2 Mbo

Aan de orde is het VAO Mbo (AO d.d. 13/12).

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Van den Hul als eerste spreker het woord namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Iedere student — sorry voor mijn stem — verdient ook in het mbo het beste onderwijs. Het beste onderwijs valt of staat ook in het mbo met de beste docent die daarvoor geoutilleerd is, met zo min mogelijk werkdruk en natuurlijk ook een zo klein mogelijk tekort aan docenten. Dat zien wij in andere onderwijssectoren en ook in het mbo. Vandaar dat ik twee moties heb naar aanleiding van het AO dat wij hadden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Sociaal-Economische Raad in zijn advies Toekomstgericht beroepsonderwijs tot de conclusie komt dat de werkdruk voor mbo-docenten omlaag moet en dat dit tijd en geld kost;

overwegende dat veel mbo-opleidingen hun docenten onnodig zwaar belasten doordat de instellingen de urennorm te strikt opvatten en handhaven zodat zij veel meer contacturen inroosteren;

voorts overwegende dat mbo-instellingen een beduidend geringer aandeel van hun bekostiging besteden aan het primaire proces dan gebeurt in de overige onderwijssectoren;

verzoekt de regering om in het voorjaar van 2018 te onderzoeken voor welk deel de noodzakelijke werkdrukvermindering voor mbo-docenten valt te realiseren door:

  • -een soepelere handhaving van de urennorm in het mbo;

  • -een groter aandeel van de bekostiging die daar wordt aangewend voor het primaire proces;

  • -extra rijksbekostiging voor de instellingen;

en op grond daarvan een stappenplan te formuleren om hiermee de werkdruk daadwerkelijk te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 343 (31524).

De heer Van Meenen heeft een heel korte vraag.

De heer Van Meenen (D66):

Zeker, voorzitter. Ik heb bij de begroting een motie ingediend die zeker op het punt van de urennorm vraagt om in gesprek te gaan, omdat de mogelijkheden er wel zijn om die lager in te zetten, maar niet worden gebruikt. Wat is nu het verschil met deze motie?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Een voorstel tot een concreet stappenplan dat wij graag voor het voorjaar zouden zien.

De voorzitter:

Dank u wel. U had nog een motie?

De heer Van Meenen (D66):

Volgens mij zat dat ook in mijn motie.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ook binnen het mbo het lerarentekort zorgelijke proporties dreigt aan te nemen;

overwegende dat bij uitstek in het mbo zijinstromers een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan het verkleinen van deze problematiek, omdat dezen met recente kennis en ervaring uit de beroepspraktijk een eigen waarde kunnen toevoegen aan de opleiding;

voorts constaterende dat er slechts budget beschikbaar is voor 470 zijinstromers po, vo en mbo samen;

verzoekt de regering om het budget voor zijinstroomsubsidie voor mbo fors te verhogen teneinde het lerarentekort te lijf te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 344 (31524).

Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Westerveld namens GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. De minister heeft tijdens het debat over het mbo mooie dingen gezegd. Maar als het bijvoorbeeld gaat over het aanpakken van het lerarentekort, dan moeten we echt haast maken, vindt GroenLinks. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een lerarentekort dreigt in het mbo;

overwegende dat zijinstromers een deel van dit lerarentekort kunnen opvangen;

constaterende dat in 2016 en 2017 meer aanvragen voor het zijinstroomtraject zijn gedaan dan er konden worden gehonoreerd;

verzoekt de regering te onderzoeken of het subsidieplafond voor zijinstromers in het mbo kan worden verhoogd via het niet-juridisch verplichte deel van artikel 9 van de OCW-begroting, zonder dat het ten koste gaat van de subsidie voor zijinstromers in het primair en voortgezet onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 345 (31524).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. Graag wil ik ook samen met collega Van Meenen van D66 een motie indienen over het versterken van de rechten van medewerkers en studenten op het mbo.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat inspraak van studenten en medewerkers de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt en zorgt voor meer betrokkenheid bij de instelling en de opleiding;

constaterende dat in tegenstelling tot het hoger onderwijs in het mbo alleen een deelnemersraad op instellingsniveau wettelijk verplicht is;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe de medezeggenschap in het mbo versterkt kan worden en hierbij ook te kijken naar de mogelijkheden voor decentrale medezeggenschap op bijvoorbeeld vestigingsniveau;

verzoekt de regering tevens bij dit onderzoek de rechten en de ondersteuning van de individuele medezeggenschappers mee te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 346 (31524).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

