Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 34, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 34, item 3 |
Aan de orde is het VAO Post (AO d.d. 06/12).
De voorzitter:
Ik zie dat de eerste spreker in dit VAO ook aanwezig is in de zaal. Daar zijn we heel blij mee want dan kunnen we ook echt van start.
Voor dit VAO Post hebben we de gebruikelijke spreektijden van twee minuten inclusief het indienen van moties. De eerste spreker is de heer Weverling en ik ga hem nu het woord geven.
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst wil ik de collega's en ook de staatssecretaris danken voor het prettige debat van vorige week. We hebben een goede discussie kunnen voeren ondanks dat we het niet altijd eens waren. Dat is ook belangrijk voor de toekomst van de postsector.
Zoals in het AO is aangegeven, vindt de VVD de huidige volgorde van stappen niet de juiste. Wij zien graag dat bepaalde zaken meegenomen worden in de ontwikkeling van een integrale toekomstvisie van de postmarkt. Op deze manier kunnen de afspraken uit het regeerakkoord ook toegepast worden op de toekomstvisie. Daarom dien ik de volgende twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de postmarkt momenteel in transitie is;
constaterende dat tienduizenden mensen hun brood verdienen in de postsector;
constaterende dat er een postdialoog zal worden gestart die tot integrale oplossingen en beleid moet leiden voor de gehele post- en bezorgmarkt;
overwegende dat het besluit om de 80%-norm te gaan handhaven vergaande consequenties kan hebben voor de postmarkt, het voortbestaan van postbedrijven en het werk en de bijbaan van vele duizenden mensen in gevaar kan brengen;
overwegende dat een nieuw postbeleid op korte termijn in aankomst is dat in samenwerking met alle belanghebbenden zal worden opgesteld onder een neutrale voorzitter;
overwegende dat het handhaven van de 80%-norm daardoor prematuur kan zijn en de postmarkt blijvende schade kan toebrengen;
verzoekt de regering de 80%-norm te betrekken bij de postdialoog en niet over te gaan tot handhaven van deze norm voordat een nieuwe postvisie is geëffectueerd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) de mogelijkheid heeft om bij eventuele sancties deze aan te passen aan de bedrijfsomstandigheden;
overwegende dat alle postbedrijven gebonden zijn aan vigerende wetgeving;
overwegende dat postbedrijven werken met krappe marges in een krimpende markt;
overwegende dat het besluit om de 80%-norm vanaf 1 januari te gaan handhaven desondanks vergaande consequenties kan hebben voor de-postmarkt en het voortbestaan van postbedrijven en de tienduizenden banen die zij bieden daarmee kan raken;
spreekt uit als haar mening dat sancties voortkomend uit het handhaven van de 80%-norm, in beginsel niet mogen leiden tot het faillissement van postbedrijven;
verzoekt de regering om dit uitgangspunt over te brengen aan de ACM bij de mogelijke handhaving van de 80%-norm,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Weverling (VVD):
Tot slot wil ik nog één korte vraag aan de staatssecretaris stellen. Kan zij nog eenmaal ingaan op de situatie rond de …
De voorzitter:
Ik wil de heer Weverling er wel op wijzen dat zijn spreektijd ruim voorbij is. Dus ik ga u toch stoppen. Dit is de afspraak die we hier met elkaar hebben. Ik heb u een halve minuut extra gegeven om de moties te kunnen voorlezen.
De heer Weverling (VVD):
Oké. Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Misschien moet u de moties volgende keer iets korter maken.
De heer Weverling (VVD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik ga het woord geven aan de heer Van der Lee van de fractie van GroenLinks.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Voorzitter. Wie meegeluisterd heeft naar het algemeen overleg zal er niet verbaasd over zijn dat GroenLinks voluit het besluit van de staatssecretaris steunt om echt te gaan handhaven op de 80%-norm. Het wordt hoog tijd; fijn dat daar werk van wordt gemaakt. Ook fijn dat men de bescherming van mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt heel serieus neemt. Daar zijn we blij mee. We voelen eigenlijk niks voor de voorstellen van de VVD. Ik vind het ook heel bijzonder dat nu de ACM wordt opgeroepen om te voorkomen dat bedrijven failliet gaan. Dat vind ik van een liberale partij een hele merkwaardige opvatting. Ik zie wel graag in de toekomst dat wij informatie krijgen over hoe de handhaving van de 80%-norm gaat plaatsvinden en dat daarop ook een zekere monitoring plaatsvindt. Collega Van den Berg gaat daarover straks een motie indienen, die ik heel graag ondersteun. Ik wens de staatssecretaris heel veel succes met een adequate handhaving van deze belangrijke norm.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan wij voort met de heer Graus namens de PVV. Die heeft nul minuten spreektijd. Daar had ik even overheen gekeken. Dan gaan we naar de heer Moorlag van de Partij van de Arbeid.
De heer Moorlag (PvdA):
Voorzitter. Ik wil in de eerste plaats mijn dank uitspreken aan de staatssecretaris. Ze maakt echt een heel voortvarende start met het aanpakken van de postmarkt. Dat is ook hard nodig, want de postmarkt zoals die nu is, kan zo niet blijven en is niet toekomstvast. Ik vind het ook heel goed dat er gehandhaafd wordt. De Partij van de Arbeid is van het AMEN-principe: Afspraken Maken En Nakomen. Het is hoog tijd dat er nu eindelijk eens wordt gehandhaafd.
Waar ik en de hele PvdA-fractie ongelooflijk blij mee zijn, is dat de staatssecretaris heeft toegezegd dat er in de postmarkt een gelijk speelveld moet komen op het terrein van de arbeidsvoorwaarden. Dat is zó van belang voor die 100.000 werknemers in de sector. Die mensen hebben recht op een arbeidscontract, op een cao en op een goede pensioenopbouw.
Voorzitter. Ik wens de staatssecretaris veel moed en doorzettingsvermogen bij het proces dat nu in gang gezet moet gaan worden. Niets doen is geen optie. Er moet in de postsector een vorm van consolidatie komen. In elk geval zal voor de laatste mijl, de laatste ruime kilometer, de bezorging geïntegreerd moeten worden. Het kan zo niet doorgaan dat postbezorgers met steeds legere fietstassen achter elkaar aan fietsen; dat moet worden geïntegreerd. Wat de PvdA-fractie ook ongelofelijk van belang vindt, is dat er werk wordt gemaakt van de inzet van arbeidsgehandicapten in deze sector. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of ze daar ook echt werk van wil maken, want dit is een prachtige werksoort voor die categorie werknemers die niet aan de kant moeten staan.
Voorzitter. Ten slotte spreek ik de hoop uit dat de dialoog niet gaat uitmonden in een kringgesprek, maar echt in een toekomstvast plan voor de postmarkt. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan hebben we tot slot mevrouw Van den Berg namens het CDA.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voorzitter. Wij willen in de eerste plaats de staatssecretaris ermee complimenteren dat zij stappen maakt om te komen tot een gelijk speelveld, want wij willen geen concurrentie op arbeidsvoorwaarden en veiligheid. Wij zijn wel verbaasd net door de ene motie van de VVD, waarin toch wordt gesuggereerd dat de ACM geen onafhankelijk instituut meer is. Maar daar zullen we, denk ik, wel buiten deze vergadering verder over spreken. We willen de staatssecretaris nog een vraag stellen over de uitzendkrachten. Hebben wij nu goed begrepen — want daar is nog wat verwarring over — dat de mensen die een arbeidsovereenkomst bij de sociale werkvoorziening hebben wel worden meegeteld, maar dat de mensen die een arbeidsovereenkomst met een uitzendbureau hebben niet kunnen worden meegeteld?
Ten slotte wil ik graag een motie indienen. De motie wordt mede ondersteund door de ChristenUnie, de PVV, GroenLinks en de PvdA.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een voorgenomen besluit ligt waarbij postvervoerbedrijven per 1 januari 2018 met minimaal 80% van de postbezorgers een arbeidsovereenkomst moet hebben;
overwegende dat het voorgenomen besluit bijdraagt aan het creëren van een gelijk speelveld zonder concurrentie op arbeidsvoorwaarden en veiligheid;
overwegende dat naast de werkenden ook de postbedrijven zelf een gelijk speelveld moeten hebben;
overwegende dat het verstandig is om de gevolgen van dit besluit te monitoren;
verzoekt de regering de effecten van het besluit te monitoren en in het voorjaar van 2018 de Kamer te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De motie is al in voldoende mate ondersteund. Dat werd er niet bij vermeld door mevrouw Van den Berg, maar dat is wel het geval, zien wij hier.
