5 Vragenuur: Vragen Aukje de Vries

Vragen van het lid Aukje de Vries aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, viceminister-president, bij afwezigheid van de minister voor Medische Zorg en Sport, over het bericht "Parkinson-patiënt vlucht naar België".

De voorzitter:

Aan de orde zijn de vragen van het lid Aukje de Vries van de VVD aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij afwezigheid van de minister voor Medische Zorg. Die vragen gaan over het bericht: "Parkinsonpatiënt vlucht naar België". Aan mevrouw De Vries het woord.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dank u wel, voorzitter. De minister heeft verstand van een heleboel zaken, zo blijkt. Afgelopen zaterdag berichtte De Telegraaf dat parkinsonpatiënten naar België vluchten, omdat heel veel mensen anders tot wel twee jaar moeten wachten op een zogenaamde DBS-behandeling. Als je dan bedenkt dat parkinson een progressieve ziekte is, wat betekent dat tijdens deze wachttijd de toestand van de patiënten kan verslechteren, moeten we vaststellen dat dit een groot probleem is. Zoiets ingrijpends wil je natuurlijk ook graag zo dichtbij mogelijk ondergaan. Ik vind dan ook niet dat mensen moeten uitwijken naar het buitenland voor behandeling. Ik vind dat we dat zelf netjes moeten oplossen.

Op eerdere vragen van de VVD heeft de minister aangegeven dat voor patiënten bij de meeste specialismen die de norm van wachttijden overschrijden, een passend en tijdig alternatief in de regio beschikbaar is. Dit lijkt bij de DBS-behandeling voor parkinsonpatiënten niet het geval te zijn. Klopt dit of ziet de minister België ook als de regio?

Inzicht in de wachttijden, wachtlijstbemiddeling en samenwerkingsafspraken zouden de oplossing zijn, volgens de eerdere antwoorden van de minister. Maar als er te weinig capaciteit is, wat doet de minister dan? Is er een tekort aan behandelcentra? In België zijn er veertien en in Nederland slechts zes. De Parkinson Vereniging zegt dat wetgeving het moeilijk maakt om nieuwe centra te openen. Klopt dat? Wat is er nodig om dit makkelijker te maken?

Klopt het dat DBS-centra in Nederland Nederlandse patiënten die in België zijn geholpen, weigeren voor nazorg? Is de minister het met de VVD eens dat dit onwenselijk is? Hoe verloopt de uitwisseling van patiëntgegevens, bijvoorbeeld als de patiënt last krijgt van complicaties? Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat nazorg in Nederland kan plaatsvinden? Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Schouten:

Dank aan de voorzitter en dank aan mevrouw De Vries voor de vragen. Ik beantwoord deze vragen inderdaad namens mijn collega voor Medische Zorg en Sport. Het is een belangrijk onderwerp. DBS, Deep Brain Stimulation, is een complexe neurochirurgische ingreep, die inderdaad voor parkinsonpatiënten enig soelaas kan bieden. Het is ook een belangrijke behandeling, die valt onder de Wet bijzondere medische verrichtingen. Dat wil zeggen dat een vergunning van de minister van VWS vereist is. Het klopt wat mevrouw De Vries zegt; dat er op dit moment zes centra zijn waaraan een vergunning is verleend. Vorig jaar april is er een zevende vergunning afgegeven, namelijk aan de Radboud Universiteit. Daar is men nu bezig om operationeel te worden, dus er wordt al gezorgd dat er iets meer capaciteit gaat komen.

Mevrouw De Vries vraagt of het klopt dat het nu heel erg lang duurt en dat de wachttijd is opgelopen. Dat klopt. De wachttijd is langer dan de beroepsgroep wenselijk vindt. De beroepsgroep heeft zelf aangegeven dat een halfjaar een wenselijke wachttijd is, ook omdat het wel belangrijk is om goed na te denken over de behandeling. Het is een complexe behandeling, waarbij enige wachttijd wel acceptabel is. De wachttijd is nu echter opgelopen tot meer dan een jaar en dat is te lang. Dat vind ik ook een onwenselijke situatie.

Mevrouw De Vries vraagt of er een tekort is aan centra. Zoals aangegeven hebben we vorig jaar een vergunning afgegeven aan de Radboud Universiteit, waarmee het aantal centra dus op zeven kan komen. Maar ik ben bereid om ook de NZa te vragen welke knelpunten zij ziet en of het aanbod matcht met de vraag naar de behandeling.

Mevrouw De Vries vraagt ook of wetgeving moeilijk is. Zoals ik heb aangegeven, valt dit onder de Wet op bijzondere medische verrichtingen. Dat is ook belangrijk, omdat dit een heel complexe ingreep is. Daarbij is het van belang dat we de kwaliteit echt kunnen waarborgen. Het is dus wel goed om die toets te doen. We willen het niet zomaar overal mogelijk maken, omdat het echt een specialistische ingreep is. Als centra echter een vergunning aanvragen, zullen wij daar zeker welwillend naar kijken. Er is dus geen sprake van onwil of een blokkade.

Mevrouw De Vries vraagt of het moeilijk of misschien wel onmogelijk is voor patiënten die in België een behandeling hebben gehad om in Nederland nazorg te krijgen. De Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie erkent dat het lastig kan zijn om een hoofdbehandelaar in Nederland te vinden. Het is daarom vooral van belang dat we inzetten op voldoende capaciteit in Nederland. Dat zou de eerste oplossing zijn. Omdat de wachtlijst nu lang is, wil ik ook kijken of het mogelijk is om bij de bestaande centra te bekijken of er nog rek is in hun capaciteit. We kijken dus eerst of daar nog mogelijkheden zijn om meer aan te bieden voordat we het hele vergunningencircuit doorlopen.

Mevrouw De Vries vraagt ook of de uitwisseling van patiëntgegevens tussen België en Nederland makkelijk is. Ik heb wat weinig tijd gehad om dat precies na te gaan, dus daar wil ik graag schriftelijk op terugkomen. Volgens mij is er binnenkort een AO Medisch specialistische zorg. Voor die tijd zal ik de informatie via mijn collega naar de Kamer laten sturen.

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dank u wel. In ieder geval wordt onderkend dat het een probleem is dat opgelost moet worden. Dat is altijd het beginpunt. Het is ook belangrijk dat er extra capaciteit komt. Ik ben blij dat er met de NZa en het ministerie wordt gekeken hoe knelpunten kunnen worden opgelost. Ik heb nog wel een vraag over de zorgverzekeraars, want die moeten zich er ook voor inspannen dat hun verzekerden tijdige, kwalitatief goede en bereikbare zorg ontvangen. Dat is onderdeel van hun zorgplicht. Ik ben wel benieuwd wat de zorgverzekeraars dan doen. De minister heeft al aangegeven bereid te zijn om in overleg te gaan met de NZa. Ik vraag de minister om zowel met de zorgverzekeraars, behandelcentra en de NZA als ook met de Parkinson Vereniging in gesprek te gaan, om te kijken hoe we die wachttijden kunnen oplossen. Het heeft mijn voorkeur dat de Tweede Kamer daar in ieder geval voor 1 april aanstaande over wordt geïnformeerd.

Minister Schouten:

Ik heb al aangegeven dat ik graag van de NZa hoor hoe de vraag naar de behandeling zich zal ontwikkelen. Ik heb begrepen dat de behandeling in toenemende mate wordt toegepast, omdat die niet alleen bij Parkinsonpatiënten enig soelaas kan bieden maar ook bij andere ziektebeelden. Het aantal ziektebeelden neemt dus toe, maar ook het aantal mensen dat dit ziektebeeld heeft. Om daar exact inzicht in te krijgen vind ik het belangrijk om de NZa daarnaar te laten kijken. Ik zal de NZa ook vragen om te kijken of de zorgverzekeraars aan hun zorgplicht voldoen. Ik moet zeggen dat ik nu geen aanwijzingen heb dat ze daar niet aan voldoen, maar ik wil dit wel meenemen in het onderzoek dat ik van de NZa zal vragen.

Daarnaast ben ik bereid tot overleg. Ik zal in ieder geval ook bij de Radboud vragen hoe snel zij het nieuwe centrum kan openen. Daar zal ik u ook over berichten, evenals, zoals ik al heb aangegeven, over de vraag of de bestaande centra — wat oneerbiedig gezegd — nog rek hebben in het aantal behandelingen dat zij kunnen verzorgen. Ik zal ook in gesprek gaan met de Nederlandse Vereniging voor Neurochirurgie om te kijken wat haar beeld is en of zij nog mogelijkheden ziet. Daarbij zal de Parkinson Vereniging ook aan bod komen, denk ik. Ik zal proberen die informatie voor het AO naar de Kamer te sturen. Ik weet niet of het allemaal lukt, maar wat we hebben, zullen we sturen.

De voorzitter:

Dank. Mevrouw De Vries, tot slot?

Mevrouw Aukje de Vries (VVD):

Dank voor de toezeggingen en ik kijk uit naar de aanvullende informatie.

De voorzitter:

Dan heeft mevrouw Ellemeet van GroenLinks een vraag.

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

De minister heeft het over de wachttijden, die onacceptabel lang zijn. Er is ook onduidelijkheid over de wachttijden zelf bij deze zes centra, want er wordt met verschillende maten gemeten. Bij het ene centrum gaat de teller draaien op het moment dat het eerste gesprek heeft plaatsgevonden. Bij een ander centrum gaat het pas draaien als de eerste screening heeft plaatsgevonden. Uniformiteit is heel wenselijk, zodat we allemaal weten met welke wachttijden er wordt gerekend. Is de minister bereid om in gesprek te gaan met deze centra, zodat we met uniforme wachttijden kunnen gaan werken?

Minister Schouten:

Zoals ik net al heb aangegeven, gaan wij met de centra kijken of er nog enige mogelijkheid is voor uitbreiding van het aantal behandelingen dat ze aanbieden. Ik weet niet of dat kan, maar daarnaar zullen we dus sowieso gaan kijken. Ik denk dat we op dat moment kunnen kijken hoe de wachttijden precies worden gemeten en wanneer die beginnen te tellen. Ik moet zeggen dat ik daar zelf niet zo veel inzicht in heb — neemt u mij dat niet kwalijk. Of we uniformering van bovenaf kunnen opleggen, weet ik niet, maar ik ben wel bereid om mijn collega voor Medische Zorg en Sport te vragen om dit aspect mee te nemen als we het gesprek gaan voeren met de centra. Ik ga ervan uit dat ze daarover berichten in de schriftelijke beantwoording, die net al is toegezegd.

De voorzitter:

Mevrouw Ellemeet, uw tweede vraag?

Mevrouw Ellemeet (GroenLinks):

Dank u wel; goed dit te horen. Ik heb ook zorgelijke signalen gekregen dat het bij één centrum ervan afhangt wie belt met de vraag hoelang de wachttijden zijn. Een journalist krijgt andere wachttijden te horen dan bijvoorbeeld de Parkinson Vereniging. Dat mag natuurlijk al helemaal niet het geval zijn. Ik vraag de minister om dit door te geven aan haar collega-minister, zodat dit ook aan de orde gesteld kan worden.

Minister Schouten:

Het mag zeker niet uitmaken wie er belt voor wat de wachttijd is. Ik wil dit zeker doorgeven aan mijn collega, maar anders leest hij dit ongetwijfeld ook in het stenografisch verslag van dit debat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank aan de minister voor haar komst naar de Kamer. We zijn hiermee aan het einde gekomen van het mondelinge vragenuur.

De vergadering wordt van 14.55 uur tot 15.10 uur geschorst.

Naar boven