidaties vinden gewoon op klaarlichte dag in de openbare ruimte plaats, zoals in januari in een buurthuis, waar een volkomen onschuldige jongen is neergeschoten. Ik kan het niet beter zeggen dan mevrouw Buitenweg het zei: die liquidaties komen, zo lijkt het, steeds dichterbij. De kans dat een willekeurige, onschuldige burger wordt getroffen is gewoon aanwezig. Nu is voor het eerst een familielid van een kroongetuige — dat familielid is er zelf niet bij betrokken — het slachtoffer geworden van een kille moord. Ik herhaal: dat is buitengewoon schokkend; het is tragisch voor de familie en schokkend voor onze samenleving.

Het aantal liquidaties is al jaren, gemiddeld genomen, ongeveer gelijk. Er zijn fluctuaties: na een piek in 2014, met meer dan 35 liquidaties, zagen we in de afgelopen jaren een daling. Specifiek gericht op Amsterdam: daar waren in 2016 zes liquidaties en in 2017 drie. Het voorkomen van liquidaties is moeilijk, maar politie en OM doen er alles aan om het potentiële daders in ieder geval zo lastig mogelijk te maken of om ze tevoren al de pas af te snijden. Binnen de politie en het OM wordt in dat kader veel capaciteit vrijgemaakt voor liquidatieonderzoeken. De ernst van die feiten en de ernstige gevolgen voor de maatschappij — dat is vandaag door velen van de leden terecht benadrukt —- rechtvaardigen die inzet.

Bij de opsporing van potentiële daders wordt samengewerkt tussen de betrokken eenheden van politie en OM, en worden de verschillende incidenten in samenhang aangepakt. De liquidaties worden door politie en OM namelijk niet als afzonderlijke incidenten gezien. Dit zijn ernstige uitingen van wat we tegenwoordig ondermijnende criminaliteit noemen: criminaliteit die de gewone buurt binnendringt en gijzelt, en die gewoon tussen onschuldige burgers keihard plaatsvindt. Dat is criminaliteit die moet worden aangepakt in relatie tot de onderliggende problematiek, zoals de grootschalige drugscriminaliteit. Dat vergt een langdurige aanpak, waarbij criminele verbanden worden onderzocht en faciliterende netwerken worden blootgelegd. Ik kom daar zo nog wat uitvoeriger op terug. Verklaringen van kroongetuigen kunnen daarbij zeer waardevol zijn en kunnen van doorslaggevende waarde zijn in de opsporing en vervolging van die zware criminaliteit.

Als u het goedvindt, wil ik daarbij vast ingaan op de vraag die door de SP ... Nee, laat ik dat toch aan het eind van mijn spreektekst doen, want ik vind het een heel belangrijke kwestie die meneer Van Nispen aan de orde heeft gesteld. Ik wil eerst nog even de maatregelen schetsen waar we nu mee bezig zijn, en al dat geld waarop we inzetten. We pakken ook de handel in die automatische wapens aan. Ik heb gezegd dat het shocking is om te zien hoe makkelijk die gelegenheidshuurmoordenaars, zo lijkt het wel, daarvan in het bezit zijn. Dat wordt onder meer aangepakt door een coördinerend wapenofficier van justitie, meer opsporingsonderzoeken en het verhogen van geëiste straffen. Natuurlijk is het verhogen van straffen niet het enige wat we moeten doen, maar het moet in de eerste plaats wel heel duidelijk zijn dat wie dit soort dingen doet echt voor een tijd vastzit. We willen die mensen ook een tijd uit de maatschappij hebben, denk ik.

De Kamer heeft in dat verband gisteren een motie aangenomen van mevrouw Van Toorenburg en de heer Rutte, die inhoudt dat de strafmaat wordt verdubbeld voor het bezit van automatische vuurwapens. Ik wil hier hardop gezegd hebben dat ik voortvarend met die motie aan de slag ga. Daarnaast is de Europese richtlijn op het gebied van wapens op 8 maart jongstleden nader aangescherpt om het nu echt mogelijk te maken dat onklaar gemaakte wapens ook echt onklaar blijven. Dat is dan meteen een antwoord op de vraag van mevrouw Van Toorenburg, dacht ik. Het wetsvoorstel ligt op dit moment voor advisering bij de Raad van State.

Ik kom even terug op potentiële daders die zware delicten in georganiseerd verband plegen. Ik wil nog eens benadrukken dat die zwaarder gestraft moeten worden. Ik kom binnenkort dus ook met een wetsvoorstel waarbij het strafmaximum voor deelnemers aan organisaties die zware delicten plegen wordt verhoogd van zes naar maximaal tien jaar gevangenisstraf.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik probeer te begrijpen of het kopje aanpak van wapens nu afgehandeld is.

Minister Grapperhaus:

Nee, dat kopje is nog niet afgehandeld. Ik heb daar nog een aantal vragen over die ik zo dadelijk zal behandelen. Maar het leek mij in het kader van de spreektekst goed om dit punt ook nu vast te noemen, anders wordt het allemaal misschien wat los.

De versterking van de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit is een belangrijke missie van dit kabinet en van mij als coördinerend minister. In het regeerakkoord zijn er belangrijke randvoorwaarden gecreëerd die de gezamenlijke ambitie op dat punt neerzetten. Ik heb u daarover een brief geschreven op 16 februari jongstleden, waarin ik die aanpak uitvoerig uiteen heb gezet. Ik heb gezegd: de regering stelt hoe dan ook structureel al 10 miljoen extra ter beschikking, en doet daarnaast dit jaar nog een extra investering van 100 miljoen, louter voor de bestrijding van die georganiseerde ondermijnende criminaliteit.

Het gaat ons er dan om om verder te gaan met het landelijk uitrollen van de taskforceaanpak tegen georganiseerde misdaad, die in Brabant tot nu toe veel resultaat heeft opgeleverd. Daarbij gaat het zoals u weet vooral om een samenwerking tussen politie, OM, Belastingdienst en gemeenten en andere lokale autoriteiten. Dat heeft — ik zei het al — veel resultaat opgeleverd in de afgelopen tijd. Daarnaast is er het uitbreiden van de wettelijke mogelijkheden tot informatie-uitwisseling, zodat we niet alleen de criminelen nog beter kunnen opsporen en bestraffen, maar ook de opbrengsten beter en in grotere omvang in kaart kunnen brengen en kunnen afpakken. Want daarover heeft de heer Rutte terecht gezegd: het moet niet lonen. Dat is een van de dingen die ook heel duidelijk voorop moeten staan.

Ik kom op de bevordering van verdere samenwerking tussen publiek en privaat, zodat bijvoorbeeld gemeenten verdergaand kunnen samenwerken met energiebedrijven en kunnen opsporen waar sprake is van extreem energieverbruik en waar dus vermoed kan worden dat sprake is van drugslabs. Ik ben daarnaast bezig met aanpassing van de opiumwetgeving. Dat betreft niet alleen een actualisering naar de huidige substraten die worden gebruikt voor het maken van pillen, maar ook verdergaande bevoegdheden om binnen te kunnen treden, niet alleen wanneer er een verdenking is van drugs maar ook als er een verdenking is van apparatuur om drugs mee te maken.

Daarnaast is er de extra investering in politie en opsporing, zowel kwalitatief als kwantitatief. Ik merk nog even op — ik heb het hier vaker gezegd — dat het gaat om 267 miljoen euro structureel. Terecht is de vraag gesteld of dat betekent dat dat geïnvesteerd wordt in versterking van de opsporing. Ja. Het gaat om uitbreiding van de capaciteit van de recherche, maar ook om verbetering van die capaciteit, bijvoorbeeld door meer inzet op digitalisering. Enige tijd geleden heb ik de Kamercommissie in het kader van een algemeen overleg uiteengezet wat er door bepaalde veiligheidsregio's al is ontwikkeld op het gebied van het digitaal opsporen en vooral ook in kaart brengen van criminele netwerken. Ik moedig de Kamer zeer aan om een werkbezoek te brengen aan met name de politie in Groningen, die een uitermate indrukwekkend systeem heeft ontwikkeld, waarmee met enkele drukken op de knop enorme criminele netwerken zichtbaar kunnen worden gemaakt en ook verder kunnen worden opgespoord. Om toch heel kort even te reageren op de heer Hiddema: dat noem ik geen "blaffen naar de maan", het is gewoon middelen inzetten om ervoor te zorgen dat we echt met die opsporing aan de slag gaan.

En inderdaad, mijn stip op de horizon, mijn doel zou zijn: ervoor zorgen dat we over een paar jaar kunnen zeggen dat we deze ondermijnende georganiseerde criminaliteit een belangrijke slag hebben toegebracht, dat we die flink hebben teruggedrongen. Tegelijkertijd mag u, mevrouw de voorzitter, mij erop aanspreken — dat geldt uiteraard ook voor de leden — dat ik niet blijf dromen, maar het daadwerkelijk in daden omzet.

Ik wil nog één ding zeggen, iets wat ook blijkt uit de voortreffelijke wijze waarop politie en OM aan de slag zijn gegaan met de opsporing in deze vreselijke liquidatiezaak. Ik blijf herhalen dat de Nederlandse politie kwalitatief op plek 7 staat op de internationale ranglijst. Dat is een heel hoge plek, als we bedenken dat daar echt een paar politiekorpsen als die van Duitsland en Singapore boven staan. Dat wil ik absoluut nog eens gezegd hebben. Ik heb veel waardering voor het werk van de Nederlandse politie.

Ik ben met burgemeesters en politie dezer dagen in overleg over de exacte inzet van de middelen waarover ik net gesproken heb, ten behoeve van de politie. Daarbij betrekken we uiteraard de noodzaken die we in het land vaststellen wat betreft de uitwassen — ik noemde het "de smerige uitwassen" — van de georganiseerde misdaad.

Ik heb nog twee punten. Verhoging van straffen en verbetering van de opsporing is niet het enige. De heer Groothuizen en mevrouw Buitenweg hebben gewezen op het belang van preventie. Ik kan u verzekeren dat collega Dekker en de minister van SZW op dat punt samenwerken en daar niet in hokjes naar zullen kijken. Ik zal straks, in antwoord op de vraag daarover, daar nog iets uitvoeriger wat over zeggen.

Ik wilde als laatste punt, voordat ik overga tot het systematisch beantwoorden van alle vragen, nog iets zeggen over internationale samenwerking. Er zal op 17 mei aanstaande een conferentie plaatsvinden tussen Nederland, België en de deelstaat Noordrijn-Westfalen en dan met name tussen de bewindslieden uit die landen met mijn portefeuille. Daarbij zullen wij een plan van aanpak overeenkomen dat zich richt op de gezamenlijk gecoördineerde verdere aanpak van dit soort georganiseerde criminaliteit. Het zal er mede op gericht zijn om waterbedeffecten — als je het hier bestrijdt, gaat het naar een ander gebied — juist tegen te gaan. Ook heb ik het weekeinde voor Pasen met mijn Belgische collega Jambon de laatste punten op de i gezet met betrekking tot het komende nieuwe Benelux-politieverdrag, dat die samenwerking alleen maar zal verstevigen. Dus ook op de internationale samenwerking wordt ingezet.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

De minister had het toen hij sprak over de jeugd, over preventie. Het punt dat ik wil maken heeft inderdaad ook met preventie te maken, maar ook met dat wat wij jeugdigen bieden op het moment dat ze al de fout in zijn gegaan. Morgen bespreken we dat verder, maar zelfs als de rechter er al aan te pas komt, blijkt vaak niet de juiste jeugdhulp beschikbaar te zijn, en ook geen dwingende jeugdhulp. Soms zijn er zelfs wachtlijsten. Dus ook al is de rechter eraan te pas gekomen, er zijn obstakels om datgene aan te bieden waarvan zelfs de rechter vindt dat het nodig is. Dat is mijn vraag. Kan de minister daarover overleggen met zijn collega's, dus zowel binnen het eigen ministerie als op Sociale Zaken, om te zorgen voor een echt veel betere samenhang tussen het justitiële en jeugdhulp?

Minister Grapperhaus:

Dat ik daadwerkelijk zal overgaan tot overleg, wil ik bij dezen toezeggen. Ik denk dat het goed is als ik daarbij meeneem wat er uit het algemeen overleg komt over jeugd en jeugdaanpak dat de Kamer morgen heeft met de twee collega's. Ik zeg onverkort toe dat we daarover verder in overleg gaan. Ik onderstreep ook wat mevrouw Buitenweg zegt. Juist als we dit op een goede manier willen bestrijden, moeten we de aanpak van preventie of preventie halverwege, bij mensen die al een keer gedwaald hebben, niet verkokerd maar collectief en gecoördineerd aanpakken.

Ik ga nu naar de vraag van de heer Van Nispen over kroongetuigen. Ik begrijp heel goed dat hij zelf worstelt met het dilemma dat hier speelt. Dat is de vraag of het OM wel gebruik moet willen blijven maken van kroongetuigen als zoiets als dit gebeurt. Gezien de kennelijke toename van ongecontroleerd grof geweld in de openbare ruimte, met volautomatische wapens zoals we pijnlijk genoeg hebben moeten vaststellen, is het OM, maar ook de politie, er veel aan gelegen om dat een halt te kunnen toeroepen. Daar komt dat dilemma bovendrijven, want de inzet van kroongetuigen kan een doorslaggevende bijdrage leveren aan de opsporing en vervolging. U heeft in mijn brief kunnen lezen dat deze kroongetuige zich nu juist in een milieu bevond waar dit soort misdrijven voorkwamen; ik zeg het maar even zo.

Het OM besteedt veel aandacht aan het inschatten van de veiligheidsrisico's voor de getuige en diens naasten. Het OM verzekert mij ook dat dit wordt meegewogen bij het besluit om al dan niet zo'n deal te sluiten. En dan ben ik me nog steeds terdege bewust van de enorm hachelijke positie — "moeilijke positie" is nog heel zwak uitgedrukt — waarin de naasten in een soort vertwijfeling terechtkomen. Het dilemma is natuurlijk dat dat aan de ene kant staat en dat aan de andere kant zo'n afgrijselijke gebeurtenis als deze met geweld tegen een onschuldige buitenstaander tegelijkertijd de noodzaak aantoont van een keiharde aanpak van de georganiseerde misdaad. Als je dat laat lopen respectievelijk als je er niets aan doet, ben je overgeleverd aan de wolven.

In deze zaak heeft de getuige, een insider in het criminele milieu zoals ik al zei, zelf contact gezocht met politie en OM om uitgebreid te verklaren over zijn betrokkenheid en die van anderen bij liquidaties. Hij voelde zich bedreigd, zo zei hij. Hij had ook gewetensnood. Maar uit het stukje "hij voelde zich bedreigd" blijkt alweer het ingewikkelde van dit dilemma. Ook hier geldt natuurlijk dat het laatste woord over dat dilemma vandaag nog niet gezegd is. Dat wil ik u eerlijk zeggen, mevrouw de voorzitter. Het kroongetuigenprogramma is goed opgezet en kent goede waarborgen op het gebied van bescherming. En het OM maakt zorgvuldige afwegingen. Dat neemt niet weg dat wij allen, met elkaar, met afgrijzen kennis hebben genomen van het feit dat hier voor het eerst een familielid van een kroongetuige slachteroffer is.

Tegen mevrouw Kuiken wil ik kort zeggen dat ik omwille van het onderzoek respectievelijk de veiligheid van de betrokkenen niet kan ingaan op wat hier gezegd is. Dat zal in de toekomst bij de zaak ter zitting uiteraard nog wel aan de orde komen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik snap of ik heb te snappen dat de minister niets kan zeggen over deze individuele zaak. Maar ik heb ook in het algemeen een aantal vragen gesteld over het getuigenbeschermingsprogramma en de wijze waarop de beveiliging plaatsvindt vanuit de Dienst Bewaken en Beveiligen. Ik heb met name gevraagd op basis van welke criteria zij beslissen. Kunnen ze dat in onafhankelijkheid doen als de werkdruk toeneemt? Uit een proefschrift uit 2015 blijkt al — en hiermee rond ik af, voorzitter — dat die stelsels eigenlijk onvoldoende gescheiden zijn. Wie valt nu in welke categorie? Ook de onafhankelijkheid werd daarin nadrukkelijk beschreven; daarom ook mijn vragen daarover.

Minister Grapperhaus:

Ik wil daarop ingaan en dan meteen ook op de vragen die mevrouw Van Toorenburg daarover heeft gesteld. Kijk, in de praktijk komt het voor dat mensen niet volledig of niet willen meewerken aan beveiliging. Dat leidt er natuurlijk toe dat de overheid minder goed in staat is om aanvullende verantwoordelijkheid te nemen voor de veiligheid van de betreffende persoon. In een dergelijk geval wordt er met de bedreigde persoon gesproken om hem of haar ervan te proberen te overtuigen dat het van belang is om de beveiligingsmaatregelen te accepteren of om daaraan mee te werken. Het allerlaatste is dat het niet mogelijk is om mensen te dwingen. Waar nodig en mogelijk kan de politie in opdracht van het bevoegd gezag maatregelen treffen waardoor het risico voor derden in ieder geval verminderd wordt. Maar dat is natuurlijk niet de ideale situatie waarin je iemand echt helemaal onder het programma kan brengen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik was al wat verder met mijn vraag. Het is niet alleen naar aanleiding van dit vreselijke incident, maar ook naar aanleiding van de hoorzitting die wij hier hebben gehouden. Daar waren zowel bestuurders als journalisten. Allemaal zeggen ze: het stelsel van de eenheid Bewaken staat onder druk omdat de werkdruk te hoog is. Daarnaast roept het de vraag op of het getuigenbeschermingsprogramma en de eenheid Bewaken en Beveiligen nog voldoende onafhankelijk kunnen opereren. Wie beslist er eigenlijk? Kunnen ze alle belangen die van hen worden gevraagd, wel dienen? Het OM, het parket en de politie kunnen een ander belang hebben dan de eenheid. Is het niet tijd om het stelsel weer tegen het licht te houden? Hoe borgen we die onafhankelijkheid? Uit een proefschrift van 2015 blijkt al dat de stelsels niet voldoende van elkaar gescheiden zijn. Criteria ontbreken en er is behoefte aan meer onafhankelijkheid.

Minister Grapperhaus:

Laat ik eerst daarop ingaan en dan toch nog iets zeggen over die capaciteit. Eigenlijk is het stelsel robuust genoeg. Dat is ook van de heer Van Nispen, mevrouw Van Toorenburg en u gekomen. Dreiging en risico zijn leidend voor het vaststellen van de benodigde beveiligingsmaatregelen. Daarbij speelt natuurlijk de proportionaliteit een rol. Het College van pg's kan in het kader van getuigenbescherming opdracht geven een dreigingsanalyse op te stellen en advies uit te brengen omtrent de te treffen beschermingsmaatregelen en de uitvoerbaarheid daarvan. Het is vervolgens aan het gezag om een besluit te nemen over het uitvoeren van de beschermingsmaatregelen. In het stelsel is geregeld hoe het bewaken en beveiligen functioneert, hoe op basis van die dreigings- en risico-informatie tot beveiligingsmaatregelen wordt besloten en wie verantwoordelijk is voor de uitvoering. Dat is een geheel van regelgeving en afspraken, die zich daar helemaal op richten. Het OM, de politie, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de bestuurlijke organisaties werken daarin samen. Dat stelsel an sich is robuust en goed ingericht.

De Dienst Bewaken en Beveiligen voert met de huidige capaciteit alle opdrachten uit. Er wordt aan gewerkt om de bezetting en formatie in evenwicht te brengen. Er zijn op dit moment een aantal vacatures. Er vindt een intensivering plaats van de wervingsactiviteiten voor de dienst. In het kader van de toedeling kunnen nog extra middelen naar de dienst gaan.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mag ik een tweede interruptie plaatsen, voorzitter?

De voorzitter:

Ja.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik hoor de minister zeggen dat hij vindt dat het stelsel robuust is, maar waar baseert hij dat op? Wij hebben hoorzitting na hoorzitting in dit huis. Iedereen zegt: de Dienst Bewaken en Beveiligen loopt tegen de grenzen aan van wat hij aankan. De werkdruk is te hoog. In 2016 hadden we een heel dringend rapport waarin stond dat er veel aan de hand was. Inmiddels is de dreiging alleen maar toegenomen. Is het niet zo dat het laatste incident niet vraagt om schuldige vingers richting verantwoordelijke overheden, maar wel om een herbezinning op de houdbaarheid van het stelsel? Vraagt het niet om een andere taakverdeling, om heldere criteria, om onafhankelijke toetsing en om meer capaciteit, omdat de werkdruk echt te hoog is? Dat laatste wordt zo langzamerhand door vriend en vijand gedeeld.

Minister Grapperhaus:

Ik vind de gebeurtenissen naar aanleiding waarvan we hier vanavond bijeen zijn, het gebeuren in januari en dat van het afgelopen weekend, ernstig genoeg om u aan te bieden om nog eens in een brief goed uiteen te zetten waarop ik baseer dat het op dit moment robuust genoeg zou zijn. Daarbij zal ik ook de capaciteit en de werkdruk betrekken. Zo nodig kunnen we daarover in gesprek gaan. Het lijkt mij de moeite waard om daar met elkaar uitvoeriger over te spreken.

De voorzitter:

De laatste vraag, mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Deze handreiking grijp ik aan, maar ik zou nog graag één element toegevoegd willen hebben. Hoe wordt nu geborgd dat er ook onafhankelijk maatwerk geleverd kan worden door de Dienst Beveiligen en Bewaken terwijl zij gemangeld wordt door belangafwegingen die buiten haar om gaan? Ze gaan niet over hun eigen budget en ze gaan niet over hun eigen menskracht. Dus hoe kunnen zij zich verhouden in al die belangen en hoe kunnen ze die onafhankelijkheid waarborgen? Dat element zou ik heel graag aan de brief toegevoegd willen hebben, omdat ik denk dat dat heel essentieel is.

Minister Grapperhaus:

We worden het wel heel erg met elkaar eens, maar ik denk dat wat u zegt, de crux is van dat robuuste. Als iemand van het OM zou zeggen "nou, dit lijkt me zo wel goed geregeld" dan is het niet robuust. De vraag is natuurlijk of dat adequaat getoetst is. Het lijkt me dat die brief daar ook wat over zal zeggen. Dus dat wil ik bij dezen toezeggen.

De heer Van Nispen (SP):

Ook op dit punt van de Dienst Bewaken en Beveiligen en de zware onderbezetting. Er staan daar heel veel vacatures open. Ik denk dat de minister dadelijk misschien wel gaat zeggen dat dat niet zo is, want ik hoor hem al reageren. Mijn informatie is toch echt dat daar veel vacatures openstaan. Ik pleit niet voor een capaciteitsuitbreiding en ik pleit nu ook eens niet voor extra investeringen, maar ik wil wel dat die vacatures snel ingevuld worden. Dit is niet van vandaag op gisteren ontstaan, want het is al een hele poos aan de gang. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat die vacatures snel ingevuld worden? Juist in de huidige tijden kun je niet hebben dat we bij de bescherming en de beveiliging die we soms moeten bieden, tegen onze grenzen aanlopen.

Minister Grapperhaus:

Ik heb gezegd dat er vacatures zijn. Ik denk dat u het nu een beetje ... Laat ik het zo zeggen: ik ga er niet in mee dat het een heel groot aantal zou zijn. Ik heb gezegd dat de wervingsactiviteiten op de korte termijn worden geïntensiveerd en dat zal ook gaan gebeuren. De vacatures betreffen overigens ook beveiligers. Wat ik u in ieder geval kan toezeggen is dat we die werving intensiveren.

De heer Van Nispen (SP):

Er is net een brief toegezegd. Ik zou de minister willen vragen om daarbij in ieder geval twee punten te betrekken. Dat werven wordt volgens mij al een poosje geprobeerd en dat roept bij mij de vraag op of er naar de arbeidsvoorwaarden gekeken kan worden en of de huidige arbeidsvoorwaarden ertoe leiden dat die vacatures heel moeilijk ingevuld kunnen worden. Mijn tweede vraag heb ik net ook in mijn inbreng gesteld: zou het niet goed zijn om te kijken of er een buffer aangelegd kan worden, zodat er in tijden met een acute toename van de dreiging, niet een acuut tekort is aan mensen bij de Dienst Bewaken en Beveiligen?

Minister Grapperhaus:

Ik zal dat meenemen in de brief. Het lijkt me alleen maar goed om al die aspecten daarin te bespreken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

De heer Groothuizen heeft gevraagd naar de kwaliteit van de opsporing. In mijn brief van 12 maart jongstleden heb ik aangegeven dat verdere versteviging en doorontwikkeling van de opsporing nodig is. Zoals gezegd zal dat gebeuren door middel van een ontwikkelagenda opsporing. Die agenda bestaat uit drie sporen: maatregelen gericht op kwaliteitsverbetering van de eerstelijnsopsporing, experimenten voor toekomstbestendige opsporing en specifieke afspraken tussen politie en OM. Met het regeerakkoord en de extra middelen ten behoeve van politie wordt de opsporing niet alleen kwalitatief maar ook kwantitatief versterkt. Een van de maatregelen richt zich ook op het terugdringen van onnodige administratieve lasten. Daarnaast wordt er — ik heb er al iets over gezegd — veel geïnvesteerd in de informatievoorziening ten behoeve van digitale opsporing, zodat er kan worden ingespeeld op de steeds veranderende techniek die criminelen gebruiken.

De politie ontwikkelt in dat verband een kwaliteitsstelsel dat ook op termijn die ontwikkeling van de opsporing zou moeten bevorderen. Ik verwijs voor dat kwaliteitsstelsel verder naar de brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer van 12 april 2017.

Dan zeg ik nu naar aanleiding van mevrouw Van Toorenburg iets over de Haventafel. Mijn voorganger en de voormalige staatssecretaris van Financiën hebben uw Kamer geïnformeerd dat de Haventafel is gevormd en meerdere malen bijeen is gekomen. Openbaar Ministerie, politie, gemeente Rotterdam, douane en het Havenbedrijf zitten daar samen, en zij stemmen er de integrale aanpak van ondermijning in de haven af. De Haventafel is ook de opdrachtgever voor het ondermijningsbeeld van de haven van Rotterdam. Dat beeld is het fundament voor de versterking van de integrale aanpak van ondermijning door publieke en private partijen in de Rotterdamse haven. Tot zover de Haventafel.

Dan de wapens. Ik had toegezegd om op de vraag daarover terug te komen na wat ik daarover al in mijn inleiding heb gezegd. Mevrouw Van Toorenburg vroeg: heeft prioritering in de aanpak van illegale wapens al vruchten afgeworpen? Ja. Zoals het Dreigingsbeeld signaleert, is er net als voor andere illegale goederen, zoals drugs, een markt voor illegale wapens. Die wapens zijn ondersteunend voor het plegen van allerlei andere strafbare feiten. Er wordt met betrekking tot illegale wapens op dit moment intensief samengewerkt met Europese politiediensten, en dat leidt ook daadwerkelijk tot arrestaties.

Over de nieuwe Wet wapens en munitie heb ik al gesproken. Mevrouw Van Toorenburg stelde de controle op verboden wapens aan de orde. Er is natuurlijk de uitspraak geweest van de Hoge Raad, ik meen een paar maanden geleden. Als je kijkt naar de formulering van de Wet wapens en munitie en die plaatst in het verdere strafvorderlijk kader, biedt de wet aanzienlijke mogelijkheden om illegaal wapenbezit aan te pakken. De politie is bevoegd om vervoermiddelen te onderzoeken indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat. Ik heb dit nog eens even met een officier van justitie getoetst. Het is een vrij ruim geïnterpreteerde bevoegdheid. De drempel is dus al laag. Maar ik wil u toezeggen dat ik toch nog eens zal kijken of het mogelijk is om de mogelijkheden daarin nog verder uit te breiden.

Verder blijf ik natuurlijk benadrukken dat we verder moeten investeren in internationale samenwerking om de illegalewapenhandel te blijven aanpakken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik dank de minister voor die toezegging. Van de politie krijg ik namelijk te horen dat zij het zorgelijk vindt dat zij gemakkelijker kan controleren op een gevarendriehoek dan op verboden wapens. Maar kan de minister aangeven wanneer hij die brief dan wil sturen en wanneer hij dit heeft uitgezocht?

Minister Grapperhaus:

Daar moet ik even over nadenken. In de tweede termijn zal ik u een termijn noemen. Wat betreft die gevarendriehoek: ik wist niet dat dat zo gemakkelijk was, maar goed.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

De minister zei eerder al en zegt nu ook weer dat we Europees moeten samenwerken om dit aan te pakken. Zijn wapens in Nederland nu relatief makkelijk beschikbaar? Op welke wijze voorkomen we dat die wapens bijvoorbeeld via de Balkanroute hierheen komen?

Minister Grapperhaus:

Naar aanleiding van onder meer de aanslagen in Parijs en Brussel heeft Nederland met de politie als initiator Europees het voortouw genomen voor een gecoördineerde aanpak van illegale vuurwapens. Een uitvloeisel daarvan waren de strengere regels van 8 maart jongstleden die de Europese Commissie heeft vastgesteld. Die regels zijn met allerlei Europese experts, meestal politie, samengesteld. De aanpak van illegaal wapenbezit en de illegale handel in wapens vindt op allerlei niveaus plaats. Ik heb gewezen op de coördinerend officier van justitie, die strafrechtelijke onderzoeken met een wapencomponent coördineert. Dat is dus een beetje hetzelfde als het door de heer Hiddema metaforisch aangeduide busje. Concreet wordt er in strafrechtelijke onderzoeken goed tussen Nederland en andere Europese diensten samengewerkt. In dat opzicht is er in ieder geval in Nederland een heel gerichte aanpak voor de bestrijding van wapens.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Is dit eigenlijk een verandering? Moeten we het zo zien dat er echt sprake is van een intensivering ten opzichte van hoe het eerder was? Verder is mijn vraag in hoeverre er in Nederland relatief veel wapens zijn nog niet beantwoord.

Minister Grapperhaus:

Tja, "relatief veel wapens" ... Er zijn te veel illegale wapens in Nederland. In 2016 zijn er 69 opsporingsonderzoeken naar wapenhandel verricht. Dus dat zegt wel iets, in ieder geval over de omvang van het geheel. Verder kan ik u alleen maar zeggen dat juist uit het door Nederland oppakken van dat voortouw in Europees verband heel duidelijk blijkt dat politie en OM hier prioriteit geven aan het zo veel mogelijk uitbannen van de illegale wapenhandel in Europa en daarmee ook dus in Nederland. En dat steun ik.

Mevrouw Helder (PVV):

De termijn van de brief horen we in tweede termijn. Ik heb een vraag over het redelijk vermoeden en het dus kunnen controleren op wapenbezit. Ik ken de voortgezette toepassing, dat moest je in de rechtenstudie ook leren. Daar is dat redelijk vermoeden voor nodig. Maar we hebben ook wetgeving gemaakt waardoor een burgemeester een gebied kan aanwijzen waarin preventief gefouilleerd kan worden op messen en dergelijke. Zou in de geest van die wetgeving ook gekeken kunnen worden of het OM een bepaald gebied zou kunnen aanwijzen, bijvoorbeeld in Amsterdam, waar je preventief auto's kunt controleren? Ik noem maar een zijstraat.

Minister Grapperhaus:

Wat u zegt, is spot-on. Ik bedoel het vriendelijk. Maar ik wil eigenlijk juist naar aanleiding van de vraag van mevrouw Van Toorenburg en ondanks het feit dat de Wet wapens en munitie echt al behoorlijk ruime bevoegdheden geeft, toch kijken of we daar nog verder mee zullen komen. Ik zeg wel eerlijk dat ik het goed in acht moet nemen als er zo'n uitspraak van de Hoge Raad ligt. Nou goed, daar komen we nog over te spreken met elkaar. Ik ga ermee aan de slag en kom er bij uw Kamer natuurlijk op terug, zo is de toezegging.

Ik meen dat het ook mevrouw Buitenweg was die nog iets vroeg over de maatregel om wapens uit de Westelijke Balkan tegen te houden. In EU-verband geniet juist die Westelijke Balkan sinds een aantal jaren veel aandacht, met name waar het gaat over de aanpak van illegale wapens, maar ook die van de georganiseerde misdaad. Er is ook een actieplan gericht op de Westelijke Balkan en vuurwapens. Daarin participeert de Nederlandse politie. Daarbij moet u denken aan informatie-uitwisseling, opleiding van lokale handhavers en gecoördineerde acties. Dat klinkt misschien een beetje als "o ja, dat doen ze ook nog", maar er is heel duidelijk in gesprekken met vertegenwoordigers van de regeringen van landen in de Westelijke Balkan aangegeven dat het succesvol prioriteren van de aanpak van illegale wapens en georganiseerde criminaliteit een belangrijke doelstelling is in het licht van hoe we ons verder tot elkaar gaan verhouden binnen de ... Nou ja, "binnen", nu nog buiten de EU.

Ik meen dat ik daarmee alle wapenvragen heb beantwoord. Ik zeg het maar even voor wie nog wat mist.

Dan is er natuurlijk nog de vraag van de heer Rutte over informatie delen. Zeer terecht. Hoe kunnen we de informatiedeling zo veel mogelijk vereenvoudigen? Het verbeteren van die mogelijkheden is een van de belangrijkste thema's van de agenda die ik heb opgesteld voor die ondermijningswetgeving. Waarom? We hebben een uitstekende politie, zo heb ik u al gezegd maar blijf ik iedere keer zeggen, overal waar ik kom en niet alleen bij werkbezoeken. We hebben een uitstekende politie, we hebben een zeer goed tot uitstekend opsporings- en vervolgingsapparaat bij het OM. Allemaal uitstekende mensen, die ook zeer goed geoutilleerd zijn. We hebben nota bene extra geld voor meer capaciteit en middelen. Wij hebben net het Landelijk Strategisch Overleg Aanpak Ondermijning, het LSOAO — er is nog niet echt een pakkende naam voor — onder voorzitterschap van de oud-burgemeester van Tilburg, de heer Noordanus. Zij zijn al druk bezig om met alle partijen de aanpak van taskforces landelijk uit te rollen. Dat is er allemaal, maar toch moet je constateren dat we op dit moment bijvoorbeeld nog lang niet al het misdaadgeld, het loon van de misdaad, afpakken. Je ontdekt dat we ook nog aanlopen tegen barrières op het gebied van informatieverzameling die ervoor zorgen dat de misdaadbestrijding op het gebied van ondermijnende criminaliteit nog niet optimaal is. Het is dus heel belangrijk dat we daar barrières kunnen gaan wegnemen, natuurlijk met inachtneming van alle regelgeving op het gebied van gegevensbescherming en privacy. Als ik dat punt nog even mag afmaken: in de brief van 16 februari heb ik dus gezegd dat ik hoge prioriteit geef aan het verder kunnen uitbreiden van die informatiepositie. Ik heb in die brief ook gewezen op een aanstaande ontwerpwet voor gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. Die wet zou drie knelpunten moeten oplossen door ten eerste een heldere basis te bieden voor gegevensverstrekking aan die samenwerkingsverbanden tussen overheden, ten tweede een heldere basis te creëren voor gegevensverwerking binnen zo'n samenwerkingsverband, wanneer de ene overheid gegevens wel heeft en de andere niet, en ten derde een passende grondslag te bieden voor de verstrekking van de resultaten van de verwerking. Want als je meer met elkaar gaat samenwerken en meer met elkaar mag verwerken, moet je het vervolgens ook nog kunnen delen. Dat zou die Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden moeten faciliteren.

De heer Arno Rutte (VVD):

Ik deel absoluut de woorden van de minister dat wij een uitstekende politie hebben die vol inzet op het aanpakken van georganiseerde criminaliteit. De voorbeelden zijn er ook. Ik deel ook de inzet van de minister voor het delen van informatie en wat daarvoor nodig is. Je moet dat bij elkaar brengen. Dat is hartstikke goed. Ik wil op een specifiek punt doorvragen en de minister verzoeken om dat extra aandacht te geven. Tijdens een werkbezoek in Brabant kwam ons ter ore dat de Belastingdienst, die niet één dienst is maar uit allemaal verschillende kantoren bestaat, hier verschillend mee omgaat. Er zijn kantoren die in dit soort trajecten heel erg goed meewerken, maar er zijn er ook die het een stuk lastiger maken. Zou de minister dit eens willen opnemen met de staatssecretaris van Financiën om te kijken of dat uniform kan? Dan bedoel ik niet uniform naar het voorbeeld van de moeilijkste manier, waardoor het niet meer kan, maar uniform naar voorbeelden van hoe het op sommige plekken op dit moment al heel vlot gaat.

Minister Grapperhaus:

U snijdt een terecht punt aan. Wij hebben dat Landelijk Strategisch Overleg Aanpak Ondermijning ingesteld om op alle niveaus in de diensten, maar vooral ook op landelijk niveau, te kunnen kijken waar knelpunten ontstaan. De staatssecretaris van Financiën is daar ook een van de opdrachtgevers van. Er wordt binnen dat Landelijk Strategisch Overleg wel degelijk gepraat om ervoor te zorgen dat diensten een uniform beleid hierin voeren, zodat de samenwerking hierin verder komt.

De heer Van Nispen heeft iets gevraagd over de informatiepositie van de Amsterdamse recherche. Hij heeft ook gevraagd of de inzet op liquidaties leidt tot verdringing bij de aanpak van andere strafbare feiten. De informatiepositie is op zichzelf goed. De Dienst Regionale Recherche en de intelligence krijgen steeds meer zicht op netwerken, niet alleen de kopstukken, maar ook de lagere eronder. Er wordt goed doorgerechercheerd. Ik heb u al gezegd dat daarbij ook steeds meer gebruik wordt gemaakt van geavanceerde recherchemethodes. Dit betekent ook — dat wil ik nog eens benadrukken — dat de Amsterdamse driehoek, het lokale gezag van burgemeester, hoofdofficier en politiecommissaris, moet besluiten waarop de politiecapaciteit ten aanzien van opsporing en vervolging moet worden ingezet. Ook door de Amsterdamse driehoek worden er soms schrijnende keuzes gemaakt, maar liquidaties en ook de dreiging van terreur vragen veel aandacht. Ik moet u wel zeggen dat de resultaten van Amsterdam ook op de gewone criminaliteitsfenomenen — excuseer dat ik het zo even noem, mevrouw de voorzitter: woninginbraken en dergelijke — nog steeds goed zijn. Daar verdient het korps een groot compliment voor. Maar het is soms onvermijdelijk dat zaken later worden opgepakt dan we graag zouden wensen. In dit kader kijken we natuurlijk absoluut naar capaciteit. Maar ik wil toch via u naar de heer Van Nispen benadrukken dat we niet alleen maar moeten roepen dat er meer agenten, meer rechercheurs moeten komen. We moeten ook met elkaar kijken: hoe kun je efficiënter werken, hoe kun je met betere moderne methodes met elkaar werken en hoe kunnen we ook andere partijen, private partijen bijvoorbeeld, ook met regelmaat erbij betrekken om de opsporing vooruit te helpen?

De heer Van Nispen (SP):

Slechts een korte reactie. Ik hoop niet dat de minister suggereerde dat het enige wat ik riep was dat er meer capaciteit bij moet komen, want ik heb ook heel veel andere voorstellen gedaan. Omgekeerd vind ik dat de minister ook niet moet zeggen: dit is nu eenmaal het bedrag dat we hebben vastgesteld, vervolgens is dat het en moeten we de rest maar halen uit meer efficiency en andere voorstellen. Ik daag de minister uit om niet te stoppen met denken en om wel degelijk bij de Voorjaarsnota te kijken hoeveel extra geld erbij kan komen voor veiligheid. Ik ben bereid om met de minister te kijken naar wat nog meer nodig is, zoals ik ook veel voorstellen heb gedaan.

Minister Grapperhaus:

U heeft mij al horen zeggen dat ik wat de heer Hiddema dromen noemt graag omzet in daden en dat het het beste is om dat te doen middels een goed denkproces. Ik ben daar natuurlijk voor. In de vijf maanden dat ik met u als Kamer in debat en in contact ben, hebben we steeds door het debat en de discussie vorderingen kunnen maken op het gebied van wat er nodig is. Er wordt veel geld door dit kabinet ter beschikking gesteld, extra geld. Ik noem het nog maar eens: 267 miljoen euro structureel per jaar voor uitbreiding van de politie, voor meer en beter materieel voor de politie en modernere, nieuwere opsporingsmethodes. Daarnaast hebben we de 10 miljoen structureel en in ieder geval de 100 miljoen dit jaar nog eens extra voor het aanpakken van de ondermijning. Daarnaast kan ik ook nog gaan praten over het extra geld op het gebied van cybercrime. Dat hebben we en daar moeten we nu gewoon mee aan de slag om het dromen via denken in daden om te zetten.

Mevrouw Helder en mevrouw Van Toorenburg hebben nog vragen gesteld over de capaciteit van de opsporing in Amsterdam. Ik heb op 21 februari schriftelijke vragen van mevrouw Kuiken beantwoord over het bericht dat de Amsterdamse politie niet toekwam aan het opsporen van grote drugsbazen. Toen heb ik al aangegeven dat de inzet van de politie — ik zei het net al — door het lokale gezag wordt bepaald en daar moet worden ingeschat. Het klopt dat de regionale divisie recherche het grootste deel van haar capaciteit besteedt aan het oplossen en voorkomen van liquidatiezaken en nog een groot deel aan radicalisering- en terrorismeonderzoeken. Dat betekent — ik zei het net al — echt niet dat andere zaken niet worden opgepakt. Aan de andere kant zijn er de afgelopen jaren veel dossiers afgerond met aangehouden verdachten, dus het is niet voor niets geweest. En ja, zeg ik ook tegen mevrouw Van Toorenburg, wat dat betreft zijn hier echt heel duidelijk successen geboekt.

Dan kom ik toch nog even op ...

De voorzitter:

Hoever bent u eigenlijk?

Minister Grapperhaus:

Ik ben bijna klaar. Ik wilde eigenlijk alleen nog iets zeggen over de Top 600-aanpak in het kader van die preventie. Die preventie wil ik toch nog onder de aandacht brengen. Ik weet dat uw Kamer dat wel weet, maar het kan niet vaak genoeg gezegd worden. Amsterdam kent al jaren de aanpak van de Top 600, juist gericht op de doelgroep van jongeren die dreigen in de zware criminaliteit terecht te komen of daar misschien al mee in aanraking zijn gekomen en erin dreigen weg te zinken. Daarnaast kent Amsterdam een aanpak van criminele families, die uitgaat van een systeemaanpak van een gehele familie. Ook in andere steden wordt een dergelijke aanpak toegepast. Ik ben bij een aantal werkbezoeken geweest. Bijvoorbeeld in een stad als Amersfoort wordt daar ook mee gewerkt. Dat vergt een langdurige aanpak door veel partners. Ik heb in mijn inleiding gezegd dat als we dit echt met elkaar goed willen doen, we ons daar echt structureel voor de lange termijn op moeten richten. Het is een sociaalmaatschappelijk probleem. Dat onderschrijf ik in het betoog van mevrouw Buitenweg en dat is ook in de Toekomstagenda Ondermijning vorig jaar geconcludeerd. Dat we die sociale voedingsbodem voor georganiseerde ondermijnende criminaliteit moeten wegnemen, is een van de actielijnen van die toekomstagenda. Natuurlijk raakt dat aan mijn domein, maar het raakt ook aan andere domeinen zoals die van SZW en OCW. Maar goed, dat is ook wel degelijk, zo wil ik nog eens benadrukken, een van de zaken die we zullen gaan oppakken.

Ik wil nog één ding zeggen. Mevrouw Helder wees nog op de gebeurtenis in Amsterdam in relatie tot de reactie van dr. Ferwerda dat de Marokkanen van de straatterreur in Amsterdam zijn uitgegroeid tot georganiseerde criminelen en liquidatieplegers. Ik herken op zichzelf dat een aantal jongeren die zich in de afgelopen jaren in onschuldiger straatterreur bevonden — of onschuldiger, ook nog in verkeerde strafbare straatterreur, maar in ieder geval minder ernstig wat zij nu doen — zijn uitgegroeid tot topcriminelen. Daar zien we ook het belang van preventie en vroegtijdig ingrijpen. Dat vergt projecten zoals Top 600-aanpak. Die aanpak is wel degelijk bewezen effectief en die zou eigenlijk wat mij betreft schaalvergroting en verbreding naar andere steden moeten opleveren. Ik zeg daar overigens uitdrukkelijk bij dat ik niet in de conclusie meega dat dat jongeren zijn van één bepaalde komaf of zoiets dergelijks. Laat ik daar geen misverstand over laten ontstaan. Maar feit is wel dat je ziet dat een aantal mensen die vijftien of twintig jaar geleden in een lager niveau van criminaliteit zaten nu die topcriminelen zijn.

Ik denk dat ik hiermee aan het eind ben.

De voorzitter:

Ja. Dan de heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Mooi dat de minister schetst wat er al gebeurt aan preventieve maatregelen. Ik ben het met hem eens dat dat een heel belangrijk onderdeel is, maar de vraag was eigenlijk meer of de minister contact heeft gehad met Amsterdam, of hij weet of op het op dit moment goed loopt met die preventieve aanpak en of hij daar eventueel nog de helpende hand kan bieden.

Minister Grapperhaus:

Ik heb inderdaad tijdens werkbezoeken in Amsterdam ook gesproken over de Top 600-aanpak. Daaruit is mij gebleken dat men daar op zichzelf zeer veel goede effecten uit ziet. Het zijn twee effecten overigens, namelijk aan de ene kant het volledig in kaart brengen van die Top 600 en alle netwerken die daar dan weer in zitten of uit naar buiten gaan en aan de ander kant de aanpak om de mensen zo veel mogelijk uit die Top 600 weg te halen. Maar ik denk — die afgrijselijke liquidatie van vorige week toont dat nog maar eens aan — dat we er nog niet zijn, ook niet op het punt van preventieve maatregelen.

De heer Groothuizen (D66):

Ik leid hieruit af dat het dan in ieder geval met die Top 600-aanpak goed lijkt te gaan. Dat is mooi. Ik zou de minister wel willen oproepen om in de komende maanden en misschien wel de komende jaren de vinger aan de pols te houden en te blijven controleren of die aanpak succesvol is en of er voldoende mogelijkheden zijn om die te continueren.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u, mevrouw de voorzitter. Ik had nog één vraag die niet beantwoord was en dat ging over het onderzoek. Er komt nu een internationaal rechtsvergelijkend onderzoek naar kroongetuigenregelingen. Mijn vraag was of daarin ook meegenomen wordt hoe andere landen omgaan met de beveiliging en de bescherming van kroongetuigen en hun familie.

De voorzitter:

De minister weet precies welke vraag het was.

Minister Grapperhaus:

Ja. Dan moet ik even kijken. Ik had dat wel gezien. Ik dacht dat het wel ook in dat onderzoek wordt meegenomen. Ja! Dat wordt in dat onderzoek meegenomen, weet ik nu weer zeker. Ja, dat gaat dan zo.

De heer Van Nispen (SP):

Ik had ook een antwoord gemist en ik hoop op eenzelfde reactie. Dat ging namelijk over de risico-inschatting voor de omgeving. Mijn vraag aan de minister was of er geen tweede toets- of weegmoment moet plaatsvinden van welke risico's een deal met zich meebrengt en of de omgeving wel goed te beveiligen is. Is het goed als daar een tweede persoon naar meekijkt?

Minister Grapperhaus:

Dat is natuurlijk die risicoanalyse waar ik eerder op wees van het College van pg's. Ik heb daar ook het een en ander over toegelicht. Ik veronderstelde dat ik uw vraag in dat opzicht ook had meegenomen in de beantwoording. Maar nog even voor alle duidelijkheid: dat gebeurt op uiterst zorgvuldige wijze. Ik denk zeker dat ... Nou ja, ik kom met die brief waarin ik daar nog een keer op terugkom. Dan zal ik hier ook nog wel iets over zeggen. Dat lijkt me eigenlijk veel beter. Dan doen we het gestructureerder met elkaar.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Grapperhaus:

Ik ben aan het eind van mijn eerste termijn.

De voorzitter:

Ja, dank u wel. Dan gaan we nu naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Van Toorenburg namens het CDA. De spreektijden zijn één minuut en twintig seconden per fractie, inclusief het indienen van moties.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording en voor de toezeggingen. Onder meer de toezegging dat hij gaat kijken naar de controle op wapens. Ik zie de brief graag tegemoet. De suggestie van mevrouw Helder is heel relevant. Die hoop ik daar dan ook in terug te zien.

Wat de minister zegt over Rotterdam, stelt een beetje gerust, maar toch niet heel erg. Daarom ben ik voornemens — ik hoor al dat de heer Rutte daaraan mee wil doen, maar misschien willen ook andere collega's meedoen — om toch die Haventafel in Rotterdam eens te bezoeken en daar eens een intensief gesprek te voeren met de douane. Tot nu toe trokken ze iedere keer bij ons aan de bel, omdat ze zich grote zorgen maakten. Ik heb, zeg ik erbij, al even niets meer van ze gehoord, dus wellicht hebben ze het idee dat ze het beter onder controle krijgen. Dat hoor ik dan graag. Ik ben graag eens aanwezig bij die Haventafel.

Wat de recherche betreft: ook dat wordt vervolgd, wat de capaciteit betreft. Ik ben inderdaad wel heel erg benieuwd wat we daar uiteindelijk van gaan zien. Ook ten aanzien van de kroongetuigenregeling. We horen veel dat je misschien meer zou moeten bieden aan kroongetuigen, maar ik heb daar ook wel grote aarzelingen bij. Wat ik vooral belangrijk vind, is dat mensen de bescherming krijgen zo lang als zij dat nodig vinden. Die toezegging wil ik toch nog wel van de minister vandaag horen: dat als iemand bescherming nodig heeft, die zo lang duurt als zij zelf denken dat die moet duren.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Helder namens de PVV.

Mevrouw Helder (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Omwille van de tijd ga ik daar niet nader op in. Mijn pijnpunten blijken wel uit de moties die ik meteen ga indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het liquidatiegeweld, ofwel het geweld met (automatische) vuurwapens, toeneemt in omvang en in hardheid en onschuldige burgers hun leven niet meer zeker zijn vanwege rondvliegende kogels;

constaterende dat niet alleen sprake is van onschuldige slachtoffers, maar dat inmiddels de afschuwelijke term "vergismoord" door dit brute geweld is geïntroduceerd;

constaterende dat dit brute geweld ook tot doel heeft potentiële (kroon)getuigen te weerhouden van het afleggen van verklaringen aan politie en het Openbaar Ministerie;

van mening dat hier een einde aan moet komen en dat hiervoor in ieder geval meer agenten en rechercheurs nodig zijn om daarmee de pakkans te verhogen, grootschalige onderzoeken doorgang kunnen vinden en kan worden (door)gerechercheerd op wapenbezit;

verzoekt de regering om meer geld uit te trekken voor de politie dan de tot nu toe toegezegde 267 miljoen euro,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 195 (29911).

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik heb een oude motie van stal gehaald. Met de kennis van nu is die helaas nog steeds relevant.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het onacceptabel is dat criminele jeugdbendes of bendes nog steeds de Nederlandse straten terroriseren;

overwegende dat deze straatterroristen de Nederlandse samenleving ernstig verzieken en vele burgers confronteren met criminaliteit dan wel herhaalde criminaliteit;

constaterende dat uit de Evaluatie aanpak criminele jeugdgroepen (Van Montfoort/Bureau Alpha, januari 2013, pagina 14) blijkt dat de helft van de groepen grotendeels of geheel bestaat uit leden van Marokkaans-Nederlandse afkomst;

verzoekt de regering het mogelijk te maken dat, wanneer sprake is van meerderjarige criminelen, zij na veroordeling en na afloop van de straf worden gedenaturaliseerd en worden teruggestuurd naar het land van de overgebleven nationaliteit, en wanneer sprake is van minderjarige criminelen, zij na veroordeling en afloop van de straf worden gedenaturaliseerd en worden teruggestuurd naar het land van de overgebleven nationaliteit, samen met hun ouders,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 196 (29911).

De heer Arno Rutte wil niet spreken. Dan ga ik naar mevrouw Kuiken namens de PvdA.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik heb vanochtend bij het VAO over de politie al een motie ingediend over het vergroten van de capaciteit, ook in relatie tot de eenheid bewaken en beveiligen. Ik was van plan om een motie in te dienen over de robuustheid en onafhankelijkheid van dat stelsel. Hoe zorg je ervoor dat zij maatwerk kunnen blijven leveren en niet in een conflict van belangen terechtkomen? Maar de minister heeft daar een heldere brief over toegezegd. Ik zou nog wel graag een termijn willen horen. Wanneer kunnen we die brief verwachten? Dat is dan het moment waarop we specifiek verder gaan spreken over het stelsel van getuigenbescherming versus de eenheid bewaken en beveiligen en de onafhankelijkheid daarvan.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Wij hebben een groot probleem met de georganiseerde misdaad en extreem geweld. En nee, dat hebben we vanavond niet opgelost. Maar we hebben wel een aantal belangrijke onderwerpen besproken, zoals het gegeven dat het te makkelijk is om aan zeer gevaarlijke wapens te komen, en de informatiepositie en de capaciteit van de recherche. Mijn fractie zal in ieder geval de motie steunen die daarover is ingediend, want wij zien wel degelijk dat, hoewel er wordt ingezet op het opsporen en vervolgen van die liquidaties, daardoor wel degelijk andere strafbare feiten op de plank blijven liggen. Dat weten we gewoon. Dat horen we van de rechercheurs uit de praktijk.

Het punt van de bescherming is een heel belangrijk punt. Daarover dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering zo snel als mogelijk openstaande vacatures bij de Dienst Bewaken en Beveiligen in te vullen en de Kamer te informeren over de vorderingen hiervan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Nispen en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 197 (29911).

De heer Van Nispen (SP):

Tot slot kom ik op het dilemma van de deals met kroongetuigen. Ik ben het eens met de minister als hij zegt dat verklaringen van kroongetuigen heel belangrijk zijn voor het opsporen van criminelen. Daar ben ik het dus mee eens. Maar hier geldt niet alleen het strafprocessuele belang. Ook de veiligheid van getuigen en naasten moet heel zwaar wegen. We moeten koste wat het kost voorkomen dat er onschuldige slachtoffers vallen. Dat is een loodzware verantwoordelijkheid.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hiddema namens Forum voor Democratie. De spreektijd is 1 minuut 20 seconden.

De heer Hiddema (FvD):

Wanneer gaat-ie in?

De voorzitter:

Nu.

De heer Hiddema (FvD):

Toch nog even speciaal voor mevrouw Buitenweg. De minister blijft heel dromerig praten. Hij is compleet in trance langs mijn prachtige betoog heen geflitst. Hij heeft met geen woord gereageerd op de voordeelaanbieding die ik hem heb gedaan. Ik zal hem wakker schudden. Is het voor de minister te verdragen als hij de mogelijkheid onderkent dat bij de liquidatiegolf die zich heeft voltrokken, wapens zijn gebruikt die wellicht allang uit het circuit waren verwijderd door mijn hark-en-sleepmethode door de roestende dossiers? Is die gedachte te verdragen en vindt hij die gedachte logisch? Wat gaat hij vervolgens doen met de les die ik hem kan leren? Ga alsnog die dossiers napluizen met een hark; check ze alleen op wapenbezit, verder niks. Daar hoeft niet zo veel mankracht aan besteed te worden, want van de recherche is 12% ziek. Daar zitten een heleboel bij, die vast wel een beetje voorzichtig aan de slag willen gaan en waartegen je kunt zeggen: Piet, kom op, je hoeft alleen maar naar een wapen te zoeken! En dat Piet zegt: o, dat red ik wel. Probeer het gewoon! Doe er eens wat an! Altijd moet je hier maar over centen en procedures gaan praten. Gewoon aanpakken en liquidaties voorkomen. Daar hebben we het hier toch over? Er zijn mogelijkheden zat. Haal die dossiers van de plank en besnuffel ze met een wapendeskundige. Klaar is Kees. Ik heb de minister horen zeggen — als ik het niet goed heb gehoord, dan heb ik me vergist — dat er 69 gerichte wapenonderzoeken zijn geweest. Klopt dat? Onbestaanbaar dat ik dat goed gehoord heb. Dan kom je van een andere planeet. In Amsterdam stikt het van de wapens. Bij iedere huiszoeking of als een huis wordt leeggehaald: wapens zat ...

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Hiddema (FvD):

Ieder gezin heeft er zo een. De minister is in Nordrhein-Westfalen geweest. Hebben ze de minister daar ook gezegd dat ze niet gecharmeerd zijn van rechtshulpverzoeken aan Nederland, omdat we er niks mee doen? Het zou kunnen.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Groothuizen ziet af van zijn tweede termijn. Dan ga ik naar mevrouw Buitenweg namens GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik ben blij dat we dit debat voeren en ben blij met een aantal toezeggingen, zoals de brief over de capaciteit van de diensten die de kroongetuigen moeten beschermen. Ik denk dat het bij beslissingen over al dan niet beschermen cruciaal is dat er een goede analyse van de dreiging is. Ik weet niet of het onderdeel uitmaakt van de brief op welke wijze de analyse gemaakt wordt en of die ook altijd goed meegenomen wordt door andere mensen bij de weging of die bescherming nodig is. Ook kijk ik uit naar de vergelijking met andere Europese landen. Ik ben daar benieuwd naar.

Twee korte andere punten: de minister heeft gezegd dat hij gaat overleggen met zijn collega's, om te kijken hoe je kunt voorkomen dat jongeren afglijden of, als ze al enigszins afgegleden zijn, hoe ze dan een goede aanpak kunnen krijgen om weer op het rechte pad te komen. Ik vind dat echt van groot belang. Morgen gaan we het daar uitgebreid over hebben, maar je ziet dat daar echt iets ontbreekt. Zelfs wanneer de rechter heeft geoordeeld dat iemand bepaalde hulp nodig heeft, is die hulp niet altijd voorhanden bij de gemeente of zijn er lange wachtlijsten. Dat is volgens mij echt niet aanvaardbaar.

Ik sluit af met de aanpak van wapens. Ik kijk ernaar uit. Het klinkt natuurlijk altijd een beetje makkelijk: er wordt gecoördineerd, en we hebben nu een Europees initiatief. Maar ik begrijp heel goed dat de minister zegt: ik vind het van groot belang. Ik denk dat we dan over een paar jaar, of misschien al bij het volgende overleg over een jaar, kunnen beoordelen of die Europese aanpak inderdaad effect heeft gehad. Ik hoop het echt van harte.

De voorzitter:

Dank u wel. Kan de minister direct reageren? We wachten even twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Grapperhaus:

Mevrouw de voorzitter. Ik wil toch eerst even kort zeggen dat ik de wijze waarop dit debat met uw Kamer vandaag wordt gevoerd zeer op prijs stel. Ik denk namelijk dat daaruit blijkt dat Kamer en kabinet deze problematiek heel serieus nemen en ook zien als een samenlevingsproblematiek waarover we ongetwijfeld op een aantal punten verschillend zullen denken, maar in de grote lijnen toch allemaal vinden dat de aanpak van dit soort stuitende criminaliteit, die steeds dichter bij de buurt en de burger komt, keihard moet worden opgepakt.

Ik zal eerst nog even kort ingaan op een paar vragen die zijn gesteld. Dan zal ik de moties behandelen. Ik zal dat snel doen, mevrouw de voorzitter, in 1 minuut 20 per gestelde vraag. Mevrouw Van Toorenburg heeft gevraagd om de toezegging dat mensen zo lang bescherming krijgen als ze zelf nodig vinden. Dreiging en risico zijn leidend bij het vaststellen van de benodigde beveiligingsmaatregelen. Ieder beschermingstraject is natuurlijk maatwerk, maar het uitgangspunt is dat het stelsel op basis van een grondige analyse van dreiging en risico bepaalt welke maatregelen nodig zijn en hoelang. Natuurlijk heeft de te beschermen persoon daarbij ook een zeer belangrijke inbreng. Ik wil mevrouw Van Toorenburg via u overigens meteen laten weten dat de brief over de Wet wapens en munitie en de mogelijkheid om die methode tot doorzoeking en fouillering uit te breiden in ieder geval voor de zomer komt. Ik wil daar ook echt heel grondig naar kijken, en misschien ook zien hoe dat in andere landen gaat en wat daarbij de mogelijkheden nog zijn.

Dan kom ik op de vraag van mevrouw Helder. Zij vroeg: moet er iets geregeld worden à la preventief fouilleren of preventief doorzoeken? In artikel 51, lid 3 Wet wapens en munitie staat al dat de officier van justitie een zogeheten veiligheidsrisicogebied kan gelasten en dat tegenover eenieder de bevoegdheid kan worden uitgeoefend om vervoermiddelen te doorzoeken. Dan heb ik dat behandeld.

Mevrouw Kuiken had een vraag over de termijn. Ook daarop wil ik toezeggen dat mijn brief over het stelsel bewaken en beveiligen voor de zomer komt, met alle aspecten die daarbij spelen. Met "voor de zomer" bedoel ik dus voor 21 juni. Dat zou zelfs de mogelijkheid bieden om daar voor het reces misschien nog over van gedachten te wisselen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zou het heel erg op prijs stellen als het net iets eerder is, want ik zou het wel prettig vinden als de Kamer nog de gelegenheid heeft om daarop terug te komen. 21 juni wordt wat krap.

Minister Grapperhaus:

We gaan eens gek doen: ik ga mij er sterk voor maken dat u die brief uiterlijk op 31 mei heeft.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Daar ben ik heel blij mee. Dank u wel.

Minister Grapperhaus:

Ik zie nu wel dat ik een beetje ...

De voorzitter:

Ja, de ambtenaren zijn minder ...

Minister Grapperhaus:

Er is een beetje trillend asfalt in de bak.

De heer Hiddema had het over zijn hark-en-sleepmethode. Het is niet goed voorstelbaar dat onderzoeken met concrete opsporingsindicaties ten aanzien van zware wapens op de plank belanden. Ik zie daar geen meerwaarde in. Ik vind het ook best leuk om met elkaar veel in metaforen te spreken, maar daar moet de heer Hiddema niet in blijven hangen. Ik heb erop gewezen dat er een speciale wapenofficier is. Ik heb verder nog een groot arsenaal — dat is geen woordspeling — aan maatregelen opgesomd, de miljoenenbedragen en de honderdenmiljoenenbedragen die we nu echt als intensivering gaan inzetten. Ik denk dat dat voldoende aangeeft dat er ook op dit gebied echt actie wordt ondernomen.

De heer Hiddema (FvD):

Dank, minister, voor dit antwoord. Ik heb niet om geld gevraagd, en ook niet om soepele procedures. Ik heb u gevraagd of u uw diensten via een aanwijzing wilt opdragen dat geen enkel dossier meer, of die komt via internationale rechtshulpverzoeken of dat die gewoon terzijde is gelegd, op de plank belandt voordat het op zijn wapenrelevantie is beoordeeld. Kunt u dat toezeggen?

Minister Grapperhaus:

Nee. Dat ga ik niet toezeggen. U heeft het er ook over gehad dat ieder Amsterdams gezin wapens achter de voordeur zou hebben. Ik woon in Amsterdam. Ik moet u echt zeggen dat ik dat een onrechtvaardige beschuldiging vind. Het enige wapen dat ik misschien in huis heb, is een afwasborstel. We hebben een OM dat kwalitatief echt zeer goed aan de maat is, dat hoogopgeleid is en waar mensen zitten die zeer goed beoordelen en daar ook in gespecialiseerd zijn. En dan heb ik ook nog eens een speciale wapenofficier van justitie, zoals ik het noem. Dat zijn de mensen die het moeten beoordelen. Zij zullen uiteraard daarover aan het college verantwoording afleggen. Ik ga niet die mensen in de wielen rijden door met de instructie te komen dat ze achter iedere voordeur moeten gaan kijken, dat ze bij een bejaard echtpaar moeten gaan kijken of dat misschien een automatisch wapen heeft. Dat ga ik niet doen.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Hiddema (FvD):

Ik begrijp waarachtig niet hoe de minister tot die bevinding kan komen. Het gaat niet over iedere onschuldige, die geen enkel dossier aan zich heeft kleven. Ik vraag toch ook niet om het dossier-Grapperhaus te ontleden op wapenrelevante misdrijven of weet ik veel? Maar als een zaak als misdrijf binnenkomt en je die zaak bewust terzijde legt, dan wil ik dat je dat alleen doet na adequate controle, nadat het trefzeker op wapenrelevantie is beoordeeld, en dat dan daarnaar gehandeld wordt.

Minister Grapperhaus:

Een zaak die als misdrijf binnenkomt, zeker een zaak die als zwaar misdrijf binnenkomt, wordt professioneel door de zaaksofficier beoordeeld op alle indicaties die er in die zaak zitten. Dat gebeurt door — ik zeg het nogmaals — een hoogkwalitatieve organisatie, die dan ook nog eens een wapenofficier heeft, die speciaal op dat wapenelement is gericht.

Ik wil dan toe naar ... Ik weet niet hoeveel er nog komt.

De voorzitter:

Ik stel voor dat u overgaat tot het beoordelen van de moties.

Minister Grapperhaus:

Ja, de moties. In de eerste motie van mevrouw Helder, op stuk nr. 195, wordt de regering verzocht om meer geld uit te trekken. Nee. Ik heb al een aantal keren uiteengezet dat de 267 miljoen een aanzienlijke uitbreiding van de menscapaciteit bij de politie gaat opleveren, dus ook van de recherchecapaciteit, evenals een aanzienlijke uitbreiding van de middelen. Daarnaast heb ik gewezen op de verbetering van de opsporing. Daarmee gaan we nu aan de slag. Dan moeten we niet nu bij voorbaat al gaan zeggen: laten we er nog meer geld bij doen. Dat is niet een goede manier van opereren. Ik ontraad deze motie dus.

De tweede motie van mevrouw Helder, op stuk nr. 196, gaat over het denaturaliseren en terugsturen naar het land van de overgebleven nationaliteit van meerderjarige criminelen met een dubbele nationaliteit. Althans, uit de overwegingen begrijp ik dat het hier alleen gaat om Marokkaans-Nederlandse mensen. De wet die gaat over ontneming van het Nederlanderschap vereist echter wel deelname aan terroristische activiteiten. Daar spreken we hier niet van. Die wet is door dit parlement, naar ik meen ook inclusief de PVV, aangenomen. U wist dus dat u naar een onbegaanbare bekende weg vroeg.

Tot slot heb ik nog de motie op stuk nr. 197 van de heer Van Nispen en mevrouw Kuiken. Ik wil mooi en coöperatief eindigen, dus zeg ik dat ik het oordeel over die motie aan de Kamer laat. Het gaat over de openstaande vacatures en het informeren van de Kamer over de vorderingen. Ik wil wel de motie zo begrijpen dat de informatie over de vorderingen zal worden opgenomen in de brief over het stelsel bewaken en beveiligen die ik uiterlijk op 31 mei zal sturen.

Mevrouw de voorzitter, dat was het.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister. Ik dank de Kamerleden. Ik dank de mensen op de publieke tribune.

O ja, over de moties zullen we volgende week stemmen.

Ik dank natuurlijk ook de stenografische dienst, de bodes, de ambtenaren en de mensen die dit debat via internet hebben gevolgd.

Naar boven