En dan als laatste een punt over de stages, voorzitter. Want al jarenlang heeft een op de vijf studenten moeite met het vinden van een stageplek, terwijl die stageplek verplicht is. Daar moet wat ons betreft echt wat aan gebeuren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een stage voor een mbo-student van de beroepsopleidende leerweg (bol) een verplicht onderdeel is binnen het curriculum;

constaterende dat sinds 2008 één op de vijf mbo-studenten moeite heeft met het vinden van een stage;

overwegende dat het bedrijfsleven een verantwoordelijkheid heeft voor het bieden van voldoende stageplekken voor mbo-studenten;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met het bedrijfsleven en de MBO Raad met als doel een plan van aanpak om het aantal stageplekken te verhogen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Özdil. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 347 (31524).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn tweede en derde motie zijn mede ondertekend door mijn collega Zihni Özdil.

De heer El Yassini (VVD):

Voorzitter. We hebben een goed debat gehad tijdens het AO Mbo, afgelopen december. Maar daarbij hebben we constant gezegd dat het meetellen van de slaag-zakregeling van cruciaal belang is voor het cohort aankomend jaar. Op basis daarvan willen wij graag een motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering en een zeer ruime meerderheid van de Kamer van mening waren dat de keuzedelen in het mbo op termijn moeten meetellen in de slaag/zakregeling in het mbo;

overwegende dat het amendement-Lucas c.s. (34160, nr. 18) het meetellen vanaf het cohort 2018-2019 vastlegde en tijdens de bespreking het amendement zo is aangepast dat er voldoende rekening werd gehouden met de invoering;

overwegende dat het laten meetellen in de slaag/zakregeling ervoor zorgt dat de keuzedelen niet het ondergeschoven vak zijn voor onderwijsinstellingen en studenten;

constaterende dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de keuzedelen pas wil laten meetellen vanaf het cohort 2020-2021;

van mening dat keuzedelen het verdienen om een volwaardige plek te hebben in het curriculum;

verzoekt de regering de keuzedelen vanaf het cohort 2018-2019 op te nemen in de slaag/zakregeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid El Yassini. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 348 (31524).

De heer El Yassini (VVD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer El Yassini. Dan ga ik nu naar mevrouw Kuik namens het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO hebben we het gehad over het ontwikkelen van alumnibeleid, dat een rol zou moeten spelen bij Een leven lang leren. De mbo-apk noemde ik het al, een check waarbij mensen bij het mbo nog kunnen kijken of ze nog blij zijn met hun werk, of ze nog werk hebben of dat het werk te zwaar is, zodat het een goed moment is om om te scholen. De minister heeft aangegeven, dit een sympathieke gedachtegang te vinden en heeft gezegd ernaar te zullen kijken. Kan de minister aangeven, op welke manier en wanneer ze hiernaar wil kijken, zodat ik helder heb wanneer ik terugkoppeling krijg? Deze week stond in de NRC ook dat er gekke regels zijn rondom de pre-pabo, onder andere bij Rotterdam. Dat is gisteren in het AO aan bod geweest. Goed dat de minister gaat kijken naar een oplossing. Dank u.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan ga ik naar de heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Ik vervang mijn collega, de heer Kwint, die op dit moment vaststaat in een trein in Voorburg. Dat wens je je ergste vijand nog niet toe.