Er is toch nog een spreker die niet op mijn lijstje staat. Dat is de heer Paternotte namens D66.
De heer Graus (PVV):
Voorzitter, mevrouw Van den Berg begon met het opnoemen van alle indieners.
De voorzitter:
Excuus, dan ligt de fout geheel aan mijn kant. Gaat uw gang, mijnheer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Dank voor de coulance. De postmarkt is een lastige en krimpende markt, met één heel grote landelijke speler en één veel kleinere landelijke speler. Wat ons betreft, heeft de overheid dan de extra plicht om zowel de werknemers te beschermen in die markt, als ervoor te zorgen dat die bedrijven eerlijk kunnen concurreren. Wat ons betreft was het dan ook het beste geweest als dat zorgen voor een gelijk speelveld en het beschermen van de werknemers gelijk op was gegaan. Nu gaan we eerst afdwingen dat meer mensen vaste of tijdelijke contracten krijgen in plaats van losse opdrachten. Tegelijkertijd zullen we de komende jaren een postdialoog voeren over het verbeteren van die markt.
Het lijkt ons tegelijkertijd wel goed dat we dit gaan doen, maar het is dan wel extra belangrijk dat we die concurrentie beschermen door op de andere activiteiten die postbedrijven uitvoeren, zoals op de reclamemarkt of de pakketmarkt, ervoor te zorgen dat die bedrijven zich ook houden aan wet- en regelgeving. In de pers wordt daar weleens twijfel over naar voren gebracht. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vanaf 1 januari 2018 voor alle postbedrijven geldt dat 80% van de medewerkers een arbeidsovereenkomst moet hebben;
overwegende dat een gelijk speelveld waarin niet geconcurreerd wordt op arbeidsvoorwaarden en veiligheid wenselijk is;
overwegende dat het wenselijk is dat bedrijven niet alleen in de brievenpostmarkt maar ook in de pakketpostmarkt niet concurreren op arbeidsvoorwaarden en veiligheid bieden;
verzoekt de regering toe te zien op adequate handhaving van wet- en regelgeving zoals de Wet aanpak schijnconstructies op de gehele brievenpost- en pakketpostmarkt,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Paternotte (D66):
Voorzitter. Ik denk dat de heer Weverling nog wilde gaan vragen naar een reactie van de staatssecretaris op de berichtgeving over vermeende schijnconstructies, althans volgens de FNV, die spelen bij PostNL en de pakketpostmarkt. Het lijkt mij inderdaad goed als de staatssecretaris daar haar waardering aan geeft en uitlegt wat zij van plan is daarmee te gaan doen.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de termijn van de Kamer. De staatssecretaris geeft aan een schorsing van vijf minuten nodig te hebben. Ik schors de vergadering tot 10.34 uur.
De vergadering wordt van 10.27 uur tot 10.31 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik zie dat de staatssecretaris al helemaal klaarstaat. Dat is ietsjes sneller dan gedacht, maar ik geloof dat we er allemaal zijn, dus dan gaan we toch door. Dan geef ik het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Keijzer:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn een tweetal vragen aan mij gesteld, en eigenlijk ook nog een derde, waarbij de heer Paternotte de vraag van de heer Weverling souffleerde. Dank daarvoor. Daar kom ik op terug bij de motie-Paternotte op stuk nr. 151, want die raakt daaraan.
De eerste vraag is gesteld door de heer Moorlag. Hij sprak uit dat hij blij is met mijn toezegging dat bij de postdialoog fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor de onderkant van het loongebouw van de arbeidsmarkt een van de kaders is. Dat wil ik hier zeker nog een keer bevestigen. Hij vroeg ook of er werk wordt gemaakt van de inzet van arbeidsgehandicapten. Het zijn natuurlijk de postbedrijven die daar werk van moeten maken, maar het is zeker een onderdeel van het beleid. Dat heeft mijn aandacht en — dat mag ik bijna ook wel zeggen — ook mijn hart.
De heer Moorlag (PvdA):
Met het risico dat het een exegese wordt, maar tijdens het AO heeft de staatssecretaris toegezegd dat er een gelijk speelveld voor de arbeidsvoorwaarden zou komen. Ik zie haar nu ook knikken. Als dat synoniem is aan "fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden", dan ben ik tevreden. "Fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden" is toch wat meer een elastieken begrip, maar ik begrijp dat u een gelijk speelveld voor de arbeidsvoorwaarden bedoelt.
Staatssecretaris Keijzer:
Ja. De bedoeling is dat de uitkomst van de postdialoog aansluit bij wat er in het regeerakkoord staat, namelijk fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor de onderkant van de arbeidsmarkt en daarmee geen concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Dat is volgens mij waar de heer Moorlag naar op zoek is. In het AO had ik een net wat andere formulering, maar die staat ook.
Mevrouw Van den Berg vroeg of zij goed begrepen had dat uitzendovereenkomsten niet onder de 80%-norm vallen. Daarop is het antwoord ja. Volgens de tekst van artikel 8 van de Postwet en de tekst van het Tijdelijk besluit postbezorgers moet een postvervoerbedrijf arbeidsovereenkomsten aangaan met postbezorgers. Daar vallen de uitzendovereenkomsten niet onder.
Dan kom ik tot een oordeel over de ingediende moties. De eerste motie ...
De voorzitter:
Sorry, staatssecretaris. Er is nog een interruptie van mevrouw Van den Berg.
Mevrouw Van den Berg (CDA):
Voor alle duidelijkheid, ook voor de bedrijven die het betreft: het is dus niet zo dat de staatssecretaris niet gekeken heeft of dit een optie is, maar dit kan gewoon niet, omdat het in de Postwet zo is geformuleerd.
Staatssecretaris Keijzer:
Dat is correct.
De voorzitter:
Gaat u voort.
Staatssecretaris Keijzer:
Dan kom ik bij de beoordeling van de moties. Eerst de motie-Weverling op stuk nr. 148, waarin hij vraagt om de 80%-norm te betrekken bij de postdialoog en niet over te gaan tot handhaven van deze norm voordat er een nieuwe postvisie is geëffectueerd. Ik sta voor een eerlijk werkgeverschap en voor bescherming van kwetsbare groepen aan de onderkant van het loongebouw in de arbeidsmarkt. Dat is ook een uitgangspunt van het kabinet. Het is daarom ook niet meer dan logisch om vast te houden aan de norm uit het Tijdelijk besluit. Daarnaast weten postbedrijven al jaren dat ze hiernaartoe moeten groeien. De uitkomst van de postdialoog wordt voor de zomer verwacht. Daarbij zal ik een beleids- en wetgevingsagenda naar de Kamer zal sturen. Je weet trouwens ook niet wat er uit die dialoog komt, maar een van de uitgangspunten is in ieder geval dat er geen concurrentie op arbeidsvoorwaarden mag plaatsvinden, zoals ik net ook al tegen de heer Moorlag zei. In dat licht vind ik een verder uitstel van de invoering van de 80%-norm niet aan de orde. Verder uitstel betekent immers het voortduren van oneerlijke concurrentie op de arbeidsvoorwaarden. Dat is niet in lijn met wat dit kabinet voorstaat. Daarnaast had de 80%-norm al sinds 1 januari 2017 bestaan, als ik dit voorgenomen besluit niet aan de Kamer had gestuurd.
Dan de tweede motie ...
De voorzitter:
Staatssecretaris, we hebben nog geen duidelijk oordeel van u gehoord.
Staatssecretaris Keijzer:
U heeft helemaal gelijk, voorzitter. Het voorgaande in ogenschouw nemende, ontraad ik de motie-Weverling op stuk nr. 148.
Dan de tweede motie van de heer Weverling, die op stuk nr. 149, waarin hij de regering verzoekt om dit uitgangspunt over te brengen aan de ACM bij de mogelijke handhaving van de 80%-norm. "Dit uitgangspunt" is dat handhaving niet mag leiden tot een faillissement van postbedrijven. Ik ontraad deze motie. De ACM is een onafhankelijke toezichthouder en maakt haar eigen afwegingen bij handhaven. Het zou bijzonder zijn als ik als staatssecretaris tegen de ACM zou zeggen dat zij het toch maar even niet moet doen, terwijl de wettelijke norm is zoals die is. Wat ik daaronder beluister bij de heer Weverling — dat heb ik van meerdere woordvoerders in de Kamer gehoord — is de zorg over de concurrentie in de postmarkt. Die zorg deel ik op zichzelf. Ik kan u dan ook wel vertellen hoe de ACM in het verleden te werk gegaan is bij dit soort besluiten. De ACM noemt bij deze besluiten in de regel een termijn waarbinnen een bedrijf moet voldoen aan de regelgeving. Dat heet een begunstigingstermijn. Als niet aan een termijn wordt voldaan, treedt het handhavingsbesluit in werking. Ik denk dat de ACM als geen ander weet hoe kwetsbaar de situatie is op de postmarkt en bij een aantal postbedrijven. De onafhankelijkheid van de ACM in de handhaving is een groot goed. Ik vind het daarom onverstandig om je daar als politiek in te mengen.
De derde motie, die op stuk nr. 150, is ingediend door mevrouw Van den Berg en meeondertekend door de heren Bruins, Graus, Van der Lee en Moorlag. Deze motie verzoekt de regering de effecten van het besluit te monitoren en in het voorjaar van 2018 de Kamer te informeren. De Kamer vraagt aan de regering om even te kijken wat de effecten zijn van de handhaving en om haar daarover te informeren. Dit vind ik ondersteuning van beleid. Daarom laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.
Voorzitter. Ik zag de heer Graus gaan staan. Ik dacht dat er een vraag kwam, maar dat is niet zo. De heer Graus gaat weer zitten; dat was ook weer niet de bedoeling.
Voorzitter. De laatste motie is die van de heer Paternotte op stuk nr. 151. Daarin verzoekt hij de regering toe te zien op adequate handhaving van wet- en regelgeving zoals de Wet aanpak schijnconstructies op de gehele brievenpost- en pakketpostmarkt. Ik ben het met de heer Paternotte eens dat een adequate handhaving van wet- en regelgeving, zoals de Wet aanpak schijnconstructies, op de gehele brievenpost- en pakketpostmarkt belangrijk is. Maar zoals uw Kamer weet, gaat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarover. In algemene zin kan ik daarbij melden dat de Inspectie SZW toezicht houdt op de naleving van de geldende wet- en regelgeving. Verder doet de Inspectie SZW op verzoek van sociale partners ondersteunend onderzoek naar cao-naleving en heeft zij speciale aandacht voor schijnconstructies. Ik zie de motie daarom als ondersteuning van beleid en laat het oordeel erover aan de Kamer.
De vraag die de heer Weverling gesteld had willen hebben, maar die daarna door de heer Paternotte ook onder de aandacht gebracht is, is hoe het zit met de discussie die een week geleden in De Telegraaf stond. Daarin werd beweerd dat er sorteerders via inhuurbedrijven werken en daarmee onderbetaald worden. Dat raakt ook aan deze discussie, namelijk of bedrijven zich houden aan de desbetreffende wet- en regelgeving. Daarvoor geldt dat de inspectie daarop moet toezien. Als de Kamer van mij als staatssecretaris verantwoordelijk voor de postmarkt wil weten wat ik daarvan vind, geldt daar eigenlijk hetzelfde voor als wat er ligt onder het nemen van het besluit om de 80%/20%-norm te laten herleven op 1 januari en die vanaf dan te handhaven. Wat daaronder ligt, is dat concurrentie op arbeidsvoorwaarden niet wenselijk is en dat bij het zijn van een goed bedrijf ook hoort dat je op een beschaafde manier omgaat met je werknemers. Daaronder valt in ieder geval je houden aan de desbetreffende wetgeving.
Voorzitter, dat was het.
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van de heer Van der Lee.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Om ons oordeel te kunnen vellen over de laatste motie van de heer Paternotte, heb ik toch nog even een vraag. De heer Paternotte vraagt de regering om toe te zien op adequate handhaving van wet- en regelgeving. Dat is volgens mij iets wat de regering altijd behoort te doen. Kan de staatssecretaris aangeven of zij dan wel het ministerie van Sociale Zaken, als deze motie wordt aangenomen, materieel iets anders gaat doen dan nu al het geval is?
Staatssecretaris Keijzer:
Nee. Ik gaf ook aan dat deze motie ondersteuning van beleid is en dat ik het oordeel daarom aan de Kamer laat. Wet- en regelgeving worden natuurlijk niet zomaar vastgesteld. Wetten zonder werking zijn waardeloos, zei mevrouw Van den Berg eerder. Dat heb ik de vorige keer ook al onderstreept en dat doe ik nu dus ook.
De heer Van der Lee (GroenLinks):
Over de motie die collega Van den Berg indiende, laat de staatssecretaris het oordeel aan de Kamer, maar daarin werd ook iets nieuws gevraagd, namelijk om te monitoren hoe de handhaving gaat plaatsvinden en om daarover te rapporteren. Ik constateer dat deze motie materieel niets vraagt. Ik vind dat toch echt een beetje overbodig.
De voorzitter:
Er is ook nog een interruptie van de heer Paternotte.
De heer Paternotte (D66):
Kan de staatssecretaris bevestigen dat de afgelopen jaren het aantal bezoeken van de Arbeidsinspectie is gehalveerd en is zij het met ons eens dat het, als concurrentie in een bepaalde markt onder druk staat, extra belangrijk is om in belendende markten bij dezelfde bedrijven ervoor te zorgen dat zij ten aanzien van wet- en regelgeving geen concurrentievoordeel behalen?
Staatssecretaris Keijzer:
De ACM ziet toe op de regelgeving die geldt voor een gelijk speelveld en op wetgeving die gaat over misbruik van machtspositie. Als de heer Paternotte mij vraagt of dat nog steeds het beleid is, zeg ik dus ja. Als de heer Paternotte mij vraagt hoe het zit met de Arbeidsinspectie, moet ik hem echt verwijzen naar mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, want anders zou ik echt buiten mijn boekje gaan.
De heer Paternotte (D66):
Laat ik dan in het algemeen vragen of het klopt dat de Arbeidsinspectie bij haar handhaving prioriteiten moet stellen, zoals ook blijkt uit het feit dat de afgelopen jaren het aantal bezoeken van de Arbeidsinspectie is gehalveerd.
Staatssecretaris Keijzer:
Ik ben niet bekend met de activiteiten van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik ben daar ook niet verantwoordelijk voor; dat is mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar in z'n algemeenheid klopt het dat alle organisaties prioriteiten moeten stellen. Ik ga er dus van uit dat dat ook geldt voor de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, maar ik denk dat het beter is dat de heer Paternotte zich verstaat met mijn collega van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, want daar hoort deze discussie thuis.
De voorzitter:
Heel kort nog.
De heer Paternotte (D66):
Ik begrijp heel goed dat de staatssecretaris dit doorverwijst en dat de minister daarvoor verantwoordelijk is. Tegelijkertijd spreekt de regering natuurlijk met één mond. De intentie van de motie is natuurlijk om erop te wijzen hoe belangrijk het is dat juist in deze markt aandacht gegeven wordt aan die handhaving, omdat in die handhaving ook prioriteiten gesteld moeten worden. Ik vraag me af of de staatssecretaris dat ook zo heeft begrepen.
Staatssecretaris Keijzer:
De motie verzoekt het kabinet toe te zien op een adequate handhaving van wet- en regelgeving, zoals de Wet aanpak schijnconstructies, in dit geval voor de gehele brievenpost- en pakkettenpostmarkt. Daarvan heb ik gezegd wat ik gezegd heb, namelijk dat het altijd goed is om wet- en regelgeving te handhaven. Over de prioritering van de Arbeidsinspectie ga ik niet. Daarvoor moet de heer Paternotte zich echt verstaan met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De voorzitter:
Daarmee is de staatssecretaris aan het eind van haar betoog gekomen en zijn wij volgens mij ook aan het eind van dit VAO gekomen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik meld u nog dat wij vanmiddag, na afloop van het debat over de Europese top, al hierover gaan stemmen, omdat daar een zekere spoed bij is.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-34-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.