13 Effecten stikstofuitstoot op natuur en biodiversiteit

Aan de orde is het dertigledendebat over de effecten van de stikstofuitstoot op de natuur en biodiversiteit in Nederland. 

De voorzitter:

Aan de orde is het dertigledendebat over de effecten van de stikstofuitstoot op de natuur en biodiversiteit in Nederland. Ik heet wederom welkom de minister van Economische Zaken en ik geef als eerste het woord aan de heer Grashoff namens GroenLinks. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Eierenschalen van koolmezen die uit elkaar vallen en kuikens met gebroken pootjes door kalkgebrek: is dat een droevig maar alleenstaand feit? Als dat zo was, zou ik er geen debat over hebben aangevraagd, maar het staat niet op zichzelf. Het is een symptoom van een fors probleem, namelijk de veel te hoge neerslag van stikstof op onze bodem. Die veroorzaakt verzuring en vermesting van de bodem en dat heeft een desastreuze uitwerking op de rijkdom aan planten en dieren, ons natuurlijk kapitaal dat ook weleens met een te duur woord "biodiversiteit" wordt genoemd. 

Verzuring leidt tot de uitspoeling van belangrijke mineralen, waaronder kalk, met een direct negatief effect op planten en dieren. Vermesting leidt tot het wegdrukken van veel plantensoorten door die enkele soorten die nu eenmaal goed gedijen bij een hoog stikstofgehalte. Tegelijkertijd verandert daardoor ook de chemie in planten en bomen met weer negatieve effecten op plantenetende rupsen, insecten en dergelijke. Zo zie je die effecten zich doorzetten in de hele voedselketen. Het is een sluipend proces van verlies aan soortenrijkdom, planten en dieren. Het is een proces dat al heel lang gaande is maar dat nog steeds doorgaat. We stoten immers nog steeds veel meer stikstof uit dan onze natuur aankan. 

Stikstof komt neer in twee vormen, de ene als stikstofoxides en de andere als ammoniak en aan ammoniak verwante verbindingen. De stikstofoxides komen uit transport, energiecentrales en industrie, laat ik maar zeggen: uit de uitlaat. De ammoniak komt voor het over-, overgrote deel uit de mest. En die ammoniak vormt bij elkaar grofweg twee derde van de totale stikstofdepositie in Nederland. Veldmetingen tonen aan dat de neerslag van ammoniak sinds 2004 gemiddeld niet meer daalt, daarvoor wel maar sinds 2004 niet meer. Mogelijk is het de laatste twee jaar zelfs weer gestegen. Overigens gebeurt dit met hele grote regionale verschillen. Zo steeg in het Dwingelderveld, een van onze belangrijkste natte heidegebieden in Drenthe, de ammoniakdepositie tussen 2010 en 2015 met 40%. Iedereen die er weleens geweest is, weet hoe prachtig het daar is, maar het is ook een heel stikstofgevoelig gebied. 

De totale stikstofdepositie daalt wel maar uiterst langzaam en dat komt geheel voor rekening van die stikstofoxide. Volgens prognoses van het RIVM gaan we terug naar pak 'm beet 25 kilo in 2030 en dat terwijl het overgrote deel van onze natuur maar 10 tot 20 kilo stikstof per hectare per jaar aankan. Dat halen we dan pas rond 2045 en in de tussentijd hoopt de stikstof zich verder op in de bodem. Natuurherstel is daardoor een vorm van dweilen met de kraan open. Het is zelfs dan nog zinvol om het wel te doen. We steken er veel geld in maar dat heeft een eenmalig effect dat wordt overschaduwd door de voortgaande depositie. 

Voorzitter, ik rond af met vier korte vragen. 1. Is de minister bereid om een onafhankelijke tussenevaluatie te laten plaatsvinden op de werking van het stikstofbeleid? 2. Is de minister bereid om nader onderzoek te laten doen naar de langetermijneffecten van langdurige hoge stikstofuitstoot? 3. De landelijke monitoringsrapportage stikstof over 2016 is er nog niet. Kunnen we die nu snel verwachten? En wil de minister die dan ook direct doorsturen naar de Kamer? Tot slot. In het kader van de PAS zouden er afspraken gemaakt worden over een pakket reservemaatregelen. Hoe staat het daarmee? Is dat pakket er al en wanneer kunnen wij dat verwachten? 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. De Kamer heeft net uitgebreid gedebatteerd met de minister over het effect van de veestapel op het klimaat. Nu hebben we het over het effect van de veestapel op de natuur, lokaal dus. We zouden het ook kunnen hebben over het effect op de volksgezondheid. Ik noem maar iets, want er zijn genoeg onderwerpen waarover je kunt spreken en die allemaal, helaas, een link hebben met de intensieve veehouderij. 

Maar we hebben het nu ook over mest en de gevolgen daarvan. De intensieve veehouderij veroorzaakt, produceert enorme hoeveelheden mest. De ammoniak uit die mest zorgt voor verzuring van de bodem en legt een deken van stikstof over de natuur en de wijde omtrek. Daardoor ontstaat grote schade aan die natuur. Plantensoorten verdwijnen door die stikstof of worden overwoekerd door bijvoorbeeld brandnetels, want die houden wel van stikstof. Die kennis is niet nieuw. 

Wat wel nieuw is, en de directe aanleiding voor dit debat, is een studie die in detail laat zien wat het effect van die ammoniakuitstoot is op de dieren op de Veluwe, en dat effect is dramatisch. Onderzoekers keken naar koolmezen. Als gevolg van de ammoniakverzuring wordt de kalkhuishouding van deze vogels volledig ontregeld. De eieren die ze leggen, hebben door kalkgebrek een veel dunnere schaal en drogen daardoor heel snel uit. Veel kuikens sterven door uitdroging op die manier in het ei. Als eieren wel uitkomen, hebben de kuikens door kalkgebrek veel zwakkere botten. Die vogels zijn ten dode opgeschreven en sterven jong. 

Die ammoniakuitstoot vormt dus een groot probleem. Het kabinet verwijst graag naar de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) als maatregel. De staatssecretaris deed dat ook in zijn brief van 6 juli, maar de PAS voorkomt die schadelijke effecten op de natuur niet. Dat hoeft niemand te verbazen, want de PAS is primair bedoeld om de economische ontwikkeling van de veehouderij mogelijk te maken. Als we werkelijk die kwetsbare natuur en dieren- en plantensoorten in Nederland willen beschermen, moeten we iets doen aan de bron van de uitstoot: die gigantische hoeveelheid mest. 76 miljard kilo mest per jaar volgens het CBS. Dat is 4.500 kilo per Nederlander oftewel 35 badkuipen vol met mest voor elke Nederlander. Een onvoorstelbaar grote hoeveelheid met een ontwrichtend effect op de natuur. 

Volgens het Compendium voor de Leefomgeving is in Nederland inmiddels 85% van de inheemse dieren- en plantensoorten verdwenen. Nergens in Europa is de biodiversiteit harder achteruit gehold dan in Nederland. Elk onderzoek wijst naar de intensieve veehouderij als een van de hoofdoorzaken. Als we iets van de kwetsbare natuur willen beschermen, als we willen voorkomen dat de natuur steeds verder verzuurd, als we willen zorgen dat de biodiversiteit groeit in plaats van krimpt, als we willen zorgen dat vogels weer gezonde kuikens krijgen, zullen we moeten ingrijpen bij de bron. We zullen naar minder dieren toe moeten. Nederland is te klein voor de gigantische aantallen dieren die we houden en de effecten op de natuur van de uitstoot van ammoniak zijn te groot om verder te gaan op deze schaal. 

Voorzitter, ik zou daarop graag een reactie horen van de minister. 

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van de heer Geurts. 

De heer Geurts (CDA):

Dat je in drie minuten zo veel ellende over Nederland kunt uitstorten, vind ik op zichzelf wel knap, maar de vraag die ik heb aan de Partij voor de Dieren is de volgende. Kalkgebrek in koolmezen, geldt dat voor heel Nederland? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik kan nu zeggen wat er op de Veluwe gebeurt. Het onderzoek waar ook dit debat over gaat, gaat over de Veluwe. Daar is gekeken naar de uitstoot van de intensieve veehouderij. Daar komt ammoniak uit. Dat is een zure stof. Die komt in het milieu. Door die zuurheid spoelt onder andere kalk weg. Dat lost op en spoelt weg. Ik zeg niet heel Nederland, ik zeg wel in de omgeving van de intensieve veehouderij en de vee-industrie. 

De heer Geurts (CDA):

In haar betoog haalt de Partij voor de Dieren één klein gebiedje aan waar ook andere redenen kunnen zijn voor een kalkgebrek en dat positioneren ze over heel Nederland heen. Nou, ik kan u vertellen dat Sovon aangaf dat er met koolmezen en pimpelmezen niets aan de hand is, en ik citeer een van de mensen van Sovon. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Er zijn gebieden waar meer intensieve veehouderij is en gebieden waar minder intensieve veehouderij is. Er zijn ook gebieden met veel verkeer, maar het verkeer — dat heeft de heer Grashoff ook gezegd — veroorzaakt stikstofoxiden. Die hebben een heel andere werking. Die kunnen ook schadelijk zijn, maar niet op de manier waarop ammoniak/ammonium dat is. Waar ik het over heb, is de omgeving van intensieve veehouderijen. Daar wordt veel ammoniak uitgestoten. Daar verzuurt de omgeving en daar kan dat heel schadelijk zijn, ook als je gaat kijken naar de plek waar het is. Op de Veluwe zijn de gronden inderdaad anders dan bijvoorbeeld in Midden-Limburg. Afhankelijk van de plek kan het dat effect hebben, en op de Veluwe is dat dus heel schadelijk. Maar ik heb niks gezegd over heel Nederland. Ik heb iets gezegd over deze specifieke plek. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Groot namens D66. 

De heer De Groot (D66):

Meneer de voorzitter. Ik heb drie punten in dit drieminutendebat. 

1. Over het meten. Rondom het meten van ammoniak zijn, althans bij D66, onduidelijkheden ontstaan. In dat verband heb ik vier vragen. Halen wij de NEC-doelstellingen echt zonder aanvullende maatregelen? Hoe kan dat zonder dat de ammoniakconcentratiemetingen teruglopen? Hoe verklaart u in dat verband de teruggang van biodiversiteit van plant en dier? Ik heb het dan vooral over stikstofmijdende vlinders. Hoe beoordeelt u de roep van het RIVM om extra metingen in verband met het gebrek aan kennis van de relatie tussen ammoniak en de gezondheid van omwonenden? 

2. Over de kringloop. In verband met ammoniak hoor ik vaak de term "luchtwasser". Afgezien van het brandgevaar daarvan voor varkens, is het ook een end-of-pipeoplossing. Ammoniak ontstaat als mest verrot in plaats van rijpt. Welke praktische innovaties die van mest weer een waardevolle grondstof kunnen maken ziet de minister? 

Dan de bodem. Gewassen hebben koolstof en stikstof nodig. Bij een overmatige stikstofbemesting zullen micro-organismen de organische stof in de bodem sneller verteren en zal de bodemkwaliteit afnemen. In hoeverre wordt in de PAS via het stimuleren van een gezonde bodem ammoniakuitstoot tegengegaan? Wordt ook dit meegenomen in de bodemstrategie? 

3. Tot slot over de natuurmonitoring. Zoals het voorbeeld van de vlinders al aangaf, is onze biodiversiteit wellicht de beste indicator voor de stikstoftoestand. Er zijn in Nederland 30.000 vrijwilligers in de natuur bezig om onze biodiversiteit in kaart te brengen. Nederland is wereldwijd koploper en kent een lange traditie hierin. Toch is de ondersteuning van de overheid minimaal. Dan heb ik het niet over het Netwerk Ecologische monitoring (NEM) waarover ik hoor ik dat de samenwerking tussen OCW en EZ matig is. Ik heb het ook niet over het Kennisnetwerk Ontwikkeling Beheer Natuurkwaliteit (OBN) waarvan het budget rond 2008 gehalveerd is. Wel graag overigens een reactie. Ik heb het wel over de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Hoewel de uitvoering van het natuurbeleid gedecentraliseerd is, blijft het Rijk verantwoordelijk voor de monitoring. EZ is systeemverantwoordelijk. Dat betekent dat er een centraal kennis- en informatienetwerk moet zijn. Daarvoor moet voldoende budget zijn. Bedenk daarbij dat die databank wordt gevuld door die 30.000 vrijwilligers zodat wij als overheid voor een dubbeltje op de eerste rang zitten. Graag een reactie hierop van de minister. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik hoorde de heer De Groot kritische woorden spreken over luchtwassers. Die kritische woorden klinken mij als muziek in de oren, want er is heel veel op aan te merken. Is er nu een verandering in het standpunt van D66? Ik had begrepen, ook in Brabant, dat D66 in principe voor luchtwassers is, ook al is er heel erg veel op aan te merken. De heer De Groot had het over een end-of-pipeoplossing. Je zou ook kunnen zeggen dat het gewoon een vorm van symptoombestrijding is die bovendien heel vaak niet werkt en fraudegevoelig is. Is dit een verandering voor D66? 

De heer De Groot (D66):

Nee, D66 is ook in Brabant op zoek naar technologieën waarmee veehouders, varkenshouders kunnen voldoen aan de daar mede door D66 aangescherpte normen. Maatregelen die ervoor zorgen dat er minder ammoniak ontstaat, hebben daar de voorkeur. De sleutel daarvoor is het beter omgaan met mest. Dat is ook de achtergrond van de vraag aan de minister. Laatst, tijdens een werkbezoek aan Brabant, begreep ik dat er nog heel weinig praktisch toepasbare technieken zijn. En als ze er zijn, komen de pilots onvoldoende van de grond. Dat is de achtergrond van deze vraag. 

D66 is ook om een andere reden tegen luchtwassers. Bij stalbranden fungeren ze als een soort vlammenwerper. De afschuwelijke beelden daarvan hebben we gezien. Dat is natuurlijk de reden geweest dat D66 eerder met de Partij voor de Dieren daarover een motie heeft ingediend, die toen door de Kamer is aanvaard, naar aanleiding waarvan nu het kabinet eindelijk aanvullende maatregelen heeft aangekondigd die wij absoluut toejuichen. 

De voorzitter:

In het vorige debat moest ik de interrupties wat kort houden, maar ook de antwoorden kunnen korter. De heer Wassenberg heeft nog een vraag. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat de heer De Groot niet gelooft in luchtwassen en zegt dat dat een techniek is die niet voldoet, is prima. Het geloof in mogelijke andere technische oplossingen begrijp ik niet helemaal. Er is natuurlijk één heel makkelijke oplossing: krimp het aantal dieren in. Dan heb je niet alleen minder uitstoot, maar dan heb je ook de volksgezondheid beter beschermd en heb je de klimaateffecten. Kan de heer De Groot daarop reageren? 

De heer De Groot (D66):

Het verschil tussen D66 en Partij voor de Dieren is dat minder dieren bij D66 zeker een optie is waar het gaat om natuurgebieden en omwonenden, maar dat het niet, zoals bij de Partij voor de Dieren, een oplossing is op zoek naar een probleem. Dat is het verschil. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Geurts namens het CDA. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. We hebben als mensen de verantwoordelijkheid om zorg te dragen voor onze omgeving en dat betekent ook dat we rekening moeten houden met de natuur. Zo kunnen we blijven genieten van het groen om ons heen. Gelukkig vertoont de natuur volgens het Planbureau voor de Leefomgeving op vele plaatsen herstel. 

Met het oog op de stikstofdepositie hebben we de Programmatische Aanpak Stikstof ingesteld, waarmee gericht maximumhoeveelheden depositie worden vastgelegd voor bepaalde gebieden. Dit heeft tot effect dat er bij sommige Natura 2000-gebieden geen vergunningen meer worden afgegeven. Daarmee vergen we veel van bedrijven die daar gevestigd zijn. Aan de andere kant is het wel een juridisch kader dat rechtszekerheid biedt. Jammer daarom dat de provincie Brabant de PAS aanwendt om verregaand te sturen. Ook de provincie Brabant zal rechtszekerheid moeten geven. 

Het natuurbeleid is gedecentraliseerd naar de provincies, omdat zij dichter bij de gebieden en onze inwoners staan. In de reactie van de voormalige staatssecretaris op het rapport lees ik dat de provincies voornemens zijn of de provincie voornemens is om maatregelen te nemen zodat kalk wordt toegevoegd. Bij dit soort maatregelen denk ik: er zijn wel ecologische tendensen en de natuur verandert. Hoe zorgen we ervoor dat maatregelen robuust zijn? Mijn vraag aan de minister is of er onderzoek gedaan is naar het toevoegen van kalk en het afplaggen van bosgebied op zand. 

De Raad van State heeft prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over een aantal zaken betreffende de Programmatische Aanpak Stikstof. Wanneer wordt de uitspraak van het Hof hierover verwacht, nu het Hof heeft aangegeven deze vragen met voorrang te behandelen? De Raad van State geeft aan dat de behandeling van deze zaken wordt opgeschort en verdere beslissingen worden aangehouden. Betreft dit alle beslissingen met betrekking tot de Programmatische Aanpak Stikstof? Welke gevolgen heeft het aanhouden van deze beslissingen? 

Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. Een interruptie van de heer Grashoff. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De heer Geurts zegt hier dat er eigenlijk niet zo'n probleem is, omdat we aan alle kanten herstel zien van de natuur. Daarna zegt hij iets waar ik wat meer mee kan, namelijk dat er wel iets gaande is in de natuur. Want anders hoefde je ook dat kalk niet toe te voegen. Zou de heer Geurts bereid zijn om nog eens samen met mij indringend te spreken met een aantal ecologen in Nederland om nog eens heel goed te kijken naar wat er nu goed gaat en wat er niet goed gaat in de natuur? Dat zou ik buitengewoon op prijs stellen. 

De heer Geurts (CDA):

Ik las in de media een interview met de heer Grashoff, waarin hij volgens mij aangaf, een vrij citaat, dat ze stonden te dringen voor de deur om het hem uit te leggen. Daar kan ik me wel iets bij voorstellen, maar dat is vanuit mijn perceptie. Ik denk dat het goed is, als u daar behoefte aan hebt, om dat gewoon via de procedurevergadering te doen. Want het is mooi dat u en ik er kennis van nemen, zo zeg ik via de voorzitter tegen de heer Grashoff, maar misschien is het ook goed voor de rest van de Kamerleden om daar kennis van te nemen. Want het is een feit dat de ammoniakuitstoot in de afgelopen decennia meer dan gehalveerd is. Hij is gegaan van 260 kiloton in 1990 naar 120 kiloton in 2015. Ik hoop dat die onderzoekers dat de Kamer ook vertellen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Het voordeel van spreken met wetenschappers, zeker op dit terrein, is dat ze niet voor enig karretje te spannen zijn, ook niet voor dat van mij. Wat ik hoor, is dus wat zij onderzoeken en wat zij vaststellen. En de overall lijn is: het gaat slecht met de biodiversiteit in Nederland. En er zijn inderdaad uitzonderingen van soorten waar goede successen mee geboekt worden. Gelukkig. 

Maar ik neem de suggestie van de heer Geurts over. Ik hoop dat hij mij dan steunt. Misschien kan hij daar nog één opmerking over maken. Wij moeten zo snel mogelijk eens met elkaar een heel stevig rondetafelgesprek voeren waarbij de uitleg aan ons allen gegeven wordt hoe het nou echt gaat met die biodiversiteit. 

De heer Geurts (CDA):

Ik wil hier toch even op reageren. Ik haalde het citaat uit de Balans van de Leefomgeving 2017. Daarin staat letterlijk: "De gemiddelde kwaliteit van de Nederlandse landnatuur neemt de laatste tijd iets toe. Er zijn tekenen van herstel. Positief is dat het sinds 2005 wat beter gaat met bedreigde soorten. De rode lijsten worden niet meer langer en de mate van bedreiging is gemiddeld wat afgenomen." Vertel dat verhaal ook. Als u met mij van mening bent dat ook de mensen die dit soort dingen aanhangen, uitgenodigd worden, moeten we daar nog eens goed over nadenken. Daar hebben we allemaal een meerderheid voor nodig. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Lodders namens de VVD. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Vanaf deze plaats misschien toch ook een compliment in de richting van de minister. De landbouwwoordvoerders hebben toch vaak met al deze onderwerpen te maken, maar de onderwerpen die ik vanavond al langs heb horen komen … Veel waardering voor de beantwoording die er is geweest en die nog komen gaat. 

Voorzitter, ik durf wel te stellen dat iedereen van onze natuur houdt, of het nou is om er een wandeling te maken, te sporten in de natuur, of simpelweg om te genieten van de planten en dieren die onze natuur rijk is. We moeten zorgvuldig omgaan met onze natuur. 

Nu voeren we vanavond een debat over de effecten van de uitstoot van stikstof op de natuur en de biodiversiteit. Er zijn verschillende bronnen die bijdragen aan de uitstoot van stikstof: het verkeer, de industrie. Een deel is ook afkomstig uit het buitenland. En ja, ook de landbouw neemt een deel voor zijn rekening. 

De aanleiding voor dit debat is een onderzoek in het gebied Noord Ginkel op de Veluwe. Dat is een relatief klein gebied. De vraag die rijst, is dan ook of dit onderzoek representatief is voor heel Nederland. Die vraag stel ik dan maar aan de minister. 

In de afgelopen jaren zijn er veel ontwikkelingen geweest. Sinds 1990 is de uitstoot van stikstof fors gedaald; daarover zijn net al een aantal cijfers gepresenteerd en aangehaald. Daarnaast is met de invoering van de Programmatische Aanpak Stikstof een instrument geïntroduceerd om de stikstofuitstoot verder terug te brengen. En hoewel een aantal clubs en organisaties ons anders willen doen geloven, gaat het gelukkig op veel onderdelen ook goed met de natuur en de biodiversiteit in Nederland. Zo is het aantal zoogdieren in Nederland toegenomen. Ik heb het dan over de trend. Tussen 1990 tot 2015 is het aantal kikkers en padden toegenomen. En ook bij het aantal broedvogels zien we een lichte stijging. En na jaren van achteruitgang zien we nu ook weer meer vlindersoorten waar het goed mee gaat. 

Zijn we er daarmee? Nee. Maar het geeft wel aan dat de ingezette beleidsrichting langzaam maar zeker vooruitgang boekt. Mijn fractie vindt het onverstandig om op basis van kleine onderzoeken in een relatief klein gebied het beleid ter discussie te stellen en keer op keer aan te passen. Uiteraard is het goed om de vinger aan de pols te houden. Mijn vraag is dan ook of de Programmatische Aanpak Stikstof op dit moment voldoende instrumentarium biedt om op de juiste punten te sturen. Biedt de PAS nog steeds ruimte voor die belangrijke economische ontwikkeling en houdt hij tegelijkertijd rekening met de ontwikkeling van de natuur? 

Dank u wel, voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw Dik-Faber namens de ChristenUnie. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Nederland is een dichtbevolkt land met veel economische activiteiten: handel, industrie, landbouw, wegen en woningbouw. We krijgen welvaart, banen en voedsel maar er is ook een keerzijde aan al deze economische activiteiten. Volgens het Europees Milieuagentschap staat Nederland tweede op de lijst van Europese landen die het meeste stikstof uitstoten. Alleen Duitsland doet het slechter. Stikstof heeft een negatief effect op de biodiversiteit in ons land. Alleen daarom al is het belangrijk om maatregelen te treffen die de stikstofdepositie ook echt reëel terugbrengen. We kunnen dat niet alleen. Als buurland Duitsland het nog slechter doet dan wij, moeten ook daar maatregelen worden genomen. Stikstof houdt zich immers niet aan landsgrenzen. Dat leidt al direct tot een interruptie, voorzitter. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat buitenland, dat toch altijd de schuld is ... Wij leven in een land met overwegend westenwind. Als mevrouw Dik-Faber de rapporten goed bekijkt, dan kan zij zien dat wij aan ammoniakdepositie vijf keer zoveel uitvoeren naar het buitenland als dat we importeren. Zou mevrouw Dik-Faber dat willen meenemen in haar overwegingen? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het is correct wat de heer Grashoff zegt: wij zijn netto-exporteur van stikstof. Ik vind ook dat Nederland maatregelen moet treffen, maar ook het buitenland zal dat moeten doen want er komt ook stikstof vanaf het buitenland naar ons land toe. Stikstof houdt zich niet aan landsgrenzen en dat vraagt een aanpak aan beide zijden van de grens. 

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter, dat ga ik doen. De Programmatische Aanpak Stikstof is een belangrijk instrument om een evenwicht te vinden tussen economische ontwikkeling en behoud en herstel van natuur in ons land. Wij zien nu de eerste hoopvolle signalen. In de meeste gebieden is sprake van een daling van de stikstofdepositie of zelfs een grotere daling dan eerder was voorzien. Strengere eisen aan de emissies van zeeschepen op de Noordzee en emissiereducerende maatregelen in het buitenland zijn daarvan de belangrijkste oorzaken, heb ik vandaag gelezen in een rapport van, naar ik meen, het RIVM. Ook in het verkeer, de industrie en de landbouw zullen de emissies verder dalen. Daarbij is het belangrijk goed te meten en niet alleen te koersen op modelberekeningen. Immers, meten is weten. Is het meetnetwerk adequaat, vraag ik de minister. Zijn er voldoende meetpunten om de effecten van beleid ook echt op gebiedsniveau te beoordelen? 

Voorzitter. De landbouw is een belangrijke bron van stikstof, maar we zien dat juist de landbouw ook zijn verantwoordelijkheid heeft genomen. De ammoniakuitstoot is in de afgelopen decennia meer dan gehalveerd. De heer Geurts gaf het al aan: van 260 kiloton in 1990 naar 120 kiloton in 2015. De sector komt daarmee onder de Europese norm voor ammoniakemissie. Voor de komende jaren wil de sector zich inspannen voor een verdere reductie met ten minste 10 kiloton. Dat juich ik van harte toe. 

Al eerder in het debat is aan de orde geweest dat het natuurbeleid gedecentraliseerd is naar de provincies. Mijn fractie is ook echt voorstander van een gebiedsgerichte aanpak. Ik wil een van die gebieden hier voor het voetlicht brengen: de regio FoodValley. Het Manifest Gezonde Leefomgeving Veehouderij, dat is opgesteld in de regio FoodValley, laat echt zien dat de gebiedsgerichte aanpak werkt. Het gaat hier om innovaties die plaatsvinden op het boerenerf. In april van dit jaar heeft de Kamer mijn motie aangenomen om dit manifest actief te ondersteunen, onder meer door de praktische toepassing van emissiereducerende technieken binnen de bedrijfsvoering van individuele ondernemers te verbeteren. Van de 21 ingezonden innovaties zijn er 10 geselecteerd maar slechts 2 kunnen er worden uitgevoerd. Of uiteindelijk alle tien innovaties getest kunnen worden, hangt af van de medewerking van de gemeenten, de provincie Gelderland en het ministerie van Economische Zaken. Mijn laatste vraag is: kan de minister toezeggen dat in ieder geval niet het Rijk hier de belemmerende factor is? 

Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Futselaar. 

De heer Futselaar (SP):

Mevrouw Dik-Faber is voorstander van gedecentraliseerd beleid en van de gebiedsgerichte aanpak. Daar kan ik veel in vinden. Maar hoe duidt zij dan bijvoorbeeld dat op dit moment een groot aantal veehouders de provincie Brabant aanklaagt juist met het argument "wij worden door het provinciale beleid anders behandeld dan agrariërs over de provinciegrenzen"? Als je zo gaat denken, dan ben je toch feitelijk het hele gebiedsgerichte beleid aan het ondergraven? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Een gebiedsgerichte aanpak helpt ontzettend om mensen die economische belangen vertegenwoordigen, mensen die natuurbelangen vertegenwoordigen en mensen die de overheid vertegenwoordigen bij elkaar om de tafel te zetten. Dat is niet met allerlei wet- en regelgeving want die wordt op landelijk niveau gemaakt, maar lokaal of regionaal komt men tot allerlei oplossingen. Wat er nu in Brabant is gebeurd, is dat men onmogelijke eisen heeft gesteld aan de veehouderij, met steun ook van de fractie van de SP, die ertoe zullen leiden dat de kapitaalintensieve bedrijven het zullen overleven, de bedrijven die produceren voor een specifiek segment ook en dat het gehele middensegment zal verdwijnen. Ik ben daar niet trots op. Ik vind dit echt een voorbeeld van hoe een provinciebestuur niet zou moeten handelen. 

De heer Futselaar (SP):

Niet alleen met de steun van de fractie van de SP, maar ook met de steun van de bestuurder van de SP die daar zit. Mevrouw Dik-Faber heeft voor mij iets heel belangrijks gezegd. Ze zegt namelijk "voor mij is een gebiedsgerichte aanpak niet wet- en regelgeving" en we gaan, denk ik, in de toekomst nog meer over gebiedsgerichte aanpak praten. Als je niet zegt dat je een aanpak gaat inkaderen om ervoor te zorgen dat die ook wordt nageleefd, ben je eigenlijk vooral regionaal aan het praten met elkaar. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Laten we het ook niet onderschatten. Er wordt regionaal met elkaar gesproken, maar er wordt ook regionaal tot oplossingen gekomen. Maar niet met wet- en regelgeving. Dat is iets wat we hier op rijksniveau met elkaar bespreken. 

Daar wil ik het graag bij laten. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Futselaar namens de SP. 

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel, voorzitter. Vroeger, jaren geleden, in een vorig leven, was ik beleidsmedewerker landelijk gebied bij een middelgrote provincie. In die provincie lagen veel relatief kleine Natura 2000-gebieden, de topnatuurgebieden van Nederland, zou je kunnen zeggen, en er waren ook vrij veel intensieve veehouderijen, vaak heel dicht bij elkaar. Dat zorgde voor grote problemen. De kwaliteit van de natuurgebieden stond zwaar onder druk en aan de andere kant kregen landbouwbedrijven geen natuurbeschermingsvergunningen, tot frustratie van het provinciebestuur, dat — dat is mijn interpretatie — toch ietwat op de traditionele landbouw gericht was. Landbouw en natuur hielden elkaar in de praktijk in een houdgreep. De situatie leek uitzichtloos voor ons provincieambtenaren. U weet misschien, voorzitter, dat het in provinciehuizen in het algemeen al niet zo leuk is, en al helemaal niet als men zo onder druk staat. Maar er werd vol ontzag gefluisterd in de stoffige provinciegangen: "een oplossing!" Een oplossing gloorde aan de horizon: de Programmatische Aanpak Stikstof. Die zou al onze problemen oplossen. Economie en ecologie hand in hand, de kool en de geit beide gespaard. 

Inmiddels hebben we de PAS en moeten we kijken naar de realiteit. De PAS heeft economische ruimte opgeleverd maar nauwelijks bijgedragen aan het behalen van de Europese natuurdoelen. We hebben gekozen voor economie boven ecologie. De kool en de geit zijn niet gespaard. Al moet ik toegeven dat sinds de invoering van de PAS het aantal geiten in Nederland aanmerkelijk is toegenomen, maar dat is niet gerelateerd. De realiteit is dat in een dichtbevolkt land met kwetsbare natuur en een stikstof producerende veehouderij je niet kunt blijven wegduiken voor moeilijke keuzes. Niet alleen praten over mitigerende maatregelen, maar ook over stikstofreductie. Soms is het economie óf ecologie, en de ecologie is aan de verliezende hand. 

Voorzitter. Dat is niet alleen triest, maar bij vlagen zelfs potsierlijk. Wij kennen het voorbeeld dat jaarlijks voor tienduizenden euro's korhoenderen vanuit Zweden naar de Sallandse Heuvelrug worden geëxporteerd, waar de grond nu dusdanig verzuurd is dat er te weinig insecten zijn, waardoor er geen voedsel is voor de korhoenderen en er elk jaar weer korhoenderen omkomen van de honger. Dat is een vrij absurde situatie die nu in stand blijft. 

Voorzitter. We hebben een PAS met nieuwe uitgangspunten nodig, gebaseerd niet alleen op het tegenhouden van verdere achteruitgang in Natura 2000 — zo werkt het huidige stelsel — maar ook op het serieus behalen van de Europese natuurdoelen waaraan wij ons verplicht hebben. Daarvoor is een afname van stikstofdepositie cruciaal en daarbij ontkomen we er niet aan om ook naar de landbouw te kijken als grootste producent van stikstof. 

Voorzitter. Naast het aanpakken van het bronprobleem van stikstof is het ook de moeite waard om te kijken naar het proces van de beheerplannen van Natura 2000-gebieden. Daar wil ik kort bij stilstaan. Ik wijs erop dat het bij het in werking treden van de Natuurbeschermingswet in 2005 de bedoeling was om binnen drie jaar tot beheerplannen te komen voor alle Natura 2000-gebieden. Nou zijn er veel redenen waarom dit proces is vertraagd, maar toch. Het is 2017 en er zijn nog steeds veel gebieden zonder vastgesteld beheerplan en sommige lijken daar nog ver van af te staan. Wat de SP betreft is dat een onaanvaardbare situatie en wij zullen de minister dan ook om maatregelen vragen. 

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van de heer Geurts voor u. 

De heer Geurts (CDA):

In het begin hoorde ik de heer Futselaar iets zeggen over Brabant. Is de heer Futselaar nou echt zo trots op wat er in Brabant is gebeurd? De stikstof wordt daar bij de landbouw weggehaald en vervolgens naar andere takken gebracht. Die gaat dan naar de industrie. 

De heer Futselaar (SP):

Het is geen debat over de specifieke situatie in Brabant, maar ik wil daar wel op ingaan. Zoals waarschijnlijk iedereen hier, ben ik ook in Brabant geweest. Ik ben ook in Oost-Brabant geweest. Als je kijkt naar de huidige situatie in Brabant in vergelijking met bijvoorbeeld twintig jaar geleden, dan zie je iets interessants. Twintig jaar geleden waren het mensen uit de stad, zoals ik, die zeiden: dat kan niet met die veehouderij. Als je nu daarheen gaat, dan merk je dat het de mensen uit die dorpen zelf zijn die zeggen: het kan hier niet meer zo! De provincie Brabant, dit provinciebestuur in Brabant heeft durven zeggen: wij erkennen dat het op deze manier niet meer kan doorgaan en wij moeten beginnen met maatregelen nemen, met de beperkte middelen die wij juridisch gezien hebben. Wat dat betreft ben ik er een groot voorstander van om het nog een keer over de Wet veedichte gebieden te hebben, die wij graag zouden willen hebben. 

De heer Geurts (CDA):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg of u trots was op wat er in Brabant gebeurt. 

De heer Futselaar (SP):

Ik heb gezegd dat ik trots ben op het feit dat de provincie Brabant heeft gezegd: wij trekken een streep hier. 

De heer Geurts (CDA):

Volgens mij was ik aan het woord, voorzitter. Het gaat erom dat het op een bizarre wijze wordt weggehaald. De toekomst, de rechtszekerheid van familiebedrijven en gezinsbedrijven wordt gewoon totaal weggeslagen door een provinciebestuur. Daar bent u trots op, zo zeg ik via de voorzitter tegen de heer Futselaar. Het wordt gewoon niet voor ecologie gebruikt, om uw woorden te gebruiken. Het wordt niet gebruikt om de ecologie en de landbouw in balans te brengen. Nee, de stikstof wordt gewoon weer uitgegeven aan wegen of op andere manieren. Is de heer Futselaar van de SP-fractie daar echt trots op? 

De heer Futselaar (SP):

Ik herhaal wat ik net heb gezegd: ik ben er trots op dat de provincie Brabant heeft gezegd dat deze situatie in deze regio op deze manier niet leefbaar blijft. Dan hebben we het ook over de volksgezondheid en over alle andere problemen die wij hier inmiddels bijna wekelijks bespreken als het gaat om de intensieve veehouderij. Ik ben er trots op dat ze daar hebben durven zeggen: wij zetten daar een streep. Ja, daar ben ik trots op! 

De voorzitter:

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef het woord aan de minister voor zijn beantwoording in eerste termijn. 

Minister Kamp:

Voorzitter. Dank voor de inbreng van de woordvoerders. Het laatste wat ik wil doen is de ernst van problematieken proberen weg te praten. Ik wil dat zeker ook niet doen bij de problematiek van de deposities waarover we het vandaag hebben. Maar het is wel goed om het in het juiste perspectief te plaatsen. 

Ik heb zelf nog meegemaakt dat we allemaal oprecht verontrust waren over de zure regen en wat die allemaal voor effecten had. Die zure regen had verschillende oorzaken. Er waren verschillende verzurende stoffen. Je hebt de stikstofverbindingen. Ik geloof dat de heer Grashoff het al zei: je hebt ammoniak en je hebt stikstofoxiden. Dat zijn de twee stikstofverbindingen. Daarnaast heb je zwaveldioxide. Als je dan ziet wat er is gebeurd sinds die periode waarin ik mij met vele anderen oprecht bezorgd maakte over die zuren regen, in de jaren tachtig. Als je ziet wat er tussen toen en nu is gebeurd. De uitstoot van stikstofoxiden — dat heeft vooral te maken met verkeer en industrie — is met 61% gedaald. Er is een daling van 61% geweest. En nu hoor ik u zeggen: ja, maar met de uitstoot van ammoniak in de veehouderij is het veel slechter gesteld. Nee, de uitstoot van ammoniak is sinds de jaren tachtig met 64% gedaald. Dat is dus geen daling van 61%, maar van 64%. Dat is dus nog een grotere daling. De uitstoot van zwaveldioxide, SO2, is sinds de jaren tachtig met 85% gedaald. 

Ik weet dat ik nu zit terug te kijken naar de jaren tachtig, maar het RIVM heeft ook gekeken naar de situatie voor de stikstofoxiden tussen 2014 en 2030. Voor die periode hebben ze berekeningen gemaakt. Daarin is nog eens een extra daling van de uitstoot van stikstofoxiden te zien. Die gaat van 368 kiloton in 2014 naar 334 kiloton in 2030. In dezelfde periode daalt de uitstoot van ammoniak, van NH3,van 130 kiloton naar 118 kiloton. Ook daarbij is er dus sprake van een verder doorzettende daling. Niet alleen het RIVM stelt dit vast. Zelfs als je heel specifiek naar de Natura 2000-gebieden kijkt, zegt AERIUS, waarmee berekeningen zijn gedaan, dat de stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden met gemiddeld 15% afneemt. Dat is in lijn met wat ik net heb gezegd over de algemene daling in Nederland. Dat zijn de feiten. Dat is op dit moment gaande. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De minister geeft een aantal feiten weer die ik met hem deel. Maar hij doet ook het volgende. Hij neemt een periode waarin alle stevige, doortastende overheidsmaatregelen zijn genomen. Overigens, in eerste instantie haalde de Europese Commissie het lood uit de benzine in verband met de zure regen. Vervolgens benut de minister die allemaal om te verdedigen dat vanaf pak 'm beet het jaar 2004 de voortgang heel klein is. Hij zegt dat met zoveel woorden wel, maar hij verstopt het in zijn tekst. De grote winsten zijn namelijk gehaald tot 2004. We weten waar we naartoe willen — ik heb het in mijn bijdrage precies aangegeven — maar daar gaan we alleen veel te langzaam naartoe. Wil de minister daarop ingaan? 

Minister Kamp:

Ik heb alleen weergegeven dat ik mij herinner hoe druk we ons maakten over de zure regen. Dat waren de jaren tachtig. Ik kijk hoe het toen zat en hoe het nu zit. Ik geef de percentages weer. Dat zijn feiten. De bronmaatregelen waar de heer Grashoff over spreekt, komen niet uit de lucht vallen. Overheden hebben samen met sectoren de zaak bekeken. Die overheden hebben normen gesteld, bijvoorbeeld voor auto's en voor vrachtwagens. Er zijn ook bronmaatregelen voor de veehouderij genomen. Ik ga daar zo nog wat over zeggen. Die bronmaatregelen komen niet uit de lucht vallen, maar zijn mede een vrucht van overheidsoptreden. De overheid treedt op twee manieren op, namelijk met bronmaatregelen en met herstelmaatregelen. Dat is ook precies wat er moet gebeuren. Ik heb niet met selectieve cijfers gewerkt. Ik heb gewerkt met cijfers van de jaren tachtig tot nu en van nu tot 2030. Dan zie je dat er een grote afname is en een verdergaande afname in de komende jaren. Dat heb ik gezegd, niet om het probleem weg te praten, want er is een probleem met de Natura 2000-gebieden, maar wel wil ik graag het probleem en de ontwikkelingen in het juiste perspectief neerzetten. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Als dit kabinet en deze minister om en nabij zo ambitieus zouden zijn geweest als hun voorgangers in de jaren tachtig om het probleem aan te pakken, dan zou de minister nu niet zo trots zijn op de werkelijkheid van dit moment en de uiterst beperkte teruggang die nu bestaat en geprognosticeerd wordt. 

