7 Arbeidsomstandigheden - Handhaving

Aan de orde is het VAO Arbeidsomstandigheden - Handhaving (AO d.d. 29/11).

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is het VAO Arbeidsomstandigheden-Handhaving. Ik heet de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van harte welkom en geef de heer Van Kent namens de SP-fractie als eerste spreker het woord. Spreektijden zijn twee minuten, inclusief het indienen van moties.

De heer Van Kent (SP):

Voorzitter. Het aantal arbeidsongevallen neemt sterk toe de afgelopen tijd. We hebben daarover in een debat met elkaar gesproken. Een maand geleden diende ik samen met de heer Gijs van Dijk tien voorstellen in om arbeidsomstandigheden van mensen te verbeteren, zeker met het oog op de instroom in de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, die ook gestegen is. Nou, de reactie van de staatssecretaris op die tien voorstellen was eigenlijk vooral het beschrijven van hoe de wet nu in elkaar zit en een opsomming van de nu geldende regels. Maar dat zijn in onze ogen regels die blijkbaar in de praktijk niet blijken te werken. Daarom vandaag twee van de tien voorstellen in de vorm van een motie, mede namens de heer Gijs van Dijk.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat werknemers die elke dag zware voorwerpen tillen of dragen een grote kans hebben op rugklachten;

van mening dat iedereen recht heeft op goede arbeidsomstandigheden waar je zo gezond mogelijk je pensioen mee kan halen;

roept de regering op om een verbod in te stellen op het verzenden van pakketten zwaarder dan de algemeen aanvaarde maximale tilnorm van 23 kg per reguliere pakketbezorging,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 315 (25883).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ook de Inspectie SZW erkent dat het onvoldoende beheersen van de Nederlandse taal op de werkvloer tot gevaarlijke situaties leidt;

overwegende dat in bijvoorbeeld de zorg al een taaleis van kracht is om zodoende gevaarlijke situaties te voorkomen;

roept de regering op om deze taaleis uit te breiden naar alle sectoren waarbij elkaar niet verstaan tot veiligheidsrisico's leidt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Kent en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 316 (25883).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Özütok namens GroenLinks.

Mevrouw Özütok (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. In het AO met de staatssecretaris over arbeidsomstandigheden bleek er toch te weinig aandacht te zijn voor de veiligheid van vrouwen en seksuele intimidatie op het werk. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bijna 40% van de vrouwen in meer of mindere mate lastig wordt gevallen op het werk;

constaterende dat de gevolgen van seksuele intimidatie op het werk voor slachtoffers vaak zeer ernstig zijn;

constaterende dat het de taak van de Inspectie SZW is om toe te zien op een veilige werkomgeving voor zowel mannen als vrouwen;

van mening dat er in het jaarplan voor 2018 van de Inspectie SZW onvoldoende aandacht is voor seksuele intimidatie;

verzoekt de regering de Inspectie SZW op te dragen om in aanvulling op het jaarplan specifiek aandacht te besteden aan het bestrijden van seksuele intimidatie op de werkvloer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Özütok en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 317 (25883).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Gijs van Dijk namens de PvdA.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Volgens mij hebben we een goed debat gehad over arbeidsongeschiktheid en handhaving. Ik wil even verwijzen naar het goede nieuws van vandaag. In Europa is uitspraak gedaan over het verbod op weekendrust in de cabine. De FNV heeft daarvoor een lange procedure doorlopen. We hebben het er ook in andere debatten met elkaar over gehad. Ik denk dat het winst is, aangezien we ons als hele Kamer hierover druk maken. Ik zou zeggen, wordt vervolgd. Goed nieuws, ook voor de handhaving hier in Nederland.

Voorzitter. Zoals de heer Van Kent al zei, hebben we tien voorstellen gedaan tijdens het algemeen overleg. We komen tot drie moties. Ik dien de derde motie in. Ik zal u de motie voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een werknemer een lange en complexe rechterlijke procedure moet doorstaan om de schade te verhalen bij een beroepsziekte of arbeidsongeval;

constaterende dat een lange rechterlijke procedure onoverzichtelijk, financieel ondraagbaar en emotioneel zwaar voor werknemers maar ook voor werkgevers kan zijn;

overwegende dat een claimbeoordelingsinstituut werkgevers en werknemers kan ondersteunen bij een geschil over schadecompensatie als gevolg van een mogelijke beroepsziekte;

verzoekt de regering aan de slag te gaan met het oprichten van een claimbeoordelingsinstituut en daarbij gebruik te maken van de nog op te stellen gedragscode door de Letselschade Raad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gijs van Dijk en Van Kent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 318 (25883).

De voorzitter:

Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Pieter Heerma namens het CDA.

