9 Landbouw- en Visserijraad 17 en 18 juli 2017

Aan de orde is het VSO Landbouw- en Visserijraad 17 en 18 juli 2017 (21501-32, nrs. 1034 en 1037). 

De voorzitter:

Aan de orde is het VSO Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 juli 2017. Er zijn zes sprekers. Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. In Europa wordt gediscussieerd over herkomstetikettering. Nederland verzet zich daartegen. Dat is hartstikke raar. Want als je op vlees en zuivel verplicht de herkomst van het land kunt zetten, dan kun je ook zorgen dat de weidemelk die we in Nederland graag willen, met weidegang voor alle Nederlandse koeien, daadwerkelijk geen concurrentie hoeft te ondervinden van melk uit Duitsland of Roemenië. Iedereen weet dan immers dat melk uit Nederland ténminste komt van koeien die in de wei hebben mogen lopen. We begrijpen dus niet dat de Nederlandse regering die mogelijkheid niet aangrijpt in Europa. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Frankrijk een tweejarige pilot is gestart waarbij de herkomst van zuivel en vleesproducten als ingrediënt voor de levensmiddelenindustrie verplicht moet worden aangeduid, maar dat Nederland zich hiertegen verzet; 

constaterende dat verplichte herkomstetikettering juist veel kansen kan bieden om de Nederlandse productie van vlees en zuivel aan hogere dierenwelzijnsnormen te laten voldoen en om die standaarden te vertalen naar een betere prijs voor die producten; 

constaterende dat de Franse pilot nu al laat zien dat Franse boeren baat hebben bij herkomstetikettering, en dat concurrentie op kwaliteit ook voor Nederlandse boeren mogelijk moet worden; 

verzoekt de regering haar verzet tegen herkomstetikettering van vlees en zuivel te staken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1041 (21501-32). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik lees mijn tweede en laatste motie voor. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat Nederland de Europese sojaverklaring heeft ondertekend; 

constaterende dat een duurzame productie van eiwit niet alleen vraagt om regionale teelt van eiwitten, maar ook om een verkleining van de productie en consumptie van dierlijke eiwitten; 

verzoekt de regering in te zetten op een proteïnestrategie of een eiwittransitie als een van de doelen van de herziening van het Europese landbouwbeleid; 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1042 (21501-32). 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer De Groot namens D66. 

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Ik heb geen motie, maar ik wil nog even graag een bevestiging van de minister naar aanleiding van mijn vraag over het akkoord over biologische landbouw. Er was sprake van een uitzondering voor Spaanse telers om dat ook los van de grond te mogen doen. Aan deze uitzondering zou nu een einde komen. Het is mij niet helemaal duidelijk of dat nou echt zo is, en, zo ja, per wanneer dat is. 

Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Futselaar namens de SP. 

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb me vanavond maar weer eens met glyfosaat beziggehouden. Ik dien twee moties in. De aanleiding voor mijn eerste motie is dat de Britse Guardian onlangs heeft geopenbaard dat in het EFSA-onderzoek naar glyfosaat grote delen zijn overgenomen van een eerdere studie van de Glyphosate Task Force, die uit de industrie komt. Dat baart ons zorgen. Ik dien daarom de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Europese voedselwaakhond EFSA recent concludeerde dat glyfosaat als veilig kan worden beschouwd; 

constaterende dat er sterke aanwijzingen zijn dat omvangrijke passages van de publicaties die aan dit oordeel ten grondslag liggen, een-op-een zijn overgenomen uit studies van Monsanto of de daaraan gelieerde Glyphosate Task Force; 

in herinnering roepend dat Monsanto producent is van het glyfosaat bevattende gewasbeschermingsmiddel Roundup; 

verzoekt de regering er in Europees verband voor te pleiten het besluit over de hernieuwde meerjarige toelating van glyfosaat voor de periode van minstens één jaar uit te stellen en te onderzoeken in hoeverre de onafhankelijkheid van het EFSA-onderzoek is geborgd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar en Ouwehand en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1043 (21501-32). 

De heer Futselaar (SP):

Mijn tweede motie heeft te maken met de extra kosten die waterwinbedrijven moeten maken vanwege glyfosaat. Ze hebben ons daar ook over bericht. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de Nederlandse waterbedrijven al jaren normoverschrijdende concentraties glyfosaat aantreffen in grond- en oppervlaktewater; 

constaterende dat diverse waterbedrijven hierover alarm hebben geslagen; 

van mening dat glyfosaat meerdere schadelijke effecten heeft op natuur en mens; 

overwegende dat consumenten recht hebben op schoon en veilig drinkwater; 

roept de regering op in overleg te treden met waterwinbedrijven over mogelijke beschermingsmaatregelen voor drinkwaterbronnen en de uitkomsten van dit overleg te betrekken bij de vervolgdiscussie die de EU voert over de wenselijkheid van verlenging van biociden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Futselaar en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1044 (21501-32). 