Het is eerder lang gegaan over de kwetsbare positie van studenten met een entreeopleiding of een opleiding op mbo-2-niveau op de arbeidsmarkt. Wij hebben het idee dat de afstand niet zo groot is. Daarom dienen wij geen nieuwe motie in, maar een gewijzigde versie van een eerder aangehouden motie bij de begroting (34775-VIII, nr. 83). Hoewel ik die niet hoef in te dienen, stel ik voor dat ik wel het dictum voorlees. Dan is de wijziging helder en dan kan de minister reageren.

Dat wil dus zeggen: "verzoekt de regering om samen met enkele gemeenten en mbo's een proef vorm te geven om studenten na het behalen van een entreeopleiding of een opleiding op mbo-2-niveau nog twee jaar te laten begeleiden bij hun start op de arbeidsmarkt en hierover in de jaarlijkse brief over voortijdig schoolverlaten en jongeren in een kwetsbare positie in het voorjaar 2018 te rapporteren, en gaat over tot de orde van de dag."

De voorzitter:

Wordt de indiening van de motie voldoende ondersteund? Dat is het geval. Dan maakt zij deel uit van de beraadslaging.

De heer Futselaar (SP):

Dat maakt niet uit, ze is al ingediend.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wachten we even op de laatste motie. Als de laatste motie is gekopieerd en rondgedeeld, dan kan de minister direct antwoorden. We wachten daarop.

We gaan verder met dit VAO. Ik geef de minister het woord.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. We hadden inderdaad voor de jaarwisseling een goed overleg over het mbo, waar veel ter sprake is gekomen en waar we volgens mij breed overeenstemming hadden over een aantal belangrijke lijnen in dat heel mooie beroepsonderwijs.

Er zijn een aantal moties ingediend. De eerste is de motie-Van den Hul op stuk nr. 343 over de werkdrukvermindering. Ik denk dat de heer Van Meenen per interruptie terecht vroeg wat die toevoegt aan het al eerder gewisselde. Er is een motie aangenomen over de urennorm. Die heb ik ook omarmd. Ik heb gezegd dat ik dat een reële weg vind om te bekijken, dus dat gaan we sowieso al doen. Op dat punt is het echt overbodig. Een groter aandeel van de bekostiging naar het primaire proces zou betekenen dat we hier de lumpsumbekostiging gaan aanpassen. Dat is echt aan de instellingen. Als je het hebt over extra rijksbekostiging, dan wordt het echt een ongedekte motie. Waar had u dat vandaan willen halen, mevrouw Van den Hul? Ik weet wel dat u daar allerlei gedachten bij heeft, maar volgens mij worden die niet gedeeld door een meerderheid van de Kamer. Ik ontraad daarom deze motie. Maar we gaan natuurlijk wel aan de slag met de werkdrukvermindering via de lijn die is neergelegd in de motie-Van Meenen.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik plaats hier een heel korte voetnoot bij. Dit is een oproep om te onderzoeken wat de mogelijkheden zouden zijn. In dat opzicht wil ik toch even benadrukken dat het niet gaat om een ongedekte motie. Het is een oproep om te onderzoeken wat de mogelijkheden zouden zijn.

Minister Van Engelshoven:

Er is soms een grens aan hoe zinvol het is om iets nog eens te onderzoeken als je de uitkomst al weet. Volgens mij hebben we gezamenlijk een goede lijn neergezet over hoe we gaan kijken naar die werkdruk. Daar wil ik het toch bij laten.

Over de zij-instromers zijn twee moties ingediend, de motie-Van den Hul op stuk nr. 344 en de motie-Westerveld/Özdil op stuk nr. 345. Wij onderkennen allemaal het probleem. Er is behoefte aan die zij-instromers en ook ik heb vastgesteld dat we meer mensen zouden willen laten zij-instromen via de trajecten dan waarvoor op dit moment aan subsidie voorzien is. Ik heb volgens mij in het AO ook gezegd dat ik echt wil kijken of we het subsidieplafond kunnen verhogen. Misschien dat u de moties in elkaar kunt schuiven. Als ik naar de twee moties kijk, heb ik wel een voorkeur voor die van mevrouw Westerveld. Zij vraagt mij te onderzoeken of ik het budget kan verhogen en zij verwijst daarbij naar één artikel. Maar als ik het geld op een ander artikel vind, waarbij het ook niet ten koste gaat van de andere zij-instromers, kan ik me niet voorstellen dat zij daar bezwaar tegen heeft. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik ook breder mag kijken, dan laat ik het oordeel over deze motie graag aan de Kamer. Ik ontraad wel de motie van mevrouw Van den Hul, maar misschien kunt u samen nog tot iets moois komen.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik dank de minister voor haar antwoord. Wij dachten vooral: laten we nou eens zorgen dat we geen ongedekte motie indienen en laten we zelf kijken naar een dekking. Daar komt dit vandaan. Ik ben uiteraard bereid om dat punt waar de dekking vandaan moet komen, te schrappen.

Minister Van Engelshoven:

Dan ga ik kijken of wij maximaal creatief kunnen zijn om aan deze wens, die ik met u deel, tegemoet te komen.

Dan kom ik op de motie-Westerveld/Van Meenen en die gaat over de medezeggenschap. Ik ben het met de overweging eens dat personeel en studenten via de medezeggenschap tegenkracht moeten kunnen uitoefenen binnen een instelling. Het gaat om meer dan alleen checks-and-balances op papier. De medezeggenschap moet ook echt goed functioneren. Het gaat dan natuurlijk in de eerste plaats om de cultuur binnen de instellingen. We werken dit studiejaar eigenlijk voor het eerst langs de lijn van de Wet versterking bestuurskracht. Je ziet dan ook dat de medezeggenschap op dat punt binnen het mbo volop in ontwikkeling is en ook verder aan het doorgroeien is naar meer professionaliteit en meer volwaardigheid. Daar wil ik mij de komende jaren ook sterk voor blijven maken.

Om die reden verstrekken wij ook structureel subsidie aan JOB om ook via die lijn te zorgen dat die medezeggenschap versterkt en ondersteund wordt. Zij geven trainingen, zorgen dat de medezeggenschap binnen de verschillende instellingen ook echt goed kan functioneren. Ik was maandag bij JOB op bezoek en ik begreep ook van hen dat hun primaire behoefte is om hun achterban goed te kunnen trainen, bijvoorbeeld hoe je een instellingsplan moet beoordelen en hoe je moet kijken naar een begroting.

De motie vraagt echter naar iets wat eigenlijk al mogelijk is. In de wet is eigenlijk al geregeld dat medezeggenschap altijd zeggenschap volgt. Daar zien we ook goede voorbeelden van. Bij het roc van Amsterdam volgt de medezeggenschap ook echt de verschillende vestigingen. Ook hier in Den Haag bij ROC Mondriaan is dat zo. Dus volgens mij vraagt u in uw motie iets wat al kan, en zijn wij het eens over de lijn dat wij vooral de verdere professionalisering van de medezeggenschap willen ondersteunen. Maar dat doen we dus vooral via wat ik nu al met JOB in werking heb gesteld. In die zin ontraad ik deze motie, omdat ik die overbodig vind en niks vind toevoegen aan wat we op dit moment al doen.

De voorzitter:

Heel kort, mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De minister zegt: het kan al. Maar het gebeurt op lang niet alle plekken. In deze motie vragen we echt om er nog eens naar te kijken. Je hebt soms heel grote instellingen met één medezeggenschapsraad op instellingsniveau, en niet op dat van de verschillende vestigingen. Op heel veel plekken gebeurt dat ook niet omdat het niet door de wet verplicht is. Dat vragen we eigenlijk in deze motie. Dat zie je ook in andere sectoren. Ook in het hoger onderwijs wordt gewoon in de wet op hoofdlijnen geregeld waar de medezeggenschap moet plaatsvinden. Dat wordt hier ook gevraagd.