De heer Pieter Heerma (CDA):

Dank u, voorzitter. We hadden een paar weken geleden volgens mij een goed AO met deze staatssecretaris. Kamerbreed werden daarin positieve woorden gesproken over het feit dat er de afgelopen jaren geïnvesteerd is in de Inspectie SZW. Ook is gememoreerd dat dit niet alleen een resultaat is waar de vier coalitiefracties blij mee zijn. Dit is immers een inzet geweest van de hele commissie in de voorgaande periode. Moties van diverse oppositiepartijen hebben bijgedragen aan het besef dat het nodig is dat dit geld er komt.

Tijdens dat debat heb ik ook verwezen naar het boek Toon, dat gaat over een dodelijk arbeidsongeval en is geschreven door twee dappere nabestaanden. Ze hebben een heel mooi relaas neergezet. Ik was blij te horen dat de staatssecretaris er ook mee bekend was en dat de inspectie positief kijkt naar hun pleidooi. In lijn met het betoog dat ik in het AO heb gehouden, wil ik daarom de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er sprake is van een toename van het aantal arbeidsongevallen en het aantal fatale arbeidsongevallen;

overwegende dat de Inspectie SZW een belangrijke controlerende en daarmee preventieve taak heeft als het gaat om arbeidsomstandigheden en veiligheid op de werkvloer;

van mening dat verbetering van de veiligheidscultuur op de werkvloer kan bijdragen aan het voorkomen van arbeidsongevallen;

verzoekt de regering te bezien hoe de Inspectie SZW naast het opleggen van boetes, ook de mogelijkheid kan krijgen om veiligheidsverbeterplannen op te leggen aan bedrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Pieter Heerma en Van Haga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 319 (25883).

Dank u wel. De laatste motie wordt op dit moment gekopieerd en rondgedeeld, maar ik zie dat de staatssecretaris al kan reageren. Ik geef het woord aan de staatssecretaris.

Staatssecretaris Van Ark:

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng, zowel tijdens het VAO als tijdens het AO over de arbeidsomstandigheden en de handhaving. Ik zal de moties graag van een reactie voorzien.

Ik begin met de eerste motie van de heren Van Kent en Van Dijk. Dat is de motie op stuk nr. 315, over de zware voorwerpen. Ik neem de signalen over de risico's van het tillen van zware pakketten in sorteercentra en in de pakketbezorging zeer serieus. Waar de inspectie misstanden constateert, treedt zij ook op. Ik vind het van belang dat werkgevers in deze sector de risico's op fysieke overbelasting van hun werknemers onderzoeken en dat zij die ook vastleggen in de risico-inventarisatie en -evaluatie. Maar omdat hier echt sprake is van maatwerk, moet de oplossing niet gezocht worden in het stellen van één algemene norm, maar meer in het maken van goede afspraken tussen werkgever en werknemer over technische hulpmiddelen en de organisatie van het werk, om de tilbelasting daarmee zo veel mogelijk te beperken. Wat ik in het algemeen overleg wel heb gezegd en wat ik hier graag ook herhaal, is dat ik wel bereid ben om de risico's van het werk echt extra onder de aandacht te brengen bij de betrokken branches en om daarover in overleg te treden, maar ik ontraad deze motie.

In de tweede motie, de motie-Van Kent/Van Dijk op stuk nr. 316, wordt gevraagd om een uitbreiding van de taaleis. De inspectie geeft inderdaad ook in rapporten aan dat het niet-beheersen van de Nederlandse taal op sommige plekken tot gevaarlijke situaties leidt. Een goede taalbeheersing is dan ook van belang voor de veiligheid op de werkvloer, maar het is geen verplichting op basis van de Arbowet. Er zijn wel andere verplichtingen die gevaarlijke situaties moeten voorkomen. Goede communicatie is wel van belang voor de veiligheid. De werkgever zal hier in de risico-inventarisatie en -evaluatie aandacht aan moeten besteden en passende maatregelen moeten nemen. Het opnemen van een taaleis is daarom overbodig. Ik ontraad deze motie dan ook.

De heer Van Kent (SP):

We hebben hier in de Kamer eerder het voorbeeld besproken van mensen die op het spoor aan het werk zijn. Het ging daarbij bijvoorbeeld om werknemers die elkaar niet kunnen verstaan als er een waarschuwing wordt afgegeven dat er een trein aankomt. Paul Ulenbelt heeft daar tijdens het vragenuur een keer aandacht voor gevraagd. Ik hoor de staatssecretaris nu zeggen dat het stellen van een taaleis overbodig is. Kan de staatssecretaris zeggen hoe deze problemen dan worden opgelost?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik heb aangegeven dat het wel noodzakelijk is dat een werkgever passende maatregelen neemt zodat de communicatie goed verloopt. Als je in een ploegendienst mensen hebt die een bepaalde andere taal spreken, is het belangrijk dat de voorman bijvoorbeeld beide talen spreekt. Het is wel van belang dat de werkgever hier zorg voor draagt, maar op basis van de Arbowet — ik zeg met nadruk ook "op basis van de Arbowet" — is het beheersen van de Nederlandse taal geen verplichting.

De voorzitter:

Ik wil eigenlijk voorstellen dat de minister verdergaat met de volgende motie, tenzij u uw motie wilt intrekken, aanhouden of wijzigen.

De heer Van Kent (SP):

Volgens mij leest de staatssecretaris de motie niet helemaal goed. In de motie wordt de regering opgeroepen om de bestaande taaleis uit te breiden naar sectoren waarin dat tot onveilige situaties leidt. Dat is volgens mij een heel helder verzoek en het antwoord dat de staatssecretaris hier geeft, komt daar niet aan tegemoet.

Staatssecretaris Van Ark:

Het antwoord dat ik geef, is misschien niet het antwoord dat de heer Van Kent wil horen, maar het is wel het antwoord dat ik handhaaf.

Naar aanleiding van de motie-Özütok/Van Dijk op stuk nr. 317 zou ik willen zeggen dat seksuele intimidatie nooit acceptabel is en dat de gevolgen daarvan inderdaad ingrijpend en ook langdurig kunnen zijn. Het is buitengewoon goed om hier aandacht voor te hebben. Ik ben het eens met het doel van de motie, maar het zijn vooral de werkgevers zelf die aan zet zijn. In de derde constatering geven de indieners aan dat het de taak is van de Inspectie SZW om toe te zien op de veilige werkomgeving, maar het is primair de taak van de werkgever om dit te organiseren. Dat gezegd hebbende, de Inspectie SZW heeft in haar jaarplan het nu tijdelijke team arbeidsdiscriminatie gecontinueerd. Seksuele intimidatie is ook onderdeel van het toezicht op arbeidsdiscriminatie en psychosociale arbeidsbelasting. Daarmee zie ik de motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel erover aan de Kamer.

De motie-Gijs van Dijk/Van Kent op stuk nr. 318 gaat over het claimbeoordelingsinstituut. In de motie wordt de regering verzocht om een claimbeoordelingsinstituut op te richten met het oog op het sneller of eenvoudiger verhalen van schade bij een beroepsziekte of bedrijfsongeval. Ik onderken dat het afhandelen van schades met name bij beroepsziekten en bedrijfsongevallen vaak lang duurt. Het ontwikkelen van een gedragscode bij het behandelen van beroepsziekten richt zich op de verbetering van het proces en lijkt mij een belangrijke stap vooruit. Mijn voorganger heeft een poging gedaan om een instituut van de grond te krijgen, maar dat is helaas niet gelukt. In het algemeen overleg heb ik aangegeven dat ik, nu er wordt gewerkt aan een gedragscode, de Kamer wil informeren over de voortgang daarvan. Daarom moet ik deze motie ontraden.

De heer Gijs van Dijk (PvdA):

Het is bij een eerdere poging inderdaad mislukt, met name door de opstelling van werkgevers, die zeggen dat het niet nodig is. Maar we krijgen juist voortdurend van werknemers en van sommige werkgevers terug dat zij vinden dat we een instituut nodig hebben dat dit onafhankelijk zou moeten kunnen afhandelen. Bent u dan wel bereid om na de gedragscode te kijken of dat een mogelijkheid is? Of is het sowieso een no-go?

Staatssecretaris Van Ark:

Ik zou in dit dossier zeggen: stap voor stap. Laten we deze gedragscode afwachten. Ik heb ook aangegeven dat ik de Kamer daarover zal informeren. Wat mij betreft is het uitgangspunt dat werkgevers en werknemers hier samen uitkomen, dus ik zou dat eerst willen afwachten. Als de Kamer daar behoefte aan heeft, kunnen we er daarna nader over in debat gaan.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Van Ark:

Voorzitter. Over de motie-Pieter Heerma/Van Haga op stuk nr. 319 wil ik het volgende zeggen. In het algemeen overleg hebben we gewisseld dat ik het een buitengewoon sympathieke motie vind en dat de veiligheidscultuur ontzettend belangrijk is. Ik wil graag aangegeven hebben dat de inspectie zeker ook een eigen rol en verantwoordelijkheid heeft, maar binnen die context zou ik wel willen onderzoeken wat de juridische mogelijkheden zijn van het opleggen van een verbeterplan als verplichte interventie door de Inspectie SZW. Als ik de motie in dat licht kan bezien, laat ik het oordeel erover aan de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee heeft u alle moties behandeld.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de moties zullen we morgen stemmen. Ik dank de staatssecretaris.

De vergadering wordt van 15.17 uur tot 15.23 uur geschorst.

Naar boven