De heer De Groot (D66):

Ik heb een vraag hierover. We hebben een algemeen overleg over de Landbouw- en Visserijraad op 4 oktober. Daarin zullen we met de minister van gedachten wisselen over de belangrijke kwestie van glyfosaat. Is het in dat opzicht niet handig om de moties daarbij in te dienen? Dat geef ik in overweging. Het staat u uiteraard vrij om de moties hier in te dienen. 

De heer Futselaar (SP):

Dat valt te overwegen, maar ik vind dat niet zo verstandig omdat het besluit in november zal worden genomen. Als je bijvoorbeeld de minister opdraagt om te gaan overleggen met waterwinbedrijven, dan moet daar wel tijd voor zijn voordat de Europese ministers bij elkaar komen in november. Dan is het niet handig om te wachten tot een wetsoverleg vlak daarvoor. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Even aansluitend hierop. Volgens mij hebben wij daar zeer binnenkort een AO over. Hoewel ik grote sympathie heb voor de moties van de heer Futselaar, heb ik het gevoel dat het verstandig zou zijn om dat eerst toch in enige samenhang te kunnen bespreken in een AO. Mijn voorzichtige suggestie aan de heer Futselaar is of hij bereid is om zijn moties eventueel aan te houden. 

De heer Futselaar (SP):

Ik zal daarover in overleg treden met de mede-indiener. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we gekomen aan het eind van de inbreng van de zijde van de Kamer. De minister verzoekt om een korte schorsing. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de minister. 

Minister Kamp:

Dank u wel, mijnheer de voorzitter. De motie-Ouwehand op stuk nr. 1041 vraagt de regering om haar verzet tegen de herkomstetikettering van vlees en zuivel te staken. Ik merk eerst even op dat herkomstaanduiding wel informatie geeft over het land waarvandaan iets afkomstig is, maar dat dit helemaal niets zegt over de duurzaamheidsaspecten. Er zijn allerlei varianten van artikelen in allerlei landen. Dus alleen de blote informatie dat iets uit een bepaald land komt, is van beperkte betekenis. De verwachting van het kabinet is ook dat de winst die te behalen is met verplichte herkomstetikettering van melk en melkproducten, waarbij vermeld wordt dat iets uit Nederland komt, wegvalt en overschreden wordt door de productie- en controlekosten waar je dan mee te maken krijgt. De Europese Commissie heeft ook onderzocht hoe het zit met de opbrengsten en kosten van zo'n maatregel. Net als wij was de Europese Commissie daar negatief over. Om beide redenen, onze eigen analyse en die van de Europese Commissie, ben ik geen voorstander van die Franse pilot die er op dit moment is. Ik zie wel dat er groeiende interesse is bij een deel van de consumenten in de herkomst van voedsel. Op vrijwillige basis kan het heel goed zijn dat een aantal producenten uit een bepaald gebied met elkaar een merk creëren en op die manier ook via etikettering iets bereiken. Dat kan goed zijn voor hun prijs en voor hun afzet. Dat is prima en daar is niks tegen, maar het is niet zinvol om dat nu te gaan verplichten, gelet op wat ik net heb gezegd over de analyses die zijn gemaakt en de conclusies die daaruit zijn getrokken. Om deze reden ontraad ik de motie-Ouwehand op stuk nr. 1041. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het kabinet gaat ook nu weer niet in op de stelling dat als je in Nederland een standaard verhoogt, bijvoorbeeld dat we alle melkkoeien in de wei laten, het dan enorm helpt om te kunnen zeggen dat Nederlandse melk sowieso weidemelk is. Als supermarkten het in hun hoofd halen om melk uit Roemenië in de schappen te zetten, krijgen zij dat heus wel te horen van maatschappelijke organisaties. Juist de breed gedragen wens in de Kamer om te komen tot weidegang voor alle koeien, kan echt geholpen worden door zulke herkomstetikettering. Het kabinet gaat daar helemaal aan voorbij. Ik vind dat echt jammer. 

Minister Kamp:

Ja, maar er zijn 28 landen in de Europese Unie. Je kunt wel zeggen dat iets uit dit of dat land komt, maar de betekenis daarvan is beperkt. Je moet wel kosten maken om zoiets te gaan invoeren. Het is weer iets extra's wat je gaat invoeren, verplicht. Als blijkt uit analyses dat het geen meerwaarde heeft, denk ik dat het niet verstandig is om dat te gaan doen. Ondanks de argumenten van mevrouw Ouwehand blijf ik deze motie ontraden. 

Dan is er een tweede motie van mevrouw Ouwehand, op stuk nr. 1042, waarin zij de regering vraagt om in te zetten op een proteïnestrategie of eiwittransitie, als een van de doelen van de herziening van het Europese landbouwbeleid. Een hoger aandeel plantaardige elementen in voedselpatronen kan winst opleveren voor volksgezondheid, ecologie en economie. Er zijn nogal wat analyses gemaakt. Net zei ik dat analyses de verkeerde kant op wezen, en nu noem ik de analyses van de Gezondheidsraad, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Wageningen, maar ook de Wereldgezondheidsorganisatie, de FAO, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Planbureau voor de Leefomgeving. Daar komt uit naar voren dat een hoger aandeel van die plantaardige elementen in de voedselpatronen voor de volksgezondheid, de ecologie en de economie winst kan opleveren. Om die reden wordt die ontwikkeling gestimuleerd door de regering. De afgelopen jaren zijn er een aantal acties ingezet die waren gericht op het bevorderen van het verder ontwikkelen van de teelt van die gewassen en op het stimuleren van de consumptie daarvan. De Kamer is daarover geïnformeerd. De Europese Commissie neemt het initiatief om te komen met een voorstel voor een Europese eiwitstrategie. Ik vind het heel goed dat zij dat doet. Als de bedoeling van mevrouw Ouwehand is dat wij positief erover zijn dat de Commissie met zo'n strategie komt en dat wij reageren op de inhoud van die strategie — en ik ben zo vrij om zonder tegenspraak aan te nemen dat dit de bedoeling is — dan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

Ik kom straks natuurlijk nog even bij de heer De Groot. De motie van de leden Futselaar en Ouwehand op stuk nr. 1043 gaat over glyfosaat. Deze verzoekt de regering om er in Europees verband voor te pleiten het besluit over de hernieuwde meerjarige toelating van glyfosaat voor de periode van minstens één jaar uit te stellen en te onderzoeken in hoeverre de onafhankelijkheid van het EFSA-onderzoek is geborgd. Daar voel ik niet voor. Als het gaat om de situatie dat een werkzame stof kan worden goedgekeurd, dan heeft de regering daar een procedure voor waarbij de Europese Commissie een rapporterende lidstaat aanwijst. Vervolgens is er het EFSA-onderzoek, dat al is aangehaald. Er is een heel zorgvuldige procedure opgezet, waarbij alle beschikbare literatuur en onderzoeken betrokken worden. Ook peer review maakt daarvan onderdeel uit. Met allerlei instanties wordt hierover overlegd. De uiteindelijke uitkomst daarvan is echt wetenschappelijk goed onderbouwd en ik ben van mening dat ook de uitkomst waar het nu om gaat wetenschappelijk goed is onderbouwd. Het Commissievoorstel is dus volgens mij gestoeld op beoordelingen die helemaal conform het wettelijke Europese toetsingskader plaatsvinden. In Nederland heeft het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, het Ctgb, ook gezegd het op wetenschappelijke gronden eens te zijn met de verlenging van die goedkeuring. Dan is er voor mij geen reden om iets uit te stellen. Om die reden ontraad ik deze motie. Ik wijs er wel op dat het hier gaat om de werkzame stof. Die is goedgekeurd. Vervolgens komen er middelen waarbij die werkzame stof wordt benut en die middelen moeten eerst toegelaten worden. Althans, het Ctgb zal zich daarover uitlaten als het zover is. Dat moet allemaal nog komen. Het gaat hier dus alleen om het goedkeuren van de werkzame stof. Wat ik over de motie van de heer Futselaar op stuk nr. 1043 heb gezegd, leidt mij tot het ontraden van deze motie. 

In de motie op stuk nr. 1044 roept de heer Futselaar de regering op in overleg te treden met waterwinbedrijven over mogelijke beschermingsmaatregelen en die te betrekken bij de vervolgdiscussie die de EU voert over de wenselijkheid van de verlenging van de goedkeuring van biociden. Ik denk dat ik mij moeilijk kan verzetten tegen de oproep van de heer Futselaar aan de Kamer om dat overleg met die waterwinbedrijven te voeren. Ik heb er ook geen zin in om dat te doen. Vandaar dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer laat en dat overleg zal entameren indien deze motie wordt aangenomen. Dit betreft de motie op stuk nr. 1044 van de heer Futselaar. 

De heer Futselaar (SP):

Ik wil de motie op stuk nr. 1043 graag aanhouden. Ik wil daarover graag met de minister in discussie gaan als wij daar wat meer ruimte voor hebben. Dan accepteer ik ook het advies van collega's. De motie op stuk nr. 1044 wil ik om de reden die ik eerder heb genoemd, wel graag in stemming brengen. Ik wil wel tegenover de minister verduidelijken dat de formulering niet voor niets luidt dat de uitkomst van het overleg moet worden meegenomen in het Europese overleg, want het is belangrijk dat wij ons realiseren dat glyfosaat de samenleving geld kost, bijvoorbeeld doordat waterwinbedrijven daardoor kosten maken. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Futselaar stel ik voor zijn motie (21501-32, nr. 1043) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Kamp:

Ik maak nog een opmerking hierover. Glyfosaat zou je kunnen verbieden ondanks het feit dat daar geen wetenschappelijke gronden voor zijn. Ik ben daar absoluut niet voor, maar als je glyfosaat verbiedt, wordt iets anders gebruikt en welke risico's dat met zich mee brengt, weten we niet. Het lijkt mij echt niet goed om te doen wat door de heer Futselaar wordt bepleit. Dit wat betreft de motie op stuk nr. 1043, die nu is aangehouden. 

Ik kan overgaan naar de vraag die gesteld is door de heer De Groot van de D66-fractie. De heer De Groot sprak over de uitzondering voor Spanje op het gebied van biologische teelt. Dit is een belangrijk punt omdat de essentie van biologische teelt is dat planten hun voedsel uit het ecosysteem van de bodem halen en dat daar geen kunstgrepen mee uitgehaald worden. Er waren twee kunstgrepen. Een kunstgreep vond plaats in het noorden, in Denemarken, Zweden en Finland. Daar zijn andere klimatologische omstandigheden. Deze landen hebben in het verleden de mogelijkheid gekregen om op een alternatieve wijze te telen. De teeltgrond bevindt zich daarbij in bakken boven de aardbodem. Deze landen krijgen de gelegenheid om deze teelt in een periode van tien jaar af te bouwen. Over tien jaar moet die afgelopen zijn. In de tussentijd zal voor de bedrijven die al zo teelden, een standstill worden gehandhaafd. Dat betreft dus de scandiclanden, de noordelijke landen. 

In Zuid-Europa, in Spanje, was het de praktijk om op een rotsbodem wat vruchtbare aarde te leggen en daarop te telen. Dat was dan biologisch. Maar dat is niet echt biologisch. Dat ben ik met de heer De Groot eens. Belangrijker is dat ook de Europese regelgever dat vindt. De Europese regelgever heeft de afgelopen tijd niet erg veel gedaan aan het handhaven daarvan, maar heeft zich nu opnieuw uitgesproken en deze regel herbevestigd. Hij heeft het ook voornemen om deze regel nageleefd te krijgen. Ik denk dat het aan de sector is om daar attent op te zijn en om signalen die men krijgt, door te geven aan de handhaver, zijnde de Europese Commissie. Het antwoord op de vraag van de heer De Groot is dus dat het nu inderdaad afgelopen is, althans moet zijn, met de praktijk in Spanje. 

De heer De Groot (D66):

Ik dank de minister voor het heldere antwoord, maar ik heb nog één vraag ter precisering. Hij zegt "nu". Is dat vanaf de ingangsdatum van de nieuwe verordening? Wanneer houdt die overgangssituatie voor Spanje op? 

Minister Kamp:

Er is geen formele overgangssituatie geweest, dus ik denk dat de Europese Commissie, nu zij die regel herbevestigd heeft, die ook meteen moet laten naleven. Laten we er dus van uitgaan dat die regel vanaf nu gewoon nageleefd moet worden en dat er dus ook gehandhaafd moet worden. Ik denk niet dat er reden is om nog weer data vooruit te schuiven. Ik geloof dat de heer De Groot dat met mij eens is. 

Dank u, mijnheer de voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen aan het einde van de beraadslagingen over het VSO Landbouw- en Visserijraad van 17 en 18 juli. Ik dank de minister voor zijn deelname aan dit deel van de vergadering. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We gaan gelijk door met het volgende VSO, waarbij de minister ook aanwezig zal zijn. Dat is het VSO Landbouw- en Visserijraad van 3 tot en met 5 september 2017. 

Naar boven