22 Proactief aanbieden bloedonderzoek

Aan de orde is het VSO Uitvoering van de motie-Van Eijs/Kröger inzake het proactief aanbieden van een bloedonderzoek (28089, nr. 55).

De voorzitter:

We gaan dus verder met het verslag van een schriftelijk overleg over de uitvoering van de motie van de leden Van Eijs en Kröger inzake het proactief aanbieden van een bloedonderzoek. Daar hebben zich in ieder geval drie sprekers voor aangemeld. De eerste spreker is de heer Wassenberg, die ik graag het woord geef voor twee minuten.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. De staatssecretaris en de collega's zijn gewend om bij dit dossier mijn collega Arissen te zien, maar er hebben in onze fractie een paar kleine dossierveranderingen plaatsgevonden. Ik ben nu de woordvoerder die zich hier mee bezig mag houden. Ik ben dus relatief nieuw op dit dossier, maar dat kan en zal mij er niet van weerhouden om een motie in te dienen.

In het schriftelijk overleg is de Partij voor de Dieren ingegaan op de lozingen van GenX-stoffen. Daarover gaat ook mijn motie. Om de soepele overgang van het dossier ook op papier terug te zien, dien ik mijn eerste GenX-motie samen met mevrouw Arissen in. Mevrouw Kröger en de heer Laçin tekenen ook mee.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de negatieve effecten van GenX nog niet volledig in kaart zijn gebracht;

constaterende dat volgens het RIVM wel bekend is dat de effecten van GenX deels vergelijkbaar zijn met het inmiddels verboden perfluoroctaanzuur (PFOA);

constaterende dat GenX schadelijke effecten heeft op de lever en kankerverwekkend is;

constaterende dat is aangetoond dat GenX zich ophoopt in het lichaam, maar dat nog niet helemaal duidelijk is in welke mate dat gebeurt;

constaterende dat de provincies het bevoegd gezag zijn om een oordeel te vellen over de vraag of de lozing van een stof al dan niet toegestaan is;

overwegende dat provincies niet over de vereiste expertise beschikken om deze afweging bij alle chemicaliën te kunnen maken, zeker niet als het gaat om stoffen die zich ophopen in het lichaam, waardoor langetermijneffecten mogelijk zijn;

overwegende dat er voor bepaalde giftige stoffen daarom landelijke sturing nodig kan zijn;

verzoekt de regering om een plan van aanpak en een bijbehorend tijdpad op te stellen om het gebruik van GenX uit te faseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Arissen, Kröger en Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 61 (28089).

U heeft geen tijd meer voor een tweede motie, maar ik zie dat dat ook niet hoeft. Prima, dan gaan we door met collega Kröger die zich ook heeft ingeschreven voor twee minuten. Ik geef haar daartoe de gelegenheid.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Van mijn kant twee moties naar aanleiding van het schriftelijk overleg over de motie-Van Eijs/Kröger.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de motie-Van Eijs/Kröger (28089, nr. 39) verzocht om de zorgen van alle omwonenden serieus te nemen door voor iedereen die dat wil, een bloedonderzoek aan te bieden;

overwegende dat enkel en alleen aanvragen die in de door het RIVM aangegeven "blauwe zone" vallen in aanmerking komen voor een bloedonderzoek, waardoor van de ongeveer 1.400 ingediende verzoeken er ongeveer 400 zijn afgewezen;

overwegende dat het niet honoreren van aanvragen alleen maar leidt tot meer onrust in plaats van minder, en het slechts om zo'n 400 aanvragen gaat;

verzoekt de regering in overleg met lokale instanties de afgewezen aanvragen alsnog te honoreren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kröger, Laçin en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 62 (28089).

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ook personen die niet woonachtig zijn in de omgeving van Chemours, maar vanwege werk of andersoortige redenen veelvuldig in de omgeving van de fabriek aanwezig zijn geweest, een verhoogde kans hebben op verhoogde waardes PFOA in hun bloed;

verzoekt de regering ook voor personen die niet woonachtig zijn in de omgeving van Chemours, maar vanwege andere redenen veelvuldig en langjarig in de omgeving van Chemours aanwezig zijn geweest, de mogelijkheid te bieden om van een bloedonderzoek gebruik te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 63 (28089).

Dank u wel, mevrouw Kröger. Dan gaan wij verder met de heer Laçin. Ook hij heeft twee minuten.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Naar aanleiding van het schriftelijk overleg hebben wij ook één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de termijn waarin oud-medewerkers en (oud-)bewoners van het gebied een bloedonderzoek konden aanvragen is verstreken op 20 december 2017;

overwegende dat mensen die alsnog een aanvraag willen indienen hierdoor buiten de boot vallen;

verzoekt de regering in overleg met de betrokken gemeenten af te zien van deze deadline en de regeling voor ten minste 2018 overeind te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin, Wassenberg en Kröger. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (28089).

Dan zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Overigens is dat tevens de laatste termijn, zeg ik richting de collega's. We gaan naar de staatssecretaris, maar zij heeft vijf minuten schorsing nodig. Wij schorsen dus tot — waar komen we dan op uit? — 16.22 uur.

De vergadering wordt van 16.18 uur tot 16.22 uur geschorst.

De voorzitter:

Collega's, ik stel voor dat wij verdergaan met het VSO waarmee wij zojuist waren begonnen. Er zijn vier moties ingediend. Ik nodig namens u de staatssecretaris uit om haar oordeel te geven over deze moties, te beginnen bij de motie op stuk nr. 61.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor de ingediende moties. Ik begin met de motie van de Partij voor de Dieren. Ik heet de heer Wassenberg trouwens van harte welkom op dit dossier. Ik ben blij dat hij ons komt versterken. Het is jammer dat wij mevrouw Arissen niet meer terugzien, maar vast bij andere debatten nog wel.

De motie gaat over het uitfaseren van GenX en het tijdspad. Ik denk dat wij allemaal zien dat wij met GenX in de toekomst op een andere manier zouden moeten omgaan dan wij tot nu toe hebben gedaan. Daarom hebben wij in een brief aan de Kamer aangegeven dat wij het pad inslaan om GenX aan te merken als zeer zorgwekkende stof. Daaraan is dan natuurlijk ook een uitfaseringspad gekoppeld. De eerste stap is nu om te werken aan het aanmerken als zeer zorgwekkende stof. Dat is wel iets wat Europese afstemming vraagt. Het is dus niet morgen geregeld. Dat is de eerste stap. Ik ontraad nu dus de motie, maar weet dat wij er zoals gemeld in januari echt al mee bezig zijn. Dat geldt overigens niet alleen voor GenX. Voor een aantal stoffen waarvan wij weten dat ze echt zorgwekkend zijn, werken wij aan een uitfasering. Ik hoop dat u door het beleid dat wij op dit punt al voeren, gerustgesteld bent. De essentie van de motie wordt dus eigenlijk al uitgevoerd. Daarom is deze overbodig en kan ik haar ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 61 wordt ontraden.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ik begrijp uiteraard heel goed de intentie van de heer Wassenberg op dit punt.

Dan zijn er drie moties die gaan over de regeling die wij hebben gehad over de bloedproeven, naar aanleiding inderdaad van de motie van mevrouw Kröger en mevrouw Van Eijs. Wij hebben geprobeerd die zo goed mogelijk uit te voeren. Voor de groep die zich zorgen maakt, moet je in de uitvoering van de motie eigenlijk een vertaling maken naar: hoe kun je een en ander vormgeven in de regeling? Je moet op een gegeven moment aan mensen vertellen wie ervoor in aanmerking komen. Dat wil je natuurlijk heel zorgvuldig doen en daarom zijn wij gaan kijken waar er nu een risico is voor mensen. Het RIVM heeft daarnaar onderzoek gedaan. De conclusie daaruit was dat het risico op een te hoge blootstelling geldt in de donkerblauwe zone, dicht bij de fabriek. U kunt zich allemaal de kaartjes nog voorstellen.

Om mensen die zich zorgen maken toch meer zekerheid te geven, hebben wij die zone in de regeling al uitgebreid. Dus ook mensen die in de lichtblauwe zone woonden, verder weg van de fabriek, hebben zich kunnen laten testen. Vervolgens heb ik de regeling een keer een maand langer opengesteld, om ervoor te zorgen dat mensen niet net de deadline hadden gemist. Ook bij de gemeenten hebben wij erop aangedrongen om elke aanvraag individueel te beoordelen en niet zomaar te zeggen "het lijkt wel of niet aan de criteria te voldoen", maar echt goed ernaar te kijken. In bijzondere omstandigheden kon een gemeente dus ook een aanvraag buiten dat lichtblauwe gebied goedkeuren.

De regeling is ook nog een keer een maand langer opengesteld. Er is ook meteen vanaf het begin contact geweest met werkgevers, om ervoor te zorgen dat zij hun verantwoordelijkheid zouden nemen voor hun werknemers. Als de werkgever niet meer bestond, konden de werknemers ook gebruikmaken van die regeling. In het gebied is de regeling dus uitgebreid en wij hebben haar uitgebreid naar werknemers als er geen werkgever meer was om aanspraak op te maken. De regeling is ook nog een keer een maand verlengd. Ik ben van mening dat wij daarmee echt op een goede manier uitvoering hebben gegeven aan deze regeling.

Het is ook belangrijk voor mensen om te weten dat je je geen zorgen hoeft te maken als je buiten dat gebied woont. Als je kijkt naar de feiten van het RIVM, dan weet je dat je alleen een risico hebt gehad op te hoge blootstelling als je echt te dicht bij die fabriek hebt gewoond of langer bent verbleven. In de lichtblauwe zone geldt dat eigenlijk al niet meer echt en daarbuiten hoef je je gewoon geen zorgen te maken. Daarom ga ik helaas de moties die hierover gaan, ontraden. Wij hebben de motie van mevrouw Kröger en mevrouw Van Eijs naar beste weten uitgevoerd.

Dank u wel voorzitter.

De voorzitter:

Wilt u voor de Handelingen even precies zeggen welke moties, met nummers, u dan ontraadt?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Zeker, voorzitter. Het gaat om de motie-Kröger c.s. op stuk nr. 62, waarin de regering wordt gevraagd om naar gemeentes toe te gaan en hen te vragen om de aanvragen alsnog te honoreren. Daarmee vraagt de Kamer mij eigenlijk om over het geld van de gemeenten te gaan beschikken. Dat kan ik niet doen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 62 ontraadt u. En de motie op stuk nr. 63?

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Dat is de motie van mevrouw Kröger over mensen die veelvuldig en langjarig in de omgeving van Chemours aanwezig zijn geweest. Dat duidt op die werknemers. Ik heb al gezegd dat dit in de regeling is meegenomen.

De voorzitter:

Dus die ontraadt u eveneens.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Ja. En de laatste motie is de motie-Lacin c.s. op stuk nr. 64, die vraagt om de regeling langer open te houden. We hebben de regeling eerst al geografisch uitgebreid. We hebben er een werkgeversaanpak aan gekoppeld. We hebben daar ook nog een verlenging aan gekoppeld. Daarom ontraad ik ook deze motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 64 is eveneens ontraden. Ik zie mevrouw Kröger nog een beweging maken. U heeft het laatste woord, lijkt het dan bijna. Zegt u het maar.

Mevrouw Kröger (GroenLinks):

Hopelijk heeft de staatssecretaris toch het laatste woord met een beantwoording. De staatssecretaris geeft aan dat de regeling open was voor werknemers, maar de motie gaat uitdrukkelijk om mensen die veelvuldig gebruik hebben gemaakt van de openbare ruimte. Dat kunnen ook mensen zijn die daar elk jaar in het groen hebben gewerkt, die daar postbode zijn geweest of die daar op een of andere manier langdurig zijn geweest en mogelijk zijn blootgesteld. Het gaat ons dus om blootstelling en niet om woonachtig of werkzaam.

Staatssecretaris Van Veldhoven:

Zo heb ik de motie ook begrepen. De vraag is niet of je daar woonachtig was, maar of je daar vaak werkte als postbode of in de groenvoorziening. Dat is nou precies waar die verantwoordelijkheid van werkgevers om de hoek komt kijken. Misschien zijn er daarnaast werkgevers die inmiddels niet meer bestaan. De mensen die zo'n werkgever hadden, konden ook al gebruikmaken van deze regeling. Daarnaast hebben we met gemeenten afgesproken dat ze goed naar elk individueel geval moeten kijken. Ze mogen niet op voorhand concluderen dat er geen reden is omdat iemand er niet woont. Dat hebben we ze echt gevraagd. Daarmee is in deze regeling aandacht besteed aan de verschillende aspecten die mevrouw Kröger in de motie terecht naar voren brengt.

De voorzitter:

Als uw voorzitter stel ik voor nu dan maar even vast dat deze dialoog niets wijzigt aan het oordeel dat u net over de moties gaf.

Daarmee zijn we aan het einde van dit VSO gekomen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen voor dit VSO en het eerdere VAO worden voorzien voor aanstaande dinsdag. Ik dank de staatssecretaris voor haar aanwezigheid en ik dank de collega's.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven