10 Landbouw- en Visserijraad 3 tot en met 5 september 2017

Aan de orde is het VSO Landbouw- en Visserijraad 3 tot en met 5 september 2017 (21501-32, nr. 1039). 

De voorzitter:

Ik geef wederom als eerste het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Het is van het grootste belang dat we goed beleid inzetten om te zorgen dat we de wereld kunnen voeden. Dat kan het beste als we minder dieren eten, maar er zijn ook andere stappen nodig. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan voor het beheren van risico's in de voedselketen; 

constaterende dat het een illusie is te denken dat de risico's van de huidige voedselketens beheerst kunnen worden zonder de systeemfouten aan de bron aan te pakken; 

constaterende dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid in zijn rapport Naar een voedselbeleid al concludeerde dat het beleid te eenzijdig is gericht op het verhogen van de productie en de export daarvan, met alle gevolgen van dien voor dierenwelzijn, volksgezondheid, natuur, milieu en voedselzekerheid; 

constaterende dat de speciaal rapporteur voor mensenrechten van de VN waardevolle aanbevelingen heeft gedaan voor een voedselbeleid dat uitgaat van het recht op voedsel; 

verzoekt de regering te pleiten voor een voedselbeleid waarin voedselzekerheid, volgens de recht-op-voedselbenadering, het uitgangspunt vormt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1045 (21501-32). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel. 

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw Lodders namens de VVD. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. Ik heb twee moties. We hebben in de Kamer al meerdere keren gesproken over een vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Daar zijn beide moties op gestoeld. De eerste motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het Europees Parlement heeft ingestemd met voorstellen voor vereenvoudiging en versoepeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid; 

constaterende dat één van deze voorstellen ertoe geleid heeft dat vanggewassen volgens de Europese regels minimaal acht weken op het veld moeten staan; 

verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk de Europese minimumaanhoudperiode van acht weken voor vanggewassen te hanteren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1046 (21501-32). 

Mevrouw Lodders (VVD):

Mijn tweede motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat het gemeenschappelijk landbouwbeleid meer ruimte biedt bij het vaststellen van de inzaaidatum van vanggewassen; 

overwegende dat het wenselijk is om vanggewassen zo snel mogelijk na een oogst van het hoofdgewas in te zaaien, om het vanggewas zo optimaal mogelijk in te zetten voor verbetering van het bodemleven en de bodemkwaliteit; 

verzoekt de regering de inzaaidatum voor vanggewassen te laten starten na de oogst van het hoofdgewas, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Lodders. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1047 (21501-32). 

Mevrouw Lodders (VVD):

Een verdere toelichting zal ik, gezien de tijd, achterwege laten. 

De voorzitter:

Dank u wel. U was de laatste spreker op de lijst. Ik kijk naar de minister. Hij wacht even tot hij alle moties heeft. 

Ik geef het woord aan de minister. 

Minister Kamp:

Meneer de voorzitter. Mevrouw Ouwehand heeft zoals gebruikelijk haar moties weer zorgvuldig geformuleerd, maar deze keer bovendien op een zodanige wijze dat mijn haren nog niet recht overeind gaan staan. Het is haar motie op stuk nr. 1045 waarin ze de regering verzoekt te pleiten voor een voedselbeleid waarin voedselzekerheid, volgens de recht-op-voedselbenadering, het uitgangspunt vormt. Ik heb niet de indruk dat als we dat gaan doen, we dan afwijken van de lijn die we nu hebben. Wij vinden voedselzekerheid van het grootste belang. Wij denken ook dat Nederlandse bedrijven en Nederland als geheel ook bij uitstek in staat zijn om daar een grote bijdrage aan te leveren. Wij zijn ook heel actief op dit punt. Dat is ook bij de EU-Afrikaconferentie weer het geval geweest. Ik denk dus eigenlijk dat de manier waarop het in deze motie door mevrouw Ouwehand is verwoord als een ondersteuning van het beleid zou kunnen worden aangemerkt. Vandaar dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laat. 

Mevrouw Lodders vraagt in de motie op stuk nr. 1046 om zo spoedig mogelijk het Europese minimum van acht weken te gaan hanteren voor vanggewassen. De Kamer weet het nog veel beter dan ik: bij vanggewassen gaat het erom dat je voorkomt dat er, nadat het hoofdgewas op het veld heeft gestaan, stikstof uitspoelt. Op zo'n stuk akkerbouw zaai je vervolgens vanggewassen, zodat je op die manier kunt bijdragen aan de vergroeningsmaatregelen. Er is een drietal vergroeningsmaatregelen, als gevolg waarvan er ook een premie wordt ontvangen. De ene is blijvend grasland, de andere is dat 5% van het areaal bouwland ingericht moet worden als ecologisch aandachtsgebied en de derde is gewasdiversificatie. Om die 5% areaal bouwland in te richten als ecologisch aandachtsgebied is het voldoende, althans zo wordt het gezien door de Europese Commissie, om een deel van het land in te zaaien met vanggewassen. Ik weet niet of dat nou het optimale effect heeft als je kijkt naar de bedoelingen van die vergroeningsmaatregelen en van die premie, maar het is in ieder geval vastgelegd en dan moet het ook zo gehanteerd worden. Die periode van tien weken wordt gehanteerd na het moment dat het gewas ingezaaid wordt. Die periode op zichzelf is wel nuttig om ook te gebruiken voor de controle. Als je die periode van tien weken gaat inkorten naar acht weken, dan betekent dat ook dat de boeren minder tijd tot hun beschikking hebben om keuzes te maken. Dat is op zichzelf niet positief. 

Aan de andere kant heeft de Europese Commissie heel bewust die periode van tien weken teruggebracht tot acht weken. Ik vind al met al de argumenten om een kop op die Europese regeling te zetten, niet overtuigend. Ik neem in mijn overweging ook mee dat wij de vorige keer op initiatief van de Kamer tot die tien weken hebben besloten. Ik zei dat de Europese Commissie de periode heeft verkort van tien tot acht weken. Dat is niet zo. De Europese Commissie heeft die acht weken nu vastgelegd. Nu de Europese Commissie zo uitdrukkelijk die acht weken vastlegt, laat ik het oordeel over de motie aan de Kamer. Ik zal zien wat de Kamer daarvan vindt. Mocht de Kamer van mening zijn dat het terug kan worden gebracht naar acht weken, dan kunnen we wat mij betreft ook teruggaan naar die acht weken. Het oordeel over de motie op stuk nr. 1046 van mevrouw Lodders laat ik over aan de Kamer. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb een korte aanvulling. Ik was net misschien heel kort in mijn bijdrage. Het gaat ook echt alleen om die vanggewassen waarvoor nu een periode van tien weken wordt gehanteerd. We hebben natuurlijk de ervaringen in de praktijk met het project Veldleeuwerik, dat juist uitgaat van duurzame landbouw. Daaruit is gebleken dat die periode van acht weken geen negatieve effecten heeft op de biodiversiteit. In de motie staat "minimaal acht weken". Het kan dus ook nog steeds tien of elf weken zijn. 

Minister Kamp:

Mevrouw Lodders spreekt over het project Veldleeuwerik. Daar ben ik niet zo enthousiast over. Ik ben wel enthousiast over dat project, maar niet over de woorden van mevrouw Lodders daarover. Ik denk inderdaad dat daar een periode van acht weken in stond, maar er stonden ook een aantal andere dingen in die wel weer veel betekenis hadden voor de vergroening. Ik denk dat dat op zichzelf met dit soort gewassen, met die vanggewassen, in mindere mate het geval is. Ik geloof niet dat het goed is om als je Europees beleid afspreekt, ieder onderdeel voortdurend ter discussie te stellen. Dit is bruikbaar als het gaat om die 5%-regel die ik net heb genoemd. Er is nu voor het eerst door de Europese Commissie gezegd dat het een periode van acht weken moet zijn. Je mag vanggewassen dus meerekenen onder twee voorwaarden. Een voorwaarde is dat het minimaal acht weken op het land blijft staan. De tweede voorwaarde is dat je geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Als dat zo is vastgelegd, is het ook gepast om het oordeel over de motie van mevrouw Lodders aan de Kamer te laten. Ik zal afwachten wat de opvatting van de Kamer daarover is. 