Minister Kamp:

Ja, wat is dit nou? Met alle respect voor de heer Grashoff, die ik zeer waardeer, maar wat is dit nou voor opmerking over mijn voorgangers in de jaren tachtig? We hebben een aaneenrijging van kabinetten gehad in die periodes. Het grootste deel van de tijd zat de VVD ook in de regering. Dat wordt ons voortdurend onder de neus gewreven; laat mij dat nu zelf even vertellen. We hadden Winsemius, we hadden Nijpels en ik zit er tegenwoordig. Als je kijkt wat er gebeurd is tussen de jaren tachtig en nu en wat er gaat gebeuren tussen nu en 2030, dan komt er echt een ander beeld uit naar voren dan geschetst is door de heren Grashoff, Wassenberg en Futselaar. Ik wil het daar niet mee wegpraten, zeker niet. 

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog. 

Minister Kamp:

Nederland heeft behalve de NEC-richtlijn de NEC-normen. De heer De Groot vroeg ook hoe het nou zit met de NEC-plafonds, die in de Europese richtlijn zijn vastgesteld. Voldoet Nederland daaraan? Het antwoord is: ja, Nederland voldoet daaraan. Behalve met de plafonds die voor Nederland als geheel gelden, hebben we met andere richtlijnen te maken. Die betreffen de Natura 2000-gebieden. Daar hebben we er 160 van in Nederland. Daar geldt de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor. Voor die gebieden moet ook gekeken worden hoe het heel specifiek zit: wat is het beeld van Nederland als geheel en hoe pakt dat uit voor die gebieden? Je ziet dan dat er in 118 van die gebieden nadelige gevolgen van stikstofdepositie worden ondervonden. Voor een heel klein gedeelte zijn het trouwens ernstige gevolgen. Voor de andere gebieden geldt dat er gevolgen zijn. Daar zijn beheerplannen voor opgesteld, waarin herstelmaatregelen zijn opgenomen. Provincies zijn daarvoor verantwoordelijk. Die leveren daarbij goed werk. Die plannen zijn zowel in de fase van opstellen als in de fase van uitvoering. Het lijkt mij heel goed dat we de Kamer met enige regelmaat inzicht geven in de mate waarin dat allemaal verloopt: wat zijn de oorspronkelijke afspraken wat dat betreft, hoe staan we er nu voor en is dat een reden om wat extra's te doen en, zo ja, wat dan? 

Die Natura 2000-gebieden hebben al een langere periode te maken met een overschot aan stikstof, zowel in de vorm van ammoniak als in de vorm van stikstofoxide. Als we die richtlijn zonder meer zouden gaan toepassen, zouden we met het probleem zitten dat heel veel gewenste ontwikkelingen, die ook voor onze samenleving van belang zijn, op het gebied van woningbouw, verkeer, uitbreiding van werkgelegenheid, niet meer zouden kunnen plaatsvinden. 

Daarom is het Programma Aanpak Stikstof opgesteld, een heel goed uitgekiend programma, met als gevolg dat wij voldoen aan de bepalingen van de richtlijn en ook verantwoorde ruimte kunnen bieden. Die ruimte is niet onbegrensd, maar die is geformuleerd en vastgelegd. Als die ruimte benut is, dan is het gebeurd en dan kan er verder niks uitgebreid worden. Dat is niet iets waar ik mij sowieso bij neer zou willen leggen. We zullen eens kijken hoe het volgende kabinet dat oppakt. Er spelen ook andere belangen, zoals de afhandeling van het verkeer, want mensen moeten naar hun werk kunnen, en de werkgelegenheid. Als ik in een gebied ben waar men een nieuwe tapijtfabriek wil neerzetten, naast de bestaande tapijtfabriek, en dat kan niet vanwege wat hier op dit moment aan de orde is, dan weten we allemaal dat als we dit doen, vervolgens de tapijten uit een ander deel van de wereld komen. Die worden op een zeer veel minder milieuvriendelijke manier gemaakt dan hier in Nederland. Dat zijn altijd overwegingen waarvan ik vind dat het kabinet ernaar moet kijken en er bewust een besluit over moet nemen, waarbij met alle aspecten rekening wordt gehouden. 

Ik heb al gezegd dat het PAS brongerichte maatregelen en herstelmaatregelen heeft. Ik heb het al over herstelmaatregelen gehad, maar bij de brongerichte maatregelen, specifiek voor de landbouw, is het zo dat er afspraken zijn gemaakt die hebben geleid tot aanscherping van normen. Die normen zijn vastgelegd in de maximumemissie van ammoniak uit stallen, in het Besluit emissiearme huisvesting, de aanscherping van de normen voor de aanwending van dierlijke mest in het Besluit gebruik meststoffen. 

Er zijn ook weer vrijwillige afspraken gemaakt door de veehouders over voer en over managementmaatregelen in algemene zin in een bedrijf. De sector werkt hard aan verdere verduurzaming. Het is belangrijk dat dit gebeurt. Behalve voor het onderwerp dat we nu bij de kop hebben, is dat ook nodig in verband met zaken die spelen op het gebied van gezondheid, fijnstof, dierziekten, klimaat. Dat is allemaal relevant. Daar heeft de economie, het bedrijfsleven in brede zin, en dus ook de agrarische sector mee te maken. Zij moeten dat steeds goed onder ogen zien en wij moeten hen onder de neus wrijven wat er aan de hand is en waar zij zelf nog wat aan kunnen doen. We moeten voor ons zelf ook de lijnen of de grenzen trekken en dat hebben we ook gedaan. Ik denk dat we als gevolg hiervan ook de ontwikkeling hebben die ik in het begin heb beschreven. 

Voorzitter. Er zijn aanvullend diverse punten naar voren gebracht door de woordvoerders waarop ik mag reageren. Ik begin bij de heer Grashoff. Hij heeft gevraagd of ik bereid ben om een onafhankelijke tussenrapportage op te stellen over het stikstofbeleid. Mijnheer de voorzitter, neemt u mij niet kwalijk, maar ik ben allergisch voor het woord "onafhankelijke rapportages", omdat het is alsof er op het ministerie allemaal bevooroordeelde en afhankelijke mensen zitten en als we dat maar buiten het ministerie laten doen, dan komt het allemaal perfect voor elkaar en dan is het prima. Ik denk dat we op de ministeries bij uitstek de mensen hebben zitten die met de focus op het algemeen belang oprecht proberen om hun werk van hoge kwaliteit zodanig te doen dat zij ook aan de verlangens van de volksvertegenwoordiging tegemoet weten te komen, dus voor die onafhankelijke onderzoeken bent u bij mij aan het verkeerde adres. 

We hebben in 2018 een tussenevaluatie van het PAS en we zullen zorgen dat dit een nette evaluatie wordt. We kijken wat we zelf kunnen doen en wat we extern laten doen, maar zelf doen is voor mij zeker geen vies woord. In 2020 krijgen we de evaluatie van het PAS als geheel, aan het einde van een van de drie zesjaarsperiodes. Beide evaluaties, in 2018 en 2020, zullen we oprecht zo goed mogelijk gaan doen. 

De heer Grashoff heeft ook gevraagd of ik bereid ben nader onderzoek te doen naar de langetermijneffecten van de stikstofuitstoot. Dat onderzoek is wat mij betreft niet noodzakelijk. De lijn om te reduceren, de enorme reductie die al heeft plaatsgevonden en de verdere reductie die wij kunnen realiseren met alle beleidsmaatregelen die wij hebben genomen, zijn al in beeld. Ik heb ook al de te verwachten uitkomsten daarvan genoemd. Mochten er ontwikkelingen zijn waardoor aanvullende maatregelen nodig zijn, dan zal het kabinet daar ongetwijfeld toe besluiten. Ik hoef daar op dit moment geen langetermijnonderzoeken naar te doen. Dat was ook niet mijn voornemen. 

De heer Grashoff heeft verder gevraagd of de afspraken die in de PAS zijn gemaakt over reservemaatregelen, inmiddels zijn uitgevoerd en hoe het daarmee staat. Die reservemaatregelen zijn niet alleen voor de agrarische sector, maar voor alle sectoren in ontwikkeling. Die reservemaatregelen zullen in 2018 worden vastgesteld. Daarbij gaat het om maatregelen die in latere jaren noodzakelijk zijn of die in latere jaren ingezet kunnen worden als ze noodzakelijk blijken te zijn. Volgend jaar gaan we dus zien wat dat dan voor maatregelen zijn. Of het nodig is om ze te nemen, zien we in latere jaren. Dan kunnen die reservemaatregelen uit de kast worden gehaald. 

De voorzitter:

De heer Grashoff op dit punt. Of wilt u eerst het antwoord van de minister afwachten? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik meende dat de minister een van mijn vragen oversloeg. Dat kan ik mij best voorstellen, maar dan ga ik die vraag nog even herhalen. Het was de vraag over de monitoringsrapportage stikstof 2016. Die rapportage is er nog niet. Kunnen wij die nu snel verwachten en komt die dan ook snel naar de Kamer? 

Minister Kamp:

Zeker. Van de punten van de heer Grashoff was dat het laatste punt. Dat zou ik graag willen beantwoorden. Daar heeft de heer Grashoff recht op. Wat mij betreft krijgt hij die nog deze maand. Het RIVM zal die publiceren, zodat behalve de heer Grashoff iedereen daar kennis van zal nemen. De toezegging is dus: deze maand. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dan zou ik een aanvullende vraag aan de minister willen stellen. Hoe kijkt hij nu aan tegen het feit dat diverse onderzoekers aangeven dat de ammoniakconcentratie in de lucht de afgelopen tien jaar, pak 'm beet sinds 2004, niet meer daalt en de afgelopen twee jaar mogelijk zelfs licht stijgt? Hoe verklaart de minister dat en hoe verhoudt zich dat tot de doelen van de PAS? 

Minister Kamp:

Het is natuurlijk uiteindelijk de bedoeling dat we voorkomen dat de ammoniak in de lucht — de heer Grashoff zegt het zo; ik weet niet of je daarover kunt spreken, maar ik haal even zijn woorden aan — neerslaat in de natuurgebieden, waardoor veranderingen in de flora optreden die ook veranderingen in de fauna en alles wat daar weer aan vastzit, tot gevolg hebben. Het is de bedoeling om dat voor elkaar te krijgen. Maar om het voor elkaar te krijgen dat je dat effect niet hebt, moet je dus zorgen dat de uitstoot, de emissie, vermindert. Dat is wat we kunnen doen. Ik kan de emissie verminderen. Dat hebben we de afgelopen jaren dus gedaan. De resultaten daarvan heb ik genoemd. Dat is ons anker; dat is waar we ons op moeten richten. Ik kan niet in de lucht kijken en dan zeggen … Nee, ik moet nagaan hoe het komt dat er iets in de lucht komt en wat we daaraan kunnen doen. Nou, dan moet je kijken waar het vandaan komt en wat je daaraan kunt doen. En daar richten we ons beleid op. 

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog. 

Minister Kamp:

Die dan uitkomt bij de heer Wassenberg. 

De heer Wassenberg gaf terecht aan dat de afspraken bij de bron van groot belang zijn. Ik deel dat geheel met de heer Wassenberg. Ik vind dat het herstel van de natuur met herstelmaatregelen moet gebeuren. De heer Geurts heeft daar ook iets over gezegd. Je kunt ook bepaalde herstelmaatregelen nemen waardoor je de ontwikkelingen in zo'n gebied de goede kant op kunt helpen, maar heel belangrijk zijn de bronmaatregelen. We weten allemaal wat er in het verkeer gebeurt, hoe daar de uitstoot enorm vermindert als gevolg van de bronmaatregelen die de overheid heeft genomen. Ik ben al ingegaan op de bronmaatregelen in de veehouderij. Ik heb genoemd welke dat zijn en welke beslissingen wij daarvoor genomen hebben. 

Dan heeft de heer De Groot mij een aantal vragen gesteld. Ik heb geprobeerd ze zo goed mogelijk te noteren en ik hoop dat dat gelukt is. Hij wil een reactie op het feit dat de ondersteuning van, zoals hij zei, 30.000 vrijwilligers van groot belang is, met name ten aanzien van de Nationale Databank Flora en Fauna. Het Netwerk Ecologische Monitoring is een heel belangrijk instrument voor de monitoring van het natuurbeleid. Zoals de heer De Groot zei, komt dat met heel veel vrijwilligers tot stand. Het is een samenwerking tussen de overheid en maatschappelijke organisaties. De overheden nemen altijd veel verantwoordelijkheid om dat soort ontwikkelingen op gang te brengen. Als ik de afgelopen jaren één ding geleerd heb op de ministeries, is het dat initiatieven die in de samenleving tot stand komen, niet alleen vanuit de samenleving komen, maar ook heel vaak worden geëntameerd, gestimuleerd of verder geholpen door de overheid. Dat is echt de houding van de Nederlandse overheid en de houding die op de Nederlandse ministeries heerst. Dat is hier ook het geval. Rijk en provincies nemen gezamenlijk verantwoordelijkheid door een deel van de kosten voor het Netwerk Ecologische Monitoring te dragen, met name de kosten voor de Nationale Databank Flora en Fauna. Op die manier bieden wij dus ondersteuning. Het belang daarvan deel ik met de heer De Groot. 

Zijn vraag over de NEC-doelstellingen heb ik beantwoord. Hij sprak over de ammoniakconcentratiemetingen; daar sprak de heer Grashoff net ook over. Mijn voorganger op deze portefeuille, de staatssecretaris, heeft de Kamer gezegd dat hij van plan was om daar onderzoek naar te laten doen. Ik denk dat de resultaten van dat onderzoek in de loop van het jaar 2018 beschikbaar kunnen komen. Mede aan de hand van het onderzoek kunnen we dan zien of onze prestaties op het punt van emissiebeperking leiden tot de gewenste ontwikkelingen voor het neerslaan in de lucht, het gehalte in de lucht en de verbanden daartussen. De Kamer zal daar dan opnieuw over kunnen spreken aan de hand van de nadere duiding die het kabinet aan de onderzoeksresultaten zal geven. 

De heer De Groot vroeg hoe ik verklaar dat er nog steeds een teruggang in de biodiversiteit van plant en dier plaatsvindt. Hij sprak over stikstofmijdende vlinders. Er is een afname van plant en dier, zeker in die 160 Natura 2000-gebieden en in het bijzonder in die 118 gebieden waarin het aan de orde is in meestal minder ernstige, maar soms ook ernstige mate. Het is duidelijk dat dit door stikstofdepositie in twee vormen is veroorzaakt. Maar de talrijkheid van vlinders is niet minder geworden. Als je de aantallen van 2004 vergelijkt met die van nu, zie je dat er sinds het jaar 2004 gemiddeld genomen geen sprake is van een daling. 

De heer De Groot vroeg ook hoe ik oordeel over de roep van het RIVM om extra metingen te doen in verband met gebrek aan kennis over de relatie tussen ammoniak en de gezondheid van omwonenden. Ik weet dat de metingen en de frequentie daarvan ook de belangstelling van de heer Grashoff hebben. De staatssecretaris heeft de Kamer afgelopen juli geïnformeerd over de resultaten van de onderzoeken naar de relatie tussen de veehouderij en de gezondheid van omwonenden. Toen is de Gezondheidsraad gevraagd te adviseren over de effecten van secundair fijnstof op de volksgezondheid en de gevolgen van de emissie van ammoniak. Daar zal naar verwachting aan het eind van het jaar 2017 een advies over verschijnen. Ik denk dat we de noodzakelijke gegevens beschikbaar moeten krijgen om goed te kunnen beoordelen wat de effecten van ons beleid en van de Programmatische Aanpak Stikstof zijn. Om dat te kunnen meten, moeten we dus ook de noodzakelijke instrumenten hebben. Ik zal mij daar nader in verdiepen naar aanleiding van de opmerking van de heer Grashoff en de heer De Groot. Dan zal ik bepalen of ik van mening ben dat de dichtheid en kwaliteit van de apparatuur inderdaad zodanig is, dat de kwaliteit van de gegevens ook door ons gegarandeerd kan worden. 

De heer De Groot (D66):

Ik heb even gewacht tot het einde van de beantwoording, omdat ik goed heb geleerd dat deze minister alle vragen zeer zorgvuldig beantwoordt. Waarvoor ook dank. Toch ben ik niet helemaal tevreden over deze beantwoording. In dat door u genoemde onderzoek van de Gezondheidsraad gaat het, zo begrepen we op een hoorzitting van het RIVM, over hoe het werkt. Het gaat dus over de kwalitatieve werking van ammoniak op de gezondheid, omdat daar heel weinig over bekend is. De vraag die ik heb gesteld is: in hoeverre gaat dat nou bevolkingstechnisch in de omgeving van veehouderijen? Daar antwoordde het RIVM tijdens die hoorzitting op dat ze daar eigenlijk onvoldoende over weten en dat ze daarvoor meer in de praktijk, in het veld, zouden moeten meten. Dat is dus eigenlijk een kwalitatief verschil met het onderzoek van de Gezondheidsraad. 

Dan over het aantal vlinders ... 

De voorzitter:

Zullen we eerst op dit punt even de beantwoording afwachten? Het woord is aan de minister. 

Minister Kamp:

Ik heb al gezegd dat ik naar die metingen ga kijken. Ik zal kijken naar de beschikbare apparatuur, de frequentie van de metingen en de uitkomsten daarvan. Zijn die voldoende voor wat wij willen weten en moeten weten? Ik zal dat door de heer De Groot naar voren gebrachte aspect daarbij betrekken. 

De voorzitter:

Dan de tweede vraag van de heer De Groot. 

De heer De Groot (D66):

Dank u wel. De minister zegt terecht dat het aantal vlinders sinds 2004 niet is afgenomen. Het gaat erom dat het aantal stikstofmijdende vlinders wel is afgenomen, maar dat het aantal stikstofminnende vlinders is toegenomen. Over de bank genomen is dat dus een indicator voor het feit dat de stikstofbelasting op onze natuurgebieden toeneemt. Dit misschien nog als verduidelijking. 

Minister Kamp:

Ik zeg de heer De Groot niet na dat de stikstofbelasting toeneemt. Ik denk dat dat niet de uitkomsten zijn die wij zien. Ik denk dat de uitkomsten zijn dat de emissie afneemt en logischerwijs neemt dan ook de neerslag af. Ik zie ook dat in de gebieden waar herstelmaatregelen genomen moeten worden, die ook genomen worden. Die sorteren ook effect. De teruggang is juist gestopt en de vooruitgang is begonnen. Op plekken waar dat niet het geval is, worden extra maatregelen genomen. Ik vind dus dat de verwoording van de feiten door de heer De Groot op dit punt te pessimistisch is. 

De voorzitter:

Hebt u nog een korte aanvulling, mijnheer De Groot? 

De heer De Groot (D66):

Ja. 

De voorzitter:

Het is ongebruikelijk om een derde interruptie te houden. Dus echt een heel korte vraag. 

De heer De Groot (D66):

Ik was heel zuinig met mijn interrupties. Vandaar. 

De voorzitter:

Dat helpt niet. U kunt niet sparen in een debat. Een heel korte vraag! 

De heer De Groot (D66):

Ik wil nog iets zeggen over de ammoniakconcentratiemetingen. Ik bedank de minister ervoor dat die informatie in de loop van 2018 beschikbaar is. Ik sloeg aan op een rapportage van De Duurzame Zuivelketen, waaruit blijkt dat in 2015 ten opzichte van 2014 de hoeveelheid ammoniak is gestegen met 5 Mton terwijl er een reductiedoelstelling van 10 is afgesproken. Er is dus gegroeid in plaats van gereduceerd. Hoe zit het dan met die geconstateerde reductie? 

Minister Kamp:

Bij die berekeningen van het RIVM met AERIUS wordt rekening gehouden met een groei van de economie met gemiddeld 2,5% per jaar. Desondanks zijn de verwachtingen van RIVM door AERIUS dat de ammoniakuitstoot tussen 2014 en 2030 niet toeneemt maar daalt, en wel van 130 kiloton naar 118 kiloton. Ik vind het op zich interessant dat er van jaar tot jaar cijfers genoemd worden. Ik vind het ook verstandig om ernaar te kijken. Maar nog belangrijker vind ik dat we het langetermijndoel halen. En dat is zoals ik het net heb beschreven. 

De voorzitter:

De minister vervolgt. 

Minister Kamp:

De heer De Groot heeft ook opmerkingen gemaakt over de koolstof en stikstof die gewassen nodig hebben. Bij een overmatige stikstofneerslag worden bepaalde planten en dieren gestimuleerd, terwijl andere daar juist door worden weggedrukt. De heer De Groot gaf daar net ook een voorbeeld van. Hij vroeg of dit meegenomen wordt bij de aangekondigde bodemstrategie. Wij gaan in dialoog met alle belanghebbenden om te kijken hoe je een duurzaam bodembeheer verder kunt stimuleren. Dat is op dit moment gaande. We zullen naar aanleiding van de feiten zoals die er liggen en zoals die nu ook aan de orde zijn geweest in dit debat, naar aanleiding van de opvattingen die door de woordvoerders naar voren zijn gebracht maar ook naar aanleiding van de uitkomsten van de dialoog die wij met de belanghebbenden voeren, met een nieuwe strategie moeten komen. Die zal natuurlijk van het nieuwe kabinet afkomstig zijn. Met de voorbereiding daarvan zijn wij op dit moment bezig. 

De heer De Groot vraagt welke praktische innovaties ik zie om van mest weer een waardevolle grondstof te maken. Daar kan ik hele verhalen over houden. Ik ben daar zelf in de tijd dat ik wethouder was, lang geleden, ook intensief mee bezig geweest, maar het gaat nu om de praktische innovaties die we op dit moment zien bij mestverwerking. Ik geloof niet dat wij als overheid praktische innovaties voor de sector moeten bedenken. Daar komt nooit zo veel uit. Er komt meer uit als de sector dat zelf doet. Wat er allemaal aan creativiteit zit, zeker in de agrarische sector, is werkelijk ongekend. Er zit ook creativiteit in de organisaties die bij de boeren aanleveren en de producten van de boeren afnemen. 

Wat wij moeten doen, is zorgen voor kaders en mestverwerking stimuleren. Dat doen we ook. Bij het stimuleren heb ik het gehad over mestvergisting. Er zijn ontwikkelingen wat betreft het mineralenconcentraat. Wij zijn van mening dat het onderwerp mineralenconcentraten op een andere manier door de Europese Commissie behandeld moet worden. Wij zijn daar al langere tijd intensief met hen over in gesprek. Ik heb enige hoop dat we daar ook resultaten kunnen bereiken. Ik zal daar mijn best op blijven doen zolang ik hier zit. Ik zal de Kamer graag informeren over resultaten op het moment dat dat mogelijk is. 

De heer Geurts heeft gevraagd of er onderzoek is gedaan naar kalk en naar het afplaggen van zandgronden. Mijn antwoord daarop is "ja". Het zijn allebei reguliere maatregelen, waar dus ook onderzoek aan ten grondslag ligt. Maar deze maatregelen worden nog niet op grote schaal toegepast. Nadat je onderzoek hebt gedaan, kijk je aan de hand van experimenten hoe het in de praktijk uitpakt, wat je daarvan kunt leren en of het ook op grotere schaal kan worden toegepast. Dat is op dit moment gaande. 

De heer Geurts vroeg wanneer er een uitspraak komt van het Hof over de PAS. Hij vroeg ook: liggen in afwachting daarvan alle beslissingen over de PAS stil en wat is het gevolg daarvan? Hij doelde op een uitspraak van het Europese Hof. De verwachting is dat het Europese Hof in de zomer van 2018 uitspraak gaat doen. Ondertussen gaat de vergunningverlening met de PAS gewoon door. De Raad van State heeft beroepen in het kader van de PAS aangehouden. De verwachting is dat de rechtbanken deze lijn ook zullen volgen. Als de beroepen zijn aangehouden, ligt het risico wel bij de initiatiefnemer om invulling te geven aan zijn vergunning. Het is geen ideale situatie; de heer Geurts wijst daar terecht op. Maar het is niet anders. Zo werkt ons juridische systeem. We zullen de uitspraak van het Europese Hof in de zomer van 2018 moeten afwachten, voordat de gewenste zekerheid voor de ondernemers er kan zijn. 

Van mevrouw Lodders, die sprak namens de VVD-fractie, heb ik de vraag gekregen of het onderzoek dat is gedaan op de Veluwe, representatief kan zijn voor heel Nederland. Dat is niet zo. Het onderzoek is alleen maar representatief voor de meest schrale, kalkarme zandgronden. Een heel groot deel van Nederland is niet kalkarm. Daarom gaat het, als je het land als geheel ziet, nog steeds goed met de koolmees. Ik denk dat het goed is dat ik dat ook naar aanleiding van de vraag van mevrouw Lodders kan opmerken. Het begint allemaal met de beschrijving dat het bij de koolmezen grote kommer en kwel zou zijn, maar als je naar het land als geheel kijkt, is dat beeld anders. Op die gebieden waar zich een concreet probleem voordoet, ligt er een concrete opgave voor de overheden om ervoor te zorgen dat met herstelmaatregelen, ondersteund door de bronmaatregelen, de noodzakelijke effecten op termijn worden bereikt. Ik zeg "op termijn" omdat met die herstelmaatregelen en bronmaatregelen niet in één keer een grote klap wordt gemaakt. Het is het omdraaien van een ontwikkeling, en daar zijn we mee bezig. Het moet op de lange termijn tot de noodzakelijke resultaten leiden. 

Mevrouw Lodders vroeg ook of de PAS voldoende instrumenten en genoeg ruimte biedt voor economische ontwikkeling, inclusief wat er met de infrastructuur, met het verkeer en dergelijke en met de woningbouw gebeurt én de bescherming van de natuur. De bedoeling van de PAS is om zo goed mogelijk bescherming te bieden voor de natuur en zelfs een kwaliteitsverbetering voor de natuur te realiseren en daarnaast op een verantwoorde wijze ruimte te bieden voor een hogere economische groei. Het mooie van de PAS is dat het allebei erin is gebracht. Of het voldoende is, hangt af van hoe je ernaar kijkt. Als je alleen maar kijkt vanuit het perspectief van iemand die zegt "het gaat mij om de woningbouw, het gaat mij om het verkeer en het gaat mij om de werkgelegenheid", ben je niet tevreden, omdat er ergens een grens aan zit. Als je er alleen maar naar kijkt vanuit het perspectief van iemand die zegt "het gaat mij alleen om de flora en de fauna en om de vraag hoe wij die kunnen beschermen en verbeteren, en ik heb aan de rest geen boodschap", kun je ook niet tevreden zijn. Ik denk dat het mooie van de PAS juist is dat al die zaken in evenwicht in één uitvoerbaar pakket zijn opgenomen. Ik ben best een beetje trots op degenen, anders dan ik, die de PAS tot stand hebben gebracht. 

Dank u, mijnheer de voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog een interruptie van mevrouw Dik-Faber. 

Minister Kamp:

Ik heb nog te reageren op een vraag van mevrouw Dik-Faber. Mijn verontschuldigingen aan mevrouw Dik-Faber. Ik zoek even mijn aantekeningen. Ik heb twee problemen: ik schrijf slecht en ik kan mijn aantekeningen niet vinden. Maar ik ga nu toch proberen ze tevoorschijn te halen, want ik heb ze niet voor niks gemaakt. Mevrouw Dik-Faber sprak over de FoodValley en met name over wat er gebeurt in Ede op dat gebied. Zij zei dat ik zou moeten toezeggen dat het Rijk in ieder geval niet de belemmerende factor is voor het Manifest Gezonde Leefomgeving Veehouderij waaraan wordt gewerkt. Als ik die toezegging zou doen, zou die de nodige consequenties hebben. Laat ik het dus als volgt zeggen. De gebiedsgerichte aanpak is van belang voor het stimuleren van de innovatieve oplossingen. De rijksoverheid wil zeker niet belemmerend zijn, maar wij willen graag dat de afspraken die wij hebben gemaakt, zoals in de PAS, wel worden nagekomen. Wat betreft het initiatief en de afspraken die wij hebben gemaakt, zal ik bezien wat de mogelijkheden zijn om ook op dit punt samenwerking te realiseren. 

Dank u wel, mijnheer de voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de regering. Ik stel vast dat er behoefte is aan een tweede termijn. Daarin geef ik als eerste het woord aan de heer Grashoff namens GroenLinks. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ik hoop dat u enige coulance hebt. Ik heb drie moties. Ik heb ze heel kort gehouden. Ik wil in elk geval starten met mijn complimenten aan de minister, die op dit buitengewoon ingewikkelde onderwerp, waar hij nog maar sinds kort rechtstreeks voor verantwoordelijk is, heel adequaat antwoordt. Dat neemt niet weg dat de minister en ik het op een heel aantal punten met elkaar oneens zijn. Maar op sommige punten wellicht ook niet. Laat ik optimistisch beginnen met de eerste motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat er discussie is over de aard en herkomst van de stikstofdepositie (verkeer, industrie, landbouw) en over regionale verschillen in stikstofdepositie, mede gerelateerd aan de herkomst daarvan; 

overwegende dat er behoefte is aan meer kennis over de relatie tussen veehouderij en volksgezondheid; 

overwegende dat thans het landsdekkende meetnet bestaat uit een relatief klein aantal meetpunten; 

verzoekt de regering te onderzoeken hoe het landsdekkende meetnet voor stikstofdepositie kan worden verfijnd, waarbij ook systematisch onderscheid wordt gemaakt naar depositie van stikstofoxiden (N0x) en gereduceerd stikstof (NHx), en de Kamer daarover voor de begrotingsbehandeling EZ te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 120 (32670). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De volgende moties zijn nog korter. 

De voorzitter:

Ik hoop het wel, want u bent al door uw tijd heen. Als u heel snel leest, sta ik het voor deze ene keer toe. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ja, excuus. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat volgens prognose van RIVM de gemiddelde stikstofdepositie in Nederland in 2030 zal zijn gedaald tot ca 25 kg/ha/jaar, terwijl vele gevoelige natuurtypen een kritische depostiewaarde (KDW) hebben van 20 kg/ha/jaar of lager en derhalve nog twee tot drie decennia lang ernstige verdere schade zullen ondervinden; 

verzoekt de regering een pakket aanvullende maatregelen uit te werken ter verdere beperking van de stikstofuitstoot en de Kamer daarover voor 1 januari 2018 te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 121 (32670). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de aanhoudend hoge stikstofdepositie in Nederland een belangrijke bedreiging vormt voor onze natuurwaarden; 

overwegende dat de effecten van langdurige hoge stikstofdepositie op planten, dieren en bodem in diverse typen ecosystemen nog maar beperkt bekend zijn, maar mogelijk ernstiger zijn dan tot heden gedacht; 

verzoekt de regering om samen met de provincies nader onderzoek te laten verrichten naar de effecten van langdurig hoge stikstofdepositie op flora, fauna en bodem en dit onderzoek te richten op verschillende habitattypen, en de Kamer te informeren over voortgang en resultaten, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 122 (32670). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

En dank voor de flexibiliteit! 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Wassenberg namens de Partij voor de Dieren. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties. Bij het vorige debat zag ik de minister bijna met tegenzin moties ontraden. Dus wie weet of dat nu anders is. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de biodiversiteit in de afgelopen decennia in Nederland achteruit is gehold; 

constaterende dat de afname van de biodiversiteit in belangrijke mate veroorzaakt wordt door de uitstoot van ammoniak door de veehouderij; 

verzoekt de regering een plan van aanpak op te stellen om het aantal landbouwdieren in Nederland terug te dringen en zo bij te dragen aan een versterking en verbetering van de biodiversiteit in ons land, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 123 (32670). 

De heer Wassenberg (PvdD):

Het klokje loopt door, voorzitter. Dus die paar seconden heb ik misschien zo nog extra nodig. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het noodzakelijk is om vervuilende ammoniakemissies en -deposities terug te dringen; 

constaterende dat luchtwassers veel nadelen met zich meebrengen, waaronder versterking van de effecten van stalbranden en een groot energieverbruik; 

spreekt uit dat luchtwassers geen onderdeel van de oplossing kunnen zijn, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 124 (32670). 

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Groot namens D66. 

De heer De Groot (D66):

Dank u, meneer de voorzitter. Ik bedank verder ook de minister voor zijn aardige woorden over de vrijwilligers. Eerder heeft het CDA samen met de PvdA hier het nodige voor gedaan. Het gaat mij nu meer om de organisaties die bezig zijn met monitoring en daarmee heel erg belangrijk werk doen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederland 30.000 vrijwilligers kent die onze biodiversiteit in kaart brengen; 

constaterende dat de provincies het natuurnetwerk uitvoeren, maar dat het Rijk nog steeds systeemverantwoordelijkheid draagt; 

overwegende dat het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN), het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), en de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) een belangrijke rol spelen bij het verzamelen van data, monitoring, en advisering; 

verzoekt de regering de Kamer te informeren over de rol, positie, bestuurlijke inbedding en financiering van deze organisaties; 

verzoekt de regering tevens voor de begrotingsbehandelingen de Kamer hierover te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 125 (32670). 

Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Futselaar namens de SP. 

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik had ook een motie waarin wordt aangedrongen op het terugdringen van de stikstofdepositie, maar eerlijk gezegd vond ik die van de heer Grashoff beter. Daarom zal ik de mijne niet indienen. Dat scheelt weer bij het stemmen! 

Blijft over een motie over de beheerplannen Natura 2000. De minister zei daarover dat hij de Kamer daar graag geregeld van op de hoogte wil houden. Daar ben ik uiteraard dankbaar voor, maar er is een uitstekend overzicht op Natura2000.nl en daarin kun je precies zien hoe het staat met de beheerplannen. Als je dat doet, zie je toch dat daar nog wel wat verschil in zit, onder andere dat het verschil per provincie nogal groot lijkt te zijn. Vandaar de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat beheerplannen cruciaal zijn voor het in stand houden van Natura 2000-gebieden; 

overwegende dat verschillende Natura 2000-gebieden nog geen definitief vastgesteld beheerplan hebben; 

verzoekt de regering te komen met een actieplan om zo spoedig mogelijk te komen tot afgeronde, vastgestelde beheerplannen voor alle Natura 2000-gebieden en hierin eventuele bestuurlijke maatregelen tegen medeoverheden mee te nemen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 126 (32670). 

Dan zijn wij gekomen aan het eind van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Wij wachten een kort moment tot de minister over de teksten van alle moties beschikt. 

Daarna geef ik graag het woord aan de minister voor zijn beantwoording in tweede termijn. 

Minister Kamp:

Voorzitter. De eerste motie, die op stuk nr. 120 van de heer Grashoff en de heer De Groot, verzoekt de regering te onderzoeken hoe het landsdekkende meetnet voor stikstofdepositie kan worden verfijnd, met daar nog een aantal woorden achter. Ik wil die motie graag oordeel Kamer laten, als de bedoeling van de motie is dat wij kijken of het noodzakelijk is om het meetnet te verfijnen en zo ja, hoe het dan kan worden verfijnd. Dat we meteen als uitgangspunt hebben dat het moet gebeuren, is mij een stap te snel. Dus als ik het op die manier goed uitleg, dan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ja, deze interpretatie kunnen wij volgen. 

Minister Kamp:

Dank u, zeg ik via u, mijnheer de voorzitter, tegen de heer Grashoff. 

De tweede motie, die op stuk nr. 121 van de heer Grashoff, zegt dat de regering met een pakket aanvullende maatregelen zou moeten komen voor een verdere beperking van de stikstofuitstoot en dat de Kamer daarover voor 1 januari moet worden geïnformeerd. Het is zo dat wij een reservepakket maatregelen aan het uitwerken zijn voor verschillende sectoren, ook voor de agrarische sector, en dat de resultaten van die onderzoeken in 2018 beschikbaar zullen komen. Ik heb al gezegd dat we die dan achter de hand gaan houden. Ik denk dat de uitspraak die de Kamer zou moeten doen, geen meerwaarde heeft. Vandaar dat ik de motie op stuk nr. 121 van de heer Grashoff ontraad. 

In de motie op stuk nr. 122 verzoeken de heren Grashoff en De Groot de regering om samen met de provincies nader onderzoek te laten verrichten naar de effecten van langdurig hoge stikstofdepositie. Wij zijn op dit moment bezig met uitvoerige monitoring. Wij hebben heel veel onderzoeken al gedaan en heel veel gegevens beschikbaar. Nu kijken we wat nou de effecten zijn. Ik heb al gezegd dat ik, als er nog iets naders gedaan moet worden om dat goed te kunnen monitoren, bereid ben om dat te doen, maar om nu uit te spreken dat er weer nader onderzoek moet worden verricht, lijkt mij niet zinvol. Vandaar dat ik de motie op stuk nr. 122 ontraad. 

In de motie-Wassenberg op stuk nr. 123 staat dat de regering een plan van aanpak moet opstellen om het aantal landbouwdieren in Nederland terug te dringen. Dat zal ik niet doen. Ik hoop ook dat de Kamer die uitspraak niet doet, omdat het uiteindelijk niet gaat om het terugdringen van het aantal dieren, maar om het terugdringen van de emissies uit de landbouw. Daar wil ik graag over praten, maar niet zoals in deze motie geformuleerd. Ik ontraad die motie dan ook. 

In de motie op stuk nr. 124 spreekt de Kamer uit dat luchtwassers geen onderdeel van de oplossing kunnen zijn. Mij past enige bescheidenheid, want er wordt niet iets van de regering gevraagd. Ik zou daar niets over hoeven te zeggen, maar staat u mij toe op te merken dat luchtwassers op zichzelf nuttig zijn om de stikstofemissie te verlagen. Ze zijn nuttig voor de omgeving van de veehouderij omdat er minder overlast is. Ze zijn ook nuttig om de stikstofemissie te verlagen. Ik zou zo'n uitspraak zelf niet doen. Ik wacht af wat de Kamer daarvan vindt. Daarmee wil ik niet suggereren dat ik de Kamer aanbeveel om deze uitspraak van de heer Wassenberg over te nemen. 

In de motie op stuk nr. 125 vraagt de heer De Groot om de Kamer te informeren over de rol, de positie, bestuurlijke inbedding en financiering van de organisaties die samen met 30.000 vrijwilligers bezig zijn met de biodiversiteit. Ik heb er geen bezwaar tegen om te doen wat de heer De Groot vraagt. Ik laat het oordeel over motie nr. 125 aan de Kamer. 

De motie van de heer Futselaar op stuk nr. 126 is medeondertekend door de heer Grashoff. De motie spreekt uit dat het kabinet met een actieplan moet komen om zo spoedig mogelijk tot afgeronde en vastgestelde beheerplannen voor alle Natura 2000-gebieden te realiseren. Ik ben het met de indieners eens dat die plannen er zo spoedig mogelijk moeten komen. Gezien de ontwikkelingen is mijn stellige verwachting dat in 2018 alle provincies die plannen gereed hebben. Een extra uitspraak van de Kamer op dit punt is naar mijn overtuiging niet nodig. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 126. 

Ik dank u, mijnheer de voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn wij aan het einde van het debat over de effecten van de stikstofuitstoot op de natuur en biodiversiteit in Nederland. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties wordt aanstaande dinsdag gestemd. Ik dank de minister voor zijn komst naar de Kamer vanavond. Ik sluit de vergadering van donderdag 21 september 2017. 

Naar boven