10 Achterstandenbeleid

Aan de orde is het VAO Achterstandenbeleid (AO d.d. 15/03).

De voorzitter:

We gaan door met het VAO achterstandenbeleid. Ik geef de heer Kwint namens de SP het woord.

De heer Kwint (SP):

Ik heb deze keer goede hoop dat ik het in twee minuten ga halen.

Ik heb twee voorstellen: het ene over het mogelijk verdwijnen van banen en voorzieningen en het andere over het risico dat werkdrukmiddelen uiteindelijk besteed zullen worden om onderwijsachterstanden weg te werken als gevolg van de inhoudelijke keuzes van het kabinet. Daarom de volgende motie, overigens met excuses voor al het jargon.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de G37 met de bestuursafspraken voor vve-beleid een kwaliteitsslag hebben gemaakt en er veel initiatieven zijn gestart om onderwijsachterstanden te bestrijden, inclusief brede voorzieningen voor peuters;

overwegende dat met de keuze voor één van de vijf scenario's herverdeeleffecten ontstaan en daardoor opgestarte initiatieven mogelijk zullen verdwijnen doordat er geen geld meer voor is;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat er in de G37 aan banen en voor- en vroegschoolse voorzieningen gaat verdwijnen als gevolg van de keuze voor een bepaalde variant,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (27020).

De heer Kwint (SP):

Dan de motie over de scholen in moeilijke wijken in grote steden, die er flink op achteruit dreigen te gaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vanwege herverdeeleffecten de mogelijkheid bestaat dat sommige scholen minder geld zullen ontvangen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden bij hun leerlingen;

constaterende dat er in februari een werkdrukakkoord is gesloten waardoor scholen extra geld kunnen krijgen voor het verlagen van de werkdruk;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat op scholen met een groot aantal leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand de huidige middelen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden gelijk blijven, zodat scholen niet gedwongen worden tot een keuze tussen het bestrijden van onderwijsachterstanden en het aanpakken van de werkdruk,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint, Westerveld en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (27020).

Dank u wel, meneer Kwint. Het woord is aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. In het algemeen overleg over onderwijsachterstanden heeft de minister een aantal scenario's aan ons voorgelegd. Maar samen met onder anderen de collega's van de PvdA en de SP en een heel aantal organisaties pleiten we eigenlijk voor een heel ander systeem. Daarom dien ik mede namens deze collega's twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kinderopvang versnipperd is en dit segregatie in de hand werkt;

overwegende dat één integrale voorziening kansenongelijkheid verkleint en de doorgaande ontwikkellijn naar de basisschool versterkt;

constaterende dat hier bijzonder veel draagvlak voor is bij de brancheorganisaties kinderopvang, gemeenten én het onderwijsveld;

overwegende dat het kabinet verschillende scenario's heeft uitgewerkt over voorschoolse educatie, maar dat een model met een integrale voorziening ontbreekt;

verzoekt de regering inzichtelijk te maken wat de educatieve, maatschappelijke en financiële gevolgen zijn van één integrale voorziening voor alle peuters,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kwint en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (27020).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de verschillende brancheorganisaties voor kinderopvang, de VNG, PO-Raad en BOinK pleiten voor een voorschoolse voorziening voor alle peuters en hebben berekend dat er voldoende rijksmiddelen beschikbaar zijn om dit realiseren;

verzoekt de regering om in overleg met deze partijen de mogelijkheid te onderzoeken of er met de huidige middelen een voorschools aanbod van minimaal zestien uur gedaan kan worden voor alle peuters,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Kwint en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (27020).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dan heb ik nog een derde korte motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bassischolen 32 miljoen euro aan achterstandsmiddelen moeten terugbetalen als gevolg van strenge controles op de administratie van de gewichtenregeling;

overwegende dat bij twijfel of de informatie klopt de bewijslast bij scholen ligt;

verzoekt de regering om nogmaals naar de terugvorderingen te kijken en in gevallen waarbij men twijfelt of de administratie opzettelijk onvolledig was bijgehouden, coulant te zijn en met de school een oplossing te vinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (27020).

Dan is nu het woord aan mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voor- en vroegschoolse educatie een grote bijdrage kan leveren aan het tegengaan van ongelijke kansen en het voorkomen van onderwijsachterstanden op jonge leeftijd;

overwegende dat de aangenomen motie-Yücel c.s. van juni 2016 de regering vroeg kleinere gemeentes beter in staat te stellen om goede vve-plekken aan te bieden voor kinderen met achterstanden, zonder dat dit gevolgen heeft voor het budget van grotere gemeentes en zonder dat er wordt bezuinigd op het onderwijsachterstandenbeleid;

verzoekt de regering om deze Kameruitspraak gestalte te geven op een wijze waarbij gemeenten hun vve-voorzieningen kunnen handhaven en daar geen voorzieningen hoeven te worden afgebroken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (27020).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering een nieuwe indicator heeft laten ontwikkelen voor het bepalen van het risico op onderwijsachterstanden en scenario's heeft voorgelegd voor het verdelen van de beschikbare financiële middelen voor gemeenten en scholen;

overwegende dat de motie-Yücel c.s. uit 2015 vroeg om een nieuw te ontwikkelen indicator voor de verdeling van onderwijsachterstandsmiddelen;

voorts overwegende dat volgens deze motie ook onderzocht moest worden welke middelen daarbij nodig zijn voor een effectief en landelijk dekkend vve-aanbod voor alle doelgroepkinderen;

van mening dat, waar je ook woont in Nederland, elke leerling zeker moet zijn van gelijke kansen in het onderwijs en dat achterstanden voorkomen en aangepakt moeten worden;

verzoekt de regering, in samenspraak met PO-Raad en gemeenten, in kaart te brengen wat er nodig is voor een daadwerkelijk effectief en landelijk dekkend aanbod voor achterstandsleerlingen;

verzoekt de regering voorts om een stappenplan te maken en de Kamer vóór Prinsjesdag 2018 aan te bieden over een daadwerkelijk effectief en landelijk dekkend aanbod voor achterstandsleerlingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (27020).

De voorzitter:

Dank u wel. Wij wachten even op de laatste motie, maar de minister kan alvast beginnen. Het woord is aan de minister.

Minister Slob:

Dank u wel, voorzitter, ook voor de moties die zijn ingediend. Ook dit was een interessant algemeen overleg, waar zo snel als mogelijk van mijn kant een vervolg aan zal worden gegeven. Ik heb u aangegeven in welk tijdschema wij zitten om er uiteindelijk voor te zorgen dat we zo snel mogelijk tot een nieuwe indicator komen en een nieuwe verdeelsystematiek die daaruit gaat voortvloeien, met alle keuzes van dien.

Ik ga direct naar de moties, allereerst de motie-Kwint c.s. op stuk nr. 80, met het verzoek om in kaart te brengen wat er in de G37 aan banen en voor- en vroegschoolse voorzieningen gaat verdwijnen als gevolg van de keuze voor een bepaalde variant. Ik ontraad deze motie. Zoals bekend zal ik u uiteraard een keuze voorleggen waar ook gevolgen uit voortvloeien, zowel voor de bedragen die naar de schoolbesturen gaan als voor de bedragen die naar de gemeentes gaan. Ik heb ook aangegeven dat iedere gemeente zelf in staat moet zijn om keuzes te maken met betrekking tot het aanbod dat zij in hun eigen gemeente voor deze doelgroep overeind willen houden. Dat is een keuze die nadrukkelijk ook bij de gemeentes zelf ligt. Het is aan ons om zo snel mogelijk inzichtelijk te maken wat onze keuze is, waar de Kamer zich uiteindelijk ook over zal moeten uitspreken, met de bedragen die erbij horen. Ik heb de Kamer wel toegezegd dat ik zal zorgen voor een ruime overgangstermijn als er een teruggang in budget ontstaat voor scholen of gemeenten. Dat is onvermijdelijk bij een herverdeling. Dan krijgen zij ruimschoots de tijd om indien nodig maatregelen te treffen.

De motie-Kwint c.s. op stuk nr. 81 verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat op scholen met een groot aantal leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand de huidige middelen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden gelijk blijven, zodat scholen niet gedwongen worden tot een keuze tussen het bestrijden van onderwijsachterstanden en het aanpakken van de werkdruk. Ook deze motie ontraad ik. Wij gaan wel een keuze maken, zoals ik net aangaf. Dat zal beteken dat er financiële middelen naar scholen en gemeentes gaan, maar zoals ik in het algemeen overleg heb aangegeven: als een gemeente vindt dat er meer nodig is voor de keuzes die zij maakt, is er volledige ruimte om dat te doen. U weet dat er nog een aardig groot budget als accres naar de gemeentes gaat, waar zij vrije keuzes in hebben. Dus ook deze motie ontraad ik.

De heer Kwint (SP):

Dit gaat over programma's binnen de scholen. Het zijn voor een groot deel onderwijsprogramma's, juist in de wijken waar kinderen het meest kwetsbaar zijn voor het oplopen van een onderwijsachterstand. Dan is het toch raar om aan de ene kant daar geld weg te halen en aan de andere kant te zeggen: wij gaan wel iets doen voor de werkdruk? Dat gaat ook nog een keer via de lumpsum. De minister kan dan toch uittekenen hoe dat gaat uitpakken? Wat met de ene hand genomen wordt, wordt met de andere gegeven. Uiteindelijk kun je je afvragen of je dan iets doet voor zowel de leraar als de achterstandsleerling.

Minister Slob:

Naar aanleiding van het algemeen overleg zie ik het als mijn volgende taak te zorgen dat er uiteindelijk een keuze wordt gemaakt in de wijze waarop we de beschikbare middelen verdelen. Het worden overigens meer middelen, omdat dit kabinet ook extra investeert. Dat is waar wij nu voor staan. Ik zou de heer Kwint willen vragen om even te wachten tot die brief met die keuze bij u landt. Dan vervolgen wij daarna het debat op basis van de inzichten die bij de Kamer leven over de gevolgen van die keuze. U bent dan namelijk weer aan zet om daarover te oordelen. Wat de heer Kwint nu eigenlijk doet, is de discussie daarover naar dit voortgezet algemeen overleg trekken terwijl er nog geen definitieve keuze ligt aan de hand waarvan we concreet kunnen spreken over waar we naartoe gaan.

De voorzitter:

Uw verzoek is om de motie aan te houden.

Minister Slob:

Nou, deze motie hebben we ook niet nodig om die discussie te voeren, want die zal ongetwijfeld gevoerd gaan worden. Dus ik ontraad deze motie. De discussie zal ongetwijfeld terugkomen op het moment dat ik met een definitieve keuze kom. Dat zal in de maand april zijn en dat is dus zo snel als mogelijk.

De voorzitter:

Wat doet u met de motie, meneer Kwint?

De heer Kwint (SP):

Ik ben pas een jaar Kamerlid, maar ik weet ondertussen dat elke discussie altijd wel een keer terugkomt. Dus dat vind ik geen argument. De minister legt ons vijf scenario's voor en van alle vijf de scenario's is dit een mogelijk gevolg. Volgens mij is het daarom een uitstekend moment om deze motie in te dienen.

Minister Slob:

Voorzitter, ik blijf bij het oordeel dat ik gegeven heb.

De motie van mevrouw Westerveld, de heer Kwint en mevrouw Hul op stuk nr. 82 vraagt ons inzichtelijk te maken wat de educatieve, maatschappelijke en financiële gevolgen zijn van één integrale voorziening voor alle peuters. Daarvoor kan ik de leden verwijzen naar de beantwoording van de schriftelijke vragen, want we hebben ook een uitgebreide schriftelijke ronde gehad. In de vragen 76 en 77 waren we vrij duidelijk en hebben we ook financieel inzichtelijk gemaakt wat er nodig is om die volgende stap te zetten. Dit kabinet kiest er niet voor om een integrale peutervoorziening aan te bieden. Dit kabinet zegt wel in de richting van de gemeentes die dat willen, dat ze daarvoor ruimte hebben binnen de wet- en regelgeving die er geldt rond de budgetten die naar hen toe gaan. Dit is wat wij doen en het zijn echt hele grote bedragen die richting de gemeentes gaan voor deze doelen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat vind ik wel twee andere argumenten. Dat het kabinet er niet voor kiest, weet ik, maar wat onze motie eigenlijk vraagt, is meer dan wat er in de beantwoording op de schriftelijke vragen staat. Wij vragen namelijk om inzichtelijk te maken wat het opbrengt. We hebben niet alleen kosten, want een integrale voorziening voor alle burgers brengt natuurlijk ook heel wat op.

Minister Slob:

Het grote misverstand dat zowel in het algemeen overleg als hier tussen de regels door ontstaat, is dat het lijkt alsof het verboden is om zo'n grote voorziening neer te zetten. Dat is uiteindelijk aan de gemeentes. Wat dit kabinet doet, is grote bedragen naar de gemeentes sturen met een bepaalde verdeelsystematiek en inderdaad ook met bepaalde herverdeeleffecten. Ik heb u zelfs voorgerekend hoe groot die bedragen zijn. Het is zelfs meer dan in de vorige periode. De gemeentes kunnen daardoor hun keuzes maken. Als zij meer willen doen, dan zijn ze daar vrij in. Ze zullen dan wel naar middelen moeten zoeken, maar ook daar hebben sommige gemeentes mogelijkheden voor. Gemeentes hebben dat de afgelopen jaren ook gedaan als zij, zeg maar, aan de onderkant zaten van wat ze aan geld kregen voor deze doelgroepen, ook al hadden ze die wel binnen hun gemeentelijke grenzen.

De voorzitter:

Gaat u door.

Minister Slob:

Dan heb ik nog de vierde motie, op stuk nr. 83, waarin mevrouw Westerveld, de heer Kwint en mevrouw Van dan Hul mij vragen om in overleg met deze partijen — dat zijn dezelfde partijen als die in de andere motie terugkwamen — de mogelijkheid te onderzoeken of er met de huidige middelen een voorschools aanbod van minimaal zestien uur gedaan kan worden voor alle peuters. Ook daarvoor verwijs ik naar de berekeningen die wij hebben gemaakt naar aanleiding van het plan dat naar ons toe is gekomen. Daar is gewoon fors meer geld voor nodig. Dat geld heb ik niet tot mijn beschikking. Wat we wel kunnen doen, doen we. Dus deze motie ontraad ik.

Dan de laatste motie, op stuk nr. 84, over de terugvorderingen over die drie jaren. Ik heb de Kamer transparant — transparanter kon volgens mij niet — geïnformeerd over wat daar moest gaan gebeuren. De Kamer was overigens al op de hoogte van het feit dat daar acties werden ondernomen. Deze motie van mevrouw Westerveld verzoekt mij om nogmaals naar de terugvorderingen te kijken en in gevallen waarbij men twijfelt of de administratie opzettelijk onvolledig was bijgehouden coulant te zijn en met de school een oplossing te vinden. Deze fase is geweest. We hebben scholen maximaal ondersteund en uiteindelijk bleef dit over. Dat is vervelend. Ik heb dat ook aangegeven. Er worden ook regelingen getroffen, zodat scholen niet acuut in de problemen kunnen komen. We kunnen niet anders dan dit op deze wijze uitvoeren, hoe vervelend het ook is, maar echt alles is gedaan. Ik heb de Kamer ook gevraagd mij te bedienen met voorbeelden als dat nog mogelijk of nodig is. Ik heb geen concrete voorbeelden ontvangen. Het is wel duidelijk dat we dit nu moeten gaan doen. Het is niet leuk, maar helaas onvermijdelijk. Ik ontraad deze motie, want dit is al een gepasseerd station.

De voorzitter:

Dank u wel. O, er zijn nog moties van mevrouw Van den Hul.

Minister Slob:

Ik was vast begonnen en had inderdaad deze moties nog niet gekregen. Ik heb ze nu. Mevrouw Van den Hul vraagt mij om de Kameruitspraak over de motie-Yücel gestalte te geven op een wijze waarbij gemeenten hun vve-voorzieningen kunnen handhaven en er geen voorzieningen hoeven te worden afgebroken. Ik ontraad deze motie op basis van de argumenten die ik in het algemeen overleg heb aangedragen met betrekking tot de kaders van waaruit ik uiteindelijk mijn keuzes kan maken over het allerbelangrijkste onderdeel van deze motie, het komen tot een nieuwe indicator. Deze indicator zal er uiteindelijk toe leiden dat de leegloop van geld, zoals die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, gestopt gaat worden. Er hoeven in principe geen voorzieningen te worden afgebroken. Dat is een keuze die in de gemeenten zelf gemaakt moet worden. Het is wel duidelijk dat op dat moment de rijksmiddelen de gemeenten tot een bepaalde hoogte zullen bereiken. Willen ze meer doen, is het aan hen om te kijken of ze daar middelen voor hebben.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Volgens mij heeft de minister het nu over de motie uit 2015, waarin inderdaad om een indicator werd gevraagd. De motie waarnaar ik verwijs in deze motie gaat juist over wat ik tijdens het AO het "waterbedeffect" noemde. We moeten ervoor waken dat de spreiding van middelen geen negatieve gevolgen mag hebben voor de grotere gemeenten.

Minister Slob:

Over dit punt, als mevrouw Van den Hul dat bedoelt, heb ik net aangegeven hoe ik — ik heb dat ook in het algemeen overleg gedaan — verder zal handelen. Ik zal in april komen met een definitieve keuze. Ik heb inderdaad vijf varianten voorgelegd. Ik heb daarbij aangegeven dat je er ook 100 zou kunnen maken. Dit waren een paar duidelijke varianten met betrekking tot de knoppen, zoals we het genoemd hebben, waaraan je kunt draaien om tot een keuze te komen. Op basis van de definitieve keuze zullen we het debat moeten voortzetten. Dat zal ongetwijfeld gaan gebeuren; de heer Kwint had daar gelijk in.

Ik kom bij de laatste motie, op stuk nr. 86: verzoekt de regering voorts om een stappenplan te maken en de Kamer vóór Prinsjesdag 2018 aan te bieden over een daadwerkelijk effectief en landelijk dekkend aanbod voor achterstandsleerlingen. Ik ben daar duidelijk over geweest. Daar kiest de regering niet voor. We gaan daar dus ook geen stappenplan voor maken. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Daarmee zijn wij aan het einde gekomen van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Volgende week dinsdag zullen we stemmen over de ingediende moties.

Naar boven