Mevrouw Lodders heeft in haar motie op stuk nr. 1047 gezegd dat de landbouwers geholpen zouden zijn als de regering de inzaaidatum voor vanggewassen laat starten na de oogst van het hoofdgewas. We moeten ons even realiseren waar het over gaat. Je hebt een hoofdgewas. Vervolgens is dat van het land af en dan kun je nog de vanggewassen inzaaien. De uiterste datum voor het inzaaien van de vanggewassen is 15 oktober. Dat is met ingang van het volgende jaar het geval. De eerste datum is 15 juli. Er zit dus een heel lange periode tussen. Mevrouw Lodders zegt dat de datum van 15 juli vervroegd moet worden. Het systeem is als volgt. Landbouwers kunnen hun aanvraag voor de steun waar ze recht op hebben tot 15 mei indienen. Ze kunnen dat tot 15 juni wijzigen. Vanaf 15 juni gaat de periode lopen waarin het hoofdgewas moet worden gecontroleerd. Die periode is één maand, tussen 15 juni en 15 juli. Als we de periode — dan gaat het over 15 mei — willen veranderen, dan moeten we het geheel terughalen naar meer in het voorjaar. Ik denk dat de landbouwers daar niet blij mee zullen zijn, omdat ze dan al eerder definitief moeten besluiten over hun teeltplan en minder tijd hebben om hun steunaanvraag in te dienen. De vervroeging van die datum vind ik ook ongewenst uit het oogpunt van de informatie-inwinning die nodig is. Ik denk dat het niet goed is om dit te doen. Ik denk dat 15 juli een logische datum is en dat het tijdsbestek tussen 15 juli en 15 oktober ook groot genoeg is. Daarom ontraad ik deze motie van mevrouw Lodders. 

Dank u, mijnheer de voorzitter. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik hoor de minister. Waar het mij om gaat, is dat er een aantal hoofdteelten zijn die al eind mei of begin juni van het land af gehaald worden. Boeren moeten nu verplicht wachten tot 15 juli voordat ze een vanggewas kunnen inzaaien, terwijl de functie van een vanggewas juist is om bijvoorbeeld op een natuurlijke, biologische manier aaltjes te bestrijden. Daar wil je graag zo snel mogelijk mee beginnen. Nogmaals, ik heb de minister gehoord. Ik overweeg nog even of ik de motie aanhoud, wijzig of daar op een andere manier mee omga. Maar dit punt wil ik wel benadrukken. 

Minister Kamp:

De argumenten van mevrouw Lodders zijn redelijk, maar er zijn ook andere argumenten. Die heb ik net proberen te verwoorden. Het moet ook gecontroleerd kunnen worden. De landbouwers, in dit geval akkerbouwers, of veeteelthouders die ook akkerbouwactiviteiten ontplooien, vragen steun voor die activiteiten. Dat moet gecontroleerd worden. Er is een periode van een maand voor nodig om dat te kunnen doen. Als je die periode op 15 juni in laat gaan, moet de aanvraag op 15 mei worden ingediend. Dat is al behoorlijk vroeg. Als je dat nog verder gaat vervroegen, denk ik dat de landbouwers, de akkerbouwers in dit geval, daar niet blij mee zullen zijn. Daarom vind ik het prettig dat mevrouw Lodders zegt dat zij er nog even over nadenkt. Maar ondertussen blijf ik de motie ontraden. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van het VSO Landbouw- en Visserijraad van 3 tot en met 5 september 2017. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag worden gestemd. 

Ik dank de minister voor zijn deelname aan dit deel van de vergadering. We zien hem straks nog terug bij een ander debat, maar eerst schors ik voor een kort ogenblik. Daarna vindt er een extra regeling van werkzaamheden plaats. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven