6 Landbouw- en Visserijraad d.d. 6 en 7 november 2017

Aan de orde is het VSO Landbouw- en Visserijraad d.d. 6 en 7 november 2017. 

De voorzitter:

Aan de orde is het VSO Landbouw- en Visserijraad. Een woord van welkom aan onze kersverse minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die haar debuut maakt. We hebben acht sprekers van de zijde van de Kamer en de eerste deelnemer die het woord tot ons richt, is mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Welkom aan de kersverse minister van Landbouw. We zouden haar niet in een onderbreking van het debat over de regeringsverklaring naar de Kamer hebben geroepen als er niet een actueel glyfosaatgevecht aan de gang was. De minister moet aanstaande maandag al naar Brussel om te spreken in een Europese Raad, en glyfosaat staat daar op de agenda. Glyfosaat is een omstreden landbouwgif, het wordt veel gebruikt, het meest gebruikte gif ter wereld, en het is gevaarlijk voor de biodiversiteit. De Europese Commissie wilde glyfosaat weer voor tien jaar toelaten. Dat voorstel is gelukkig gesneuveld. We hebben begrepen dat de Europese Commissie nu een voorstel heeft gedaan voor een verlenging met vijf jaar. Dus we hebben vijf jaar gewonnen. Maar op de vragen die wij aan de minister hebben gesteld, heeft zij laten weten dat Nederland weliswaar in kan stemmen met een kortere toelating dan die tien jaar maar het werd nog niet heel duidelijk dat het echt maximaal vijf jaar zou worden. Vandaar dat ik de volgende motie indien. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat glyfosaat een bedreiging vormt voor drinkwater en schadelijk is voor insecten, vogels, zoogdieren, waterorganismen en bodemleven; 

verzoekt de regering in elk geval niet in te stemmen met een verlenging van de toelating van glyfosaat van langer dan vijf jaar, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Graus, Futselaar, Moorlag en Grashoff. 

Zij krijgt nr. 1059 (21501-32). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Er is iets opmerkelijks gebeurd. In het Europees Parlement is gestemd over een resolutie die ook vraagt om binnen vijf jaar het gebruik van het middel uit te faseren, beperkingen te stellen en uit te faseren. En wat is nou het opmerkelijke? Zelfs leden van de CDA-fractie daar, Esther de Lange en Lambert van Nistelrooij, hebben er voorgestemd. Er geldt een wijsheidje hier in dit huis: als op landbouw het CDA en de Partij voor de Dieren elkaar kunnen vinden, dan is het debat eigenlijk wel klaar. Dus ik wil de minister vragen om ook met dat signaal van … O, er is een vraag. 

De heer Geurts (CDA):

Die wijsheid geldt in de Tweede Kamer. Probeer haar niet breder te trekken. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is dan toch jammer! Trekken we eens gezamenlijk op, zij het in Brussel, en is het CDA samen met D66, de ChristenUnie, de Partij voor de Dieren, GroenLinks, de SP en de PVV eens ergens voor, dan moet je zo'n moment toch niet laten lopen. Alleen de VVD en de SGP waren tegen; zij staan eigenlijk alleen in dit debat. Dus laten we elkaar opzoeken. Ik heb een motie aan de minister om met deze goede gezamenlijkheid zo veel mogelijk de overeenstemming te bewaren. De motie luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat glyfosaat een bedreiging vormt voor drinkwater en schadelijk is voor insecten, vogels, zoogdieren, waterorganismen en bodemleven; 

verzoekt de regering in te zetten op beperkingen aan het gebruik en uitfasering van glyfosaat binnen vijf jaar, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand, Graus, Futselaar, Moorlag en Grashoff. 

Zij krijgt nr. 1060 (21501-32). 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel. 

De voorzitter:

Dank u wel. We gaan luisteren naar de heer Grashoff van de fractie van GroenLinks. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ook van mijn kant een welkom aan de nieuwe minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Gefeliciteerd nog met deze prachtige rol. En dan gelijk maar in zo'n raar VSO rollen, dat is toch een beetje gek. 

Ik heb twee moties. Ik zeg er bij allebei bij dat ik meer geïnteresseerd ben in de eventuele toezeggingen van de minister dan in het per se in stemming brengen van de moties en dat ik ook nog bereid ben om ze eventueel aan te houden als de minister meer tijd nodig zou hebben om te kijken of die moties nu wel of niet enige genade zouden kunnen vinden. De eerste luidt als volgt. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

van mening dat het gebruik van glyfosaat ten behoeve van milieu en biodiversiteit moet afnemen in plaats van toenemen; 

constaterende dat het van essentieel belang is voor beleidsvorming om inzicht te hebben in het gebruik van glyfosaat in de landbouw, het overige professionele gebruik en het particuliere gebruik; 

constaterende dat momenteel niet adequaat en jaarlijks het gebruik van glyfosaat wordt gemonitord; 

verzoekt de regering in samenspraak met onderzoeksinstanties een monitoringsprogramma op te zetten om een adequaat beeld te krijgen van het gebruik van glyfosaat in de landbouw, het professioneel gebruik buiten de landbouw en het particulier gebruik, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff, Futselaar, Ouwehand en Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1061 (21501-32). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat recent onderzoek van een groep internationale wetenschappers onder leiding van de Wageningen Universiteit aangeeft dat glyfosaat, en daarmee aanverwant afbraakproduct AMPA, in ruim 45% van de onderzochte Europese landbouwgronden voorkomt én dat door winderosie of afspoeling van verontreinigde gronden er grote milieurisico's zijn; 

overwegende dat de Kamer op 13 juni 2017 de motie-Grashoff c.s. op stuk nr. 384 (27858) heeft aangenomen waarin de regering wordt verzocht om met aanvullende nationale maatregelen het gebruik van glyfosaat buiten de landbouw verdergaand te verbieden en het gebruik binnen de landbouw zo veel mogelijk te beperken; 

verzoekt de regering een plan van aanpak op te stellen ter beperking van het gebruik van glyfosaat, voorzien van kwantitatieve doelstellingen en een duidelijk tijdpad, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1062 (21501-32). 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Bij het laatste, het dictum, even een toelichting. Ik zoek de analogie met de wijze waarop met antibiotica is omgegaan. Op een gegeven moment is daar heel duidelijk afgesproken: we maken een plan en we koppelen daar ook een doel aan en een tijdpad; we willen in zoveel jaar zoveel minder gebruiken. 

De voorzitter:

Dan de heer Geurts van de fractie van het CDA. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Het is mij een genoegen om hier vandaag het woord te mogen richten tot de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Op de uitvoering van het regeerakkoord, dat onze boeren en hun gezinnen weer in hun kracht zet en een toekomstperspectief biedt, ga ik in bij de begroting. Vandaag wil ik bij één punt stilstaan: de Europese toelating van de stof glyfosaat. 

In de brief die de minister naar de Kamer heeft gestuurd, geeft zij aan in te zullen stemmen met een compromisvoorstel van de Europese Commissie. Het CDA is van mening dat de adviezen van de EFSA en het Ctbg, onze onafhankelijke toelatingsautoriteiten, moeten worden gevolgd. Zij beoordelen of en onder welke voorwaarden het gebruik van een stof, een middel voor een bepaald gewas, mogelijk is. Ook het kabinetsbeleid is dat adviezen van het Ctbg leidend zijn; we hebben dat de minister-president vanmiddag kunnen horen beamen. Daarom hoor ik graag de overwegingen van de minister: waarom wijkt ze nu van deze adviezen af in het compromisvoorstel? 

Is de wijziging van het standpunt afgestemd met de andere lidstaten die eerder het Commissievoorstel steunden? Zijn er ook lidstaten die vasthouden aan het eerdere Commissievoorstel? 

Tot zover, voorzitter. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Futselaar van de Socialistische Partij. 

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. De voorbespreking van de Europese Landbouwraad is toch wel het politieke hoogtepunt deze week, kunnen we denk ik met z'n allen vaststellen. In dat kader wil ik ook graag de minister feliciteren en welkom heten. Ik moet zeggen, als ik kijk naar alles wat nog onduidelijk is in het regeerakkoord op het gebied van landbouw en waarover nog verschillende interpretaties lijken te bestaan, zullen we elkaar hier vaak treffen. 

Nu gaat het specifiek over glyfosaat. Dat is iets wat deze Kamer vaak bezighoudt en waarover de meningen verschillen. Er zijn al meerdere moties ingediend. Ik heb mij afgevraagd wat ik zou doen. Bijvoorbeeld mevrouw Ouwehand heeft een aantal moties ingediend waar mijn naam onder staat en die uitstekend zijn. Maar de ervaring leert mij dat deze Kamer erg afhoudend is om over glyfosaat een helder mandaat mee te geven aan de minister naar Brussel. Dus heb ik ervoor gekozen om een motie te maken die een vaag mandaat meegeeft aan de minister in de hoop dat er dan een Kamermeerderheid voor te vinden valt. Dat brengt mij tot de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het nieuwe kabinet aantrad met de belofte "het meest groene akkoord ooit" te gaan uitvoeren; 

overwegende dat recente studies van de universiteit van Wageningen en de universiteit van Californië ernstige twijfels oproepen ten aanzien van de mogelijk schadelijke gevolgen van het gebruik van glyfosaat voor mens, gezondheid en de biodiversiteit in bodem en water; 

constaterende dat het bestrijdingsmiddel glyfosaat is aangetroffen in 45% van de Europese landbouwgronden; 

constaterende dat ook het Europees Parlement in meerderheid de verlenging van glyfosaat met tien jaar afwijst; 

verzoekt de regering haar groene woorden om te zetten in groene daden en bij verdere onderhandelingen in Europees verband ten aanzien van glyfosaat derhalve te pleiten voor een afbouwstrategie ten gunste van groene gewasbeschermingsmiddelen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. 

Zij krijgt nr. 1063 (21501-32). 

Wordt de indiening van deze vage motie in voldoende mate ondersteund? Ik stel vast dat dat het geval is. Dan maakt zij onderdeel uit van de beraadslagingen. 

Dank u wel. Het woord is aan de heer De Groot van de fractie van D66. 

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, mijnheer de voorzitter. Allereerst vanaf deze plek ook de hartelijke felicitaties namens de fractie van D66 aan de nieuwe minister van LNV. Het gaat vandaag over glyfosaat. Ik heb geen motie daarover, maar ik verzoek de minister wel om daar nog wat concreter op in te gaan. Ik wil een vergelijking maken — dat is een positieve vergelijking — met hoe het met antibiotica is gegaan. Antibiotica zijn lange tijd ingezet als groeibevorderaar in het algemeen en niet als medicijn. De laatste jaren heeft zich in de sector de mooie ontwikkeling voorgedaan — we kunnen daar hartstikke trots op zijn — dat het gebruik als groeibevorderaar is gestopt. Omdat we het nu weer gebruiken waarvoor het bedoeld is, is het gebruik heel erg afgenomen. 

De minister-president zei vanmiddag: gewasbescherming als het echt niet anders kan. Maar past het dan om het gras op weilanden dood te spuiten en er dan ook nog koeien op te zetten? Past het dan om de akkers schoon te spuiten voor het zaaien? Past het dan überhaupt nog om op grote schaal systemische middelen als glyfosaat te gebruiken? De grootschalige toepassing van glyfosaat maakt meer kapot dan ons lief is. Net als antibiotica doen met ons lichaam, doodt het ook goede bacteriën en schimmels in de bodem, waardoor de bodem ook minder bescherming biedt. Wil de minister daarom concreet toezeggen dat zij bereid is een beweging te maken met de sector om gewasbeschermingen uitsluitend als medicijn te gebruiken en niet meer systemisch in te zetten, net als bij antibiotica is gebeurd? 

Daarnaast gaan we ervan uit dat de minister het voorstel van de Europese Commissie steunt om glyfosaat slechts voor vijf jaar toe te laten. Dat zou een grote verbetering betekenen ten opzichte van het eerdere standpunt en kan dus absoluut op de steun van D66 rekenen. 

Dank u wel. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik hoor de heer De Groot pleiten tegen het systematisch inzetten van het middel glyfosaat. Daarmee wekt hij de suggestie dat boeren en tuinders dit middel lukraak en zonder argumenten gebruiken. Kan de heer De Groot daar nou eens een toelichting op geven? Volgens mij hebben we hele strenge regels en worden er hele strenge voorwaarden aan het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen gesteld. We noemen die niet voor niets "gewasbeschermingsmiddelen". Die moeten dus zorgvuldig ingezet worden. Ik vind dat de heer De Groot dat de sector hiermee echt in een negatieve hoek duwt. Kan hij daar een toelichting op geven? 

De heer De Groot (D66):

Jazeker. Ik gaf ook een voorbeeld daarvan. Voordat gras gescheurd wordt, wordt het vaak met glyfosaat behandeld. Dat mag volgens de regels. Je mag zelfs je koeien erop zetten. Maar de vraag is: is dat waar het middel ooit voor bedoeld is? Het middel is bedoeld voor gewasbescherming, zoals u terecht aangeeft. We gebruiken dit middel nu op grote schaal systematisch. Dat kan allemaal, maar is het ook goed? Dat is de vraag, zeker als je de vergelijking trekt met wat we ooit hebben gedaan met groeibevorderaars. Als je dat dan koppelt aan de recente studie van de universiteit van Wageningen van professor Gijsen waaruit blijkt dat het afbraakproduct van glyfosaat AMPA toch veel meer in ons milieu voorkomt dan we dachten, dan moet je volgens mij zeggen: laten we nou zuinig zijn op gewasbeschermingsmiddelen en ze gebruiken waar ze voor bedoeld zijn. 

De voorzitter:

Goed. Kort nog even, mevrouw Lodders. Kort. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ga de discussie hier niet aan, maar nogmaals, ik vind dat de heer De Groot de ondernemers echt tekortdoet en ik neem daar afstand van. 

De voorzitter:

Dat is geen vraag. De heer Geurts nog even. 

De heer Geurts (CDA):

Ik heb de specialist op het gebied van glyfosaat naast me zitten. Als die voorwaarden op enig moment gesteld zouden worden, is de heer De Groot dan wel voor het toelaten van glyfosaat voor onbeperkte tijd? 

De heer De Groot (D66):

Kijk, je hebt de middelen nodig die er zijn. Over de toelating van de middelen gaat de EFSA. Daar hebben we het nu ook over. Dat gaat nu om vijf jaar. De minister en zelfs de minister-president hebben ook geschetst dat we gewasbeschermingsmiddelen alleen maar moeten gaan gebruiken als het echt niet anders kan. De basis is gewoon een gezonde bodem. Daarna komen niet-chemische middelen en dan pas gewasbeschermingsmiddelen. Natuurlijk moet er dan voldoende arsenaal zijn om een goede medicijnkast te hebben, maar je moet niet met de medicijnen gaan strooien op een preventieve manier. Dat is niet nodig. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we luisteren naar mevrouw Lodders van de fractie van de VVD. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ik zou ook graag de minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid van harte willen feliciteren met haar benoeming in dit heel mooie ambt. Dat doe ik persoonlijk, maar zeker ook namens mijn fractie. Wij kijken zeer uit naar de samenwerking op dit dossier. Het is een prachtig dossier. Ik denk dat er echt geen mooiere post is. Dat durf ik wel te zeggen. Ik wens haar heel veel succes. 

Voorzitter. De Landbouw- en Visserijraad lijkt enkel en alleen in het teken te staan van de toelating van glyfosaat. Ik denk dat het een heel belangrijk punt is. Mijn vragen zijn eigenlijk al door de heer Geurts gesteld. We hebben in het schriftelijk overleg kunnen lezen dat de minister heeft aangegeven dat zij het voorstel van de Europese Commissie volgt. 

Mijn vraag aan de minister is de volgende. Is het kabinetsbeleid nog steeds zoals we dat in de afgelopen weken met elkaar hebben besproken? Oftewel, is de eerste voorkeur nog steeds een toelating van tien jaar, conform het advies van de EFSA en van het Ctgb, de wetenschappelijk organisaties? Mijn fractie is van mening dat als daar onvoldoende draagvlak voor is, het voorstel van de Europese Commissie second best is. We zouden daar als Nederland wel "ja" tegen moeten zeggen. Maar ik hecht er ook aan dat te kunnen volgen, met name vanwege het advies van die onafhankelijke organisaties. 

Voorzitter. Ik heb nog een halve minuut spreektijd. In die tijd zou ik toch nog een keer het pleidooi willen houden dat we heel erg zorgvuldig met de toelating van gewasbeschermingsmiddelen moeten omgaan. Ik zeg in de richting van de heer De Groot dat er in de afgelopen jaren ontzettend veel stappen zijn gezet, juist in die geïntegreerde benadering van gewasbeschermingsmiddelen. Ik vind het dus jammer dat de Nederlandse land- en tuinbouw op deze manier in de hoek gedrukt wordt. 

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Dik-Faber van de fractie van de ChristenUnie. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Uiteraard ook van mijn fractie veel felicitaties met deze prachtige positie die u heeft gekregen. Het is een mooie portefeuille. Ik zie uit naar de samenwerking. We wensen u ook veel zegen in het mooie ambt dat u mag vervullen. 

Meneer Graus, ik hoor wat u zegt buiten de microfoon. Wie weet wordt het in het verslag opgenomen! 

De voorzitter:

Nee! 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik wil mijn dank uitspreken voor alle antwoorden die we hebben gekregen in het schriftelijke overleg. Het was heel duidelijk. Ik wil nog twee punten daaruit voor het voetlicht brengen. 

In de eerste plaats is dat het duurzaam bodembeheer. Ik heb gelezen dat de minister onderzoek wil doen naar het potentieel en het mogelijk verwaarden van het vastleggen van CO2 in de bodem. Daar ben ik ontzettend blij mee. We hebben daar ook eerder al aandacht voor gevraagd bij minister Henk Kamp. Deze minister wil dat voortzetten. Dat lijkt mij uitstekend. Het tweede punt als het gaat om duurzaam bodembeheer is dat wij blij zijn met de inzet van de minister voor een grotere inzet op preventie en groene gewasbescherming, om zo samen met de sector het pad van de geïntegreerde gewasbescherming verder af te lopen. Dat lijkt ons een goede zaak. 

Het belangrijkste onderwerp tijdens de Landbouw- en Visserijraad is ongetwijfeld glyfosaat. De minister wil nu instemmen met het voorstel van de Europese Commissie om glyfosaat voor een periode van vijf jaar te verlengen. Mijn vraag is of de minister kan bevestigen dat zij hiermee niets afdoet aan de wetenschappelijke adviezen van het Ctgb en de EFSA en dat zij kiest voor het voorstel van de Europese Commissie, opdat we op die manier een meerderheidsbesluit krijgen in Europa en ook snel duidelijkheid krijgen voor onze boeren. 

Tot slot, voorzitter. Ik wens de minister heel veel succes bij haar eerste Landbouw- en Visserijraad. 

De voorzitter:

Een vraag nog van de heer Grashoff. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Mag ik uit de woorden van mevrouw Dik-Faber opmaken dat zij in grote lijnen het betoog van de heer De Groot van zonet over de toepassing van glyfosaat ondersteunt? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb gezien dat de sector de afgelopen jaren verantwoordelijkheid heeft genomen in de toepassing van glyfosaat. Dat wordt niet zomaar lukraak over het land uitgestrooid; die woorden kwamen al even langs in dit debat. Er wordt echt gekeken hoe we dat zo precies mogelijk kunnen toepassen. Het pad van de geïntegreerde gewasbescherming is al in gang gezet. Eerst moet je kijken wat je preventief kunt doen en wat je kunt doen met groene middelen. Pas in laatste instantie gebruik je chemische gewasbescherming. Daar kunnen nog verdere stappen in gezet worden. Dat wil de sector ook. Er ligt een plan voor 2030. Laten we nu samen met de sector kijken hoe we dat plan verder tot uitwerking kunnen laten komen. Wat dat betreft denk ik dat de heer Grashoff en ik het ook wel eens kunnen zijn. 

De voorzitter:

Heel mooi. U bent het eens. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Dijkgraaf van de fractie van de Staatkundig Gereformeerde Partij. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dank, voorzitter. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Frankrijk zich in het kader van een mogelijk handelsakkoord met de Mercosur-landen verzet tegen het voorstel van de Europese Commissie om jaarlijks 70.000 ton Zuid-Amerikaans rundvlees vrij te stellen van importheffing; 

verzoekt de regering zich in te zetten voor een gelijk speelveld van landbouwsectoren die nu en in de toekomst een hoger niveau hebben wat betreft milieu- en dierenwelzijn vergeleken met de Mercosur-landen en die de daarmee verbonden kosten niet terug kunnen verdienen op een gezamenlijke markt, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 1064 (21501-32). 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb een korte vraag aan de heer Dijkgraaf. Er is volgende week nog een AO ter voorbereiding op de RBZ Handel, waar dit onderwerp wat uitgebreider op de agenda staat. Mijn vraag aan de heer Dijkgraaf is of hij bereid is deze motie aan te houden tot en met dat AO. Wij hebben daar ook nog een aantal vragen over. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kan me die vraag voorstellen. Het is een wat ongelukkige timing, maar maandag vindt gelijktijdig de Landbouwraad plaats, waar dit onderwerp ook op de agenda staat. Vandaar deze motie. Anders had ik het wel later gedaan. Misschien zou de minister in haar reactie mee kunnen nemen hoe zij daarover denkt. Als zij maandag in lijn met de motie opereert, heb ik daar minder moeite mee dan dat zij zegt dat ze daar niets in ziet. Dan zal het vanavond moeten. Ik probeer flexibel te zijn. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

We trekken niet altijd samen op, maar in dit geval doen de SGP en de Partij voor de Dieren dat wel. We zien de bezwaren van die vrijhandelsakkoorden voor onze landbouw. De Partij voor de Dieren ziet de lijn voor zich dat je dat vrijhandelsverdrag niet moet willen als dit nadelige effecten heeft voor de landbouw en dat je niet alle nadelen voor de Nederlandse en de Europese landbouw op kosten van de belastingbetaler moet compenseren. Is dat wat de SGP met deze motie bedoelt of zegt zij dat zij het ook goed vindt als die importheffingen eraf gaan en we gaan bijpulussen om de nadelen te compenseren? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee, mevrouw de voorzitter. 

De voorzitter:

Meneer de voorzitter. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

"Meneer de voorzitter"; ik ben de hele dag gewend om "mevrouw de voorzitter" te zeggen. Volgens mij is het glashelder. Die compensatie gaat er nooit komen, als je daar al over zou discussiëren. De enige discussie betreft de vraag of je de grenzen open gaat stellen als er een level playing field is. En anders niet wat mij betreft. Net als bij CETA en dergelijke, vinden we elkaar daar weer. Dat is ook wel eens prettig, want volgens mij staan we wat het landbouwdossier betreft regelmatig tegenover elkaar. Als het mogelijk is, moeten we elkaar dus proberen te vinden. En nu wordt D66 ongerust. 

De voorzitter:

Ja, de heer De Groot. Kort, puntig. 

De heer De Groot (D66):

U bent zich er bewust van dat bij Mercosurachtige afspraken in dit geval ook afspraken plaatsvinden over normen en standaarden en dat je dus niet op voorhand kunt zeggen dat de eisen daar lager zijn? Dat is een vraag. Verder doe ik de suggestie om de motie toch aan te houden, omdat dit ook de competentie van de minister van Buitenlandse Handel betreft en ik me kan voorstellen dat deze minister daarover wil overleggen. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het laatste punt is een herhaling van de vraag van mevrouw Lodders. Daarop heb ik volgens mij een helder antwoord gegeven. Op het eerste punt zeg ik: ja natuurlijk, daar gaan handelsverdragen over. Deze motie zegt eigenlijk: zorg ervoor dat die voorwaarden gelijk zijn. Dat is de bedoeling. Ik heb geen problemen met een handelsakkoord; daar zijn we als kleine, open economie beter van geworden. Liever meer handelsakkoorden dus, maar dan moet het niet zo zijn dat je handelsakkoorden sluit met landen waar de eisen lager gesteld zijn. 

Tot slot wil ik de minister natuurlijk zeer hartelijk welkom heten. Ik moet bekennen dat ik in een interview heb gezegd "onze Carola". 

De voorzitter:

Dat is iets te amicaal. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is iets te amicaal, zeker voor dit verslag. Dat zal ik hier dus niet herhalen. Dat ik dat heb gezegd, geeft wel aan dat we uitzien naar de samenwerking. Natuurlijk zullen we kritiek leveren waar dat nodig is. Dat zal de minister alleen maar willen. Maar met de tekst die in het regeerakkoord staat, ben ik blij dat zij op deze positie zit. Ik zie dus uit naar de samenwerking. 

De voorzitter:

Dat staat allemaal in het verslag. Tot zover de termijn van de Kamer. Ik begrijp dat de minister meteen antwoord kan geven. Dat is iets waar we erg van houden. Ik wijs erop dat we hoe dan ook om 20.25 uur doorgaan met de Algemene Beschouwingen. Dit is altijd een heel goede truc van mij, want dan denken mensen: o, ik moet nog even eten, dus laten we het kort houden. Dat is inderdaad mijn suggestie. Als u de voedselkwaliteit van het ledenrestaurant nog wilt proeven, laten we het dan kort en puntig houden. Want we gaan hoe dan ook over een half uur en een minuut door met de Algemene Beschouwingen. Het woord is aan de minister. 

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Als eerste wil ik ook heel graag de Kamer bedanken, want wat is er mooier dan om het eerste debat te kunnen voeren met de commissie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit? Ik zie ook uit naar een mooie samenwerking. Wij zullen het niet altijd eens zijn met elkaar, maar ik hoop in ieder geval dat we dan wel een goed debat hebben gehad. Daar beginnen we vandaag meteen al mee, over een onderwerp dat veel gemoederen bezighoudt en ook van groot belang is. Dat belang is tweeledig: het belang voor aan de ene kant de landbouwers en aan de andere kant ook onze milieueisen. Langs die lijnen wil ik de beantwoording even inleiden, om misschien iets meer context te geven over hoe ik tegen de ingediende moties en de vragen aankijk. 

Voorzitter. Gewasbeschermingsmiddelen worden niet zomaar ingezet; die worden ingezet om ervoor te zorgen dat de slechte zaken bestreden worden, maar ook dat we een goede productie hebben. Die productie zorgt ervoor dat al onze monden gevoed worden, dat benadruk ik nog maar even. Tegelijkertijd moeten we zorgen dat de milieubelasting van het gebruik van deze middelen vermindert. Dat zijn ook afspraken die we in Europees verband hebben gemaakt. Het kabinet pakt deze opgave ook op, samen met de sector, zeg ik erbij. 

Voorzitter. Mijn vergezicht — ik heb het al een aantal collega's, of een aantal Kámerleden horen zeggen, het is even wennen, sorry — is dat we toe moeten naar meer geïntegreerde gewasbescherming. Dat is waar wij de komende jaren op in zullen zetten. Dat houdt in: eerst inzetten op preventie en monitoring, dan de niet-chemische maatregelen en als slotstuk het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dat is de lijn die de minister-president vanmiddag ook heeft uiteengezet. Ik wil ook benadrukken dat veel telers al op deze manier werken. Van belang is dat de duurzame, niet-chemische alternatieven en de laag-risico-gewasbeschermingsmiddelen ook breder beschikbaar komen voor onze telers. Zowel Europees als nationaal zet ik daarop in. In de tussentijd vind ik het ook belangrijk dat de sector duidelijkheid heeft, zodat de telers aan de slag kunnen met de transitie en weten wat de regelgeving wordt op dit gebied. Ik hecht eraan ook te benadrukken dat hier wetenschappelijke studies aan ten grondslag liggen. Op wetenschappelijke gronden, volgens een vastgesteld pad, gaan we deze beslissingen nemen. 

Dan kom ik ook op het actuele onderwerp van de commissie: de goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat. Er heeft hierover al een debat plaatsgevonden, een aantal weken geleden. Dat was nog met mijn ambtsvoorganger, minister Kamp. Daarin heeft Nederland bepaald, en daar heeft deze Kamer ook mee ingestemd, dat de toestemming voor deze verlenging voor tien jaar zou kunnen worden afgegeven, in lijn met de adviezen die de EFSA en in Nederland het Ctgb hadden afgegeven. 

In de Europese Commissie is er nu een nieuw voorstel gekomen. Ik heb een aantal Kamerleden horen vragen waarom er nu een nieuw voorstel is. Er bleek voor die tien jaar geen draagvlak in de Commissie. Er zijn een aantal landen die dit wel willen, maar er waren ook andere landen die korter wilden. Er zijn verschillende jaartallen genoemd: drie jaar, zeven jaar. De Commissie heeft op basis van de input van die landen besloten om een nieuw voorstel neer te leggen. Dat voorstel is een verlenging van vijf jaar. 

Voordat ik op de moties kom, zal ik eerst op wat vragen ingaan die gesteld zijn, zoals: waarom gaat Nederland nu voor vijf jaar? Ik kan daar heel praktisch over zijn: omdat dat de meeste kans geeft om tot een compromis te komen. Ik denk dat het juist van belang is om te zorgen dat we nu die duidelijkheid gaan bieden aan de telers, maar ook dat we weten waar we de komende jaren aan toe zijn in het algemeen. 

Voorzitter. Langs die lijnen wil ik nu de moties gaan behandelen. Dat zal ik snel doen, want inderdaad, we willen allemaal graag even gaan eten. Allereerst de motie op stuk nr. 1059 van de leden Ouwehand, Graus, Futselaar, Moorlag en Grashoff, die vraagt om niet in te stemmen met de verlenging van de toelating van glyfosaat. Ik denk dat ik al helder ben geweest in mijn redenering. Die duidelijkheid moeten wij gewoon nu bieden aan de telers. Die keuze maken we ook op basis van inzichten uit de wetenschap. Er liggen vaste procedures aan ten grondslag. Die blijven wij volgen en op basis daarvan kunnen wij gewoon nu instemmen met de toelating van glyfosaat voor vijf jaar. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De vraag die nog bestond na de beantwoording in het schriftelijk overleg was: stemt Nederland nou in met die vijf jaar, of houdt het meer ruimte voor zichzelf? Ik hoor de minister nu zeggen dat het voorstel van de Europese Commissie voor vijf jaar door Nederland wordt ondersteund. In dat geval houd ik deze motie even aan. Ik sluit niet uit dat er nog een ronde met overleg komt over glyfosaat, en dan is deze motie misschien toch weer van toepassing. Dank voor de toezegging dat het om vijf jaar gaat. Dan is er in elk geval vijf jaar van de aanvankelijke tien jaar af. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor haar motie (21501-32, nr. 1059) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Schouten:

De tweede motie van mevrouw Ouwehand c.s., de motie op stuk nr. 1060, verzoekt de regering om in te zetten op beperkingen aan het gebruik en uitfasering van glyfosaat binnen vijf jaar. Ik heb denk ik helder aangegeven welke weg naar geïntegreerde gewasbescherming Nederland voor zich ziet en hoe we daar de komende jaren op zullen inzetten. Daar zijn we al mee bezig. Dat is ook niet nieuw. Maar deze motie vraagt om uitfasering. Ik hecht eraan — de twee kanten van de medaille — om nu ook gewoon die helderheid voor vijf jaar te geven. Daar ziet ook het Commissiebesluit op. Dat kent geen uitfaseringsaspect. Dat is gewoon heel duidelijk: voor zoveel jaar zullen we het nu vaststellen. Ik hecht eraan om dat vast te houden. Tegelijkertijd zullen we zelf ook inzetten op de alternatieven. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat ben ik op zich met de minister eens. Het Europees Parlement heeft hierom gevraagd: maximaal vijf jaar toelaten en dan ook uitfaseren. Maar in de toelatingsprocedure bestaat die mogelijkheid niet. Je neemt een besluit over toelating of niet en voor hoelang, en dat is het dan. De discussie over glyfosaat zal maandag en dinsdag worden gevoerd. Is de minister bereid om de woorden die zij en de minister-president vandaag spraken — we moeten wel stappen zetten naar een beperking van dat gebruik, naar minder vaak gebruiken, alleen als het echt niet anders kan — ook in te brengen in de discussie over glyfosaat? Dan kunnen we de Europese aanzet op een later moment eventueel nog verder bespreken in een debat. Is de minister wel bereid om daar in elk geval een aanzetje voor te doen in de discussie die maandag en dinsdag in Brussel wordt gevoerd? In dat geval — ik kijk naar de mede-indieners — kan ook deze motie aanhouden. 

Minister Schouten:

Ik weet niet of wij elkaar dan precies begrijpen. Het komt wel nauw. Ik wil gewoon niet het beeld scheppen dat wij nu kunnen inzetten op uitfasering van dit middel. Er komt gewoon een toelating voor een aantal jaren. Daar gaat deze discussie over en die helderheid wil ik ook bieden aan de sector. Tegelijkertijd heeft Nederland nu al — ik blijf het maar benadrukken — met de sector afspraken gemaakt om te komen tot een meer geïntegreerde gewasbescherming. Dat is niet nieuw. Dat wij daarmee bezig zijn, zullen wij in Brussel ook noemen. Maar dat moet niet de suggestie wekken dat wij nu gelijk ook een pad van uitfasering op gaan, want dat is niet zo. Die twee zaken wil ik wel helder houden. Zelf gaan wij inzetten op een geïntegreerdgewasbeschermingsbeleid. Tegelijkertijd komt er nu helderheid over die vijf jaar. Zolang het woord "uitfasering" of iets dergelijks boven de markt hangt, moet ik deze motie toch ontraden. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat begrijp ik, maar ik begrijp de minister ook zo dat zij in de discussie die maandag en dinsdag wordt gevoerd in elk geval de Nederlandse aanpak zal verdedigen als dit ter tafel komt: we moeten stappen zetten in het beperken van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen; daar hebben we plannen voor. Dan kunnen we op een later moment nog verder met elkaar spreken over de vraag of dat in Europa misschien nog wat meer enthousiasme kan krijgen en of Nederland misschien nog een paar stapjes harder moet lopen. Ik kijk naar mijn collega-indieners. Dan kan ik deze motie voor nu aanhouden en de minister even de ruimte geven om daarmee aan de slag te gaan. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Ouwehand stel ik voor haar motie (21501-32, nr. 1060) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Schouten:

Het staat mevrouw Ouwehand inderdaad vrij om haar moties aan te houden, maar ik hoop dat ik helder ben geweest over wat zij op dit punt van mij kan verwachten. 

De derde motie is de motie op stuk nr. 1061. De heer Grashoff was al zo aardig om te zeggen dat hij ook kan leven met toezeggingen. Het is natuurlijk altijd fijn als het niet met moties hoeft. Deze motie vraagt om het opzetten van een monitoringsprogramma. Ik wil wel even het beeld weghalen dat wij nog geen monitoringsprogramma hebben. Die bestaan al. Er zijn zelfs meerdere monitoringsprogramma's die in de gaten houden hoe het gaat met glyfosaat in de landbouw. Ik lees deze motie zo dat wij worden gevraagd om te bekijken of wij die monitoring nog wat meer vorm kunnen geven. Als dat het verzoek is, kan ik dat toezeggen aan de heer Grashoff en wil ik met de betrokken instanties het gesprek aangaan om te kijken hoe we dat beter in kaart kunnen brengen. Maar nu staat in de motie bijvoorbeeld dat momenteel niet adequaat en jaarlijks het gebruik van glyfosaat wordt gemonitord. Die constatering klopt gewoon niet. Op basis daarvan kan ik de motie zo niet overnemen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Naar mijn stellige informatie wordt op dit moment niet jaarlijks het gebruik van glyfosaat naar de verschillende gebruiksdoeleinden bijgehouden, maar ik geef de minister graag de gelegenheid om dat nog eens te checken en dubbel te checken. Ik hoorde in elk geval de bereidheid om ervoor te zorgen dat er goed gemonitord wordt. Wat er al is, hoef ik natuurlijk niet te vragen. Mijn informatie is dat de monitoring echt gebrekkig is, dat er maar eens in de vijf jaar bijvoorbeeld gemeten wordt. Ik zal mijn motie voorlopig even aanhouden. We komen er vanzelf op terug. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Grashoff stel ik voor zijn motie (21501-32, nr. 1061) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Schouten:

In de motie-Grashoff/Moorlag op stuk nr. 1062 wordt de regering verzocht een plan van aanpak op te stellen ter beperking van het gebruik van glyfosaat, voorzien van kwantitatieve doelstellingen en een duidelijk tijdpad. Dan kom ik terug bij de antwoorden die ik aan mevrouw Ouwehand heb gegeven. Wij zijn nu al bezig met de sector met geïntegreerde gewasbescherming. Tegelijkertijd gaan we, als het aan ons ligt, het gebruik van glyfosaat voor vijf jaar verlenging geven. Deze motie is dus te scherp geformuleerd. Daarom moet ik haar op dit punt ontraden. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is jammer. Ten eerste is dit verzoek gebaseerd op een recentelijk aangenomen Kamermotie. We moeten ook vaststellen dat we sinds 2011, geloof ik, bezig zijn met glyfosaat en dat er bij de Kamer eigenlijk geen helderheid is over de afspraken met de sector: wat wordt in welk tijdpad afgebouwd? In mijn toelichting van zo-even heb ik gezegd dat ik een parallel zie met de wijze waarop het antibioticavraagstuk is aangepakt. Toen wisten we in elk geval wat ons doel was voor een aantal jaren, zodat er voor de sector een soort helderheid was. Ik zeg er direct bij dat ik ook deze motie zal aanhouden, maar ik wil de minister sterk in overweging geven om, gezien de buitengewone mistigheid die in dit debat steeds optreedt, toch eens na te denken over een goed plan van aanpak met een tijdpad en kwantitatieve doelen, want dat helpt niet alleen ons, maar ook de minister zelf. 

Minister Schouten:

Ik wil nog wel even teruggeven aan de heer Grashoff dat zijn aangenomen motie ging over toepassing buiten de landbouw. Volgens mij is gisteren het verbod daarop ingegaan, dus de heer Grashoff is op zijn wenken bediend. Dat ging nadrukkelijk over toepassing buiten de landbouw, maar in de landbouw zijn deze middelen nu gewoon nog nodig. Ik wil daar duidelijkheid over scheppen, zonder nu allerlei afbouwpaden in te zetten en concrete doelstellingen te noemen. Wij hebben een lijn ingezet om naar alternatieven te kijken; dat blijf ik benadrukken. Tegelijkertijd moeten we ook heel helder het beeld scheppen dat het middel wat ons betreft nu gewoon voor vijf jaar kan worden toegelaten. 

De voorzitter:

Ten slotte, afrondend, kort. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit is een misverstand. Ik doel op de motie van 13 juni 2017, waarvan het dictum exact is overgenomen in de overweging van deze motie. Er staat dat de regering wordt verzocht het gebruik van glyfosaat buiten de landbouw verdergaand te verbieden en het gebruik binnen de landbouw zo veel mogelijk te beperken. Het ging dus wel degelijk ook over gebruik binnen de landbouw. 

Minister Schouten:

Oké, maar die weg zijn we volgens mij al ingeslagen. Dat blijf ik hier benadrukken. Dat doen we samen met de sector. Daar liggen gewoon plannen voor. In die zin zou ik dus bijna tegen de heer Grashoff zeggen dat hij zich ook gewoon op die motie kan beroepen en kan zeggen: ga ermee aan de slag. En dat gaan we; daar zijn we al mee bezig. Maar goed, hij houdt zijn motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Grashoff stel ik voor zijn motie (21501-32, nr. 1062) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Dan blijven er nog twee over. 

Minister Schouten:

Zeker, voorzitter. Ik doe mijn best. 

De voorzitter:

Het valt mij op dat er van de zes moties al vier zijn aangehouden. Ik ben dus benieuwd wat er met de volgende twee zal gebeuren. 

Minister Schouten:

Ja, het was heel mooi, want de heer Futselaar zei over het regeerakkoord: we zullen nog vaak met elkaar komen te spreken omdat er zo veel vage teksten in staan. Vervolgens diende hij zelf een vage motie in. Nou, voorzitter, dan denk ik dat de vage teksten in het regeerakkoord hem ook wel kunnen bekoren, want die lijn voert hij zelf ook in zijn motie, zoals hij zelf zei. Ik vond hem eigenlijk best wel helder, ik vond het niet zo'n heel vage motie. In het dictum staat: te pleiten voor een afbouwstrategie ten gunste van groene gewasbeschermingsmiddelen. Ik heb aangegeven wat het pad is waarmee we tot gewasbeschermingsmiddelen komen, dat daar stappen voor zitten: preventie, monitoring, niet-chemische middelen en uiteindelijk chemische middelen. Dit is eigenlijk bijna dezelfde motie als die van mevrouw Ouwehand over de afbouwstrategie. Ik zou me daarbij willen aansluiten en deze motie op dat punt willen ontraden. 

De heer Futselaar (SP):

Maar ik ga de motie wel in stemming brengen, al was het maar omdat, als er niks te stemmen valt, wij aan onze fracties moeten uitleggen waarom dit debat op deze avond eigenlijk nodig was. Bovendien vind ik het wel belangrijk om een nieuwe minister met een mandaat naar Brussel te sturen. Anders blijft alles hetzelfde. Ik breng de motie dus gewoon in stemming. Volgens mij is dit een extra stap die in Europees verband moet worden gezet. 

Minister Schouten:

Maar ik ontraad de motie. 

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 1064 van de heer Dijkgraaf over de Mercosur-onderhandelingen. Daarover vond net al even een interruptiedebatje plaats. Frankrijk verzet zich er redelijk tegen. Ik wil benadrukken dat er in Mercosur op andere terreinen van de landbouw juist ook mogelijkheden zitten. Maar ik heb gehoord wat de heer Dijkgraaf zei. Het gaat hem om het level playing field, het gelijke speelveld. Als wij onze boeren eisen opleggen op het terrein van milieu en dierenwelzijn, dan moeten we er ook voor zorgen dat in dergelijke handelsakkoorden wordt opgenomen dat wat geïmporteerd wordt, niet van lagere standaarden is. Dat is ook de inzet van Nederland bij dit soort handelsakkoorden. Dat deel kan ik dus volledig onderschrijven. Frankrijk verzet zich harder, dus daarmee gooien we al wat meer deuren dicht. Als dat is wat ik moet lezen, dan kan ik niet met deze motie meegaan. Ik kan wel meegaan met het gedeelte over het level playing field. 

Mevrouw Lodders zei: kijk nog even, want er vindt volgende week nog een debat plaats met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die hier ook nog wat ruimte wil hebben en wil kijken wat er allemaal wel en niet kan. Ik zou met het oog daarop toch willen vragen om deze motie aan te houden. Ik heb gehoord wat de heer Dijkgraaf heeft gezegd. Het gaat om het gelijke speelveld, het gaat er niet om dat wij andere eisen stellen aan import als aan onze eigen boeren. Tegelijkertijd wil ik de minister voor Buitenlandse Handel hier ook niet voor de voeten lopen. Het zou dus mijn voorkeur hebben om de motie aan te houden 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik kan me dat eerlijk gezegd wel voorstellen. Dat debat is inderdaad volgende week. Tegelijkertijd vindt maandag de Landbouwraad plaats. Als de minister kan aangeven dat zij zich maandag zal opstellen conform het verzoek, dan heb ik daar alle vertrouwen in. Dan heb ik stemming nodig. Ik weet dat het bij de minister is: een vrouw een vrouw, een woord, een woord 

Minister Schouten:

Zeker. Daar kunt u van op aan. Wij zullen gewoon handelen volgens de lijn die we net hebben ingezet. De inzet van Nederland op een gelijk speelveld zal maandag ook de inbreng van Nederland zijn. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dan houd ik mijn motie aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Dijkgraaf stel ik voor zijn motie (21501-32, nr. 1064) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Minister Schouten:

Voorzitter. Er zijn nog een paar vragen die ik wil beantwoorden. Ik begin met de vragen van de heer De Groot. Hij vraagt: kunnen we met de sector geen beweging maken om dit niet meer systematisch in te zetten? Ik hoop dat de heer De Groot heeft gehoord wat ik in mijn inleiding heb gezegd. Ik heb gesproken over de ambitie die Nederland heeft met de transitie van chemische gewasbeschermingsmiddelen naar de geïntegreerde gewasbescherming. Dat is ook waar dit kabinet op zal inzetten. Dat is ook de manier waarop dit kabinet de komende jaren met de sector het gesprek zal aangaan om te kijken hoe we daar verder in kunnen gaan. 

De heer De Groot (D66):

Dat is absoluut een richting die wij ondersteunen. Ik kan me wel voorstellen dat dat wat concreter wordt gemaakt. Daar zou ik ook wel wat meer van de minister over willen horen. Dat kan ook in een brief. Kan de minister zich voorstellen dat er nu toepassingen zijn van glyfosaat die generiek zijn, als systemisch middel, waar we dat veel specifieker zouden kunnen doen als medicijn? Kan de minister zich zulke toepassingen voorstellen? 

Minister Schouten:

Ik wil ook het beeld bestrijden dat er zomaar lukraak allerlei middelen worden ingezet die glyfosaat bevatten. Daar worden echt strenge eisen aan gesteld. Die eisen blijven gelden. Het is niet zo dat daar nu opeens de hand mee gelicht gaat worden of iets dergelijks. Op dat punt ben ik het misschien iets minder eens met de interpretatie van de heer De Groot. Maar ik wil blijven benadrukken dat we met z'n allen die transitie ingaan en dat dat het pad is dat we gaan aflopen. Hoe we daar stappen in gaan zetten, moeten we samen met de sector vaststellen. Maar het is niet waar dat er zomaar overal middelen met glyfosaat erin kunnen worden toegepast. 

De voorzitter:

Kort, afrondend, puntig. 

De heer De Groot (D66):

Afrondend, mijnheer de voorzitter. Dat is ook niet wat ik zeg. Er zijn toegestane toepassingen. 

Minister Schouten:

Zeker. 

De heer De Groot (D66):

Het is allemaal toegestaan. Het is dus niet zomaar. Het is toegestaan. Alleen is het de vraag of dat de manier is waarop we ze willen inzetten. De minister-president zei vanmiddag ook: alleen als het echt niet anders kan. Dat was de strekking van mijn vraag, maar ik kom er graag op terug. 

Minister Schouten:

Dat is ook de lijn die ik heb proberen uit te zetten. Ik zeg het nogmaals: eerst preventie, monitoring, dan niet-chemische middelen, als sluitstuk chemische middelen; dat is de lijn van het kabinet. Dat zal ook de komende jaren de inzet zijn. 

Mevrouw Dik-Faber heeft ook nog gevraagd of we doorgaan met de geïntegreerde gewasbescherming. Ik heb het woord volgens mij nu al twintig keer in de mond genomen. We gaan met de sector inderdaad verder dat pad op. Daar zullen wij ongetwijfeld nog regelmatig met elkaar over komen te spreken. 

Ik ben de vragen van de heer Geurts vergeten. Sorry, excuus, voorzitter. Dat was niet de bedoeling. Die vragen stonden net in een ander hoekje op mijn lijstje. De heer Geurts vroeg: waarom hebben we afgeweken? Ik heb al aangegeven dat de reden echt praktisch is. Wij moeten zorgen dat er uiteindelijk een besluit gaat komen in Europese Commissieverband over de toelating van de middelen. Het Commissievoorstel dat er nu ligt, lijkt ons kansrijk. 

De heer Geurts vroeg ook: is het afgestemd? Volgende week woensdag vindt de vergadering plaats waarin dit ook allemaal besproken zal worden. Dan zal uiteindelijk duidelijk worden wat het speelveld is. Maar het kabinet acht deze route kansrijk. Daarom sluiten wij ons ook aan bij het voorstel van de Europese Commissie. Maar ik blijf het benadrukken: als basis voor de toelating gebruiken wij de EFSA en het Ctgb. Dat zullen we hierbij ook doen. 

Voorzitter, volgens mij heb ik nu alle antwoorden gegeven en de moties behandeld. 

De voorzitter:

Ja, dank u wel. U heeft elf minuten om te eten. 

Minister Schouten:

Dank u wel. 

De voorzitter:

Er is een uitgebreide menukaart. Ik hoor dat we tot 20.30 uur mogen pauzeren. U wordt gematst door de Griffie zelf, omdat het uw eerste keer is. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Om 20.30 uur gaan we verder met de Algemene Beschouwingen. Wij stemmen vanavond over de overgebleven motie, de motie-Futselaar op stuk nr. 1063. Dus over die ene motie stemmen wij vanavond nog. 

De vergadering wordt van 20.14 uur tot 20.31 uur geschorst. 

Voorzitter: Arib

Naar boven