Minister Van Engelshoven:

Dan zeg ik het toch nog een keer. De WEB gaat ervan uit dat medezeggenschap zeggenschap volgt. Natuurlijk stimuleren we het, en zijn we daarover ook steeds met de instellingen in gesprek, want dat is voor mij ook gewoon kwaliteit van onderwijs. We hebben kwaliteitsafspraken gemaakt en ik heb heel helder gezegd dat de medezeggenschap daar een rol in speelt. Dat betekent dat de instellingen ook de opgave voelen om die daadwerkelijk te versterken. Maar we werken nog niet eens een heel schooljaar met de nieuwe Wet versterking bestuurskracht, waar u en de heer Van Meenen zich ook volop voor hebben ingezet. Laten we dus eens kijken hoe die praktijk en die versterking zich ontwikkelen. We kunnen inderdaad niet verwachten dat alles heel snel gaat. Maar we hebben dezelfde intentie. Ook ik streef na dat de medezeggenschap op een zo laag mogelijk niveau echt goed vorm krijgt. Maar volgens mij zijn de instrumenten die daarvoor nodig zijn er. Laten we die praktijk even de tijd geven. We zijn het eens over waar we naartoe willen, maar ik vind de motie in die zin gewoon overbodig.

De voorzitter:

Dit is een VAO en geen debat. Dat debat is al geweest. Ik merk nu dat er van alles wordt gewisseld, maar ik neem aan dat dat ook uitgebreid is gebeurd in het algemeen overleg. Meneer Van Meenen, u mag een korte vraag stellen over de motie, en meer niet.

De heer Van Meenen (D66):

Volgens mij spreken we toch een beetje langs elkaar heen. We hebben dezelfde intentie, namelijk dat die medezeggenschap er uiteindelijk komt op alle niveaus. Het is misschien een suggestie om de motie aan te houden — daar gaan we natuurlijk zelf over — en de minister toch te vragen om eens te inventariseren waar dan werkelijk decentralisatie van medezeggenschap naar bijvoorbeeld opleidingsniveau plaatsvindt. Want we spreken nu een beetje …

De voorzitter:

Ja. De minister.

Minister Van Engelshoven:

U zegt: we willen de motie aanhouden. Bij de begroting van volgend jaar werken we een jaar met de nieuwe wetgeving. Als ik u nu eens toezeg dat ik dan aan u rapporteer hoe dat nou gaat, hoe de werking van die wet zich ontwikkelt en of medezeggenschap nou echt zeggenschap volgt, volgens de lijnen van de wet. Ik zal nog eens even kijken hoe we dat doen. Volgens mij kan de JOB-monitor daar bijvoorbeeld ook nog wel een rol in vervullen. Ik zal daar bij de begrotingsbehandeling in het najaar dan nader over rapporteren. Dan kunnen we eens kijken hoe het zich na een jaar heeft ontwikkeld. Als u dan vindt dat het niet hard genoeg gaat, kunt u alsnog zeggen dat u er een tandje bij wilt zetten. Dat lijkt mij een prettige werkwijze.

De voorzitter:

Nee, het spijt me, mevrouw Westerveld, u mag niet meer interrumperen. U wilt de motie aanhouden? Ja, dat mag.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De heer Van Meenen en ik keken elkaar even aan, en het lijkt ons dan inderdaad verstandig om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (31524, nr. 346) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie-Westerveld/Özdil op stuk nr. 347 over de stages. Het is natuurlijk ongelofelijk belangrijk dat er voldoende bbl-plekken zijn, voor de student, maar ook voor het bedrijfsleven en voor al die jongeren die via de bbl-route willen studeren. Het is natuurlijk ook een prachtige manier om verbinding te maken tussen onderwijs en bedrijfsleven. In het kader van de SBB wordt onder roulerend voorzitterschap van de MBO Raad en VNO-NCW voortdurend het gesprek gevoerd tussen het bedrijfsleven en het mbo over voldoende aanbod van leerbedrijven en leerwerkplekken. Dat heeft echt de voortdurende aandacht van alle betrokkenen. Het recente actieplan van de SBB ten behoeve van het werven van meer nieuwe leer-werkplekken, op basis van het SER-advies, is daar een mooi voorbeeld van. Inmiddels staat de teller op 32.000 nieuwe leer-werkplekken. Ook ambtelijk en bestuurlijk wordt het gesprek hierover regelmatig gevoerd. Ik zou dus zeggen: u en ik delen het belang hiervan zo dat hetgeen u in de motie vraagt, allang gebeurt, en met effect. We delen dus de intentie, maar uw motie is overbodig, want het gebeurt allang, juist omdat het zo belangrijk is. Het is ook fijn om te merken dat nu de crisisjaren achter de rug zijn, het enigszins makkelijker wordt om die bbl-plekken te vinden.

Ik kom op de motie op stuk nr. 348 van de heer El Yassini, die gaat over de keuzedelen. We hebben hier uitvoerig over gedebatteerd in het AO. Ik begrijp heel goed de teleurstelling van de heer El Yassini en een aantal anderen, die zich afvragen waarom het niet sneller kan. Hier geldt echter wel een beetje: moet je ingaan tegen alle signalen van mensen die hier heel hard aan werken? Zij zeggen dat het misgaat, dat het niet goed gaat als je het sneller invoert. Ik ben geneigd om die signalen serieus te nemen, hoe jammer ik dat met de heer El Yassini ook vind. We hebben hierover gesproken. Ik snap uw wens, maar het kan echt even niet zo snel als u dat zou willen. Om die reden ontraad ik de motie.

Mevrouw Kuik had nog een vraag over wat zij "de apk voor mbo-studenten" noemde en het alumnibeleid. We zijn op dit moment druk in gesprek met de MBO Raad over de rol die het mbo kan en zal gaan vervullen bij een leven lang leren. Daar komt dit punt uiteraard aan bod. We zijn daarover dus volop in gesprek. Maar ik deel haar beeld dat het in de toekomst gewoonte wordt dat je een relatie onderhoudt met je eigen instelling of een andere mbo-instelling — dat kan ook — om je vakkennis up-to-date te houden. Dat zou veel meer de praktijk moeten zijn. En ja, we hebben gisteren al gesproken over de problematiek rond de pre-pabo. Ik heb wat dat betreft de Kamer toegezegd dat ik voor de iets meer dan 40 studenten waarvoor het een probleem is, samen met de gemeenten en de instellingen ga bekijken hoe we dat kunnen oplossen. Als u het mij niet kwalijk neemt, voorzitter, zal ik geen gebruikmaken van de verlokking van de Kamercommissie, gisteren, om de wet te overtreden.

De voorzitter:

Ik zou overgaan naar de volgende motie.

Minister Van Engelshoven:

Volgens mij was ik door de moties heen.

De voorzitter:

Is dat zo? Er is nog de gewijzigde motie van de heer Futselaar, op stuk nr. 349.

Minister Van Engelshoven:

Sorry, ik heb nog één motie, van de heer Futselaar of de heer Kwint. De vraag in die motie is gewijzigd ten opzichte van die in de eerdere motie. Nu wordt gevraagd: kunnen we nou niet eens met een aantal gemeenten een proef gaan doen om te kijken of studenten na het behalen van een entreeopleiding of een opleiding op mbo-2-niveau beter begeleid kunnen worden op de arbeidsmarkt, om te kijken of het allemaal goed gaat en of ze niet misschien nog even een handje geholpen moeten worden? Ik laat het oordeel over deze motie over aan de Kamer, want ik vind het een goede gedachte om dit een keer te proberen. Dan kunnen we ook eens even kijken wie dat moet gaan doen en welke kosten dat met zich meebrengt. Het is goed om dat een keer via een pilot uit te proberen.

Voorzitter, dit was mijn reactie op de moties.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het eind van dit VAO.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 10.42 uur tot 10.49 uur geschorst.

Naar boven